CtinWEEKBLADÖpGED.GD0nD5IAG vöördE ZUID-HOLLiriZEEUWSCIIE EHAHDEn
!Ru/u)e fluid
9e Jaarftanj;
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1936
No. 786
N.V. Uitgeversmaatschappij „Eilanden-nieuws"
EERSTE BLAD
STICHTELIJKE
OVERDENKING
Uit net Kijkvenster
PUROL (WIT)
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" 18e JAARQANQ
Een dubbele genade beloofd
aan de dooden.
JACOBUS REVIUS
Vootnaamsfe inhoud;
niEUWS
Advertentie prijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst-
aanvragen en -aanbiedingen van 1 6 regels 80 et.; Boek-aan-
kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager
UITGAVE VAN
Gevestigd te Middelharnis - Prins HendriXstr. 122 C. Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17
Abonnementsprijs 85 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling.
Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderlijke nummers S cent. Buitenland 8 gulden per jaar
Johannes 5 25.
Voorwaar, voorwaar zeg ik u: De
ure komt en is nu, wanneer de dooden
zullen hooren de stem des Zoons Gods,
en die, ze gehoord hebben, zullen leven.
(VERVOLG)
Die geestelijk dooden zullen hooren.
De Heerc bedoelt niet het hooren met
de ooren des lichaams. Een lidhamelijk
doode hoort niet, zoo óók een geestelijk
doode niet, of er moet een wonder ge*
beuren. Gdj kunt het Wel vernemen, of een
geestelijk doode gehoord iheeft. Als men
uit de kerk komt en zegt:,. Wat heeft die
leeraar schoon gepreekt," dan mbeten wïj
zeggen tot hen: „En wat hebt gïjl slecht
gehoord." Het zijb vooral de tijldgeloovi<^
gen ,die door de gemeene verlichting des
Geestes veel weten te vertellen en veel
genieten, maar de lampen van de dwaze
maagden gingen uit en zijl hadden geen
olie in de vaten, d.i. de inwoning van den
Heiligen Geest in de harten der uitver*
korenen.
In Openbaringen lezen wij telkens: „Die
ooren beeft, die hoore wat de Geest tot
de Gemeente zegt." Ieder mensch en elk
dier heeft ooren. Bedoelde de Heilige
Geest dat ,dan was „die ooren heeft"
overbodig. Eeft geestelijk levend gemaakt
mensch kan met zifn lichamelijke ooren
niets doen dan zondigen. Daarom heeft
hiji geestelijke ooren noodig. Een natuurt
lijk mensch maakt van geestelijke dingen
natuurBjke; een geestelijk mensch maakt
van natuurlijke dingen zelfs geestelijke.
Dat vermogen heeft Christus ^jb volk
gegeven toen Hij! hen, Wederbaarde. Waar
zij vroeger niets van verstonden, er niet
naar wilden luisteren, het bespotten, dat
achten ziiji na hun levendigmaking de
hoogste wijdheid en de eenige zaligheid.
Nu willen z'ij niets anders hooren. En het
is hun 4<: grootste smart; ja zij wenschen.
liever te sterven, dan dat te moeten mis*'
sen. Hooren is de eerste genade die de
Heere hier aan geestelijk dooden belooft.
En wat hooren die geestelijk dooden
dan? „De stem des Zoons Gods."
Die geestelijk dooden, die de eerste ge*
nade ontvangen dat zij' hooren mogen,,
leeren bet verstaan, dat 4ji zidhztlf ver*
liezen moeten en den dood moeten schiïj'*'
ven op hun zoeken en hun vinden. Hier
moet een -wonder van genade gebeuren,
evengoed als b'ij het hooren. „Die het van
den Vader gehoord en geleerd heeft, komt
tot Mij." „Al Mijne kinderen zullen van
den Heere geleerd worden." Alleen als
de Heere tot hen spreekt door Zijn on*
derwiijiing, door Zijii _Woord en Geest,
dan hooren die geestelijk dooden de stetfi
van den Zooh van God. Dan alleen kun*
nen zïjl het verstaan, door Goddelijk lidht
bestraald, zïjn gewillig, als de Heere hen
gewillig maakt om door Hen geleerd te
worden, dan ontvangen zij een hart om
den Heere te vreezen.
Niet alle geestelijk dooden hooren de
stem des Zoons Gods. Alleen den uitver*
korenen valt dit te beurt op Gods fijd;
ten eerste als God hun de ooren door»
boort en eeuwig in Zij'n dienst opneemt,
als zij wedergeboren worden; ten tweede
200 menigmaal als God hun de ooren
opent. Dan hooren z;ij' de stem van hun
eeuwigen Koning en in het Evangelie de
stem van hun hoogsten Profeet een eeni*
gen Hoogepriester.
Nog een tweede genade belooft de Heere
aan de geestelijk dooden: „En die ze ge*
hoora hebben, zullen leven." Die twee
genadegaven „hooren" en „leven" z!ijta
niet van elkaar te scheiden. Die door het
geloof mag hooren het Woord des Heeren,
geloovende in God en Christus, die heeft
het eeuwige leven, d.w.zj. die leeft en
komt niet in de verdoemenis, maar is uit
den dood in het leven overgegaan.
Het leven is de grootste genade. Als
Gods volk leeft, dan k^innen en willen zijl
God eeuwig dienen. Het verlangen naar
die genade verbindt Gods volk aan de
genademiddelen. Doch hooren zij alleen
het Woord, dan leven zij niet; zij moeten
de stem des Zoons Gods hooren, d.i. den
Geest. Daarom belooft de Heere den
geestelijk dooden, dat Hij Zijn Geest zal
uitstorten. Die tSjd komt: „de ure komt,"
„En is nu." Gods Zoon is in het vleesdh
verschenen. De Wetsbedeeling loopt ten
einde, de tijd der vervulling is gekomen;
ceremoniën, tijden, plaats en menschen
houden op. De Heere zal Zidhzelf aan
ZSjln volk openbaren-. Eerst zal Hij hen
vrijkoopen met Zijn bloed, en vrïjimaken
met Zijn Geest van de slavernij der zonde
en des satans. Moöhten wij het verstaan,,
welk een onbetaalbare schuld er open,
ligt, mochten wij "het verstaan, in welk
een gevangenis wij! gebonden zitten, opdat
Christus ons door het geloof dierbaar
mocht /dijn en Hij in ons leven mocht om
God alleen eeuwig te piSjzen vanwege
Zijn onuitsprekelijke genade.
Conuminisme of Fascisme.
't Gebeurt nog al eens vaak, dat menschen
over politiek pratend, het voorstellen alsof
men een keuze zou moeten doen tusschen de
fascisten en de communisten. Dat is eigenlijk
dwaas geleuter. Voor die keuze staat men
niet. 't Geeft dus allereerst bhjk van gemis
aan werkelijkheidsbesef en in de twejede
plaats voeren zulke gesprekken van het be*
ginsel af.
Beide stelsels zijin verderfelijk en verwer*
pelijk. Het eene stelsel, dat van de commu*
nisten staat meer in bet teeken van bloed
en vervolging, maar 't stelsel van de fascisten
is even gevaarlijk. Ten opzichte van de
kerk verwoest en vernielt het communisme,;
maar het fascisme ontkerkt de kerk, zoodat
de kerk geen kerk meer is. Dte uitkomst is
bij beiden hetzelfde. Bij de communisten
bloedige felle vervolging van de kerk; blij
de fascisten, om een beeld te gebruiken, een
langzame wurging als met fluweelen hand*
schoenen. Maar bij beiden is het de dood
voor de kerk. Neen gelukkig staat ons
volk niet voor die keuze. Integendeel ons
volk heeft een andere keuze'. Een ver*
phchtende keuze zelfs. Een keuze waartoe
ons land, mede krachtens de historie duur
verplicht is. Ben keuze diie voor i|eder;
persoonlijk verplichtend is. En deze keuze
is te leven naar 's Heeren Woord. Die eisch
komt de Heere ons in zijn Woord te stellen.
-En die eisch geldt ook voor het staatkundige
leven. Daarin verbindt God iijn beloften.
Ook voor dit tijdelijke leven. Toen 's Hee*
ren Woord en Wet legel was voor; ons
staatsbestuur, toen was ons land, groot
en geëerd op schier elk levensterrein. Tij*
den van inzinking van ongeloof waren
steeds noodlottig voor de welvaart van ons
vaderland. Volging van vreemde, van bui*
tenlandsche stelsels heeft land en volk steieds
onheil en ellende gebracht.
De geest van Aufklarung, van het Rati*
onalisme bracht ons land tot diep verval.
Dat beginsel uit Duitschland overgewaaid
en maar al te grif door ons volk overgeno*
men deed ons volk zeer diep zinken.
Zoo ook de Fransche Revolutie. Inge*
voerd uit Frankrijk heeft het de vernietiging
van ons volksbestaan met zich gebracht.
steeds weer als ons volk heil verwachtte
van Tjuitenlandsche stroomingen, hetzij van
Duitsche of van Fransche oorsprong heeft
het onheil gebracht.
En zoo staat de zaak nog. We behoeven
niet op het buitenland te zien. We hebben
het echt nationaal*beginsel van onze Con*
fessie. Met strakke hand is daar de lijn ge*
trokken voor ons staatkundig leven. De
verlating van dat beginsel, ook door de
partijen, die zich Christelijk noemen is de
oorzaak der ellende.
We hebben geen behoefte, noch aan het
Communisme, dat met vervolging en bloed
's Heeren kerk verwoest.
Ook niet aan het fascisme uit Duitschland,
dat de mensch plaatst boven 's Heeren
Woord en dat de nietige mensch,, ochr
waarin is hij te achten, hij draagt de adem
in den neus en is niets dan zondig stof.i
verheft boven het heilig Woord des Hee'ren.
We hebben, door Gods lankmoedigheid
nog over ons, niet te kiezen tusschen com*
munisme en fascisme, maar kunnen nog in
vri^pieid kiezen voor 's Heeren Woord en dei
belijdenis der Vaderen.
Wefcen van doodsgevaren. De;
zeelieden in nood. Arbeidsvreugd
de. D^ scheepswejcf en haar baas.
De laatstverloopen weken hebben wel in
het teeken van de broosheid onzes levens
gestaan. In de Indische wateren sloeg hejt
stoomschip van W^jck om en verdween in
een kwartier tijds in de diepte, aldus aaji
vele blanken en kleurlingen een onver*
wachten dood brengend. Men is in scheep*
vaartkringen geneigd aan te nemen, dat dit
schip rijkelijk oud was om te blijven varen
en men vermoedt, dat eenige platen beneden
de waterlijn zich hebben begeven, waardoor
een groote watermassa in de ruimen stroom*
de. Welke controle de inspectie ook op d^
zeewaardigheid der schepen uitoefe^it, zij
kan van een oud schip geen nieuw maken.
De ware oorzaak zal niet licht, en zeheï
niet zonder groote kosten, gevonden wor*
den. Het feit als zoodanig ligt er, en dat
wordt niet veranderd.
De groote stormen hebben ter zee voorts
vele dooden geëischt. De. loggers en andejre
scheepjes van onae wakkere zeevisschers
hebben het hard te verduren gehad, ja, wie
zou ook bestand zijn tegen het geblaas van
den adem van Gods mond?
Wie zou tegen Hem zeggen: wat doet
Gij? Hier leert de mensch, als hem de
oogen geopend worden iets van zijn
onbeduidendheid kennen.
Spreekt het Woord ons niet van een
stofje aan de weegschaal, van een druppel
aan den emmer? Wij vermogen door den
vooruitgang van de techniek en wetenschap
o, zoo veel, maar als de Heere Zijn almacht
weer eens toont, dan krimpt de kleine
mensch ineen en leert verstaan, dat hij maar
stof en asch is.
Het brood van velen ligt op het water
en met mannenmoed eii door noodzaak
gedreven, begeven onze zeelieden zich tel*
kens weer buitengaats. Öe zeeman, op zijn
stoomschip, rekerit op i'ij'*'} omkomen; den
visscherman is het gevaar van Zijn beroep
wel iets meer duidelijk. Kent ge ze niet,
die vrouwen uit onze visschersdorpen, in
hun zwarte kleedij? Vaak wandelen zij nog
langs het strand en zien die groote zee, diei
in zich man, vader, broer of verloofde voor
eeuwig besloten houdt. Vele visschersfami*
liën kennen die telkens wederkeerende rouw,
nu om dezen, dan om genen! Toch blijft
deze gevaarvolle arbeid bekoring oefetnen
op het visschersvolk, ja tot in hoogen ouder
dom ziet ge den visscherman naar 't strand
kuieren om in die zee te turen. Ge zoudt
vragen, wat ziet de man er? Indien wij er
iets in opmerken, dan moge het di,t zij|n,
dat de arbeid ter zee dien ouden niet ver*
driet; dat hiji van de zee blijft houden.
Hoevelen zijn er niet in kantoor, werk*
plaats of op den akker, die met tegenzin
hun werk doen en maar bliji zijn als de dag
ten einde is. Het is dan ook zulk een zege(n
als wij den ons opgelegden arbeid met vreug
de mogen verrichten. En met dankbaarheid,
dat ons nog werk gelaten is!
Ten slotte heeft de ontploffing op een
schip aan de Werf Wilton ons met ontroe*
ring vervuld. Ook hier tast men naar de
oorzaken. Laten wij er niet op vooruitloo*
pen, maar bedenken, dat boven alles hier
Gods hand te zien is, die eens ieders leeftijd
heeft bepaald, en gansch onverwacht een
mensch tot verbrijzeling doet wederkeelren.
Een zee van leed is in broeden kring ver*
spreid; moge de ongewisheid onzes levens,
ons hier voor oogen gesteld, ons tot leering
strekken, tot een aansporing om tot den dag
van onzen dood bereid te zijn. Eenzelfde
lot wedervaart allen menschen; het past
ons niet hier te speuren naar redenen, waar*
om deze rair^p geschiedde. Nooit zal het
verschoond blijven van zulk leed ons mogen
leiden tot de gedachte, dat wij beter zijn dan
anderen. De baas van een der scheepswer*
ven in Rotterdam, liet zich van dezen kant
kennen, dat hij een afkeer had van ijdele
wereldsche lieden. De Directie had heel de
leiding der werf in zijn handen gesteld.
Welnu, zegt de baas tot de heeren, laat
mij nu ook hierin vrij, dat ik menschen
aanneem, die naar Gods' inzettingen leven,
heusch, dan zult U zien, dat de werf er om
gezegend wordt.
't as boud gesproken, dat is waar. Maar
toch heeft sedect dien de werf 'teiene schip
na 't andere moeten bouwen. En zoo zal die
„fijiie" baas nog gelijk krijgen ook. Ik mag
het van harte hopen. Degenen, die met de
wereld niet mede doen, staan onder dubbeile
verantwoording en controle. Zij spreken
wel eens krachtige taal en toch, zij bekennen
ook tot zinken en hinken elk oogenblik
gereed te zijn. In den arbeid, voor menschefn
soms met een aangezicht dat onvermurwbaar
is, maar voor Hem, Die den Heere diejri
heeren is, laag in 't stof gezonken zie*
daar den Christen op zijn pad door dit
leven. Dïvt baas of chef rij"n!,' hiet b'renglö
wat mee voor hen, die het nauw nemen!
Maar gelukkig houdt God een oog op die
Hem vreezen, vandaar alleen dat hun ar*
beid gezegend wordt. En dat de Vijand;
hen niet kan overwinnen.
WAARNEMER.
In onze Nederlandsche Letterkunde zijn
èniet veel -dichters aan te wijzen, die èn
naar vorm èn naar inhoud ons volk, Sfit
üe „oude waarheid" is toegedaan, kunnen
bevredigen. Ons land heeft waarlijk groote
dichters, die zelfs een wereldnaam hebben
verworven, voortgebracht.
Jammer is, dat de meesten óf ongodsdien*
stig waren, óf een godsdienst er opl [«ia
hielden, die niet gegrond is op. Gods on*
feilbaar Woord. En de enkelingen, die naar
de grootheid hunner gaven en naar de juiste
opvatting, die ze van de Heilige Schrift
hadden, het vermelden overwaard waren,
zijn bij ons volk schier niet bekend. Een
van die enkelingen is ongetwijfeld wel gei=
weest Jacobus Revius.
Op' het laatst van de vorige maand is
het 350 jaar geleden dat deze predikant*
dichter geboren werd. Zijn vader was Rijck
Reefsen, die burgemeeister van Deventer was.
Feitelijk heet zijn zoon dan ook Jacobus
Reefsen, of in 't Fransch Jacques de Rèves,
en in 't Latijn geschreven (zooals die men*
schen in dien tijd gewoon waren te doen):
Jacobus Revius,
Toen Deventer Spaansch werd, week Ja*
cobs vader, de burgemeester, naar Amstetr
dam.
Jacob studeerde aan de Leidsche Hooget»
school en ook in het buatenland in de
theologie. Na zijn studiën wordt hij' acTi*
tereenvolgens predikant te Zeddam, Wüi*
terswijk. Aalten en Deventer. In deze laatsjte
stad stond hij van 1614—1642. Dat hij in de
theologie een bekwaam man was, blijkt wel
hieruit, dat hSji in 1641 regent werd van
het collegium theologicum te Leiden. Ook
werd hij benoemd tot revisor (corrector,
herziener) van de bekende Statenvertahng.
Als predikant is Revius een echte Calvinist
geweest in den waren zin des woords; ovelr*
tuigd aanhanger van de leer der praedqstina*
tie, en mitsdien fel tegenstander van de Ref
monstranten. Als oprecht patriot stonden de
Prinsen van Oranje bij hem in hooge ach*
ting. Hij heeft geleefd tijdens het stadhou*
derschap van Prins Maurits, Frederik Hen*
drik en Willem II. Een gedeelte van den
tachtigjarigen oorlog heeft hij meegeleiefd,
maar tijdens zijn leven werd ook de vrede
van Munster gesloten, die een vrij Neider*
land bracht in de rij der volkeren.
Als dichter geeft hij aan zijii gevoelens
uiting in mannelijke, krachtige verzen. Ook
verstaat hij de kunst om eenvoudige geeste*
lijke liederen te schrijven in den Middel*
eeuwschen volkstoon, of in een vorm, die
herinnert aan de verzen van den grooten
Hooft.
In de beschrijvende geestelijke liederen,
zooals „Simson Speelman", of „Clachte Da*
vids over de doot van Saul ende Jonathan,"
komen verzen voor, die voor Vondel, den
Prins der Nederlandsche dichters, niet ondet
hoeven te doen. Ja, Zelfs komen in hejt
„Hoogliedt" strophen voor, die tot dei
schoonste gerekend worden, die de Neder*
landsche Letterkunde heeft voortgebracht!
Dikwijls bezigt Revius ook, en met veel
talent, hei klinkdicht of het sonnet, een gei*
dicht van veertien regels, die naar eien be*
paald rijmschema gemaakt worden.
In de 17e eeuw worden Zijn groote vefr*
diensten als dichter lang niet genoeg naar
waarde geschat. Zijn „Over*IJsselsche San*
gen en Dichten" beleefden zelfs geen hvee*
den druk. Later is hij meer gewaardeeird ge*
worden, en we kunnen wel zeggen, dat,
zoolang er nog één Nederlander leeft, die
verzen kan „aanvoelen," Revius daarbij niet
in het vergeetboek zal staan.
Een heel bekend sonnet van Revius luidt:
Hij droech onse smerten.
T'en sijn de Joden niet, Heer Jesu, die u
cruysten.
Noch die verradelijidk u togen voort gericht.
Noch die versmadelijck u spogen int gesicht.
Noch die u knevelden en stieten u vol
I (puys'ten;"
T'en sijh de Crijchs*lui niet die met haar
(felle vuysten,'
Den rietstock hebben of den hamer opgei*
(licht.
Of het vervloeckte hout op Golgotha ge*
(sticht,,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en
(tuyschten;
Ick bent, o Heer, ick bent die u dit heb
(gedaen,;
Ik ben den swaren boom die u had over*
i (laen;.
Ik ben de taaye streng daermee ghy ginct
(gebondien,'
Thans naast goudgele ook
witte Purol. Dit wrijft onzicht
baar weg en daarom is
voor Dames en Meisjes zoo
aangenaam bij de verzorgiffg
vangelaatenhanden.
Doos 30, Tube 45 et. Bij Apoth. en Drogisten.
De nagel, en de speer, de geesslel die u
(sloieCh',
De bloet*bedropen croon die uwen schedel
(droech
Want dit is al geschiet, eylaesl om mijne
(sonden.
Als we dit gedicht aandachtig, liefst hard*
op, lezen, dan treft ons niet alleen d^
schoonheid van de taal, maar ook de op*
rechtheid en vroomheid van den dichter.
Diezelfde innigheid spreekt ook uit een
gedicht
Gebet des middachs.
Het vierich stralen van de son
Op 'thoochste sien wij rijsen;
O dat de sonne spreken kon!
Sijn schepper sou hij prij'sen.
Ghy sonne der gerechticheytl
Comt onse sielen vanden (bezoekeln)
Die in een coude flaeute leyt
En doetse vierich branden.
Geeft datse gans versmelten mach
In Goddelijcker minnen
En diese eer te haten plach
Mach jonstel'ijck besinnen.
Den acker vant vervrosen hert
Wilt coesteren en stereken
Op dattet weerom vruchtbaar werd'
In deuchdelijcke wercken.
Tot dat wij werden ingeleyt
Uit duysterhis en pijnen
Daer ghy en wy, in eeuwicheyt,
Als sonnen sullen schijnen.
Nog meer verzen van den grooten dich*
ter Revius zou ik hier kunnen citeeren,
want ze zijn het zeer zeker waard, maar ik
zal me tot deze twee bepe^rken, hopende dat
ik door dit weinige een voor velen onbe^
kenden dichter eenigszins nader bïj heb ge*
bracht.
Het feit dat het dezer dagen 350 jaren ge*
leden is, dat Revius het levenslicht aan*
schouwde, vermag wel dat we den Calvinisti*
schen dichter, wien de Heere zulke groote
gaven schonk, in herinnering hebben ge*
bracht.
N.
DRUGPLANNEN OVER HET 1
HARINGVLIET.
Verlossing uit het isolement van
GoereesOverflakkee in 't zicht? i
In dit nummer vinden onze lezers een
bneedvoerig uitgewerkt verslag oveir de op»/
gerichte Vereeniging „Brugcomité" voorGoe
ree*Overflakkee.
Het was voor den oud*burgemeester van
Middelharinis de heer Ulbo Mijs Donder*
dag een gelukkig uur, dat zoovelen aan dei
oproep gehoor hadden gegeven, om de eer*
ste stappen te doen, tot de verwiefzelijking
van een plan, dat Flakkee uit zijn isolement
zal verlossen.
Inderdaad, daarvoor heersühte ter verga*
dering een buitengewoon enthousiasme.
En enthousiasme moet er in de eerste
plaats zijn, als men een plan heeft. Al ligt
de verwezelijking daarvan tientallen jaren,,
misschien een geslacht, misschien een eeuw
in 't verschiet we leven op gebiied van
waterwerken en bruggenbouw in Holland
als in Amerika: in het land der onbegrensde
mogelijkheden.
UIT HET KIJKVENSTER: Weken van
dpodsgevaten.
Fascisme of Communisme.
HerdenJcing Jacob Revius 350ste sterfdag.
Bin,nenlandsch Overzicht.
BUITENLAND: President Roosevelt hc-«
kozen Die val van Madrid nadert.
Opgericht is een „Brug=comité" voor Cjc»
ree=Ovcrflakkee".
Eeinis^ doodelljke ongelukken.