CmWEEKBLADÖpGED.GR0nDSIA6 vöönDEZUID-HOLLiïiZEEUWiCHE EHAHDEn I Prinses Juliana en Prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld. 9c Jaargang ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1936 No* 770 N.V. Uitgeversmaatschappij „Eilanden-nieuws" EERSTE BLAD STICHTELIJKE OVERDENKING I De Vorstelüke Verloofden; Uit het Kijkvenster 18e JAARGANG Dit nummer bestaat uit 2 bladen De schoonheid van Christus Voornaamste Inhoud IIATIDEII-IIIEUWS Advertentie prijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.Dtenst- aanvrsgen en -aanbiedingen van 1—6 regels 80 et Boeli-aan- It <ndiging 10 cent per regel - Con'racten belangrijk lager UITGAVK VAN Gevestigd te Mlddelharnis - Prins Hendri'istr. 122 C. Giro 167930 Posfbox 8 Tel. 17 Abonnemenis-prijs 85 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling. Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijlie nummers 5 cent. Buitenland 8 gulden per jaair Gij zijt veel schooner dan de men^ sch^nkinderen. Ps. 45 3a. Wanaeer iemand met den kamerling van Candacé zou vragen: „ik bid u, vani wien zegt de dichter dit, wiens schoonheid hij roemt boven alle menschenkinderen," dan moet geantwoord: van niemand an= ders dan van vorst Messias. Het is een lied der liefde, het briiilofstlied van Christus en Zijn volk. Niet zonder oorzaak zeggen onze kantteekenaars„het is een uitnemend profetisch bruilofstlied, bij ge« legenheid van het huwelijk van Salomo met Farao's dochter, gedicht over heê geestelijk huwelijk van den Bruidegom Jezus Christus met Zijne lieve bruid, de algemeene kerk der Joden en der hei* denen." En zeker, wat in den Psalm' ge* zegd wordt, kan niet op Salomo van toe* passing zijn. Leest maar het 7e en 8e vers: „Uw troon, o God, is eeuwiglijk en altoos; de schepter Uws Koninkrijks is een schep* ter der rechtmatigheid. Gij hebt gerech* tigh«id lief en haat goddeloosheid; daar* om heeft U, o God, Uw God gezalfd met vreugdeolie boven Uwe miedegenooten." Van Christus spreekt de dichter. Van Hem- als JMiddelaar en Bruidegom van Zijn Kerk, zooals Hij God en mensch is in eenigheid des Persoons. Wie zal Zijne schoonheid en voortreffelijkheid kunnen uitspreken? Wie heeft ooit zulk eenen tot Bruidegom- en Man verkregen? Alle heerlijkheid en schoonheid van Salomo moet hier verwelken, want meer dan Sa* lomo is hier. Sicm heeft een Goddelijken Bruidegom. Was Salomo de zoon van David, dien liefelijke in Psalmen, de man die hoog is opgericht, de gezalfde van Jacobs God, wat is dit in vergelijking met Chrisflus. Die is die eigen natuurlijke Zoon van God, het afschijhsel van 's Vaders heerlijkheid en het uitgedrukte beeld Zijner felfstan* digheid. „Wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd," zegt Johannes, „eene heer* lijkheid als des Eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid." Wie zal de schoonheid Christi dan kunnen uitdrukken. Hij js den Vader zoo gelijk, dat Hij zeggen kan: „die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien." Welk een heerlijkheid en schoonheid Salomo ook omgaf, hij was nochtans een arm- zondaar, in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren. Maar Sions Bruidegom? Zooals Hij mensch geworden is? Maar wie z:al dan Zijne geboorte kun* nen uitspreken en Zijne schoonheid kun* nen uitdrukken, zooals Hij nederlag in Bethlehems kribbe. Van Hem had de engel tot Maria gezegd: „dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon ge* naamd worden." Wie heeft ooit zulks ge* hoord, wie heeft dergelijks gezieii. Heilig, onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren buigt Sions Bruidegom zich ne* der in kribbe en stal. Neen, Zijne bruid behoeft zich niet te schamen om Hem te erkennen en ZSjne schoonheid uit te roepen, want Hij is de eer en de heerlijk* heid en de schoonheid van Zijns Vaders gansche huis. De Vaider Zelf roemt in Hemi en roept Zijne schoonheid en beval* llgheid uit over de gansche aarde: „ziet Mijnen Knecht, Dien Ik ondersteun; Mij* nen Uitverkorene, in denwelken Mijne ziel een welbehagen heeft." Is Hij de eer Zijns Vaders, alzoo ook de eer en de schoon* heid Zijner bruid. Want in Hem verkrijgt zij weer hare kroon van heerlijkheid en dat onverlie&baar weder. Afgevallen was die. De kroon onzes hoofds is afgevallen, wee onzer, dat we zoo gezondigd hebben. Maar. in dezen schoonste der menschen* kinderen ontvangt Zijn Kerk en bruid hare schoonheid en heerlijkheid weder. Het is waar. Zijne geboorte was in aller* diepste vernedering. Zij miste den glans van Davids en Salomo's heerschappij. Hij heeft Zichzelven vernietigd en de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Voor het natuurlijk oog geen schoonheid, dat we Hem zouden begeerd hebben, noch in Zijne geboorte, noch in Zijne omwande* ling op aarde, noch zooals Hij straks hangt aan het vloekhout des kruises. Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensöhen, een Man van smarten en ver* zocht in krankheid, en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem. ^Als wij Hem aanzagen, zoo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd heb* ben. Nochtans gaat Hij in schoonheid al* len menschenkinderen verre, zeer verre te boven. Neen, noch de schoonheid van Mozes, gelijk zijne ouders bij zijne '^e* boor.te zagen, dat hij zeer schoon was; noch de schoonheid van David, van wien gezegd wordt, dat hij roodachtig was, schoon van oogen en schoon van aanzierf, is te vergelijken met de schoonheid van Christus, de Bruidegom van Zijn kerk, op Wiens lippen genade is uitgestort. In Zijne diepe vernedering blikt Zijne schoonheid, schooner dan de menschen* kinderen- in nederigheid en zachtmoedig* heid; die zeggen kon: „leert van Mij, dat ik zachtmoedig ben en nederig van harte, en gij ruste vindt voor uwe ziele.". Voor Zijn laaggezonken bruid, van den Vader Hem' gegeven, kwam Hij. Al hare schoon* heid was vergaan; al hare heerlijkheid verwelkt. Zwart is zij vanwege de dienst* baarheid der zonde, met oneindige schuld bteladeti. Beroofd van al. haar bruidsfooi, van alle gerechtigheid, is zij arm, blind en naakjt. Hij werd armi, daar Hij' rijk was, opdat zij door Zijne armoede zou rijk worden. Hij heeft in Zijn bloed, de klee* deren des heils en den mantel der ge* rëchtigheid geweven; met Zijn hartebloed Zijn bruid gekocht, otn zie zonder vlek en rimpel den Vader v.oo,r te stellen. Da* vid kocht Sauls dochter met tweehonderd voorhuiden der Filistijben, maar wat is dit in vergelijking miet den prijs, welke Sions Bruidegom 'betaald heeft voor Zijne bruid. Waarlijk, Hij is de Bloedbruidegom' van Zijin kerk. Als zoodanig daalde Hij neer in Bethlehem^ kribbe. Als zoodanig ging Hij het land door goeddoende, roe<= pende de verlorene schapen van het huis Istaels: „komt herwaarts tot IVlij allen, die vermoeid en beladen zij;t en Ik zal u ruste geven." Als zoodanig betrad Hij den Wangen Hof Gethsemané, waar Zijn zweet werd als groote druppelen bloeds. Als zoo* danig, als de Bloedbruidegom Zijner kerk, hangt Hij aan het vloekhout des kruises, uitroepend: „Mijn God, Mijn. God, waarom hebt Gij Mij verlaten." Hij: heeft betaald, betaald Sions schuld; alle bloedige reke* ningen Zijner bruid voldaan en haar het erfrecht ten eeuwigen leven verworven; gestikte kleederen voor haar geweven, waarmede zij tot den Koning zal geleid worden. En dit maakt Hem zoo begeerlijk voor degenen, die Hem kennen, zelfs! in Zijne allerdiepste vernedering; al verborg Hij Zijne Goddelijke heerlijkheid en s^^hoon* heid achter het voorhangsel van ons vleesch. Al is Hij overal de arme en ver* achte Jezus, toch is genade uitgestiort op Zijne lippen, die zeggen kon: „rijkdom en eer is 'hij Miji, duurachtig goed en ge* rëchtigheid. Mijine vrucht is beter dan uitgegraven goud en dan dicht goud en mijn inkomen dan uitgegraven zilver." Vraagt het den Simeons en Anna's; den herderen en zoovelen er de Vertroosting Israels waren wachtende. Zij bdbben met de kerke Gods uitgeroepen: Gij' zift veel schooner dan de menschenkinderen. Hoe ook vernederd, hoe ook arm en gering, hoe ook geslagen en doorwond, in Hem schittert de schoonheid en de bfevallig* heid van het eeuwige leven. De heerlijk» heid van dat eeuwige leven, dat het gan^ sche geslacht der mensdhen, ook Zijne- verkorene bruid, verloor door moedwillige ongehoorzaamheid in Adam. „Ik ben de Opstanding en het Leven," zegt Hij, „die %'iiilliiii!iiiiiiiiiiii!iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiniiiiniii[iiii!uiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiii!iiiiiiiiiiiifiiii»^ in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven." Al wordt Hij met de misda* digers berekend, toch is Hij blank en rood, dragende de banier boven tienduizend. En 'die schoonheid Christi mag Zijne bi-uid door het geloof aanschouwen; Hem- aan^^ schbuwen in al Zijne graveerselen, alzoo dat al wat aan Hem' is gansch begeerlijk is. O, onuitsprekelijke liefde en gena, die uitgestort is op de lippen van dezen diep* vernederden Bloedbiuidegom, Die Zich doodgeliefd heeft voor Zijne brui^, maar die door den dood niet kon gehouden wor* den; Die God geweest is, is weder levend geworden, en leeft in" alle eeuwigheid en zal Zijne bruid met Hem doen leven. „Hij is overgeleverd om onze zonden en opge* wekt om onze rechtvaardigmaking." Ach, dat Zijne schoonheid eens meer werd gezien. Hoe arm, als onze armoe ons vreemd is; als we de ware ontdekking mis* sen, hoe al onze schoonheid is vergaan en we walgelijk voor God zijn. Neen, dan kan een diep vernederden Christus ons niet behagen; zien w'ij geen schoonheid in Hem', die schooner is dan de men* schenkiaderen. O, hoor nog, o dochter en zie, 'Ên neig uw oor, en vergeet uw volk en uws vaiders huis. Buig nog voor Hem' neder. Maar gij, schuldigen, komt, verlustigt u in Hem. Voor schuldigen daalde Hij neder. Voor gansch onreinen en walgelijken kwam' Hij. Eene eeuwige verlossing is in Hem. Toegankelijk is Hij voor den meest ellendige. Genade is uitgestort van Zijne lippen, want: dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekom-en is, om zondaren zalig te maken en met eeuwige schoon* heid te bekleeden. Bloedbruidegom' is Hij. Hij heeft het aHes volbratïht. Ds. B. Zoaiervacantie ten plaltelanide De idiorpeling en de stedeling Vers keersslachtoffers Sabbatsstilte De preidikers uit 1834 Zondag drie en twintig. Zoo neigt dan de zomer ten einde. De zon, die zich in al haar verzengende kracht heeft doen kennen, bekort haren dag. Al spoediger lieigen zich de avondsdhaduwfen Reeds in 't laatst van Augustus herinneren ons de reeds omgeploegde akkers aan het komjend naiaar: dan voelen de vacantie* gangers uit de stad, dat het tijd wordt omi huiswaarts te keeren, na het genot van een verblijf van enkele w'eken in het boerenland. Hoe bekoorlijk het dorpsleven ook z!ij', in den winter zal de stedeling het er niet licht uithouden. Daarvoor is de stadsmensch weer aan te veel comfort of gemak gewend. De hooge huizenrijen bescherm-en tegen regen en storm; de net geplaveide straten beWïuren tegen al te. groote modderpoelen en voorts dienen tram en bus 'Om den ste* deling voor een flinke Wandeling te vrij* Waren. Want loopen, dat is men z'eker in 'de stad verleerd. Er is velerlei onderscheid tusschen 'den stedeling en den dorpeling. Elke Zomer is daar, om elkander, dat weer voor oogen te stellen. De plattelands* bbw'oner is b.v. doorlooipend blootgesteld aan den invloed van elke Weersgesteldheid. Gevolg 'daarvan is, dat ^ijn kleeding aan hooigere eisdhen moet voldoen dan van hem, die tegen den feilen zonneschijn of tegen groote regenbuien, onmiddellijk be' schutting kan genieten. En zoo werkt dat trotseeren van'de elementen ongemerkt ook op de karakters in; de wilskracht, de vol* harding is, in het algemeen gesproken ten P'lattenlande grooter- dan in de steden. Voeg hieïbij de meer dergelijke, doch ook meer sobere levenswijze, dan is daarin een der voorwaarden gegeven voor het feit, dat onze dorpsbewoners gelukkig nog een overwegend deel van ons volk uit* jnaken en het platteland ons ook menig man van beteekenis voor ons maatschappe» lijk' leven heeft mogen schenken. Toch valt niet te ontkennen, dat de geest van onzen tïjd niet aan de dorpen voorbijgaat. Indien wij op het uiterOjk letten, dan is het verschil in levensgewoon* ten tusschen stedeliri,g en dorpeling niet meer zoo groot als weleer. Avdo; fiets, te* lefoon en radio hebben ook het platteland nader gebracht tot Wat de 20e eeuw aan ■den stedeling heeft gebracht, dodh ik' zou zJeker niet durven beweren, dat dit alles in het voordeel van het platteland mag worden uitgelegd. Van den S'preekwioorde* lijken eenvoud en nuchterheid van onzt boerenbevolking is 'Ook reeds veel verlcw ren gegaan,' ge kunt het van Zomer tot ïomer oonstateeren. Sedert de komst van de auto valt op 'de schoonheid van den Zomer een schaduw door de vele dooden, die dit vervoermiddel eischt. Dan was de tilbury of het gerïjtje met het vertrouwde paard er voior, heel wat veiliger. Hoe menige familie zal ook nu weer terugzien op een zomer die, met blijdschap ingetreden, een, soms twee doo* den heeft geëischt. Hoe groote rouw is er ook nu weer in menig gezin gekomen door UIT HET KIJKVENSTER: De kille dood langs den w!eg en de klanken des eeuwigen levens. Driestarren: Eenheid der Revolufiespariijen: tégen het Evangelie. De verloving van Onze Prinses Juliana met Prins Bernhard von Lippe=Biesterfeld. Overs weldigende feestvreugde in ons land. Zeeland: St. Annaland. Een onjuist stand* punt. Tholen: De U.L.O. School. Visscherijs berichten. Rechtzaken. Slot van dan genieen;teraad te Bruinisse. Ge= «i'eenter^ad Scherp'e,nisse en OudsVossemeer. Gemienjgjd Nieuws: Motorcarrier aangereden door de Rott. Tram onder Poortugaal. Berij's der gedooid.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1936 | | pagina 1