CmWEEKfiLADÖSGED.GD0riD5IAGvöoRDlZyD-H0UÊnZCCUW3CI1CEI^^ EERSTE BLAD STICHTELIJKE OVERDENKING 8e Jaarj2an]g ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1936 No. 760 N.V. Uitgeversmaatschappij „Eilanden-nieuws" Uit hef Kijkvenster Franklin D. Roosevelt WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „0;N Z E EILANDEN" 18e JAARGANG Dit nummer bestaat uit 2 bladen Noch koud, noch heet ,Het laaf mij koudl" Wat doet deze enkele uitspraak in het dagelijksche leven onwclda- dig, in den vollen Mn des woords, koud aani Het is de tegenstelling van .be langstelling*, men voelt voor een persoon of zaak niets I Dit is in de saamleving erg; het samenbindend element wordt ten eenemale gemist. Hoe veel te ernstiger wordt het, wanneer dit ,het laat mij koud* de uitspraak in woord en daad is, in betrekking tot de geestelijke dingen. En toch helaas, is dit ons aller open baring van nature. Gods eer laat ons koudhef heil van onze onsterfe lijke ziel laat ons koud; Godswel- meenende rüepstem, waarin hij ons laat hoorcn, dat Hij wel met ons lot bewogen is, iaat ons koud eeuwig buiten God te moeten ver- keeren laat ons koudl Dit is vijand schap tegen God 1 Wanneer we hierin onze eigen naam lezen, laten onze gebeden vertienvoudigen. God kan yskoude, zondaarsharten in liefdebrand ste ken. «Warm worden" voor een zaak, doet weldadig aan, prikkelt tot na volging, van zoo iemand gaat iets uitl Geen grooter weldaad kan een zondaar te beurt vallen, dan dat hij geestelijk ,warm" mag worden. Dit geestelijkwarm-worden" ont staat niet door en uit den zondaar. Hoe zou zulks kunnen! We zijn immers «koud" ten opzichte der ware religie. Om geestelijk warm te worden is een actie, een daad Gods noo- dig. Hij, die warm werd, is aange raakt door de wekkende hand des Heiligen Geestes. Hef .ontwaakt gij die slaapt en staat op uit den dood" heeft geruischf over den dooden- akker van den geestelijken dood- staat en weerklank gevonden I Gelijk op het machtwoord van Christus tot den dooden Lazarus, er leven en beweging kwam in het lijk, zoo ook met den wedergebo rene. En nu pas ontdekt hij tot zijn schande, met smart, dat, daar God al de warmte van zijn leven waard was, dit hem tot hiertoe heeft koud gelaten. Dit wordt hem tof schuld. Hierover gaat hij schreien met wee dom der ziel voor den Heere. Niet om mef tranen op zijn schuld aft e doen. De Geest Gods zalhefwaar- delooze daarvan wel leeren. Neen, maar die tranen vertolken da f de .liefde Gods" in dat door schuld verslagen hart is uitgestort. En daardoor pont hem, zijn koudheid, ongevoeligheid, onaandoenlijkheid van voorheen. Waar de ziel nu een diepen indruk van heeft n.l. dat God om Zichzelf wil waard is, ge diend en gevreesd te worden, zoo had van zijn eerste levensrifselin- gen af aan zijn leven moeten zijn. Waf een onuitsprekelijke weldaad wanneer de zondaar door Gods Geest warm, heet mag worden. Brandende genegenheden naar God en Zijn dienst ervaart. In 't alledaagsche leven spreekt men van .enthousiast." Doch meest al is dit misplaatst, want het be- feekent ,en Theooi" d.wz. in God zijn" Alleen dkh wordt er iets van hef ware, geestelijke, enthousiasme ge smaakt, wanneer de mensch in hef licht van Gods vertederende liefde mag dcelen; Gods nabije gemeen schap mag proevendoor de koes terende stralen van de Zon der gerechtigheid in gloed en brand mag zijn gezet. Jammer dat het kind des Heeren dit maar .oogenblikkelijk" door leeft. Doch straks onafgebroken! Christus sf elf in de gemeente van Laodicea een ontzettende geestelij ke diagnosenoch koud, noch heef, maar lauw Waf mag dat beduiden Die lauw is staaf niet geheel on verschillig tegenover het Koninkrijk Gods, den dienst des Woords, de bedeeling des Geestes, het volk van God. Doch deze belangstelling is uitwendig Genade heeft het hart niet vermeestcrd, doortinteld in brand gezet. De natuurlijke vij andschap is waf geremd, nief in lief de uit en tof God omgezet. Hier is ten hoogste een verstandelijke een conciëntieuze werkzaamheid, doch deze geeft geen doorslag in hef leven. Men heeft aan zulken niefs! Bijzonderlijk nief in hef Ko ninkrijk der hemelen! Wilt ge ze in Gods Woord zien? Simon de Pa rizeer is er een 1 Nog wel zekere sympathie voor Christus, getuige zijn noodiging tof den maahijd, maar geen_ levende belangstelling in Christus' persoon en werk gelijk de boetvaardige zondares. De rijke jongeling had wel waf met Christus op, getuige zijn ko men tof Hem, maar als hef moet komen tof een besliste keuze Christus, maar dan loslaten zijn dierbaar goud en goed óf zijn mam mon ten koste van Christus, dan blijft hij liever de halfslachtige, de lauwe. Kwasie godzaligheid plus liefde tof hef goed dezer wereld is levensinhoud en doel. Lauwtn zijn altijd schandvlekken in Gods kerk geweest, doch heden zijn hef indirectepropagan- disfen voorhef ongeloof. Ze zeggen op allesja Ze waaien met alle wind van leer mee Ze willen met iedereen goede vrienden blijven! Ze hebben in den grond der zaak bg alles zichzelf op hef oog! Hoort waf Christus zegt,1 k zalUuifMijn mond spu wen Is dif niet in strijd met Christus' liefde? Neen! Want liefde Gods, is heel wat anders dan onze lief- falligheid en zoetsappigheid." Zijn liefde staaf in harmonie met al Zijn deugden, dus ook met Gods recht d. w. 2. al waf met Zijn liefde in stiijd is, moet Hij, is Hij aan Zichzelf verplicht f e straffen Hier is enkel liefde aan hef wooid. Liefde die nog afmaant van den heilloozen weg. Liefde die nog uitstel van executie verleend. In 'f oorspronkelijke staaf daf zoo duidelijk. Daar lees ikIk ben van plan, ik ben van zinshet ligt in mijn voornemen. Hoort hef kouden van hart!God wil uw marmerkoud hart nog ver breken. Hij wil hef steenen hart wegnemen en een vleeschen hart in de plaats geven. Neemt hef ter harte lauwen 1 Het uitspuwen uit zijn mond heeft nog niet plaats, maar, 't zal zeker ge beuren, indien ge U niet bekeerd Vraag heden uitstel kan het niet lijden of God door Zijn Geest u onfdekke aan het gevaar volle van uw gerust, slap, lauw le ven. Smeek om een warm hart tof Gods eer en dienst, om een vuri- gen Geest, opdat ge in moogt stem men met hef volk Gods, hier on derbroken, straks volkomen Middelharnis. Ds. L. Voornaamste inhoud Advertentie-prij» 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst- aanvragen en -aanbiedingen van 1—6 regels 80 et; Boek-aan- kondiging 10 c«nt per regel Contracten belangrijk lager UITGAVE VAN Gevestigd te Middelharnls - Prins Hendri\str. 122 C. Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17 Abonnements-prijg 85 cent per 3 maandtn bij vooruitbetaling. Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummers 5 cent. Buitenland 8 gulden per jaar Zoo d^ omdat gij lauw zijt en noch koud, noch heet. Ik zal uit mijn mond spuwen. Openb. 3 16. „'k Zal met mijn gansche hart Uw eer Vermelden Heer; U dank bewijzen." Beter er uit houden. Dezer dagen namen we kennis van het feit dat Krisnahmourthi een rede zou hou* den voor de radio. Eveneens dat hem toe* stemming zou worden verleend mits hij eeni* ge gedeelten van zijn rede veranderde o£ wegliet. Daaraan wenschte hij niet te vol* doen met het gevolg, dat zijn rede niet werd uitgezonden. 't Is eigenlijk een schande voor ons land dat men dergelijke lui toelaat. Zooals de lezers wéten betreft het hier iemand van wie werd beweerd, dat hij de W e re 1 d 1 ee r a ar zou zijn. Zooveel als de nieuwe Christus. Ieder jaar wordt een kamp gehouden in ons land, heto be* kende Sterkamp te Ommen in Overijssel. Daar komen dan eenige duizenden uit de hooge standen van schier alle nationaliteiten kampeeren, een mondain leven leiden, zitten rond een kampvuur en luisteren naar het gebazel van den Wereldleeraar. Inderdaad niets anders dan eenig gezwam en gebazel. De roem van dezen Wereldlee» raar, van dezen valschen Christus is al heel wat getaand. Schande is het om dergelijke goddelooze lui in ons land toe te laten. Onze Regeering moest ze er uit houden. Maar dat doet ze niet. Dat is een gevolg van de goddelooze leer van „elk wat wils," van de revoltuionaire vrijheid, die plaats geef^ voor elk beginsel, hoe boos en goddeloos ook. Dergelijke lui moest men weren met hun zoutloos gezwam en gfbazel. Dat was beter, dan hem door de radio te laten spre* ken. DE AFTAPPING vi^'MAASWATER. Bij verzoekschrift gedateerd 1 Augus* tus 1936 heeft de Nederlandscbe re* geering bïj het Permanente Hof van In* ternationale Justitie de vraag aanhangig gemaakt of de aanleg door België van verschillende werken in verband met het graven van het Albertkanaal en de wijze waarop thans en in de toekomst in de voeding van oude en nieuwe kanalen in Noord*België door dit land eenzijdig is voorzien, overeen te bren* gen is met de rechten, die Nederland ontleent aan bet Nederlandsch*Belgisch tracfaat van 12 Mei 1863 betreffende de wateronttrekking door de Maas, Omtrent de aftapping van Maaswater door België is er tusschen ons land en onze Zuide* lijke buren een geschil gerezen, dat blijk* baar langs den gewonen weg van onderling overleg niet meer opgelost kon worden. Toen het geschil eenmaal in deze phase was gekomen, heeft de Nederlandscbe regee* ring zich in verbinding gesteld met de Belgische, en verklaard, dat Nederland geens* zins Van plan was den bestaanden toestand te laten voortduren en voornemens was de kwestie voor het Permanente Hof van In* ternationale Justitie aanhangig te maken. Deze verklaring; is door de Belgische re* geering uiterst vriendschappelijk opgenomen. Er is dan ook geen enkele reden, om aan te nemen, dat de steeds warmer wordende vriendschap tusschen de beide landen door het Nederlandscbe initiatief zou worden ver* stoord. De kwestie waarover het gaat, is lang niet eenvoudig. De Maas is een internationale rivier, met alle gevolgen van dien. Uit dien hoofde is het stroomgebied van de Maas onderworpen aan internationale regels, waaraan de landen, waardoor de Maas stroomt, zich te houden hebben. Als hoofd* beginsel van deze internationale regeling geldt, dat geen enkel land het recht heeft, met het deel van de rivier dat in zijn land ligt, te doen en laten wat het wil. Op grond hiervani is het uitgesloten, dat b.v. België met behulp van een of ander wa* terstaatswerk het Maaswater van Nederland zou mogen aftappen. Het is' niet de eerste maal, dat Neder* land betreffende dit punt met België ver* schil van meening heeft. Ten slotte is, na onderling overleg en belangrijke con* cessies van beide zijden, het tractaat van 1860 tot stand gekomen, dat tegenwoordig nog onveranderd wordt toegepast. De voor* naamste bepalingen van dit verdrag zijn, dat voor de voeding van alle kanalen, gelegen beneden Maastricht, en eveneens voor de irrigatie van de Kempen en het Neder* landsche gebied, water uit de Maas mag worden afgetapt door een bïj Maastricht aan te leggen voedingsgeul. Deze regeling heeft gedurende tientallen van jaren uitste* kend voldaan. Er kwam echter een verandering in den toestand, toen België na den oorlog er toe over ging, het Albertkanaal te graven. ■Het kenmerk van dezen veranderden toe* stand is nu, dat, als mettertijd het Albert* kanaal gereed zal zijn, dit ten deele ook Maaswater krijgt op een andere wijze dan dit door het tractaat van 1863 is overeen* gekomen. Door den aanleg van een verbin* dingskanaal tusschen het Albertkanaal en de Zuid*Willemsvaart is de 'verdragsbreuk nu een feit geworden. In verband met deze vermeende Belgi* sche overtreding zijn talrijke onderhandelin* gen tusschen de betrokken regeeringen ge* voerd, maar, zooals men weet, tevergeefs. Aangezien Nederland er zorgvuldig voor ge; waakt heeft, dat het zelf geen druppel Maas* water op ontoelaatbare wijze aftapt, bleef het slechts één weg over: de zaak voor het Permanente Hof te brengen. Intusschen zij er 'nogmaals uitdrukkelijk op gewezen, dat dit onder volledige in* stemming van de Belgische regeering is ge* schied en dat dit dus geen oorzaak tot nieuwe wrijvingen tusschen de beide lan* den behoett te zijn. Hoc ook de uitspraak van het Perma* nente Hof van Internationale Justitie moge zijn, men kan er zich slechts over ver* heugen, dat de zaak op deze wijze is aan* gevat en de goede verstandhouding tusschen de beide landen niet zal aantasten. De Schtijfmalp Vergadering van de heeren redacteuren Jan Lüij'ken en zijn verzen De boekverkooiper De vreugdevolle kerkganger De aan ondergeteekende geboden gelegen* beid om korten tijd zijn alledaagsöhen arbeid te onderbreken, geeft aanleiding om de schrijfmap op te ruimen en alle papieren weg te doen, die niet meer strikt noodig zijn. Als de schrijfmap kon spreken, zou zij heel wat over den Waarnemer kunnen vertellen. Menig uurtje van inspanning hebi* ben die map en ondergettekende al dóör* gemaakt, soms heb ik met haar onder den arm door het huis gewandeld, van voor naar achter en van boven naar beneden. Ook thans zit het niet zoo gemakkelijik, want de Waarnemer is opgeroepen om in de re^» dactie*vergadering te verschijnen. De Hoofd* redacteur is daar aanwezig met de andere meneeren. Hoe zal dat afloopen en wat zal ik te hooren krijgen? Als 'k zoo eigen werk gedrukt in d'e courant zie staan, dan bemerk ik wat er aan ontbreekt. Er zou nog heel ■wat aan geschaafd moeten worden. Neen, veel tot mijn verdediging kan ik niet aan* voeren, 'k moet het eerlijk bekennen. Als ikdan het werk van de anderen zie, zoo vlot en gemakkelijk op papier gebracht, dan bemerk ik het verschil terdege. Maar de_ andere heeren rijn heuschelïjke redacteuren. Ik zou gaarne meer gloed, meer verve aan mijn schrijverij geven! Eenigen tijd geleden moest de Waarnemer in een andere krant lezen, dat zijn Kijkvenster „beslagen" Was. Dat is niet aangenaam, zoo'n afkeurend oordeel. Maar daar heb ik nu juist iets tegen in te brengen. En wel dit, dat het geconstateerd gebrek niet is beslagenheid van het venstertje, maar eenige met opzet aangebrachte vaagheid. Want als de Waar* nemer eens alles neerschreef wat hij van een of andere zaak weet en er het felle daghcht op liet vallen, dan zou dat voor sommigen niet prettig wezen. Dus, alle werk heeft zoo zijn eisohen en zijn eigenaardig* heden. Ja, als ik ooit journalist wil worden, dan komt er nog heel wat kijken. Geen wonder dus dat de Waarnemer, als hij op weg is naar zijn venster, dik'wlijls tot zich* zelf moet zeggen: man, wat heb' je toch aangehaald, Wat ben je begonnen! Maar nu ruim ik mijn papieren op'. Ik vind een versje van Jan Luijken, toch eigenlijk te mooi om zoo maar weg te doen. Het luidt aldus: De ziei betracht den Sdhepper uit de Schepselen. Ruikt hier een Violet zo lieflijk en zo zoet; Als 't Weste windje door de Hoven zadht gaat weiden. Zoo ik het menigmaal bïj koelen morgen vond: Wat moet zich dan een reuk door 't Paradijs verspreiden. Zoo lieflijk vloeyende uit Uw vriendelijken mond! Is hier de Zon, gelijk een Bruidegom gereezen. Zo schoon, en blinkende op het hoogste van den dag? Wat moet Uw aangezicht dan klaar en helder weezen! O God, mijn schoonste Lief, dat ik U eenmaal zag! Ik kan het maar niet helpen, ik vind dien Jan Luijken een aantrekkelijk mensch. Dat wil zeggen, hiji zelf is in 1712 gestor* ven, maar zijn verzen en zijln mooie koper* druk'platen zijn nog in den handel. Die plaatjes van Jan Luijken heb ik reeds als kind bebeken; ze trachten als 't ware het zielservaren uit te beelden. Hoe keek' ik steeds naar die vrouw, die in Oostersche kleediij, naar den hemel staart. Er onder stond: „'tVerborgen goet, trekt mijn ge* moet." En de titel van dat boekje was: Voncken der Liefde Jesu. Dat boekje was door moeder gekocht van een boekverkooper, die een tascfa aan een wandelstok over den schouder droeg. Later is mij verteld, dat die man heette: Daniël Parmenüer uit Leiden. Een man, die tegen beter weten in, probeerde rlijk te worden en door die pogingen al Tijtx geld verloor. Zoo moest de genade, die God in hem ge* legd had, tegen dien donkeren achtergrond te luisterrijker schitteren. En van Jan Luij*^ ken is bekend, dat h'ij.op zijln 26e jaar'tot bekeering kwam, hij zegde toen zijn vroeger gezelschap vaarwel. De geschiedschrijver meldt, dat hij ook, onder verlies van z'ijn vrouw en al zijn kinderen „zeer standvastig en onbeweeglijk" gebleven is en verlangend heeft uitgezien naar zijn einde; hij is dan ook in grooten vrede afgereisd. Hij was in zlijn werken en aanleg mystiek geteind, maar 'twas gezonde mystiek, want ze was van dat soort, dat in Psalm 25 voorkomt: Gods verborgen omgang, vinden zielen daar Zlijn vrees in woont. Jlet is een rijke gedachte te weten, dat vaii alle eeuw Gods kinderen door éénen Geest gedrenkt zijn. En nog rijker is het, als wij daar onszelven bij mogen rekenen. Dan is er stof tot roemen, tot blijdschap, zelfs in de verdrukking. De diepste wegen zdjn nog niet de slechtste. De vreugde in God behoeft er niet minder om te rijn. Sprak ik daar den dominé, die onlangs in zeker idorp een door*de^*weeksche preekbeurt had vervuld. Ik denk, dat hij veel goeds van den Koning der Kerk had gezegd. Want, toen hij van de preekstoel kwam, trad er een man op hem toe, gaf hem de hand en zeide. „Weet U waar ik zin in heb?" Nu, zep het maar, was het antwoord. „Wel, ik wilde al het volk des Heeren eens op één plaats bijeen hebben, dati zette ik er een schutting om en we gingen allemaal dansen." Nu, hij zal die begeerte hier wel niet ver* krijgen, denk ik, ook is er dogmatisch wel iets tegen in te bbrengen, maar zijn behoefte er aan is toch kostelijk. Hij had niet vergeefs gekerkt. (Van dit geschrijf rep ik niet op de ko* mende vergadering. De heeren zullen het D.V. na een paar dagen wel lezen. Dan ben ik alweer- thuis). WAARNEMER.. I, Er is de bekende anecdote van den te* genwoordigen President der Vereenigde Sta* ten, een verre neef van Theo door Roses» velt, die zich onderscheidde in den oorlog tegen Spanje, en, in 1900 als Vice*President gekozen, n spoedig de presidentieele waar* digheid te dragen kreeg toen een anarchis* tisch schot een einde maakte aan het leven van Mac Kinley. Korten tijd na zijn ogtre* den als President in den aanvang van 1933, (merkte men jegens hem op, dat indien hij erin zou slagen om Amerika op te heffen uit den toestand van economische verwar* ring, waarin het was geraakt, hij tot de grootste presidenten van het land zou wor* den gerekend, maar dat hij zich tegelijker* tijd moest reaiiseeren, dat, zouden de door hem aangewende middelen falen, een verant* •woordelijkheid als nimmer tevoren door hem zou worden gedragen. Waarop hij opmefkte, dat, zou hij in deze middelen falen, het ^^ijfelachtig mocht heeten of er na hem nog wel' een President van Amerika zou bestaan! Franklin D. Roosevelt, van een tak dezer bekende Amerikaansche familie, die zich nog UIT HET KIJKVENSTER: De WaarneinKr en zijn schrijfmap. Driestar: Krishnamutti. i Artikel: De aftapping van Maaswater. ,»Devaluatie," doior Ir. Smits. III. Binnenland: De Nederlanders in Spanje. Ontzettend ongieluk op de Lek. Gemeenteraad Scherpenisse. Visscdherijsberichtem. Landbouw: Onze uitvoer van Uien jiaar Engeland bedreigd. Steun koolzaad oogst 1937. Buitenlandsch Overzicht: De burgeroorlog: in Spanje.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1936 | | pagina 1