Eilanden^nieuws Gemengd Nieuws De Boheemsche Dokter> ^3 ff BINNENLAND Brieven uit het Thoolsche land. Ingezonden stukken 2e Blad ZATERDAG 13 JUNI 1936 No. 744 CHR.WEEKBLAD op GER. GRONDSLAG voor de ZUIDHOLL. ea ZEEUWSCHE EILANDEN Uitg»»« N.V.„Eil«nden-nieuw»". GcTeitigd to Mi^delhainis, Tel. 17 Giro 167930 Postbus De benoeming van den Gouverneurs Generaal voor N.»Indië Reorganisa» tie van het Eeele Spoorwegbedrijf Gevaarlijke conmiumstisdie invloeden werkzaam. Naar «len staking; onder de Nederlandsche havenarbeiders Voorshands profiteert Rotterdam van de staking te Antwerpen. De Rottej:= damsdhe ondernemers in een moeilijk parket. Varia. In ons j.I. Woensdagnummer ded«n we reeds mededeeling van de Wenoeming van den nieuwen Gouverneur=<jeneraal Jhr. Mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Sta'' chouwer, die te Buitenzorg het bestuur zal voerei-, over Nederlandschi=lndië. Zijn foto is in dit nummer opgenomen. Na een za* kenmati zal dus thans weer een diplomaat be stuurshooM worden, in onze meest be== langrijke kolonie. Een der bezwaren, die men zoo hier en daar tegen de benoeming van den nieuwen landvoogd hoort oipperen, is, dat hij' nog nimmer in Indië is geweest en vandaar ook nooit met koloniale problemen in aan"» raking kwam. Onderkoning van ons Insu^» linde te zijn, gebieder over zoo vele milli# oeneu menschen aan de andere kant van de aarde, acht men van zekere zijde wel wat wondervreemd en men concludeert daar»' uit dat het hem aan een zekere deskundig' heid moet ontbreken. Het is wel zoo, dat kennis van het land en het volk én de toestanden van groote beteekenis z'ijn, maar als men nu weet, dat een kenner van de toestanden in Indië over den heengaanden landvoogd schreef, dat deze de Indisdhe bevolking niet begreep, ter;» wijl hij er toch jaren vertoefde, dan is toch heel niet uitgemaakt, dat een man als Mr. Tjarda, die vele goede persoonlijke eigen* sdiapipen, een algemeene scholing en belangd rijke bestuurskwaliteiten moet bezitten, geen goed regent zou zijn. Niettemin hangt er van het beleid in Indië veel af. De nieuwe Gouverneur aanvaardt züjii ambt wel in een zeer moeilijke, we zouden zeggen critieke tijd. Het Japansohe gevaar in den Grooten Oceaan stelt aan de landsverdediging, die ontzettend verw'aar^ loosd 'is, nieuwe eischen, waarmede uit den aard der zaak talrijke financieele vraagstuk'' ken verbonden zijn. Zoo langzamerhand raakt men daar wel een weinig van over" tuigd en begint men wel in te zien, dat er op het gebied van Indische defensie krachtig moet worden ingegrepen. Van een dotlbewuste houding in - dezen van de Ne" derhndsche regeering, hangt voor den nieu" wen landvoogd, veel af. Het bedrjj&tekort der Spoorwegen, is nood zaak geworden, van reorganisatie van hel heele Spoorwtegbedrïjf. In een Woensdag ingediend wetsontwerp hiertoe, stelt de Regeering voor S.S. en H.S. te liquideeren en in het leven te roepen een nieuwe „N.V. De Nederlandsche Spoor" wegen." Deze nieuwe maatschappij: wil de regeering van de thans bestaande overkapita' lisatie (geraamd op meer dan f 229 mil" lioen) ontlasten door: a. van obligatiehou" ders te vorderen, dat zSj' hun obligaties in" ruilen tegen staats"obligaties, rentende drie procent; b. de Staatsspoorwegen, die een waarde van rond f 100 millioen vertegen" woordigen, in de nieuwe maatschaplpij in te brengen voor f 10 millioen; c. de Staat rente en aflossing te doen overnemen van een gedeelte der in staats"obligaties >-omge" zette spoorwegschuld' tot een bedrag van f 130 millioen. De regeering vraagt in het ontwerp de madhtigingen die zij behoeft om deze plan* nen te kunnen uitvoeren. Voor de Spoor" wegen verwacht de regeering van deze maat" regelen een besparing van iplm. f 11.400.000 per jaar, vermeerderd met een bedrag, dat minder voor aflossingen noodig zal zijn. Ook voor de Staat moet een niet ön" belangrijk nettO"voordeel overblijven. Des eenen nood, is des anders brood of zou het in ieder geval kunnen zijn. Te Antwerpen staken de havenarbeiders, die ongeveer de helft verdienen van hun colle* ga's in Rotterdam en Amsterdam, en de Nederlandsche havensteden plukken daarvan de vruchten, wijl de sthepen, die anders in de Belgische havenstad gelost worden thans den Nieuwen Waterweg en het Noord"Zeekanaal opstoomen. ;Speciaal te Rot terdam heeft men waar kunnen nemen, dat aan de aanneemkantoren van de H. A.R. buitengewoon veel volk werd aange» nomen. Maar nu is er een verzoek van de stakende Belgiscjie havenarbeiders aan hun ■Rotteridamscihe vakgenooten gekomen, om geen z.g. „besmet" werk te verridhtpn en zich solidair met de Belgische stakingsbe" weging te toonen. Het gevolg daarvan is geweest, dat de Rotterdamsche afdeeli,ng van de Nederlandsche Federatie van Trans" portarbeiders reeds Donderdag een mani" fest onder de Rotterdamsche havenarbeiders heeft verspreid, waarin deze worden aange" spoord, den strijd hunner Antwerpsche col" lega's te steunen. En meer nog: thans wordt er zelfs door het bestuur van de Federatie onder de arbeiders propaganda gemaakt voor het weer invoeren van een garantieloon voor haven"reservisten. Haven^resei^visten zijn ar" beiders, die zich' verschillende malen per dag moeten melden, of er al of geen werk aan de winkel is. Vromer kregen deze m.enschen daarvoor een speciale tegemoetko" ming, doch later werd elke garantie opge" heven. Het gevaar bestaat nu, dat indien de Belgische havenarbeiders succes hebben, ook de Nederlandsche havenarbeiders in staking zullen gaan. Reeds thans wordt er door communistische elementen in deze rich" ting gedreven. Eii stakingen zijn thans popu" lair in West"Europa: men zie maar eens naar Spanje, Frankrijk en België. Dit voor wat de werknemers betreft. Voor de -werkgevers intusscjien, doet zich wel een zeer eigenaardig feit voor. In verband met de valutaverhouding hebben deze er belang bij, dat dö Belgische stakers het conflid( winnen. De Belgische havenarbeiders ver" dienen per dag f 2.50, de Nederland^dhe f 4.88. De Belgeni eischen thans 14 francs loonsverhooging. Een dergelijke loonsver" hooging nu zou het loonversqhil tusschen Antwerpen en Rotterdam- voor een groot deel overbruggen. Helpen dus de RotterdamsChe ondeine» mers hun Belgische collega's in de bestrijs ding van de looneischen der arbeiders, dan belpen zij het valutaversdhil in het nadeiel van Rotterdam te bestendigen. Wat de kermisjiret te Den Haag opbrengt. t 45.000 aan huren. De kermisvermakelijkheden, w'elke tijdens de Residentieweek zijn toegestaan en plaats vinden op gemeentelijke terreinen, leveren naar wij vernamen aan de gemeente een bedrag van f 45.000 aan huren op. De middenstand krijgt voor zijïi schade niets vergoed. Het genoemde cijfer ^eeft een indruk van hetgeen in crisistijd ten behoeve van leege pret extra uit de zakken van de menschen gehaald zal worden. De Muggenplaag o'p den Afsluitdijk. De muggenplaag op' den Afsluitdijk teis" tert nog steeds alle gebruikers van dezen nieuwen verkeersweg dwars door de droog gelegde Zuiderzee. Intussdhen moet men toegeven, dat er alles wordt gedaan om aan deze versdhrikking, die bïj veranderden wind ook andere deelen van ons land treft, b.v. de Waddeneilanden aan de Noordzee, een einde te maken. Zoo heeft men thans in het Yselmeer 200.000 jonge karpers losgelatöi, die tot taak hebben de larven van de mug" gen te verdelgen. Slaagt men er in\de lar" ven te verdelgen, dan bereikt men 2ijn doej zeer snel, daar een muggenleven slechts kort is. Is er geen nieuwen toevoer meer, dan is men dus in enkele dagen van de plaag af. VIJF GESLACHTEN IN LEVEN! In het gezin van den landbouwer B. M. in de Driehoek te Dedemsvaart, is een zoon geboren, waarmede in deze familie het vijfde geslacht zijn intrede deed. De bfet"overgroot" vader van het kind is n.l. nog in leven. De oude man is nog zeer kras en rijdt nog wel eens op'Se fiets! Van Ko van den Rand „aan :^n Oom die in de stad woont en voor hei laatst op hei eiland geweest is bij de door» Hraak van Strien in 1895. No. 68. Waarde Oom, Dezer dagen Was ik op mijn land bezig met het doorslaan en tevens op één zetten van peeën. Tegelijkertijd wied ik dan de heele zaak. Hard opschieten doe je dan niet, maar je werk is af. Vooral met dit droog en koud voorjaar. Je wil dan ook wel eens wat uitrusten en zoo zat ik aan de kant van de sloot langs den weg. Een onbekende. man stapte af en maakte een ipraatje. Ik ge" loof dat hij uit Tholen kwam. Hij praatte 'over alles en nog wat, zoo van die dage" Hjksche gesprekken, over koetjes en kalfjes zöoals men dat wel noemt. Hij vertelde me ook van een nieuwe vereeniging die Op ons eiland zou worden opgericht. Er zal een vereeniging worden opgericht voor Zie" kenhuisverpleging. Als ik het wel begrepen heb zou er dan op ieder doi'p zoo'n ver" eeniging moeten komen. De bedoeling is om de verpleging en olperaties te bekostigen voor degenen, die dat zelf niet kunnen. Vanzelf moet het geld daartoe ergens van daan komen. Daartoe wordt er van de ge" zinnen contributie geheven. Voor elk ge" zinslid eenige centen per week. Ik wist niet Oom waarom en ik, kon mezelf er geen rekenschap van geven, maar inwendig was ik het er niet mee eens. Beredeneerén waar" om kon ik het niet en daarom bestreed ik dien man in 't geheel niet, maar nam zijn mededeelingen voor kennisgeving aan. Vriend Arjaan van Smerdiek er maar eens naar vragen overlegde ik. En dat 'heb ik gedaan. Ik zal u hierblij eens meedeelen, hoe hij' er over dacht. Het is een zaakje naar den geest van dezen tijd. Bovendien geheel en al overbodig als ieder zSjn plicht doet: en niet gaande buiten het eigen be» lang der doktoren. Als ieder zïjh. plicht deed was er heelemaal geen behoefte aan dergelijke vereenigingen,meende hij.Hoe hij dat verstond? Draagt elkanders lasten en vervult akoo de wet van Christus. Fami" liehulp, hulp van de naasten en hulp van de kerk. Of dat kan? Wel zeker, nog beter dan dit en op voordeeliger wdjze en met meer afdoende hulp. Als iedereen maar doet wat hij behoort te doen, dat is: naarmate van zijn welvaren de armen gedenken. Als iedereen de contributie van zoo'n vereeni" ging in het armenz'akje deed dan kWam men er ruim. In dat verband haalde vriend Arjaan aan wat haj eens een diaken op een ledenvergadering had hooren zeggen. Men" schen, geef die contributie aan de armen en we zullen u ruimer, beter en geheel afdoen" de helpen op financieel gebied. Meer af" doende dan die vereeniging want die helpt maar voor een bij het reglement bepaald aantal weken. En daar ben ik het mee eens sprak vriend Arjaan. Voor alle mogelijks, contributien betaalt men iedere week ver" scheidene centen. De Armen moet het doen met een cent. En als dan de Armen niet kunnen doen wat ze zouden moeten doen, dan wordt daar een verwijt van gemaakt. Geheel naar den geest van dezen tijid. De Kerk er buiten. Wie vraagt naar haar? Een vereeniging moet het wezen. Daar heeft men rechten. O, zeker maar ook plichten. En dat is betalen. Betaalt men niet, men wordt gauw genoeg achter de geeren ge" /eten. Tegenover de Kerk en de Armen der Gemeente durft men best zïjh pUchten nalaten. Waarom ook niet. Geew mensdi die het controleert. Maar God ziet het en zal het tehuis zoeken. Overal heeft men de oen" ten voor over. Contributie voor dit en eón tributie voor dat. De Armen, neen daarvoor is niets meer over. Nogmaals, deed ieder zijn plicht tegenover de Armen, zulke ver" eenigingen waren overbodig. En men werd beter geholpen. Maar dat is de geest van den tïjd. Rechten wil men hebben. Plichten kent men niet. Niet voor zichzelf maar wel voor anderen. En ook Weet men zeer aan te geven de plichten van de Armen. Uit dit alles blijkt het Godlooze van dezen tijd. Het is Weg van God en weg met Zijne or* dinantiën. Daarvan wil men niet weten. Zelf zal. men zich helpen in den weg -van zichzelf versdhafte rechten. De 'Kerk' des Heeren moet weg uit het middelpunt des levens. Wie vraagt er nog naar. Hoogstens goed genoeg om nog wat godsdienst te be* drijven, daar men toch godsdienstig wil zïjh en daarvoor heeft men dan nog wel een paar magere centen over. Een |3aar magere centen waarvoor men toch veel vragen durft. De heele gesdhiedenis is in den grond niets anders dan een dokterszaakje, meende vriend Arjaan. Die komen op die wijöe gemakkelijk aan hun centen en volgens vaste tarieven, die anders moeilijk bïj de doorsnee men" schen te innen zouden zijn. De heele opzet lijkt mooi, maar het beginsel is verkeerd. En daarom ware het te wenschen, dat ons Thoolsühe volk ztjn beginselen-Wat meer beleefde en zidh niet afwendde van de instellingen des Heeren, want daarop draait het tenslotte uit. Nu oom, weet ik hoe het er bïj staat. 'kMoet vriend Arjaan gelijk geven. Nu voor ditmaal genoeg. /De hartelijke groeten van Je neef Ko van de Rand. (Buiten verantwoording der redactie.) OUDE TONGE, 10 Juni 1936. Mijnheer de Redacteur, Zaterdag j.I. liep het 6"jarig zoontje van den Weled. Heer Sterk, Hoofd der Open» bare School alhier door de Kerkstraat, toen een opgeschoten jongen, van plm. 20 jaar zijn voet uitstak, waardoor de knaap kwam te vallen. Het gevolg W|^s, dat hed ventje zijn sleutelbeen .brak, en door Dr. Eschau" zier moest worden behandeld. Ik breng U dit geval onder de aandacht M. d. R., om U er op te wijzen, dat onze tegenwoordige jeugd is gedegeneerd en op niets anders schijht te zinnen, dan schunnig" heden in het openbaar Ujijt te voejren, om van het uitbraken van Gods"lasterlijke tjaal maar niet te spreken. De Zondag maakt daarop geen uitzondering, want dan lijkt het eer nog erger. Hier is het voorbeeld van een treurig gevolg van de moraliteit v*n" tegenwoordig. Waar moet het met ons volk in de toekojmst naar toe, als de jeugd zoo is? Streng optreden van de politie is wel noodzakelijk, al geef ik toe, dat deze niet overal te gelijk' kan zijn. Worden even" wel aergelijke lage practijken tenslotte Recht" zaken, dan is een flinke straf wel noodzake" lijk om tot afschrik te dienen viooir aji" deren. Voor de Ouders van de jeugd, die hun kinderen langs de straat laten opgroeien, was het wel zaak, zich m(ejt he|t doen eri laten van hun jongens en meisjes wat meer te bemoeien, want de grootste fout ligt hier toch in de allereerste plaats in de opvoeding. Met dank voor de plaatshig. OUDE"TONGENAAR. EEN DURE WONING. Treviso (Italië). Een hier gevestigd sla" ger stelde dezer dagen vast, dat er voortdu«» rend geld op onverklaarbare wijte uit zijta kas verdween. Tenslotte Wendde hij' ziöh tot de politie en met een politie"amb'tenaar legde de slager 8 Idljetten van 100 lire in de kas. De kas werd zorgvuldig afgesloten, doch een dag later stelde men vast dat er Jhr. Mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborg Stathouwer, de nieuwe Gouverneur Gene» raal van Ned. O. Inidiëi. wederom 200 lire waren verdvyenen. Uit een !politie"onderzoek bleek nu, dat mui" zen hiervan een nest gemaakt hadden: to" tale waarde 2000 lire. Duur van den bbuW: drie weken. EEN „KRAAK". Het huidige verkeers"app'raat Vraagt veel van 'tschoone stads" sieraad Want singels, grachten en zoo meer. Dempt men voor 't drukke stadsver" keer. Een strop is 't voor de hengelaars Zij vangen nu geen snoek of baars. En toch is 't onlangs nog gebeurd Dat iemand op het „droge" peurd' 'f Was een verwoede hengelaar, 't Geval lijkt U misschien wat raar. De Singel die ik hier bedoel. Lag vlak bij 't drukke stadgewoel. Gedempt geleek het een soort laan. Alleen was 't hek nog blijven'staan. Het stond er op het druksfse punt. De visscher had 't er op gemunt. Beladen met zijn visdh"gedoe. Stapt liij dan op dit hekken toe. Hij aast en werpt met zorg zijn want Een eindje voor zich in het zand En tuurt met echte visschers"vlijt Of 't vischje aan de dobber bijt. Al gauw kwam er een man of tien Eens naar dien raaen visscher zien Ze keken naar den zonderling Wat of hij met dien hengel ving. Steeds kwamen er meer menschen aan. Die in een kring wat bleven staan. Kalm zat de hengelaar op 't hek, 't Publiek dacht vast, „die vent is gek!" Wie vischt er ook waar 'tis gedempt, Alsof daar nog een visChje zwemt! Men spotte en. vroeg: zeg vang je wat? Of: is je dobber al wel nat? De visscher lachte maar en zei: „Ik visdh naar paling in gelei! „Al vang ik zelf geen staart, geen graat. Wat ik niet vang, dat vangt mijn maai;!*' Geen mensch die dezen dwaas begreep. Die peurde' op 't droge maar wat bleek? Zijn „maat" voor geen gevaar beangst. Die zorgde werk'üjk voor de vangst; Een damestasch ging aan den haak! (In dieventaal beet dat: „een kraak") De oploop maakte hem tevreê Hij jatte' een dikke portmonnee! En alsof er niets was gebeurd Riep hij' vermaak'lïjk„Kijk hiji peurt!" Men jgierde van de pret en jool IntuSschen stoofde hij hen kool, Want stiekum had de humorist Veel van ,zijn gading weggegrist. De „stukken" kwamen later uit De „visschers" deelden saam de buit!" 't Is voor den dorp'ling van belang; Komt g'onverwachts in 't stadsgedrang Pas op je tellen! voor ge 't weet. Heeft U een zakkenroller beet! J. K. V. S. Een Verhaal uit den tijd det Lollatdein. 11, Een droevige trek verdonkerde bïj de laatste woorden zijner levendige, liefdevolle gade, het gelaat van den slotheer. „De arme jongen!' zeide hij. „'tis hard voor den bra" ■ven, moedigen knaap. In het gansche ko» ninkrijk is er geen ruiter zoo flink als hij en als jager heeft hij rfjns gelijke niet. Slechts weinigen van zlijh leeftijd iijtn zoo gesdiikt voor het soldatenleven en zöo aan koning en vaderland gehedht als hij! GeHjkt hïj niet een leeuw in een kooi, die vergeefs de ij ze" ■■en tralies zijher kooi sdhudt? Arme jon" gen!" De vader liep in de groote kamer op en neer, alsof hij daardoor zijn bekomme" "ng wilde verdrijven. „Gelukkig, daar komt "6 Boheemsdhe dokter!" riep hij' eensklaps Uit. „David schijnt veel van hem te houden en daarom willen we hem vragen, zïjh pa" *'ent op alles voor te bereiden." „Mocht David al te bedroefd zijn," sprak «e slotvrouw, „dan is het beter, dat ik ook jnuis blijt en hem onderhoud en afleiding bezorg. Ik zal later nog wel eens in de ge" «genheid tójn om den koning te zien." Geroerd door deze teedere, belanglooze liefde sloeg de sterke man zïjn arm om de slanke leest zijner jeugdige echtgenoote en antwoordde: „Neen, Louise, dit offer mogen wij niet aannemen. Het is wel moeUijk, ont" bering en stille berusting te leeren, maar het is goed voor den knaap, dat hij' ze leert. En als zijn verpleegster hebt gij' te weinig aan eigen rust gedacht. Margaretha moet spoedig weer naar huis komen, opdat zij u kan helpen. Maar eerst willen wij sa" men onze opwachting bïj den koning ma" ken." Bij deze laatste woorden naderde de ge" neesheer. Hij wist wel, dat het geen gemak" kelijke taak was, om den levendigen, hef" gen knaap op het gemis, dat hem wachtte, voor te bereiden, maar bereidwillig nam hij die taak op zich, en begaf zich, vergezeld van den slotheer, in de kamer van den pa" tiënt. Maar eer zij die nog bereikt hadden, kondigden luid en heftig uitgesproken woor" den aan, dat er geen voorbereiding noodig was. ,^Heer Thomas," riep de knaap opgewon" deri^ uit, „beloof mij, dat ik gaan mag. Over enkele jaren zal ik in des konings dienst treden, daarom moet ik hem nu zien, ik wil het. Zie maar, ik ben weer sterk! Morgen ga ik een wandeling doen en dan kan ik overmorgen naar St. Andrews gaan. Waar is vader? Roep hem. Sir Thomas, ik weet, dat hij mij' wel zal laten gaan. Ik moet den koning zien en hem zeggen, dat ik als soldaat onder zïjn vaandel dienen wil!" „Een soldaat?" klonk het in een dialect. dat den buitenlander verried. „Weet gij dan niet, dat de eerste taak van een soldaat is, te jehoorz'amen? Wat zoudt gij van een soldaat denken, die, als- zijn veldheer hem bevolen heeft, op zijn post te wachten, toch naar de kampplaats zich zou willen begeven, waar men hem niet noodig had?" vroeg de arts, die ongemerkt met den huis" heer was binnengetreden. De knaap schrikte, maar de vader greep de hand van zïjn zoon en poogde hem op te vroolijken. „De koning," zeide hij, „zal wel ondervinden, welk een dapper soldaat ^ij over eenige jaren zïjh zult, hoe trouw gij koning en vaderland dienen wilt. De landsheer zal zich ongetwijfeld verheugen, wanneer hij hoort, dat de aanstaande krijgs^ man er naar staat, den eersten plicht van een soldaat te leeren, gehoorzaamheid." Die troostwoorden waren niet vergeefsch. David werd kalmer en begon te smeeken. „Ach, vader," en iijn oogen vulden zich met tianen, „ik zou toch zoo graag den koning zien! Al een jaar lang, sedert het eerste uitzicht op zijnkomst, heb ik mij daarop verbhjd en nu ik kan het niet uitstaan." Inplaats van te antwoorden, verliet de heer van Dunmore, vergezeld van den geestelijke, op een teeken van Crawer, de kamer. Met den geneesheer alleen gelaten, was naar alle gedachten geen nieuwe harts" tochtelijke uitbarsting te vreezen. Er lag iets in de ernstige, deelnemende bhkken van deze, wat den zieke geruststelde. ,,Het is werkelijk zeer hard," Sprak Dtavid, als tot verontschuldiging er bïjïvoegende, „zulk een koning niet te zien! Giji kunt nauwelijks gelooven, dokter, wat hijl voor ons land gedaan heeft. Wij hebben wel reden om hem lief te hebben. Ieder zal gaan om hem te verwelkomen, en met recht. Maar waarom ziet gij zoo droevig, dokter?" „Omdat uw woorden mSj aan een Ko" ning herinneren. Die veel grooter is, dan uw koning Jakobus, aan een Koning, Die oneindig veel meer voor een oproerigvolk gedaan heeft dan hij, ja. Die een land vol heerlijkheid en vreugde verlaten heeft, om de bewoners van dat ongelukkige land van het verderf te redden, dat zSj tegemoet snel" den. Hij was hun rechtmatige Koning. Hij kwam tot Zijn eigendom en de Zijhen na» men Hem niet aan. Geen scharen verwei" komden Hem, slechts Weinigen luisterden naar Zijn Woorden. Men hoonde en be" Spotte Hem, ja, men heeft Hem 'jielis gedoodl" „Gedood, hun Koning? Hoe is dat mo" gelijk?" vroeg de knaap. „Vertel verder, dokter." Inplaats van te antwoorden, haalde Cra" wer zijn kostbtiar manuscript te voorschijn en las de volgende woorden: „En als zïj. Hem ontkleed hadden, deden zïj Hem een purperen mantel om, en een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zajn hoofd en een rietstok in Zijin rech" terhand en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten aij' Hem, zeggende: Wees gegroet, gij' Koning der Joden! En op Hem gespogen hebbende, namen z'ij den riet" stok en sloegen op Zïjh hoofd," (Matth. 27:28,31). „Houd op!" riep de rieke heftig uit: „Was er dan niemand, die den moed had, om de booswichten ter aarde te slaan, die hun Koning zoo mishandelden? .,Was ik er bïj geweest!" „Hoor verder," antwoordde de genees" heer en begon opnieuw té lezen. Toen echter de opmerkzaam luisterende knaap van de kruisiging hoorde, kon hdjl zich niet inhouden, maar riep verwonderd uit: „ÏCrui'» sigden zdj' hun Koning? Waarom dan? Zoo" als gij immers zeidet, was Hij gekomen om het land te redden." „Ja, David, juist daartoe, en dat niet alleen, om hun zielen te redden, maar ook de uwe en de mïjne. Het was de Heere Je" zUs," zeide CraWer. „Hoe dom van mij, dat ik daar niet da" delijk aan dacht, dat gij spraakt van den Zoon der Heilige Maagd," antwoordde de knaap. „Hijl is het. Die aan het crucifix i hangt. Maar op die wijze heb ik nog nooit van Hem gehoord, noch aan Hem gedacht. Niet waar, Hiji is Dezelfde, Die tot de Woedende golven gesproken heeft. Wiens stem ook Mirjam gehoord heeft?" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1936 | | pagina 3