CHQWEEKBLADÖpGED.GQ0nD5IAG vöemolZUID-HOLLEiiZEElJWJC^^ EILAnDCM EERSTE BLAD STICHTELIJKE OVERDENKING 8e Taartfarg ZATERDAG 15 FEBUUARÏ 1936 No. 712 N-V. Uitgeversmaatschappij „Eilanden-nieuws** Uit het Kijkvenster Muzi<:k ;BERTELS' WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" - 18e JAARGANG Dif nummer bestaat uit 2 bladen ^"Si ^I?e'iy°a^iaê kfnd derT(eeren op den weg des heils nimmer uit geleerd is. Er moeten heel wat die pe wegen bewandeld worden, waar in we moeten beamen de souverei- niteit Gods, Die vrij is bro te doen met het Zijne wat Hij wil. Natuur lijk komt dan in wegen van ellende ons vleeschelijk bestaan daar tegen op. Want in dezen zin is van toe passing.bet vleesch onderwerpt zich der wet Gods niet, want het kan ook nietIn alles wordt on dervonden, d t wij noodig hebben, onderworpen genade. Laat echter niemand zich inbeelden, kennis te hebben aan het volle lijden van Job. Want uitgezonderd Christus, kent Jobs lijden zijn weerga niet Maar elk kind des Heeren leert er iets van. En in dat .iets" moet hij iets leeren van hetgeen dat Job in Zijn geheiligd lijden leerde. Jobs lijden bestond niet alleen in het verlies van have en goed, van zijne kinderen, van zijne gezondheid, maar ook nog in 't verdenken door zijne drie vrienden. Ook dat laatste is voor al het volk des Heeren geen vreemde zaak. in tijden van voorspoed be nijd, in tegenspoed beschuldigd. In beide vaak verdacht. Dat heeft net zoo goed plaats door Gods v ilk, als door de eigengerechtigden, di^ ons omringen. Maar dan bewijst Gods volk, dat zich hieraan schul dig maakt, ook niet op zijn plaats te zijn. Het kind des Heeren, dat in lijden is, wordt bovendien nog op de pijnbank gelegd door een mede-kind des Heeren. Het is vrucht van verre te zijn, van de kinderlijke vreeze des Heeren. En vroeg of laat, laat de Heere dege nen, die met vrome woorden mee hielpen aan de verdrukking, er voor boeten. Want ook in dezen is de Heere geen ledig aanschou wer van het kwaad. Men behoeft echter niet te vra gen hoe het lijdende kind des Hee ren daaronder gesteld is, zoolang de Heere Zijne zoete vertroostin gen onthoudt. Want dat laatste al leen maakt het lijden dragelijk. Werden de vertroostingen gemist, zoo komt het inwonend ongeloof naar voren. DiEit was o k bij Job het geval. Immers in hoofdstuk 24: 12 zegt hij, dat de boosheid dik wijls heerscht en alle klagen bij God is vergeefs. Job is hier niet de eenigste, die zoo redeneert Ook in Maleachi klaagt het verdrukte bondsvolk op dezelfde wijze. Daar luidt het in Maleachi 3 14 en 15 Het is tevergeefsch God te dienen want wat nuttigheid is het, dat wij zijn wacht waarnemen? en dat wij in het zwart gaan, voor het aan gezicht des Heeren der heirscha- ren? En nu, wij achten de hoog- moedigen gelukzaligook die god deloosheid doen, worden gebouwd, ook verzoeken zij den Heere en ontkomen.' Deze bewijsplaats kan genoegzaam met andere vermeer derd worden, om aan te toonen hoe ons hart gestemd is, wanneer wij in 't lijden onvereenigd zijn met God. En dit wordt meer gevonden dan het tegenovergestelde. Want het is een bijzondere gunst, als de Heere Zijn volk in 't lijden volko men onderworpen maakt. Dat is het juist, wat men in den weg van heiligmaking het'ft te leeren. Om 'n levendig besef fe krijgen van onzen vijandigen doodsstaat na ontvangen genade. Daardoor krijgt genade als genade de hoogste waardeering. Alle middelen en we- Jjen moeten daartoe in de hand yes Heeren dienen. Zelfs kinderen gean God worden van 's Heerenwe- vep daartoe gebruikt. Worden som- benige vrienden door den satan ge- o4ruikt onder de toelating Gods, ^bm 't leven te verbitteren in plaats Tvan te veraangenamenandf-ren worden gebruikt om het lijdend kind des Heeren weer op zijn plaats I te brengen. Zoo was het ook bij Job. Een van de vier vrienden had zuiver de eere Gods op het oog en het welzijn van Job. Het is Elihu. Der halve, als Job klaagt dat 't ver- geefsch is om God zijn nood fe klêrgcfl, dan wordt hij door Elihu onderwezen en terecht gewezen. Hij zegt dan: .Zij schreeuwen van wege den arm der grooten'. Maar niemand zegtWaar is God, mijn Maker, Die de Psalmen geeft in den nacht. Elihu wil zeggenMaar Job, hoe hf b ik het nu, ziet ge dan niet, waar het dien roepers tot God sUchts om te dpen is? Maakt ge dan geen onderscheid tusschen roepen en roepen? Het is dien klagers tot God slechts te doen om uit de ellende verlost te worden. Mocht hen dit gelukken, zoo kun nen zij den Heere verder best missen. Geen wonder dus. dat de Heere doet alsof Hij niet hoort Want als de Kenner der harten en de Proever der nieren Ic-t hij juist op de begeerte van het hart Daar om zegt ElihuNiemand van die genen zegt: Waar is God Mijn Maker enz. Tegelijk is het een on derwijzing voor Job. Het is een vraag, waarmede hij tot zichzelf dient in te keeren Waar is het hem in zijn ontzettend lijden om te doen? Is de bedoeling in zijn roepen wel zuiver? De onherbore- ne godsdienstige wereld let daar nimmer op Deze gaat haar hart niet na. Maar de levendgemaakte let daar wel terdege op. Soms ook nog in een verkeerden zin. Om daar nog uit eenig-n g^ond trach ten fe halen ter verhooring. Hoe wel dit natuurlijk onkunde is, is dit toch ve keerd. Maar ook kan het kind des Heeren in zijn druk- wegen zoo ver van huis zijn, dat het in zijn roepen slechts ie doen is, om uit die ellende verlost te worden. Onder die gestalte wordt de druk eerder grooter dan klei ner. Op verlossing behoeft in 't ge heel niet gerekend te worden. Want dan zou de Hetre Zijn eigen doel door Hem Zelf doen mislukken Dat is toch ongerijmd. Het doel des Heeren met alle we gen van druk is, dat Gods volk ten laatste Hem niet meer kan missen Dat het weer zuiver om de gemeen schap met God te doen is. Als verloren zonen en docbteren weer heilbegeerig wordende naar hun Vader. De laagste plaats wordt door heiligende liefde weer inge„ nomen. Er is weer een levendige begeerte naar God Men is het met David weer eens: .gelijk een hert schreeuwt naar de wateren, alzoo dorst mijn ziel naar U, o God." Het is die God, Die ons gemaakt heeft, maar ook door herscheppen de genade, door Woord en Geest deed herboren worden. Krachtens die wedergeboorte is het leven Gods in de ziel uitgestort. Dat le ven kan niet zonder levensgemeen schap. De Heere legt Zelf die be« hoefte in hef hart. Is deze behoefte aan het tanen, zoo gebruikt de Heere middelen en wegen om die behoefte weer te versterken. God kan uit liefde niet van Zijn volk af, maar werkt ook zoo, dat Zijn volk niet zonder Hem k^n. Zoo is de liefde, der liefde wetsteen. Dat is alles geworden door Chris tus. Hij heeft hef leven verworven. Hij heelt geroepen tot God, Wiens zwijgen het antwoorden is gewor den in de harten van een schuldig volk, dat uit den nood leert roe pen om de gemeenschap des Hee ren. Ds G. KUMSTKORREL Voornaamst inliond r niEuws Advertentie prijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.Dienst- aanvraeen en -aanbiedingen van 1 6 regels 80 et Boek-aan- k'iDdiging 10 cent per regel Con'racten belangrijk lager UITGWK VAN Gevestigd te Middelharnis - Prins Hendrikstr. 122 C. Giro 167930 Pnstbnx 8 Tel. 17 Abonnements prijs 85 cent per, 3 maanden bij vooruitbetaling. VerscliiJDt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummers 5 cent. Buiienland 8 gulden per jaar MHiBaHBiHHHIiaHaiHHIHBHHiHHlHH PSALMEN IN DEN NACHT. Maar niemand zegt: „Waar is God, mijn Maker, die de psalmen geett in den nacht?" Job 35 10. "bevolking. Dit brengt medp dat van alle groepen der bevolking offers kunnen wor^ den gevergd. Niet mag worden geschroomd, een geleidelijke verlaging van de richtprijzeSn! te bevorderen, wanneer zulks, zonder den landbouw in zijn geheel in gevaar te bren?= gen mogelijk is. Hef streven van den minister blijft er voorts opgericht, het kleine boerenbedrijf hulp te bieden. De vraag, of een systeem van garantie, zooals verscheidene leden voor* stellen, of een systeem, waarin een zekeïre degressie ten gunste van het kleine be^ i (Wordt vervolgd) De werklooze is vimdingrSjk Kos perpostsen De Huisvui uUidraagd enst Het bakje van Ippes De Industries bank van Minisier Gelissen. De nood maakt vindingrijk. Wanneer de achteruitgang van zaken steeds meer men» schen van arbeid berooft, dan dringt de angst te meer Wij die werkloozen, dat zïj nooit meer aan den slag zullen gaan. In de grauwheid van hun bestaan valt maar zelden een lichtstraal, ja van velen geldt het woord, dat de uitgestelde hope het hart krenkt. En zij peinzen en peinzen dag en nacht, of zij toch niet eenigeü arbeid kunnen uitdenken, waaraan niemand ooit heeft gedacht en die toch een bestaansreden heeft, die toch door velen zal benut wör== den. Nu heeft de algemeene versobering al menig mevrouwtje genoop.t, haar eenige dienstbode te ontslaan En andere mevrouw» tjes weer, die 'tmanr met een werkster afdeden, moesten zich ook dat gemak ont» zeggen. En zie, 3aar hebben sommige werk loozen in de ste'deiPj, tiii mooi plannetje op gebouwd. Dar wit^uj^erjeT,, ®»~,5Kas-.^óg een pilaar tot steun van het plannetje, dat was de ijdelheid der huishoudende dames; ijdelheid of zekere trots, 'f zij zoo. lm» mers, als er geen hulp is dan moet mee» vrouw zelf aanpakken. Dat is tot daartoe, aoolang het binnenshuis is. Maar b.v. 't koper van de deur poetsen, alsmede de belknop, wie moet dat doen? Mevrouw zelf? Maar neen, dat gaat niet; dan zien de buren (precies, dat mevrouw haar hulpje kwij't is. En zoo redeneerende, is men op het idee gekomen, dat een werklooze voor 10 of 15 cent per week het koper aan de deur kon gaan poetsen. In de stad kunt ge dat <nu 's morgens zien gebeuren: een man (soms een vrouw) komt aangefietst, zet de fiets even neer, vlug worden de lapjes en de poetspomade uit de fietstasch ge« haald en in 5 minuten is alles glimmend als een spiegel, 't Kan wel zïjb dat mevrouw zelve nog te bed ligt! Fluks weer op. de fiets gesprongen en naar een volgenden abonné gereden. Hulde aan die mannen en vrouwen die dezen dienst hebben bedacht. Laten wïji hopen, dat zij er een boterham in vinden en dat niet al te veel loitgenoofen koper gaan poetsen. Niemand zegge toch, dat onze arbeiders niet vlijtig zijn; integen» deelr-als er iets te verdienen valt zijn zij piresent. Hun lot is immers zoo weinig benïjübaar. Maar er is nóg een crisisverschïjnsel. De afwezigheid van hulp in de huishouding noopt mevroiiw nog al eens voor ditjes en datjes naar de deur te loopen. En er zijn soms van die ake'.ige dingen. Daar moet b.v. de vuilnisemmer of «'bak heelemaal op den rand van de stoep gezet worden, netjes in de rij! met de boomen en de lantaarns. Dus dan moet mevrouw onder 'toog van de buren komen, al zeulende met de vuilnis^» emmer! Dat is een vervelende zaak. En ziet, een der werkloozen is dat aan het hart gegaan, hiji kon 't getob niet langer aanzien. En hij' richtte op een ,,Huisvuiluitdraag« dienst." Nu kan mevrouw zich abonneeren om de vuilnisemmer van de trappen te doen dragen. Onze vriend en zijn helpers loopen als herauten voor de mannen van den Rei* nigingsdienst heen; als deze gebeld en ge* rateld hebben doen ziji een extra belletje bij' de abonné's en als de deur opengaat, snelt een de trap op naar de geliefde vuil* nisemmer. Maarom geen ander leed te veroorzaken, trekt, hij' eerst over zijn schoenen een ipaar groote pantoffels, van lappen gemaakt. En mevrouw staart haar helper dankaar na. Vliegensvlug rent hij terug met de ledige bak of bus in, de ar* men, en deponeert die weer netjes waar Mevrouw die hebben wil. Ik 2eg alweer, de menschen geven toch blijk van ijver en speurzin. Zij zitllen des avonds hun been* tjes wel voelen. Maar wat zou 't? Er is een boterham verdiend en dat zegt heel wat. Toch meen ;k, dat deze dienst (of diensten, want er komen er reeds meer) niet heel lang zal blijven bestaan. Dat betreden van andermans woning tot in de keuken toe schijlnt wel eens moeilijkheden op te roepen. Maar dat zal de tijd wel leeren, ik blijf er h et beste van hopen. En nu het derde bedrijf. Dat is gebouwd, niet zoozeer op de ijdelheid der dames, ook niet op haar gemakzucht maar weer meer op iets anders, hoe zal ik het noemen? Zie eens hier, mevrouw houdt een poes. En poes moet ook haar verzorging hebben, vooral als mevrouw boven woont. En om* dat mevrouw zich nooit met het bakje met zand bemoeid heeft, valt haar dit iwaar. Zoodat er alweer een slimmerd geweest is, die eens per week komt met een ^wagen vol bakken heerlijk schoon zand, en hij wisselt de gebruikte bak in voor een an* dere. Het schijnt dat deze dienst in een groote stad heel wat te beteekenen heeft en dat het werk, om het goed te doen, een centraal punt behoeft waar de draden sa* menkomen. De naam althans is: Katten* bakcentrale. Zoo brengen andere tijden ons andere verschijnselen. De energie die Tiier door menschen uit den arbeidenden stand wordt aan den dag gelegd, doet weldadig aan. Het Nederlandsche volk staat als ijverig en ondernemend in de wereld bekend. Als er 'winst te boeken is, dari is de Hollander er wel bij en wordt er wel kapitaal in de Waagsciaag gesteld ook. Het Nederlandsch bedrijfsleven is behoor* lijk geouli.leerd, onze fabrikanten en koop* lieden zijn bekwaam en moedig genoeg. Als er ergens een gaatje is, dan weten zij er een stopje op te zetten. Waarmede ik maar 2&sg€n wii, 'dat ik van Minister Gelissen's Regionale Industriebank, die met Rijks* geld zal werken, weinig verwacht. Men kan de industrie niet uit den grond stampen en pien behoeft onzen handel niet van boven af attent te maken op mo* geljkheden. Als de koopman zijn geld niet Waagt, geloof maar, dat er dan niets te verdienen is. Maar misschien weet men het in Den Haag veel beter. Ook dat zal de tijd ons keren. -,„-.,. -:-,ï--:t^-'^^;^xÈNEMER. De muziek onder Israël. VIII. Nadat in het jaar 70 Jeruzalem werd |i1erwoest verspreidde het Joodsche 'Volk zich met de tijden over de aarde. Met hen ging ook de kunst, die zulk een voorname plaats bekleedt in hun religie, door de we* relfd en ondervond de invloeden in ons laatste artikel besproken. Uitgebreide onderzoekingen zijn er gedaan om de verhouding tusschen de hedendaag* sdhe synagogale toonkunst en het oor* spronkelijk gezang vast te stellen. Bijzonder verdienstelijk op dit gebiea heeft zich Idel* sohn gemaakt. Deze stelde de oplossing van deze belangrijke doch duistere problemeiT zich tot levenstaak. Uitgestrekte reizen maakte hij om kennis te maken met de Joodsche toonkunst in versclüllende landen, welke bevindingen hij in zijn geschriften vastlegde.. Zoo trof hij in Jemen, Perzië en, Syrië Joodsche ge* meenten, die door hun geïsoleerde leefwij* ze, de liturgische zangen nog in ouden vorm bezaten. De opteekening ini muziekschrift i ging echter niet verder terug dan de 7de eieuw na Chr. Het oorspronkelijke rhythme is evenwel geheel vervlakt. In „Gesange der Jemenischen Joden" heeft hij deze liederen apgeteekend en beschreven (1922), tevens phonographisch vastgelegd. Behalve dat Idel* sohn historische beteekenis heeft voor de Israëlitische toonkunst, werkte hij ook op practisch gebied. Idelsohn werd in 1906 benoemd tot can* tor te Jeruzalem, waar hij in 1910 een in* stituut voor Joodsche muziekf en in 1919 een Joodsche muziekschool oprichtte. Vele liederen worden thansi in de Joodi* sche godsdienst gebruikt, zooals' de dank* zlegging na den maaltijd, InzegeningsUed, lied bij het omhelzen van het Thalis om het bruidspaar. Lied van Vreugde der Wet, loiflied op Sabbath en feestdagen. Boetelied bij hoogc feestdagen, Paasclilied, Nieuw* jaarsfeest. Kol Nidrei (voorbereiding groote Verzoendag), dankgebed na de maaltijd óp Siabbathavonid enz. In talrijke Gregoriaansche melodiën der R.K. Kerk zijn nog resten terug te yiifden van Joodsche muziek. De theologen der 16e en 18e eeuw hadden een overdreven voorstelling van de invloed der Hebreeuw* sche muziek en beschouwden/ deze als de basis der hedendaagsche. Dit is absoluut on* juist, daar de bakermat van onze kunst via Arable in Griekenland ligt. Riemann, de groote muzickhistoricus, plaatst zich op een blljzonder standpunt. In z'n lexicon schrijft hij: „Het christelijk psalmgezang staat waar* //oo^e eierproaiudie bij /a^e ix>eJerkosteniX /iet ouxnÉodpLümveeüoeoiermerAen, ZhUtn aóin /wltvoCb/uxrroé/'^eora/A/ J(s Ce^co, üijcA o^meBsésn /uinn-er 7)ce yeoen weirupgfroei en /CrtxcAt. /<te/^„Bedèt/iwvlèff]Tel"is 'éeiuho(ers; liwplulmoeÉ^rveLi, is nimmefzleA; fOe kippen iooroien legmiouJiints Uui ee/j eLerenAtoTieA f schijnlijk nader tot de Joodsche tempelzang dan de synagogale". Zoo zijn we thans aan het einde van onze beschouwing der muziek onder Is* raël gekomen. Begonnen met de Egyptische uittocht zijn we met het volk door de i;woestijn gegaan en Palestina betrokken. Hebben hvm zangen gehoord en de invloed der muziek op de Israëliet in z'n dagelijksch leven beschreven. De plaats die de toon* kunst bij de religie innam vastgesteld, en uitvoerig stilgestaan bij het bloeifijdperk der TempelffiUZiek. De waarde en beteekenis der Psalmeiv is naar vOrèn- gebracht en de in* Strumenten, bij de uitvoering .van deze, ge* bruikelijk, vermeld. Na het ondèrstbfid tus* schen tempel* en synagogaal gezang héètt U de na*geschiedenis kunnen lezen, rei* kend tot onze tijd. En na dit alles is onze conclusie: Het Joodsche volki is buitenge* wooai mazikanl c-n het hoofdkenmerk van deze kunstcultu.ur is, datf niet de mensch, maar God in het middelpunt staat. We besluiten met hetgeen Dr. Noortzij schrijft: „Hier zingt en klaagt en hoopt het „Is* raël Gods," dat niet alleen alle wereldge* beuren tot God zelf terugvoert, maar ook zijn eigen verhouding tot dien alles oven* heerschcnden God tot voorwerp maakt van zijn lied." Het volgende artikel is gewijd aan de zang der eerste Christenen. F. A. BERNARD. HONING, EEN ALLERBELANGRIJKST NATUURPRODUCT. IV. In ons voorgaande artikel schreven wij', d^t tengevolge van de verkoop van bui* tenlandsche honing de afzet van ons eigen product zoo goed als niet mogelijk was, waardoor treurige toestanden zij'n ontstaan, di; lidJ cm verbetering roepen. Het is wen* schelijk hier wat langer bij te blijven stil» staan, daar deze kwestie voor de bijénteelt in het Irijzonder, doch voor het gansche Nederlandsche volk in het algemeen van het grootste gewicht is. Gaat toch DE BIJÉNTEELT ACHTER* Uit OF ZELFS TEN ONDER, dan Hjden ook de landbouw, tuinbouw, zaad* en vruch* tenteelt daar zeer sterk onder, vooral waar deze ten zeerste voor de bevruchting der bloemen afhankelijk rfjb van een bloeiende bijénteelt in verband met de bestuiving, waardoor het product veel mooier en tal* rijker wordt. Niet alléén, dat tegenwoordig tengevolge van een gebrekkige bijénteelt de honingoogst ook zooveel armoediger wordt, doch om alleen maar b'ij' de fruit* Uit het Kijkvenster: De vindingrijidieid van den werklooze. De muziek onder Israël. VIII. De Rotterd. TramW. Mij'^ Vergadering van Aandeelhouders. Teelt van Korrelmais. Raad te St. Philipisland. Een niooidige ver» betering afgestemd. Gemeenteraad te Den Bommel'. Auto»ongeluk met doodelijken afloop te Middelburg. Buitenlatid: De gespannen toestand aan het fïont in Aliessinië.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1936 | | pagina 1