CmWEEKBIADopGED.GROnD&IAG vöö^ EilAHDEn
F
J.S.BACH
EERSTE BLAD
STICHTELIJKE
OVERDENKING
7e JaarjiansS
ZATERDAG 13 OCTOBER 1934
No. 575
N.V. Uitgeversmaatschappij «Ellanden-nieuws
Uit het Kijkvenster
De oplossing van het
kerkelijk vraagstuk.
Het zijn de slechtste vruchten niet waaraan de wespen knagen,
Het zijn de domste menschen niet die naar een VELO vragen.
MET MEDEWERKING VAN VOORAANSTAANDE HERVORMDE EN GEREFORMEERDE PERSONEN
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
Ja, wel mag Paulus spreken van
strijden, als hij terugziet op den weg
dien de Heere hem heeft doen gaan
Hetgeen de Heere tot Ananias zei-
de: ,Ik zal hem toonen, hoeveel hij
lijden moet om Mijnen naam,' is
vervuld geworden. Voor den naam
en de zaak des Heeren heeft de
apostel gestreden en geleden. Toen
hij was overgebracht uit de macht
van den vader derleugenen ónder
den Vorst der Waarheid, heeft hij
leeren kennen den strijd tusschen
vleesch en geest. En in de bediening
des Woords onder Joden en Hei
denen laaide de tegenstand somtijds
zeer hoog op en kwam zijn leven
meermalen in gevaar.
Thans in de gevangenschap ver
toevende en terugziende op zijn
loopbaan* kan hij getuigen: Ik heb
den goeden strijd gestreden. Hij
heeft den kamp gevoerd in s.Hee-
ren kracht met geestelijke wapenen.
Tot op den weg naar Damascus
had hij vleeschelijke wapenen ge,
bruikt. Doch daarna heeft de Heere
hem geoefend in de wapenrusting
des geloofs.
Daarom is hij niet bedrogen uit
gekomen. Nu mag_.hij terug den
blik werpen en roemen: ik heb het
geloof behouden. Weldra zal het
einde van xiin leven daar zijn, hij
kan zich niet anders voorstellen,
maar toch ^- geen vreeze beklemt
zijn gemoed: De Heere heeft hem
geloofskracht gegeven om den strijd
te aanvaarden en vol te houden,
diezelfde Getrouwe zal hem ook
geloofskracht geven om te sterven
den dood. dien de vijanden hem
zullen aandoen.
Hij heeft het geloof behouden en
daardoor staat hij sterk en heeft
goeden moed. Het is het zaligma
kend geloof, waarvan hij hier spreekt
Hij is gekomen \ot Christus, hg
heeft Christus aangenomen en nu is
Christus zijn deel en God zijn
eenwig goed. Door de verlichting
des Heiligen Geestes is hij als een
verloren zondaar tot kennis en be
zit van het Evangelie van Jezus
Christus gekomen. Zijn vertrouwen
ïs op den Heere, hij steunt en leunt
op zijnen God, die nooit zal laten
varen de werken Z^ner handen.
Hij heeft het geloof behouden
en daardoor staat hij sterk en heeft
goeden nioed.
De vijand der Kerke Gods heeft
hem wel besprongen, doch het ge
loof is niet opgehouden. De bid
dende Hoogepriester is ook voor
hem werkzaam aan de rechterhand
Gods.
De wereld met al hare verleidin
gen is hij doorgetrokken, onder on
geloof, bijgeloof en schijngeloof
heeft hg gearbeid, doch het geloof
IS niet opgehouden. Hij is bewaard
door de kracht Gods tot de zalig
heid.
Zijn verdorven na«uur heeft zich
doen gevoelen, zoodat hg moest
belijden: Ik weet, dat in mij dat is
°»ijn vleesch. geen goed woont.
Hij zag in zijne leden een wet, die
nem gevangen nam onder de wet
der zonde, die in zijne leden was
f° het bracht hem tot verzuchting
Ik ellendig mensch, wie zal mij ver
lossen uit het lichaam dezes doods?
echter het geloof heeft hg be-
II j^? en hg roemt in zekerheid
ik dank God door Jezus Christus,
onzen Heere.
Hoe hcerlgk blinkt door dit alles
net kostelgke van hef geloof.
Het geloof is een kosteUjk bezit.
't Is een dierbaar geloof, omdat
hef een zeldzame schat is. De goe
deren dezer wereld zgn er niet by
te vergeHjken. Wat baat hef een
mensch al wint hg de geheele we
reld en igdt schade aan zqne ziel.
Als hg deze wereld moet verlaten,
houdt hg van al zgne goederen
niets over. Gezondheid, kracht, le
ven, geluk, geld en goed het
valt bg den dood weg. Wie niet
anders bezit, gaat de wereld uit ge-
igk hg er in gekomen is. De wer
reld gaat voorbg mcf alle be-
geerlgkheid, maar die den wil Gods
doet, blgft in der eeuwigheid. En
dit is de wil Gods: Geloof in den
Heere Jezus Christus en gg zult
zalig worden.
Hef geloof is een noodzakeUjk
bezit: Alzoo lief heeft God de we
reld gehad, dat Hg Zgnen eenig-
geboren Zoon gegeven heeft, op
dat een iegeÜjk die in hem geloofd,
niet zal verderven maar het eeu
wige leven hebben. Wie geloofd
zal zalig worden, maar die niet
zal geloofd hebben, zal verdoemd
worden. Geloof en zaligheid gaan
onafscheidbaar samen. Het geloof
houdt vast aan Christus en
heeft met Hem hef eeuwige leven
Hef Geestelgk leven van 's Heeren
volk hangt aan het geloof, want de
rechtvaardige zal uit hef geloof le
ven.
De Heere eischf en zonder ge
loof is het onmogelijk Gode te be
hagen, Hef is een vreeseHjke zaak
als de IHeere getuigen moet: Hg
kon daar geen krachten doen van
wege hun ongeloof. Dan is er gce-
ne gemeenschap met Christus.
Hef geloof is een waardevol be-
zif.. Die gelooven ontvatigen den
eerenaam van kinderen Gods. Abra
ham heef dan een vriend Gods,
David een man naar Gods hart. en
Mozes de man Gods, Die gelooven
zgn erfgenamen Gods en medeerfge
namen van Christus. Zg hebben de be
loften van het tegenwoordige en van
hef toekomende leven. God is hun
God. Zg zQn van Christus en alles
is het hunne.
Het geloof is een nuttig bezit. In
de wereld heeft het volk des Hee
ren verdrukking. Door vele ver
drukkingen zullen ze ingaan. Doch
als zg mogen aangrgpen de belof
te des HeerenHebt goeden moed.
Ik heb de wereld overwonnen
welk een troost en sterkte brengt
dit geloof hunWelk een steun is
hef, de belofte zich te mogen toe-
eigenen In zes benauwdheden heb
ik u gered, in de zevende zal ik
u niet laten omkomenWelk een
herleving zal over hen komen ten
dage der zwarigheden, als het woord
tot hen komt: Werp al uwe bekom
mernissen op Mgi
Het geloof is een bezit van groo-
fe kracht. Het Woord des Heeren
f och zegt: All? dingen zQn moge-
igk dengene, die gelooft. Dit geloof
deed de Kananeesche vrouw vol
harden in hef smeeken. Het deed
haar hare onwaardigheid belgden.
De kracht des geloofs kan doen
spreken tot een bergWordt opge
heven en in zee geworpen.
Die kracht overwint de wereld.
Door die kracht kan het volk staan
de bhjven fe midden der verzoe
kingen en zeggen; Zou ik zulk een
groof kwaad doen en zondigen te
gen God? Dit geloof maakte, dat
de satan met Job bedrogen uit kwam
toen Job zeide: De Heere heeft
gegeven, de Heere heeft genomen,
de naam des Heeren zg geloofd.
Hoe meer nu de Heere deze ge
nade des geloofs geeft, hoe sterker
Zgn volk zal zgn. Dan zal door die
kracht Abraham op trekken met
hout en vuur om zgn beminden
Izak fe offeren op hef bevel des
Heeren. Dan spreekt Maria: Zie,
de dienstmaagd des Heeren; mg
geschiedde naar Uw Woord.
Dit geloof, een bezit, kostelgk-
noodzakelgk, weiardevol, nuttig en
vangroote kracl}t„ had de apostel
behouden.
Moeten we hem nfetrgk noemen
daarom f
Hoe arm zgn zg, ^le dit geloof
missen 1 Treurig is hun toestand, al
mogen ze voor de wereld nog zoo
veel bezitten. Zg derven hef eeuwi-
wige wat God behagen kan. En hun
toekomst is donke^. Het oordeel is
aanstaande en|dan zal het klinken
Wie niet gelooft, zal verdoemd
worden. Hoe vreeselfjk ?al het zgn
in de handen van den levenden
God te vallen, Wien$ Woord niet
werd geloofd!
O let toch op hef f zoo heerlijk
Bezit van het geloof; en zoek hef
deelachtig te worden, De Heere heeft
gezegd Het geloof is uit het ge
hoor en hef gehoor ddor hef Woord
Gods. Laat dan hef Woord Gods
ernstig en biddend onderzocht
worden. Wees getrouw in het op
gaan onder de bediening van Gods
Woord, 't Is de weg, dien de Hee
re daartoe verordineerd heeft. En
als de Heere Zgnen Geest in hef
hart zendt, zal Die hef ware geloof
planten en de werkzaamheden des
geloofs zullen niet ultblgven.
Er zal een strgd komen met de
zonde, omdat God de oiigerech-
figheid haaf, Er kan geen gemeen
schap zgn tusschen geloof en on
geloof. Zonden zgn vganden van
hef geloof.
Hoe zeer past het dan hef volk
des Heeren wakende enbidendefe
zgn, opdat zg in geen verzoeking
komen. Petrus geloofde de woor
den des Heeren niet en zie, hg
kwam tot een drievoudige verloo
chening. Dat hg niet als Judas ver
ging, het kwam door de voorbede
van den barmhartigen Hoogepries
ter, die h^d gebed,«^^s daf hef ge
loof van Petrus niet zou ophouden.
'f Is dan ook geen werk van den
mensch zelf om te gelooven en fe
bHjven gelooven. Hun sterkte is
krachtig te zgn in den Heere. De
H. G. dient telkens nieuwe genade
toe om het volk te versterken en
te bemoedigen, om ze te helpen,
om ze fe doen bidden.
Hef geloof behouden is behou
den fe worden voor eeuwig. Dan
wordt eenmaal verkregen hef einde
des geloofs, nameUjk de zaligheid
der ziel.
Zoo ik niet had geloofd. ..1
üit
SIGAREN KWALITEIT
3LEEKWATER&ZEEPPDEDER
Voornaamste inhoudt
Advertentle-prQt 20 cent pef regel. Reclames 40 et; Dleaat-
aanvngen en -aanbtedingeB van 1—6 regels 80 et.; Boek-aan-
koadiglng 10 cent per regel' Cootrartea belangrQk lager
i*
UITGAVE VAN
Geveitigd te MiddelhainM Piin* Hendiiksti. 122 C. Giio 167930 Pottboz 8 Tel. 17
'^boDoemeots-prljs 85 ceot per 3 maaaden bl] vooruitbetaling
Verschlint lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week
Alzonderlljke nummers 5 cent. Buitenland 8 galden per jaar
HET GELOOF BEHOUDEN.
Ik heb den goeden strijd gestreden,
ik het' den loop beëindigd, ik heb het
geloof behouden. 2 Tim. 4 7.
%m
iüiti fuiitil tt
V. d K.
Verkxijgbaar b$;
A. L. VERBRUGGE
MiddcIIuwnii
Twee onvindbare dingen. Cal»
vijn's begrafenis. Het Gebouw
der Dordtsche Synode.
Twee dingen zijn er die bijzonder de
aandacht van ons gereformeerd volk waard
zijn. En. die aandacht kan nu juist niet
opgescherpt worden door zichtbare dingen;
integendeel, er is voor het natuurUjk oog
niets te zien! Ik bedoel liet onveranderbaar
feit, dat het graf van den grooten Reform»
mator Calvijn niet is te vinden en ten
tweede dat evenzoo ontbreekt bet gebouw
in Dordrecht, waar in 1618 en 1619 de
groote Dordtsche Svnode gehouden is. Dat
gebouv.' is al spoedig onder sloopershand
gevallen en er bestaat alleen maar een
plaat, die ons een idee kan geven van
de vergadering, een vermoeden dus hoe mis^^
schien die Synode zich aan het oog van
den belangstellenden toehoorder voordeed.
Wij weten hoe, de eeuwen door, de Room=!
sche Kerk haar relequiën bewaart en aan
het volk vertoont. Nu eens moet bet een
nagel van het Kruis des Heeren zijn,
dan een rok van Maria, ginds een door
Petrus gevangen visch of wel een stuk been
van een of anderen heilige. Aan die voors-
werpen worden wonderen toegeschreven'
en rij worden aangebeden. In het zuiden
van Europa is nog herhaaldelijk te zien,
dat de menschen zich om een beeld ver<=
dringen, dat zich, zoo men meent, bewegen
kan, of wel gebeden spreken bij een
fleschje bloed van een heilige, dat van
gestold, weer vloeibaar wordt. Voeg daar»»
bij dei overigen beelden en schilderijen^'
dienst en gij ziet wat de Roomsche gods«
dienst is. Daartegen over nu hebben de
Protestante kerken niets gesteld, dan een
Bijbel op een preekstoel. Gelukkig maar.
Er gaat van onze Kerkgebouwen in het
algemeen één sprake uit en die is, dat al
wat tot onze zaligheid van noode is ver^
kregen wordt door de prediking van het
Woord. En hóezeer nu ook geoorloofid
is dat onze dooden een behoorlijke groeve
vinden en ons hun rustplaats bekend mag
blijven, zoo is van den grooten, gezegen*
den Godsman Calvijn geen rustplaats aan
te wijzen. Enkele jaren geleden meende
men zijn graf gevonden te hebben in Ge*
nève, maar er was niet de allerminste ze*
kerheid.
Ik houd het er voor dat hier Gods Wijze
Raad in uitkomt, die ons belet afgoderij
te plegen. Wij kennen geen bedevaart naar
Calvijn's graf. Mijn gedachte steunt op
wat de Geneefsche predikanten zelf heb*
ben besloten. Immers Calvijn stierf op Za*
terdag 27 Mei 1564. En den volgenden dag
Zondag dus, werd hij al begraven. Enkele
dagen vóór zijn dood had Calvijn zegenend
en biddend afscheid genomen van den Raad
deT stad en van de dominé's. Nu minder*
den zijn .krachten snel. Hij was veel in
gebed verzonken. Nog eenmaal noodt hij
de broeders predikanten in zijn huis. In
de kamer, naast de ziekenkamer zijn zij
bijeen. Calvijn sprak: Deze muur hindert
mij niet, want onze harten zijn toch ver*
eenigd. En nauwelijks was hij ontslapen
of algemeene droefenis maakte zich van
allen meester. Hoé zullen zij geroepen heb»
ben: Mijn vader, mijn vader, wagen Israels
en zijne ruiteren! Al spoedig liep het huis
vol, heel de stad moest den dierbaren doode
zien. En dat gaf allemaal zulk een geloop
ia het sterfhuis, dat de Roomschen zeiden:
ziet gij wei, gij protestanten, gij vereert
Uw geestelijken ook! Maar zie nu wat de
predikanten doen. Spoedig laten zij den
overledene in de kist leggen, sluiten die en
den volgenden dag brengen zij hem ter ruste
op het „gemeene kerkhof." Zonder pracht
of praal, maar in zekerheid van een zalig we»
derzien, bestellen zij den grooten doode
ter aarde, op de plaats waar, zoo wij dat
noemen, doorgaans de gewone burger wordt
begraven. Met gevolg dat niemand meer
precies weet, waar dat was. Maar dat hindert
ons niets. Zijn stofkens zijn in den Hemel
bekend. En zeg nu, is er één man ge*
weest, tot meer zegen gebruikt in Gods
Kerk in cj^e allerfelste worsteling dan Cal*
vijn? Een ieder, die zijn geschriften leest
moet betuigen, dat hij met buitengewone
gave;; des Heiligen Geestes was bedeeld,
Zijns gelijke is in de Kerk niet weer op*
gestaan!
Dat Calvijn in Geneve zou arbeiden en et
zou blijven, had hij zelf nooit gedacht.
Want hij was er op zijn doorreis naai
Straatsburg, waar hij nog verder wilde stu*
deeren nadat hij zyn Institutie al had uit*
gegeven. Hier in Geneve arbeidde Farel,
die al veel den hemel bestormd had om
toch een medestrijder te mogen hebben, daat
hij alleen het groote reformatiewerk niet af
kon. Farel hoort dat Calvijn in de stad is
en zoekt hem meermalen in de herberg op,
om hem te vragen in G. te blijven. Maai
Calvijn wil niet en zoekt uitvluchten. Nu
was Farel een Boanergus, een zoon des
Donders, machtig in de Schriften en mach*
tig ter taal. En als Calvijn maar blijft wei*
geren, dan springt Farel op (zijn stoel valt
zelfs om) en hij barst los tot Calvijn: „als
gij Uw studie stelt boven mijn verzoek,
zeg ik U in den naam des Heeren, dat gij
U zelven meer' zoekt dan Jezus Christus en
God Uw studie zal vervloeken." Dit woord
greep Calvijn ineens in 't hart; „door na^
melooze schrik was ik bevangen" zoo
schreef hij later. En hij bleef in Geneve,
waar de Heere zoo een groot werk voor
hem had.
Ja, als de Geest die reformatoren aan*
gordde, dan kwam er iets voor den dag!
Dan werden er zielen aan de strijdwagen
van den grooten Koning vastgeklonken,
daar mogen we zeker van zijn. En dan werd
aan Gods Waarheid luister bijgezet. Maar
ik dwaal weer af. Wat de Synode^Zaal be*
treft, dat moet ik even laten rusten. Gij
ziet dat de Waarnemer geen echte kranten»
man is, want hij verstaat de kunst niet om
met weinig woorden veel te zeggen.
WAARNEMER
XtV.
Verschillende voorslagen om de financiëe'
Ie band tusschen Staat en Kerk te regelen,
zijn in de loop der jaren gedaan. Sommi*
gen willen zonder meer de uitkeeringen sta*
ken, hetgeen ook zou geschieden in een
Staat, waar de revolutionairen de macht
kregen. Anderen willen de subsidies doen
loopen tot het vertrek of het overlijden van
de predikanten en dan voorgoed ophouden.
Weer anderen willen het stelsel van fixee*
ring, o.a. de grondwetscommissie van 1883.
Zij willen het thans genoten bedrag der
gezindheden fixeeren, vasthouden, en in het
vervolg dit uitbetalen, doch verder niets
meer. Het tweede lid van art. 172 zou dan
een doode letter worden, /iiermee zoü
echter de band niet doorgesneden worden,
doch bestendigd. De Staatscommissie van
1910 wilde nog verder gaan. Zij stelde
voor alle kerken te subsidlëeren naar even*
redigheid van elks ledental. Die welke reeds
ontvangen, blijven dit behouden, de andere
krijgen f 455 per duizend leden. Dit stel»
sel zou billijker zijn dan het vorige, omdat
hierin alle gezindheden op voet van gelijk*
beid worden behandeld.
Zij, die de band geheel willen doorsnij*
den, hetgeen vooral van Anti*Revolutionai*
re zijde wordt voorgestaan, zijn het vrijwel
erover eens, dat dit dient te geschieden door
kapitalisatie. Reeds in 1878 werd in art. 20
van het A.R. program van beginselen ge*
schreven door Dr. Kuijper, dat ter bevor*
dering van een meer dan dusgenaamde schei*
ding tusschen Staat en Kerk, de verplichting
uit art. 172 der grondwet voor de Over*
beid voortvloeiende, na uitbetaling aan de
rechthebbenden van het rechtens verschul*
digde, dient te worden opgeheven.
In de eer^e jaren van het bestaan der
georganiseerde A.R. partij heeft men telkens
deze zaak ter sprake gebracht. In de pro*
grams van actie voor de verkiezingen kwam
dit punt geregeld voor, zoo in 1888 en
1891. Langzamerhand naderde nu echter de
tijd van de coalitie. De Chr. Historischen
waren toen, gelijk ook nu nog velen, tegen
losmaking en de Roomschen wilden blijk*
baar eveneens de toestand bestendigen. Om
die reden is het zeer goed te begrijpen, dat
art. 20 van het A.R. program een dood
artikel geworden is.
Maar al is het te begrijpen, te billijken
is het niet. Beginselkwesties mogen ter wille
van .samenwerking nooit van de baan ge*
schoven of doodgezwegen worden. Zij moe»
ten aan de orde gesteld worden, ook al
vindt men bij geen der andere partijen
weerklank. Voert men ze van het program
van actie af, dan spreekt het vanzelf, dat
men geen weerklank meer vindt. En dit
heeft men vanaf 1897 gedaan. De kapitali*
UIT HET KIJKVENSTER: Twee onvinJ.
b^re dingen.
De oiplossing van bet Kerkelijlc vraa^tuk'.
Raadvergadering Oolfgeiisiplaat. (Wat er al<
lemaal in den vr^g ligt voor een goede veert
Terbinding).
Raadsvergadering Dirksiand. Beno«ming
Wethouder.
Tragisdi ongeval te Dirksiand. Man door
fiets aangereden en gedood.
Buitenland: Te Marsseille Koning Alexan<
der van Joego Slavië en Minister Bar&ou
vermoord.