CmV^KBLADopGED.GR0nD5LAG vöSorc EILAHDEn r 7e Jaargang WOENSDAG 10 OCTOBER 1934 No. 574 N.V. Uitgeversmaatschappij «Eilanden-nieuws" Bevestiging van den WelEcrw. Heer Ds. Bus in de Ncd. Herv. Kerk te Poort vliet op Zondag 7 October 1934. ME"L»EDEWERKING VAN VOORAANSTAANDE HERVORMDE EN GEREFORMEERDE PERSONEN Beveifiger Ds. de Bres van Sf. Maartensdijk, Voornaamste inhoud; Adverten1|e-pri]s 20 ceat pér regel. Reclames 40 et; Dleoit- aanvragen en -aanbledlngea vaa 1—6 regels 80 et.; Boek-aaa- kondiglng 10 ceat per regel' Coatrartea belaagrQk lager UITGAVE VAN Gevestigd te Miadelhaim* PiiiM Henaiiksti. 122 f». Giro 167930 Poctbox 8 Tel. 17 V Abonnements-prijs 85 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week Afzonderlijke nummers 5 cent. Buitenland 8 gulden per jaar Geacht als wat vreemds. Gods Woord en Wet wordt algemeen ver* acht en verworpen. Dat is het vreeselijlce kenmerk onzer dagen. Niet alleen in het Buitenland, maar ook in ons land. Door zoovelen voor wien de Bijbel niets beteekent. Die of in euvelmoed zich aan h«t Woord des Heeren heWien onttrokken of die er door hun godsdienstloore opvoeding geheel onbekend mee gebleven zijn. De men» schelijke wijsheid acht zich ver boven het Woord des Heeren verheven. Tot hoogere ont\vikkeling is men gekomen, zoo meent men i n droeve zelfsverheffing. Zoover is di« onkennis van Gods Woord doorgedrongeti, dat het voor velen vreemd is geworden, als men met het Getuigenis van den hoogsten Koning, van den Koning der Koningen komt. Zoodat in vollen nadruk' van toe* passing is wat bij Hosea 8 12 van Efraïm getuigd wordt. „Ik schrijf hem de voortref* felijkheden mijner wet voor, maar die zijn geacht als wat vreemds." Zoover is de afval doorgedrongen, dat de Geboden des Heeren in onzen tijd als wat vreemds worden geacht. Eischt men op grond van Gods Wet de doodstraf voor den moordenaar, het is wat vreemds, 't Wordt idoor velen fciaifeiarsch genoemd. De eisch van Gods Wet als l>ar« baarsch voorgesteld. Ot de volksconsciëntie moet eerst van de doodstraf als eisch der gerechtigheid overtuigd zijn. Alzoo deconsci^ ëntie van den gevallen mensch 'hooger gesteld dan 's Heeren reine en volmaakte Wet. Eischt de Wet des Heeren de heiliging van den dag des Heeren, dan wordt dat al spoedig als wat vreemds voorgesteld. Voor onmogelijk uitgekreten. Dan heet het „maar dat is onmogelijk." Stillegging van de mid* delen van openbaar verkeer en dat in dezen modernen tijd Dat is al geheel onmogelijk. Zoo oordeelt men, zoo oordeelt hij die van God en zijn Geboden is vervreemd, zoo oordeelt ook hij, die Zondag op Zondag 's Heeren gebod hoort voorlezen: Gedenkt den Sabb'athdag, dat gij dien heiligt." Geaohi als wat vreemds. Ook in den Raad van Sommelsdijfc. Dat men 'slïeeren geboden als wat vreemds acht, bleek ook dezer dagen in den Raad van Sommelsdijk. Een voorstel tot algeheele sluiting van de Wilhelminabrug op Zondag was aan de orde. Tot nog toe werd de brug twee uur opengesteld. Maar de voorsteller zegt terecht „Gods Dag moet j geheel geheiligd. Door twee uur, een kwar* I tier wordt de Zondag ook ontheiligd. Het I voorstel werd verdedigd op grond van de •Wet des Heeren. Dat een vrijzinnige het recht Gods niet aanvoeh, is te begrijt)en maar dat ook de antirevolutionaire wethou' der zich niet achter het voorstel schaarde is te verwonderen. Terecht was de opmer king, dat het voorstel voortvloeit uit den eisch van Gods Wet. En dan komt men aandragen met het verrichten van Werken van barmhartigheid en noodzakelijkheid. Ge' heel buiten dit voorstel. Daar ging het niet om. 't Ging er niet om om de werken van barmhartigheid en noodzaak onmogelijk te maken. Dat was geheel buiten kijf. ]>e zaak was of men de brug ten gerieve van het gewone maatschappelijke bedrijfs* leven moet openen. „Neen, was de meening van het voorstel. „Ja," was het woord van den antirevolutionairen bewindsman. En dan komt het neo*Calvinistisch standpunt, de leer van de neutrale Overheid. De samen» leving is zoo gecompliceerd. Er is vrijheid van overtuiging. Er is een gemengde b'evol* king. Men kan het een ander niet opdrin* gen. Welke norm is hier de geldende. De verschillende overtuiging van de bevolking. De meening derhalve van den mensch. Niet het recht Gods. Niet het gebod des Heeren. De menschelijjke meening als beter, als voortreffelijker gesteld boven Gods Wet. Gods geboden als iets vreemds, als iets on* mogelijks geacht. En niet alleen door de vrijzinnigen maar ook door hen, die van Christelijke belijdenis zijn. 4: >i' Gods Recht hoven menschelijke rechten. De Wet Gods eischt de heiliging van Gods Dag. Dien dag geheel. Niet gedeeltelijk, maar geheel. En wat ziet men nu ook in ons land. Dat met de Wet Gods geen rekening wordt gehouden, of zoo men het al doet, dat men dan niet den geheelen dag maar een gedeelte daarvan wil geheiligd zien. Waardoor als vanzelf de geheele heiliging vervalt. Het wordt vaak goed gepraat met de opmerking, dat men dan toch zijn godsdienstige plichten kan waarnemen. Dat moeten al rare godsdienstige plichten zijn. Eerst den Dag des Heeren ontheiligen en dan nog zoowat een godsdienst doen. Gelukkig zijn er tal van belijders die dat inzien. En die daarom geen betrekking aanvaarden willen waaraan Zondagsarbeid is verbonden. Al is die arbeid dan ook gering. Vele betrekkfcigen, zooals bij de post, bij het vervoerwezen, brugwachters e.d. zijn daardoor voor een Christen niet te aanvaarden. Een Christen kan derge* lijke betrekkingen niet bekleeden. En daar* mee zijn ze veroordeeld. Indien moet toe^ gegeven worden, dat een Christen derge* lijke betrekkingen niet kan aanvaarden, dan vloeit daar toch onmiddelijlk uit voort. dat de Overheid ooki<ie plaatselijke Over* beid niet er mee af is zich te beroepen op de gemengde bevolking. De Overheid is, door niet te zorgèifc^ dat de arbeid op Zondag stil ligt er v|or verantwoordelijk dat een aantal harer b^^gers naaf dergehjke betrekkingen niet kunnen solliciteeren. Dat is een practisch bezwaar Verbonden aan de arbeid op Zondag dat ook voor de Overheid moet meetellen, zoo ze zidi plaatst op het standpunt van het recht voor de gemengde bevolking. Evenwel d« Overheid heeft de roeping en de plicht op te komen voor het Recht des Heerenf Dat is haar aller* eerste en duurste verplichting. Al het ge* redeneer van rechten van gemengde bevol* king is in den grond .nfcts anders dan ver* werping van het Recht Gods. Dat wil mea buigen naar het menschelijk inzicht, waar* door men de Rechten des Heeren stelt be* neden de inzettingen van de menschen. Zondag was voor de gemeente van Poortvliet de blijde dag aangebroken, dat de herderlöoze gemeente na 2V2 jaar tijd weer een eigen Leeraar mocht ontvangen. De saamgestroomde menigte ving de Gods» dienstoefening aan met het zingen van Ps. 118 vers 11, waarna gelezen werd Ro* meinen 6. Na votum en gebed werd nog gezongen Psalm 68 10, en ving Ds. de Brés zijn predikatie aan. Er staat geschreven, zoo zeide ZEerw. dat Mozes bij zijn afscheid tot bet Volk Israels sprak, „ik heb u voorgesteld den zegen en den- vloek," en Jesaia: „ik stel voor den weg des Levens en des doods. Deze twee zaken hebben al des Heeren Dienstknechten te brengen. Zij moeten het volk toeroepen. Tot de Wet en de Getui* genis, zoo zij niet spreken naar dit Woord zij zullen geen Dageraad zien. Een Dienaar des Woords moet den Volke verkondigen dat de mensch op het diepst vernederd eiV God op het hoogst verheerHjkt moet wor* den. Hij moet spreken van de ellende waar* in de mensch van nature gevallen is, maai ook van de verlossing en van de dankbaar* heid. Dat is zijn boodschap. Hij moet het Woord ontvouwen, toepassen, en onder* scheidene toestanden verklaren. Als er zóó gepredikt wordt kan men zeggen, dat „de Waarheid op de stoel is." Een getrouwe prediking is dus „voorstellen den weg des Levens en den weg des doods. ZEerw. bepaalde zijn gehoor hier naderbij uit de woorden van Rom. 6 vers 23: „Want de bezoldiging der zonde is de „dood, maar de genadegifte Gods is „het eeuwige leven, door Jezus Chris» „tus, onzen Heere. en stond stil bij: I. aan de eene zijde: de bezoldiging der zonde de dood; II. aan de andere zijde: de genadegifte het Eeuwige Leven. De zonde heeft Satan tot voedsterheer. Het is een menschenmoorder van den beginne. Door de zonde is een totale om* mekeer in de gansche schepping ontstaan en is de mensch door den val van Adam, ons verbondshoofd, in boeien en banden geslagen. Voor den val deelde de mensch volmaakt in de liefde des Heeren, de zalig» heid was zijn leven. Maar als een snood rebel heeft de mensch den Heere de ge* hoorzaantheid opgezegd en is Adam en met hem de gansche schepping Satan toege* vallen en ajn wij dienstknechten der zonde geworden. Een dienstknecht nu, krijgt loon, een krijgsknecht zijn soldij en zoo betaalt Satan ook zijn onderdanen. De tekst zegt het: de bezoldiging der zonde is de dood. Ontzettende gedadite: de mensch onderwor» pen aan den t^Jdelijken, geestelijken en eeu* wigen dood. De geestelijke dood. Het is de taak van den Dienaar des Woords, die gees* tehjke dood af te schilderen. Immers is de mensch doodgevallen in zonden en mis* daden. Hij is onmachtig om iets aan zijn zaligheid af of toe doen. Erger: hij is een vijand van de vrije genade Gods. Daar* tegenover heeft de Dienaar te brengen de boodschap, dat er redding mogelijk is, in Jezus Christus den Heere. De tijdelijke dood. Als gevolg van den toorn Gods op de zonden, is de mensch niemand uitgezonderd op tels naar dood en graf. Hij leefde voordien in vrede en gerustheid op deze aarde, maar door den val, moet hem' dé;, wereld en alles wat er is, ontvallen en persoonlijk is hij zelf den fijdelijken dood onderworpen. De be* zoldiging der zonde is de dood. De eeuwige dood. De dienaar heeft te prediken, dat, indien de zondaar in de zojtide volhardt en zich niet bekeerd, hel en verdoemenis zijn dfeel wordt. Vreesehjk zal het zijn te vallen in de handen van den levenden God! Een eeuwig durend berouw, zonder hope, een kauwen der tong van pijn, in het onuitblusscheÜjk vuur. Zegt den goddeloozu, het zal hem kwa* lijk gaanr O gemczik^ om'zoo-die eine, zijde te bezien, wat een ontzaggelijke zaak, wat e en taak heeft de prediker om de sleu» telen des hemelrijks te gebruiken en buiten te sluiten, hen, die onverzoend daar henen leven. Gemeente, dezen dag ontvangt ge Uw Dienaar van God, Wij hebben het ver* trouwen in hem, dat hij als Herder en Leeraar begeert deze Waarheid te prediken, en deze zijde van den lastbrief, te ont* vouwen. Op zichzelf genomen, zal het aan* zeggen van dood en hel geen kracht doen. Zonder de geopenbaarde genade Gods, zon* der de Almacht des Geestes zal het verstarde zondaarshart hetzelfde blijven. Maar door het Woord, dat scherper is dan eenig twee* snijdend scherp zwaard, dat doorgaat tot de verdeeling der ziel en des mergs, en de mogendheid van des Heeren Geest, doet het Woord der prediking kracht, tot ontdekking en tot ontgronding. Die bidden geleerd hebben, verstaan hier hun roeping, dat het Woord dat Uw Leeraar brengen zal zonder de bediening des Geestes, geen nut zal doen en geen uitwerking zal hebben. Waarde Broeder! zei ZEerw., dat U ge* trouwmakende genade moogt ontvangen om zondaren te waarschuwen, door hen te zeggen, dat de bezoldiging der zonde de dood is, opdat het in den dag der dagen niet van U geeischt wordt, maar gij kunt peggen: „ik heb hun niets achtergehouden." II. Deze rede is hard. Aan 's menschen kant is alles afgesneden. „Gevallen in dien jammerstaat, moeten zij hulploos sterven" Maar, wanneer aan de an* dere zijde de lastbrief wordt ontrold, is het een liefelijke boodschap: „Ik heb geen lust in den dood des zondaars, maar daarin, dat hij zich bekeere en leve." De genadegifte Gods, is het eeuwige leven, zegt onzen tekst. Leven geestelijk leven. Als de Geest werkt moet de dood op zij, dan is het. Lazarus! komt uit! De op het vlakke des velds in hun bloed vertredenen, zullen leven. Zalige ommekeer. Het verstand wordt verlicht, Gods* en zelfkennis krijgen ze. Hij krijgt met den Rechter te doen. Het wordt omkomen. Dood en hel is verdiend, er is een bekentenis van schuld* en doemwaardigheid, hij begint te roepen, ik zal mijii Rechter om genade bidden. Hiervan moet de Dienaar óók spreken. Als aan alle kant hulp ontbïeekt, als zij als rampzaligen zijn gezonken in i^ien kuil van modderig slijk, dan moet hij hen Wijzen op den keursteen des Heils, Jezu.1 Christus. Het evangelie moet geopend. Wie weet, wat God doen zal. Als zoo'n ziele zucht: Geef mij Jezu of ik sterf tot hen moet gezegd: Zie, hier ben Ik, Ik ben Uw heil! Dan kan het woord beves» tigd worden, in het Licht van des Konings aangezicht is leven. -Voor het echte Volk van God, vangt hier de blijdschap aan om straks het geloof met aanschouwen te ver* wisselen. De dood geen nood, zij gaan niet verloren in der eeuwigheid. De dood is hun een doorgang ten eeuwigen leven. Toepassing. Dat Leven nu, noemt de Apostel een genadegift. Uit vrije genade, was voor hun van eeuwigheid besloten, die naar recht den eeuwigen dood verdiend hadden, te verlossen van den toekomenden toorn. Altijd weer moet de nadruk er op gelegd, dat dit een souverein werk Gods is. Wat een blijde boodschap, de hel ver* diend, en zij krijgen het eeuwige leven. Jezus zegt: die door Mij ingaat wordt behouden. Gode zij dank, voor die onuit* sprekelijke gave, Die het eeuwige Leven schenkt, Die ter rechterhand Gods zit, Die ook voor ons bidt. Die wil, dat daar Hij is, ook zijn, die Hij gegeven heeft. Hij be* waard hen, tot de zaligheid en dat allen, allen, die Zijn verschijning hebben lief» gehad. Niets zal hen scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus. Ook deze zijde van den lastbrief ligt voor des Dienaar's rekening. Het is een blijde boodschap, dien onnaspeurlijken rijk* dom der genadegifte te verkondigen. Troost, Troost, zal Ulieder God zeggen, spreekt naar het hart van Jeruzalem. Niet die daar zeggen Heere, Heere, maat die doen den wille des Vaders. Dde eigen» gerechtigden, braven en vromen, gerusten te Sion, moet ook de dood aan de eene zijde gesteld worden, en het leven aan de ajadere zijde. Zonder het verzoenend bloed van Jezus Christus zullen zij niet geraken uit de omarming der hel. Bidden en smee* ken moet de Leeraar, om hen van hun weg af te trekken, hen te lokken en te noodigen om te koopen zonder prijs, wijn en melk. Zietdaar den lastbrief van twee zijden bezien. De Koning der Kerk, moge de Leeraar kracht geven tot de bediening, dat tot Zijne eere zondaren worden gezaligd, bedrukten en bekommerden worden ver* troost en versterkt. Als de Dienaar zegt, wie is tof deze dingen bekwaam? bedenkt: Predikt het Evangelie allen creaturen. Hem is gegeven alle macht in den hemel en op aarde. Ziet ge op den strijd, op het klimmen der god* deloósheid, hef vaste'fundament Gods staat: de genadegifte Gods is het eeuwige leven. Dienaar Gods! ziet op den Koning der Kerke, die hier Zijn Woord wil schenken, zoolang, tot het 'Maranatha klinkt: De Heere komt. Gemeente, zijt ge nog onbekeerd, bedenkt, dat gij sterven moet en daarna het oordeel. Verwerp het Woord niet. Als consulent Uwer gemeente, moet ik het U nog eenmaal aanzeggen, dat God geen lust heeft in Uwen dood. Heden, zoo Gij Zijn stem hoort, verhard u niet. Leven en dood, zegen en vloek, hemel en hel hebben wij U voorgesteld, en U heden nog gewaarschuwd. Uw bloed zij op Uw hoofd, indien Gij U niet bekeerd, wij heb» ben ons van U vrijgemaakt. Reiniging van. alle zonden is mogelijk. El is een rijke Jezus voor een arm zondaar. Er is een evangelie van vrije genade. Dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld is gekomen om zondaren zalig te maken. Nog noodigt hij, komt allen die vermoeid en belast zijt. Groot is het voorrecht, voor de ge* meente een Dienaar te mogen ontvangen. God had het licht op den kandelaar des Woords kunnen weren. Aanvaardt hem dan, als een Dienaar des Woords in den Heere. Die bidden geleerd hebben dragen hem op de vleugelen des gebeds. Hebt ge* duld met zwakheden en gebreken. En als laatste woord: Hebt elkander hartelijk lief, want waar liefde woont, gebiiedt de Heere Zijn zegen. Hierna ging Ds. de Brés tot bevestiging over en zong de gemeente hun nieuwe leeraar toe Ps. 20 1. De slotzang was Ps. 133 3. Intrede van den WelEerw. Ds. TBus. Was des morgens in het Kerkgebouw geen enkele plaats onbezet, des avonds was het tot in alle hoeken gevuld en moesten velen zich met een staanplaats tevreden stel* len. De dienst werd geopend met het zin* gen van Ps. 123 1, hef lezen der 12 artikelen en een gedeelte uit Ezechiël 33 van vers 1 tot 11. Ds. Bus sprak het votum uit en ging voor in gebed. In een voorwoord schetste ZEerw. hoe het den Heere behaagde dooi middel van de Kerkeraad hem te beroepen en hoewel er veel tegen aan kwam, hij toch een overbuiging in zijn hart kreeg om door te breken en bet met vrijmoedigheid aan te nemen. De binnenpraters zochfen hem nadien alras wijs te maken, gij zijt niet in Gods weg, éér gij die plaats zuU bereiken, zult ge door den dood zijn weggenomen. In de geschiedenis der Kerk is dat vaker voor gekomen. Het heeft Gode echter behaagd, zei spr., dat ik in deze ure, na vanmorgen bevestigd te zijn voor het eerst mag optreden. Wat goeder» Doer tierenheden Gods, dat wij als land en volk, die het zoo schrikkelijk verzondïgd hdbb'en, in het burgerlijke nog in vrede mogen leven, dat wij nog voedsel en deksel hébben, onverdiend, dat U ook in deze ure nog geschonken is een Herder en Leeraar om Uw gemeente te dienen. Dat het een middel mocht zijn tot ware vertedering des har* ten, tot ixkeering bij aan» of voortgang, opdat naarstig acht gegeven werd op het Woord, dat U van 's hemels wege wordt gebracht en wij mochten leven met U on* der diepen indruk van Gods Majesteit als een, die eenmaal rekenschap moet afleggen van den arbeid die hier staat te verrichten. Dat wij getrouw mochten bevonden worden den last des Heeren onder U uit te dragen van welken last het Woord des Heeren spreekt in de profeet. Jesaia 3 vers 10 en 11. Zegt den rechtvaardige, dat het hem wel* gaan zal; Hat zij de vrucht hunner handen zullen eten. Wee den godde* looze, het zal hem kwalijk gaan! want de vergelding zijner handen zal geschie» den. Dit waren de tekstwoorden die ZEerw. koos, waarin hij nader stilstond bij: I. de onderscheiding genoemd; II. de voorzegging gedaan; III. het bevel des Heeren gegeve». I. Het is ons duidelijk genoeg, aldus ZEerw., dat hier onderscheid wordt gemaakt, tusschen menschen en menschen. Wie dat doet? Jesaia? Een mensch? Ach, dan had dit Woord geen waarde. Het is God zelf, die het onderscheid maakt. Hij, die de har* ten en nieren proeft. Die alleen s c h ij n en wezen weet te onderscheiden. Rechtvaardigen. Er is sprake in dgn tekst van rechtvaardigen. Wie zyn dat? Niet, die het van zichzelf meenen, maar wel degenen die God in Zijn Woord recht» vaardig verklaart en rechtvaardig noemt. Éénmaal was de mensch rechtvaardig,'' als pronkjuweel der Schepping in Eden's hof versierd met Gods beeld, in heiligheid en rechtvaardigheid, beminnende God met ziel en lichaam beide. Het doen van den wille Gods was zijn zaligheid. Moed en vrijwillig hebben wij dit verlaten, afgevallen in ons verbondshoofd Adam. Romeinen 3 getuigt er van: er is niemand die God zoekt, er is niemand rechtvaardig.en tóch, zijn er in deze wereld en zullen ze er blyven, zoolang de aarde staat, totdat de laatste zal zijn toegebracht en alsdan zal het einde wezen. Wie dat zijn? Niet de rechtvaardigen in zichzelf maar de vree* zenden voor hun staat en toestand, die God leeren kennen in zijn driemaal heilig en onkreukbare Rechtvaardigheid, die komen uit te roepen dat ze strafwaardig zijn (Ps. 51) die gewaar worden, dat ze tevoren koud en hard waren als graniet, voor wie zonde zonde is geworden en door wie de schuld wordt erkend. Dat zijn ze, die uit de dood zijn opgewekt tot een nieuW leven, sommigen als een Saulus in een punt des tijds, anderen op andere wijze. Die, de Heere zelf arm van geest komt te maken, en doet zien dat ze tgsamen zijin Driestarren; Geacht als wat vreemds oök iö dê raad van Sonmiel&dijk. Bevestiging en intrede van dêtt WelEerw. Heer Ds. Bus te Poortvliet. Veeïtjgsjarig jubileum van den Eèrw'. Heer Dl. Slager, Godsdienstonderwijzer bij de lar. Gemeente. Verslag vergadering Ring „Flafckêe" va* Ned. Herv. M.V. O'p Ger. Gr. Landbouw: Traciorwielen met lage druk< banden. Brand te Oude Tonge. Gemeenteraad te Ooltgejisplaat.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1934 | | pagina 1