CmV^KBLADopGED.GR0nD5LAG vöSorc EILAHDEn
r
7e Jaargang
WOENSDAG 10 OCTOBER 1934
No. 574
N.V. Uitgeversmaatschappij «Eilanden-nieuws"
Bevestiging van den WelEcrw. Heer Ds. Bus
in de Ncd. Herv. Kerk te Poort vliet
op Zondag 7 October 1934.
ME"L»EDEWERKING VAN VOORAANSTAANDE HERVORMDE EN GEREFORMEERDE PERSONEN
Beveifiger Ds. de Bres van Sf. Maartensdijk,
Voornaamste inhoud;
Adverten1|e-pri]s 20 ceat pér regel. Reclames 40 et; Dleoit-
aanvragen en -aanbledlngea vaa 1—6 regels 80 et.; Boek-aaa-
kondiglng 10 ceat per regel' Coatrartea belaagrQk lager
UITGAVE VAN
Gevestigd te Miadelhaim* PiiiM Henaiiksti. 122 f». Giro 167930 Poctbox 8 Tel. 17
V
Abonnements-prijs 85 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling
Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week
Afzonderlijke nummers 5 cent. Buitenland 8 gulden per jaar
Geacht als wat vreemds.
Gods Woord en Wet wordt algemeen ver*
acht en verworpen.
Dat is het vreeselijlce kenmerk onzer
dagen.
Niet alleen in het Buitenland, maar ook
in ons land.
Door zoovelen voor wien de Bijbel niets
beteekent.
Die of in euvelmoed zich aan h«t Woord
des Heeren heWien onttrokken of die er
door hun godsdienstloore opvoeding geheel
onbekend mee gebleven zijn. De men»
schelijke wijsheid acht zich ver boven het
Woord des Heeren verheven. Tot hoogere
ont\vikkeling is men gekomen, zoo meent
men i n droeve zelfsverheffing. Zoover is di«
onkennis van Gods Woord doorgedrongeti,
dat het voor velen vreemd is geworden, als
men met het Getuigenis van den hoogsten
Koning, van den Koning der Koningen
komt. Zoodat in vollen nadruk' van toe*
passing is wat bij Hosea 8 12 van Efraïm
getuigd wordt. „Ik schrijf hem de voortref*
felijkheden mijner wet voor, maar die zijn
geacht als wat vreemds."
Zoover is de afval doorgedrongen, dat de
Geboden des Heeren in onzen tijd als
wat vreemds worden geacht.
Eischt men op grond van Gods Wet
de doodstraf voor den moordenaar, het is
wat vreemds, 't Wordt idoor velen fciaifeiarsch
genoemd. De eisch van Gods Wet als l>ar«
baarsch voorgesteld. Ot de volksconsciëntie
moet eerst van de doodstraf als eisch der
gerechtigheid overtuigd zijn. Alzoo deconsci^
ëntie van den gevallen mensch 'hooger
gesteld dan 's Heeren reine en volmaakte
Wet.
Eischt de Wet des Heeren de heiliging
van den dag des Heeren, dan wordt dat al
spoedig als wat vreemds voorgesteld. Voor
onmogelijk uitgekreten. Dan heet het „maar
dat is onmogelijk." Stillegging van de mid*
delen van openbaar verkeer en dat in dezen
modernen tijd Dat is al geheel onmogelijk.
Zoo oordeelt men, zoo oordeelt hij die
van God en zijn Geboden is vervreemd,
zoo oordeelt ook hij, die Zondag op Zondag
's Heeren gebod hoort voorlezen: Gedenkt
den Sabb'athdag, dat gij dien heiligt."
Geaohi als wat vreemds.
Ook in den Raad van Sommelsdijfc.
Dat men 'slïeeren geboden als wat
vreemds acht, bleek ook dezer dagen in den
Raad van Sommelsdijk. Een voorstel tot
algeheele sluiting van de Wilhelminabrug op
Zondag was aan de orde. Tot nog toe
werd de brug twee uur opengesteld. Maar
de voorsteller zegt terecht „Gods Dag moet j
geheel geheiligd. Door twee uur, een kwar* I
tier wordt de Zondag ook ontheiligd. Het I
voorstel werd verdedigd op grond van de
•Wet des Heeren. Dat een vrijzinnige het
recht Gods niet aanvoeh, is te begrijt)en
maar dat ook de antirevolutionaire wethou'
der zich niet achter het voorstel schaarde
is te verwonderen. Terecht was de opmer
king, dat het voorstel voortvloeit uit den
eisch van Gods Wet. En dan komt men
aandragen met het verrichten van Werken
van barmhartigheid en noodzakelijkheid. Ge'
heel buiten dit voorstel. Daar ging het
niet om. 't Ging er niet om om de werken
van barmhartigheid en noodzaak onmogelijk
te maken. Dat was geheel buiten kijf. ]>e
zaak was of men de brug ten gerieve
van het gewone maatschappelijke bedrijfs*
leven moet openen. „Neen, was de meening
van het voorstel. „Ja," was het woord van
den antirevolutionairen bewindsman. En dan
komt het neo*Calvinistisch standpunt, de
leer van de neutrale Overheid. De samen»
leving is zoo gecompliceerd. Er is vrijheid
van overtuiging. Er is een gemengde b'evol*
king. Men kan het een ander niet opdrin*
gen. Welke norm is hier de geldende. De
verschillende overtuiging van de bevolking.
De meening derhalve van den mensch.
Niet het recht Gods. Niet het gebod des
Heeren. De menschelijjke meening als beter,
als voortreffelijker gesteld boven Gods Wet.
Gods geboden als iets vreemds, als iets on*
mogelijks geacht. En niet alleen door de
vrijzinnigen maar ook door hen, die van
Christelijke belijdenis zijn.
4: >i'
Gods Recht hoven
menschelijke rechten.
De Wet Gods eischt de heiliging van
Gods Dag.
Dien dag geheel. Niet gedeeltelijk, maar
geheel. En wat ziet men nu ook in ons
land. Dat met de Wet Gods geen rekening
wordt gehouden, of zoo men het al doet,
dat men dan niet den geheelen dag maar
een gedeelte daarvan wil geheiligd zien.
Waardoor als vanzelf de geheele heiliging
vervalt. Het wordt vaak goed gepraat met
de opmerking, dat men dan toch zijn
godsdienstige plichten kan waarnemen. Dat
moeten al rare godsdienstige plichten zijn.
Eerst den Dag des Heeren ontheiligen en
dan nog zoowat een godsdienst doen.
Gelukkig zijn er tal van belijders die
dat inzien. En die daarom geen betrekking
aanvaarden willen waaraan Zondagsarbeid
is verbonden. Al is die arbeid dan ook
gering. Vele betrekkfcigen, zooals bij de
post, bij het vervoerwezen, brugwachters
e.d. zijn daardoor voor een Christen niet
te aanvaarden. Een Christen kan derge*
lijke betrekkingen niet bekleeden. En daar*
mee zijn ze veroordeeld. Indien moet toe^
gegeven worden, dat een Christen derge*
lijke betrekkingen niet kan aanvaarden, dan
vloeit daar toch onmiddelijlk uit voort.
dat de Overheid ooki<ie plaatselijke Over*
beid niet er mee af is zich te beroepen
op de gemengde bevolking. De Overheid
is, door niet te zorgèifc^ dat de arbeid op
Zondag stil ligt er v|or verantwoordelijk
dat een aantal harer b^^gers naaf dergehjke
betrekkingen niet kunnen solliciteeren. Dat
is een practisch bezwaar Verbonden aan de
arbeid op Zondag dat ook voor de Overheid
moet meetellen, zoo ze zidi plaatst op het
standpunt van het recht voor de gemengde
bevolking. Evenwel d« Overheid heeft de
roeping en de plicht op te komen voor
het Recht des Heerenf Dat is haar aller*
eerste en duurste verplichting. Al het ge*
redeneer van rechten van gemengde bevol*
king is in den grond .nfcts anders dan ver*
werping van het Recht Gods. Dat wil mea
buigen naar het menschelijk inzicht, waar*
door men de Rechten des Heeren stelt be*
neden de inzettingen van de menschen.
Zondag was voor de gemeente van
Poortvliet de blijde dag aangebroken, dat
de herderlöoze gemeente na 2V2 jaar tijd
weer een eigen Leeraar mocht ontvangen. De
saamgestroomde menigte ving de Gods»
dienstoefening aan met het zingen van Ps.
118 vers 11, waarna gelezen werd Ro*
meinen 6.
Na votum en gebed werd nog gezongen
Psalm 68 10, en ving Ds. de Brés zijn
predikatie aan.
Er staat geschreven, zoo zeide ZEerw.
dat Mozes bij zijn afscheid tot bet Volk
Israels sprak, „ik heb u voorgesteld den
zegen en den- vloek," en Jesaia: „ik stel
voor den weg des Levens en des doods.
Deze twee zaken hebben al des Heeren
Dienstknechten te brengen. Zij moeten het
volk toeroepen. Tot de Wet en de Getui*
genis, zoo zij niet spreken naar dit Woord
zij zullen geen Dageraad zien. Een Dienaar
des Woords moet den Volke verkondigen
dat de mensch op het diepst vernederd eiV
God op het hoogst verheerHjkt moet wor*
den. Hij moet spreken van de ellende waar*
in de mensch van nature gevallen is, maai
ook van de verlossing en van de dankbaar*
heid. Dat is zijn boodschap. Hij moet het
Woord ontvouwen, toepassen, en onder*
scheidene toestanden verklaren. Als er zóó
gepredikt wordt kan men zeggen, dat „de
Waarheid op de stoel is." Een getrouwe
prediking is dus „voorstellen den weg des
Levens en den weg des doods. ZEerw.
bepaalde zijn gehoor hier naderbij uit de
woorden van Rom. 6 vers 23:
„Want de bezoldiging der zonde is de
„dood, maar de genadegifte Gods is
„het eeuwige leven, door Jezus Chris»
„tus, onzen Heere.
en stond stil bij:
I. aan de eene zijde: de bezoldiging
der zonde de dood;
II. aan de andere zijde: de genadegifte
het Eeuwige Leven.
De zonde heeft Satan tot voedsterheer.
Het is een menschenmoorder van den
beginne. Door de zonde is een totale om*
mekeer in de gansche schepping ontstaan
en is de mensch door den val van Adam,
ons verbondshoofd, in boeien en banden
geslagen. Voor den val deelde de mensch
volmaakt in de liefde des Heeren, de zalig»
heid was zijn leven. Maar als een snood
rebel heeft de mensch den Heere de ge*
hoorzaantheid opgezegd en is Adam en met
hem de gansche schepping Satan toege*
vallen en ajn wij dienstknechten der zonde
geworden. Een dienstknecht nu, krijgt loon,
een krijgsknecht zijn soldij en zoo betaalt
Satan ook zijn onderdanen. De tekst zegt
het: de bezoldiging der zonde is de dood.
Ontzettende gedadite: de mensch onderwor»
pen aan den t^Jdelijken, geestelijken en eeu*
wigen dood.
De geestelijke dood. Het is de
taak van den Dienaar des Woords, die gees*
tehjke dood af te schilderen. Immers is de
mensch doodgevallen in zonden en mis*
daden. Hij is onmachtig om iets aan zijn
zaligheid af of toe doen. Erger: hij is
een vijand van de vrije genade Gods. Daar*
tegenover heeft de Dienaar te brengen de
boodschap, dat er redding mogelijk is,
in Jezus Christus den Heere.
De tijdelijke dood. Als gevolg van
den toorn Gods op de zonden, is de mensch
niemand uitgezonderd op tels naar
dood en graf. Hij leefde voordien in vrede
en gerustheid op deze aarde, maar door
den val, moet hem' dé;, wereld en alles wat
er is, ontvallen en persoonlijk is hij zelf
den fijdelijken dood onderworpen. De be*
zoldiging der zonde is de dood.
De eeuwige dood. De dienaar heeft
te prediken, dat, indien de zondaar in de
zojtide volhardt en zich niet bekeerd, hel
en verdoemenis zijn dfeel wordt. Vreesehjk
zal het zijn te vallen in de handen van
den levenden God! Een eeuwig durend
berouw, zonder hope, een kauwen der
tong van pijn, in het onuitblusscheÜjk
vuur.
Zegt den goddeloozu, het zal hem kwa*
lijk gaanr O gemczik^ om'zoo-die eine,
zijde te bezien, wat een ontzaggelijke zaak,
wat e en taak heeft de prediker om de sleu»
telen des hemelrijks te gebruiken en buiten
te sluiten, hen, die onverzoend daar henen
leven.
Gemeente, dezen dag ontvangt ge Uw
Dienaar van God, Wij hebben het ver*
trouwen in hem, dat hij als Herder en
Leeraar begeert deze Waarheid te prediken,
en deze zijde van den lastbrief, te ont*
vouwen. Op zichzelf genomen, zal het aan*
zeggen van dood en hel geen kracht doen.
Zonder de geopenbaarde genade Gods, zon*
der de Almacht des Geestes zal het verstarde
zondaarshart hetzelfde blijven. Maar door
het Woord, dat scherper is dan eenig twee*
snijdend scherp zwaard, dat doorgaat tot
de verdeeling der ziel en des mergs, en de
mogendheid van des Heeren Geest, doet het
Woord der prediking kracht, tot ontdekking
en tot ontgronding. Die bidden geleerd
hebben, verstaan hier hun roeping, dat
het Woord dat Uw Leeraar brengen zal
zonder de bediening des Geestes, geen nut
zal doen en geen uitwerking zal hebben.
Waarde Broeder! zei ZEerw., dat U ge*
trouwmakende genade moogt ontvangen
om zondaren te waarschuwen, door hen
te zeggen, dat de bezoldiging der zonde
de dood is, opdat het in den dag der dagen
niet van U geeischt wordt, maar gij kunt
peggen: „ik heb hun niets achtergehouden."
II. Deze rede is hard. Aan 's menschen
kant is alles afgesneden. „Gevallen in dien
jammerstaat, moeten zij hulploos sterven"
Maar, wanneer aan de an*
dere zijde de lastbrief wordt ontrold, is
het een liefelijke boodschap: „Ik heb
geen lust in den dood des zondaars, maar
daarin, dat hij zich bekeere en leve." De
genadegifte Gods, is het eeuwige leven, zegt
onzen tekst. Leven geestelijk leven. Als
de Geest werkt moet de dood op zij, dan
is het. Lazarus! komt uit! De op het vlakke
des velds in hun bloed vertredenen, zullen
leven. Zalige ommekeer. Het verstand wordt
verlicht, Gods* en zelfkennis krijgen ze.
Hij krijgt met den Rechter te doen.
Het wordt omkomen. Dood en hel is
verdiend, er is een bekentenis van schuld*
en doemwaardigheid, hij begint te roepen,
ik zal mijii Rechter om genade bidden.
Hiervan moet de Dienaar óók spreken.
Als aan alle kant hulp ontbïeekt, als zij
als rampzaligen zijn gezonken in i^ien
kuil van modderig slijk, dan moet hij hen
Wijzen op den keursteen des Heils, Jezu.1
Christus. Het evangelie moet geopend. Wie
weet, wat God doen zal. Als zoo'n ziele
zucht: Geef mij Jezu of ik sterf tot
hen moet gezegd: Zie, hier ben Ik, Ik
ben Uw heil! Dan kan het woord beves»
tigd worden, in het Licht van des Konings
aangezicht is leven. -Voor het echte Volk
van God, vangt hier de blijdschap aan om
straks het geloof met aanschouwen te ver*
wisselen. De dood geen nood, zij gaan
niet verloren in der eeuwigheid. De dood
is hun een doorgang ten eeuwigen leven.
Toepassing. Dat Leven nu, noemt de
Apostel een genadegift. Uit vrije genade,
was voor hun van eeuwigheid besloten,
die naar recht den eeuwigen dood verdiend
hadden, te verlossen van den toekomenden
toorn. Altijd weer moet de nadruk er op
gelegd, dat dit een souverein werk Gods
is. Wat een blijde boodschap, de hel ver*
diend, en zij krijgen het eeuwige leven.
Jezus zegt: die door Mij ingaat wordt
behouden. Gode zij dank, voor die onuit*
sprekelijke gave, Die het eeuwige Leven
schenkt, Die ter rechterhand Gods zit, Die
ook voor ons bidt. Die wil, dat daar Hij
is, ook zijn, die Hij gegeven heeft. Hij be*
waard hen, tot de zaligheid en dat allen,
allen, die Zijn verschijning hebben lief»
gehad. Niets zal hen scheiden van de liefde
Gods, die daar is in Christus.
Ook deze zijde van den lastbrief ligt
voor des Dienaar's rekening. Het is een
blijde boodschap, dien onnaspeurlijken rijk*
dom der genadegifte te verkondigen. Troost,
Troost, zal Ulieder God zeggen, spreekt
naar het hart van Jeruzalem.
Niet die daar zeggen Heere, Heere, maat
die doen den wille des Vaders. Dde eigen»
gerechtigden, braven en vromen, gerusten
te Sion, moet ook de dood aan de eene
zijde gesteld worden, en het leven aan de
ajadere zijde. Zonder het verzoenend bloed
van Jezus Christus zullen zij niet geraken
uit de omarming der hel. Bidden en smee*
ken moet de Leeraar, om hen van hun weg
af te trekken, hen te lokken en te noodigen
om te koopen zonder prijs, wijn en melk.
Zietdaar den lastbrief van twee zijden
bezien. De Koning der Kerk, moge de
Leeraar kracht geven tot de bediening, dat
tot Zijne eere zondaren worden gezaligd,
bedrukten en bekommerden worden ver*
troost en versterkt.
Als de Dienaar zegt, wie is tof deze
dingen bekwaam? bedenkt: Predikt het
Evangelie allen creaturen. Hem is gegeven
alle macht in den hemel en op aarde. Ziet
ge op den strijd, op het klimmen der god*
deloósheid, hef vaste'fundament Gods staat:
de genadegifte Gods is het eeuwige leven.
Dienaar Gods! ziet op den Koning der
Kerke, die hier Zijn Woord wil schenken,
zoolang, tot het 'Maranatha klinkt: De
Heere komt.
Gemeente, zijt ge nog onbekeerd,
bedenkt, dat gij sterven moet en daarna
het oordeel. Verwerp het Woord niet.
Als consulent Uwer gemeente, moet ik
het U nog eenmaal aanzeggen, dat God geen
lust heeft in Uwen dood. Heden, zoo
Gij Zijn stem hoort, verhard u niet. Leven
en dood, zegen en vloek, hemel en hel
hebben wij U voorgesteld, en U heden
nog gewaarschuwd. Uw bloed zij op Uw
hoofd, indien Gij U niet bekeerd, wij heb»
ben ons van U vrijgemaakt.
Reiniging van. alle zonden is mogelijk. El
is een rijke Jezus voor een arm zondaar.
Er is een evangelie van vrije genade. Dit
is een getrouw woord en aller aanneming
waardig, dat Jezus Christus in de wereld
is gekomen om zondaren zalig te maken.
Nog noodigt hij, komt allen die vermoeid
en belast zijt.
Groot is het voorrecht, voor de ge*
meente een Dienaar te mogen ontvangen.
God had het licht op den kandelaar des
Woords kunnen weren. Aanvaardt hem
dan, als een Dienaar des Woords in den
Heere. Die bidden geleerd hebben dragen
hem op de vleugelen des gebeds. Hebt ge*
duld met zwakheden en gebreken. En als
laatste woord: Hebt elkander hartelijk lief,
want waar liefde woont, gebiiedt de Heere
Zijn zegen.
Hierna ging Ds. de Brés tot bevestiging
over en zong de gemeente hun nieuwe
leeraar toe Ps. 20 1. De slotzang was
Ps. 133 3.
Intrede van den WelEerw. Ds. TBus.
Was des morgens in het Kerkgebouw
geen enkele plaats onbezet, des avonds was
het tot in alle hoeken gevuld en moesten
velen zich met een staanplaats tevreden stel*
len. De dienst werd geopend met het zin*
gen van Ps. 123 1, hef lezen der 12
artikelen en een gedeelte uit Ezechiël 33 van
vers 1 tot 11.
Ds. Bus sprak het votum uit en ging
voor in gebed. In een voorwoord schetste
ZEerw. hoe het den Heere behaagde dooi
middel van de Kerkeraad hem te beroepen
en hoewel er veel tegen aan kwam, hij
toch een overbuiging in zijn hart kreeg
om door te breken en bet met vrijmoedigheid
aan te nemen. De binnenpraters zochfen
hem nadien alras wijs te maken, gij zijt
niet in Gods weg, éér gij die plaats zuU
bereiken, zult ge door den dood zijn
weggenomen. In de geschiedenis der
Kerk is dat vaker voor gekomen. Het heeft
Gode echter behaagd, zei spr., dat ik in
deze ure, na vanmorgen bevestigd te zijn
voor het eerst mag optreden. Wat goeder»
Doer
tierenheden Gods, dat wij als land en volk,
die het zoo schrikkelijk verzondïgd hdbb'en,
in het burgerlijke nog in vrede mogen
leven, dat wij nog voedsel en deksel hébben,
onverdiend, dat U ook in deze ure nog
geschonken is een Herder en Leeraar om
Uw gemeente te dienen. Dat het een middel
mocht zijn tot ware vertedering des har*
ten, tot ixkeering bij aan» of voortgang,
opdat naarstig acht gegeven werd op het
Woord, dat U van 's hemels wege wordt
gebracht en wij mochten leven met U on*
der diepen indruk van Gods Majesteit als
een, die eenmaal rekenschap moet afleggen
van den arbeid die hier staat te verrichten.
Dat wij getrouw mochten bevonden worden
den last des Heeren onder U uit te
dragen van welken last het Woord des
Heeren spreekt in de profeet.
Jesaia 3 vers 10 en 11.
Zegt den rechtvaardige, dat het hem wel*
gaan zal; Hat zij de vrucht hunner
handen zullen eten. Wee den godde*
looze, het zal hem kwalijk gaan! want
de vergelding zijner handen zal geschie»
den.
Dit waren de tekstwoorden die ZEerw.
koos, waarin hij nader stilstond bij:
I. de onderscheiding genoemd;
II. de voorzegging gedaan;
III. het bevel des Heeren gegeve».
I. Het is ons duidelijk genoeg, aldus
ZEerw., dat hier onderscheid wordt gemaakt,
tusschen menschen en menschen. Wie dat
doet? Jesaia? Een mensch? Ach, dan had
dit Woord geen waarde. Het is God zelf,
die het onderscheid maakt. Hij, die de har*
ten en nieren proeft. Die alleen s c h ij n en
wezen weet te onderscheiden.
Rechtvaardigen. Er is sprake in
dgn tekst van rechtvaardigen. Wie zyn dat?
Niet, die het van zichzelf meenen, maar
wel degenen die God in Zijn Woord recht»
vaardig verklaart en rechtvaardig noemt.
Éénmaal was de mensch rechtvaardig,''
als pronkjuweel der Schepping in Eden's
hof versierd met Gods beeld, in heiligheid
en rechtvaardigheid, beminnende God met
ziel en lichaam beide. Het doen van den
wille Gods was zijn zaligheid. Moed en
vrijwillig hebben wij dit verlaten, afgevallen
in ons verbondshoofd Adam. Romeinen
3 getuigt er van: er is niemand die God
zoekt, er is niemand rechtvaardig.en
tóch, zijn er in deze wereld en zullen
ze er blyven, zoolang de aarde staat, totdat
de laatste zal zijn toegebracht en alsdan
zal het einde wezen. Wie dat zijn? Niet
de rechtvaardigen in zichzelf maar de vree*
zenden voor hun staat en toestand, die
God leeren kennen in zijn driemaal heilig
en onkreukbare Rechtvaardigheid, die komen
uit te roepen dat ze strafwaardig zijn (Ps.
51) die gewaar worden, dat ze tevoren
koud en hard waren als graniet, voor wie
zonde zonde is geworden en door wie
de schuld wordt erkend. Dat zijn ze, die
uit de dood zijn opgewekt tot een nieuW
leven, sommigen als een Saulus in een
punt des tijds, anderen op andere wijze. Die,
de Heere zelf arm van geest komt te
maken, en doet zien dat ze tgsamen zijin
Driestarren;
Geacht als wat vreemds oök iö dê raad
van Sonmiel&dijk.
Bevestiging en intrede van dêtt WelEerw.
Heer Ds. Bus te Poortvliet.
Veeïtjgsjarig jubileum van den Eèrw'. Heer
Dl. Slager, Godsdienstonderwijzer bij de lar.
Gemeente.
Verslag vergadering Ring „Flafckêe" va*
Ned. Herv. M.V. O'p Ger. Gr.
Landbouw: Traciorwielen met lage druk<
banden.
Brand te Oude Tonge.
Gemeenteraad te Ooltgejisplaat.