'Ik kan met mijn inkomen iets uit
de automaat halen en dan houdt het op'
'Ik kan de hele dag mijn hobby
uitoefenen, wie wil dat nou niet?'
Prik voor meisjes
Commandant Koos de Feijter is 25 jaar bij de brandweer Tholen
Donderdag 5 maart 2009
EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
3
Het kriebelde al lange tijd bij Koos de Feijter om bij de
brandweer te gaan, maar eerst was hij te jong, dan stu
deerde hij en later had hij nog geen vaste werkplek.
Maar zodra hij vanuit Terneuzen in Sint-Maartensdijk
ging wonen, vanwege zijn werk voor de gemeente Tho-
len, was hij er klaar voor. Toen er een advertentie in de
krant verscheen voor brandweervrijwilligers, solliciteer
de hij. Inmiddels is de 52-jarige De Feijter commandant
van de brandweer Tholen en viert hij dit jaar zijn 25-ja-
rig jubileum als brandweerman.
Familie
Gaskraan
Niel Jansen (18) heeft mini-onderneming maar ook passie voor oude trekker
Oldtimer
Vrouwen
Loos alarm
Aandeelhouders
Iets speciaals
..Het was eigenlijk een historische
stap voor de gemeente Tholen dat ik
bij de brandweer kwam. Ten eerste,
omdat de gemeente een advertentie
zette om vrijwilligers te werven, ter
wijl dat voorheen altijd via via ging:
een vrijwilliger zorgde bijvoorbeeld
zelf voor nieuwe vrijwilïigers. Ten
tweede was het bijzonder, omdat ik
van buiten het eiland kwam. Het
was volgens mij voor het eerst dat er
iemand voor de brandweer sollici
teerde die hier niet geboren en geto
gen was", zegt De Feijter.
De geboren Axelaar komt in 1981 in
dienst van de gemeente als civiel
technisch medewerker, na zijn stu
dietijd in Terneuzen en later Vlissin-
gen, waar hij de titel ingenieur
(ing.) haalt. Twee jaar later doet de
gemeente de oproep voor brand
weervrijwilligers en De Feijter
vindt het een uitgelezen moment om
te solliciteren. Zijn brief, geschre
ven op 19 november 1983, heeft hij
bewaard. De aanleiding voor de
vacature staat in de advertentie. De
huidige commandant vertrekt en
zijn functie wordt opgevuld door de
ondercommandant. Van onderaf
worden de plaatsen aangevuld.
„Ik werd uitgenodigd voor een ge
sprek met Richte Weggemans, des
tijds de commandant van Sint-
Maartensdijk en bevelvoerder Kees
van den Hoek. Ik mocht 's avonds in
de woning van Weggemans langs
komen, zodat ze konden kijken
welk vlees ze in de kuip hadden. Ik
kan mij voorstellen dat ze de situ
atie met argusogen bekeken, want ik
kwam niet van het eiland en werkte
ook nog op het gemeentehuis." Dat
hij wordt aangenomen, is dit verhaal
het bewijs van.
De interesse voor de brandweer
heeft De Feijter niet van een vreem
de. „Het zit in de familie. Ik heb
drie broers, waarvan twee bij de
brandweer, plus een oom en twee
neven. Dat virus heb je dan toch in
je." Overigens is één broer ook
commandant bij de brandweer,
maar dan in de gemeente Borsele.
Van zijn eerste uitruk weet hij niets
meer. Hij herinnert zich nog wel de
eerste grote brand. „Die was bij Vis
ser in Poortvliet: een grote uitslaan
de brand boven de winkel. Dat heeft
indruk op me gemaakt. Het waren
grote kolkende vlammen uit de dak
kapellen", mijmert hij.
De Feijter volgt de nodige opleidin
gen binnen de brandweer. Zijn eer
ste diploma is voor brandwacht
tweede klas en zijn eerste leidingge
vende functie is als onderbrand
meester. In de tussentijd maakt hij
ook bij zijn dagelijkse baan promo
tie. Hij schopt het tot hoofd van de
afdeling volkhuisvesting, milieu en
bouwzaken (VMB), het huidige ver
gunningverlening en handhaving
(V&H). Daarbij houdt hij zich on
der meer bezig met brandpreventie
binnen grote projecten. Dat is één
van de speerpunten die het ministe
rie van binnenlandse zaken in 1995
heeft ingevoerd in het zogenaamde
'project versterking brandweer'. De
brandweer moet dan kwalitatief
gaan voldoen aan de schakels van
de veiligheidsketen. „Die bestaat uit
proactie, preventie, preparatie, re
pressie en nazorg. De enige schakel
waaruit de brandweer tot dan toe
bestond was repressie.
„Rode auto's en blauwe lampen, dat
was de brandweer. Er gebeurde wei
nig aan proactie (o.a. toetsen op
brandveiligheid op het gebied van
ruimtelijke ordening), aan preventie
wel iets, maar aan preparatie - hoe
je je moet voorbereiden op een uit
ruk - werd niet gedaan. Alles zat bij
de vrijwilliger tussen de oren, die
kende de omgeving als zijn broek
zak."
De regelgeving wordt vanaf dat mo
ment aangescherpt. De vier blus-
groepen van Tholen en die van Sint-
Philipsland worden samengevoegd
in een vrijwillig kader van de ge
meente. De Feijter gaat het kader
ondersteunen als vrijwillig officier
en treedt daarbij uit de blusgroep.
De stap is volgens hem logisch. „Ik
werkte al bij de gemeente en kon zo
het voorbereidende werk doen voor
de blusgroepen en vergaderingen
voor het vrijwillige kader facilite-
ren."
Omdat er met de strengere regels
meer werk is, ziet de gemeente
Tholen, net als gemeenten in de rest
van Nederland, de noodzaak om be
roepskrachten bij de brandweer in
te voeren. Er volgt een advertentie
voor een beroepscommandant. De
Feijter solliciteert op die functie en
wordt aangenomen. Inmiddels
wordt hij geflankeerd door nog vijf
brandweerlieden in dienst van de
gemeente. „We zijn bezig met een
met drie euro winst per aandeel. Niel
is al druk bezig met het werven van
verkoopadressen. „We hebben in
een stand van mijn vader op een
tuinbouwbeurs gestaan en daar heb
ben we al veel contacten gelegd. Die
ga ik straks allemaal een mailing
doen." Ook in Tholen heeft hij al be
drijven benaderd of ze interesse heb
ben in de klemborden. Niel pakt het
graag groots aan. zodat hij in één
keer een partij kan leveren.
Als blijkt dat op de einddatum in
mei het bedrijf goed loopt, kunnen
de leerlingen die dat willen een
doorstart maken. „Maar dan mag het
niet meer als schoolopdracht en dan
moet je je laten inschrijven bij de
Kamer van koophandel." Dat ziet
Niel op zich wel zitten, maar hij
heeft er nog niet zo over nagedacht.
Wel is zeker dat hij na zijn studie, hij
moet nog een jaar, een eigen bedrijf
wil beginnen. Wat, dat weet hij nog
niet. In de zaak van zijn vader verder
gaan, vindt hij niets. „Het bedrijf dat
iemand zelf heeft opgericht, spreekt
voor de eigenaar. Het is jouw ding.
Dat zie ik bij mijn vader ook. Er zit
een stukje van hem in het bedrijf.
Hij is heel innovatief, zo heeft hij
een nieuw oogstwagentje bedacht
voor het plukken van paprika's."
Als Niel iets begint, wil hij dat het
wel echt een handeltje is. „Het moe
ten unieke producten zijn. Wil je
kunnen concurreren, moet je iets
hebben dat jou uniek maakt." Zelf is
hij graag op het water bezig, dus hij
sluit niet uit dat hij iets in de water
sport begint. „Bijvoorbeeld zeilac-
cessoires of rubberbootjes verkopen.
Daar is hier in de regio nog tekort
aan." Niel vaart met een zodiak en
met zijn ouders gaat hij vaak op va
kantie met hun motorjacht. Hij
maakt ook wel eens een zeiltochtje
met iemand. Daarnaast rijdt hij op
het droge graag met zijn quad (een
vierwielige motorfiets). „Als het kan
op het grasveld achter het huis. Over
dijkjes klimmen of op twee wielen
rijden."
De interesse voor gemotoriseerde
voertuigen gaat ook richting het nos
talgische. „Ik heb een oude trekker
van mijn opa die ik aan het opknap
pen ben. Het is een oldtimer van on
geveer 55 jaar oud en ik wil hem in
originele staat herstellen. Omdat ie
van mijn opa is geweest, zit er een
stukje gevoelswaarde aan." Niel ver
telt dat toen zijn opa Nilles van
Oeffelen. de vader van zijn moeder,
de boerderij aan de Veerweg kocht
waar Niel nu ook woont, ook het
trekkertje kocht. „Dat was voor zijn
tijd een grote trekker. Dat zou je nu
niet meer zeggen."
Nilles ploegde er het land mee, maar
bracht er ook wel eens bootjes mee
naar de haven. „Waar vroeger de
Punt was, was een scheepshelling.
Mijn opa reed dan achteruit de hel
ling af om de boten te water te laten.
Soms was de boot iets te zwaar voor
zijn trekkertje. Dan kwam mijn an
dere opa. Kees Jansen, met zijn
vrachtwagen helpen." Het trekkertje.
een Hamomag granit, werd ook door
zijn opa en oma als vervoermiddel
gebruikt. „Mijn oma is er nog eens
mee in de sloot gereden. Maar mijn
opa is er regelmatig mee ergens te
gen aan gereden, want hij lustte
graag een borreltje en reed daarna
weer op zijn trekkertje naar huis."
Niel weet ook te vertellen dat zijn
opa er zelf hulpmiddelen voor maak
te. „Daar werd hij vaak om uitgela
chen, maar hij kreeg het wel voor el
kaar. Hij kon zelfs een brommer op
elastiekjes laten draaien. Mijn opa
was wel boer, maar was liever tech
nicus geworden." Niel knapt de trek
ker samen met Rinus van den Hoven
op. Een vriend van de familie. Ze
denken dat het voertuig nog van het
vooijaar is opgeknapt. „We hebben
nog genoeg te doen."
De mannen hebben al flink wat deu
ken uit de Hamomag moeten halen,
maar de motor van 53 pk doet het
nog gewoon. Dat ligt volgens Niel
aan de Duitse degelijkheid, want in
dat land is het voertuig gemaakt.
„Het is een driecilinder en daardoor
maakt hij een raar geluid als je hem
start. Verder maakt hij genoeg her
rie." Niel is van plan om er shows
mee te gaan rijden en eventueel
rondritten over Tholen met een kar
erachter. „Of als limonadewagentje
bij de trekkertrek, maar daar moet ik
eerst nog naar informeren."
Niel heeft overigens ook interesse
voor politiek. Volgens zijn moeder
volgt hij die op de voet. „Hoe de po
litici met elkaar omgaan, het spelle
tje dat ze spelen. Het is een sport om
in al die chaos de beste koers te kun
nen varen", verklaart hij zijn belang
stelling. Bij hem zelf kriebelt het
wel eens om mee te doen. Dejonge-
renraad van Tholen lijkt hem wel
leuk om te doen, maar daar heeft hij
op het moment geen tijd voor. „Ik
wil eerst andere dingen op orde heb
ben. Zoals mijn studie."
GGD Zeeland start in maart met een grote vaccinatiecampagne tegen baar
moederhalskanker. Meisjes van 13 tot en met 16 jaar worden via een brief
opgeroepen om zich te laten inenten tegen deze ziekte. In Tholen worden de
prikken in Meulvliet gegeven. De eerste inenting is daar op 24 maart. Meis
jes geboren in 1995 of 1996 kunnen tussen 15 uur en 16.30 uur terecht,
meisjes uit 1993 en 1994 worden tussen 16.30 en 18 uur verwacht. Op 21
april volgt de tweede prik, de tijdstippen en locatie zijn hiervoor hetzelfde.
De derde en laatste prik wordt medio september gegeven. Op de website
van de GGD Zeeland (www.ggdzeeland.nl) is meer informatie te vinden
over de vaccinatie. Ook kan er gratis gebeld worden met het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) via 0800-3018051.
Koos de Feijter is met de invoering van de veiligheidsregio waarschijnlijk geen brandweercommandant meer. „Er komt vast een andere
sticker voor die plek."
kwaliteitsslag. Zo moeten we over
objectkaarten beschikken, zodat we
bijvoorbeeld weten waar en in wel
ke hoeveelheden brandbare stoffen
zijn opgeslagen, waar de elektrici
teit kan worden afgesloten en waar
de gaskraan zit, maar die hebben
we nog niet van alle gebouwen. Er
is een meer theoretische benadering
rond het brandweerwerk ontstaan.
Zo moeten brandweermannen veel
meer leren bij de opleiding, zoals
de verschillende brandbare stof
fen."
Als commandant rent De Feijter,
volgens eigen zeggen, van het ene
naar het andere overleg. Maar het is
niet alleen maar kantoorwerk. „Het
ene moment ben je op kantoor bezig
met papierwerk en het andere mo
ment gaat de pieper, tuut tuut tuut,
en dan sta je op straat. De afwisse
ling kan niet groter zijn." Niet dat
hij bij elke uitruk aanwezig is. „Bij
kleine dingen kan een blusgroep het
ook wel zonder mij af. Ik ben er
meer voor de coördinatie, als er
twee blusgroepen nodig zijn."
De commandant noemt de brand
weer zijn hobby. „Wat is er nou leu
ker dan de brandweer? Ik kan de he
le dag mijn hobby uitoefenen, wie
zou dat nou niet willen?" Het mooie
van de brandweer vindt hij het ge
voel: „Dat je iemand in nood graag
wil helpen. Dat je iemand uit de
nood helpt met je inzet, dat gevoel
heeft elke brandweerman."
De Feijter vertelt dat er over mate
riële schade soms luchtig wordt ge
dacht, maar dat in de praktijk vaak
het tegendeel blijkt. „Als je ziet dat
iemand niets meer over heeft. Dat is
een verschrikking. Daarom zeggen
we tegen elkaar: Als je nou in een
brandende woning bent en je ziet
een albumpje liggen, pak dat even
mee. Dat kan zoveel voor iemand
betekenen."
Het valt hem op dat de meeste men
sen niet weten hoe snel vuur om
zich heen grijpt. „Het ging zo snel,
zegt men dan. Wij weten dat, maar
als je nog nooit een brand hebt mee
gemaakt, heb je er geen idee van
hoe snel dat gaat. Als je huis hele
maal in de fik staat, voel je je hulpe
loos. Vuur is slecht te benaderen.
Mensen worden door de hittestra-
ling weggeblazen."
Er is overigens een constante vraag
naar nieuwe aanwas bij de brand
weer. „We hebben net een grote
wervingscampagne achter de rug en
die heeft tien nieuwe vrijwilligers
opgeleverd. De elfde zit in de pijp
lijn, maar dat weten we per 1 mei."
Toch zijn er nog een paar lege plek
ken. „In Stavenisse hebben we nog
een derde bevelvoerder nodig en in
Sint-Maartensdijk ook, plus dat we
de brandweergroep verder willen
uitbreiden. In de overige plaatsen,
Sint-Annaland en Tholen, zijn we
op volle sterkte en in Sint-Philips-
land zijn we er zelfs overheen." Vol
gens De Feijter is het juist goed dat
er meer brandweerlieden zijn dan
nodig. „Die kunnen we als buffer
gebruiken."
Nu zijn er vijf blusgroepen met mi
nimaal 16 mensen als standaard be
zetting. Dat is 80 vrijwilligers in to
taal plus de tien als buffer. Maar de
problemen in de bezetting zitten,
zoals in het hele land, overdag.
„Mensen werken vaak niet meer
waar ze wonen, maar moeten een
eindje reizen. En bij een uitruk,
moet de brandweerauto binnen 3,5
minuut gaan rijden, dus de mensen
moeten dichtbij zijn. Het college
heeft daarom besloten dat nieuwe
vrijwilligers minstens 50 procent
van de tijd overdag beschikbaar
moeten zijn."
Ondanks die krappere beschikbaar
heid overdag, heeft de brandweer in
Tholen niet de blusgroepen hoeven
uit te breiden om overdag uit te kun
nen rukken. De zes tot acht man mi
nimale bezetting op een wagen,
wordt volgens De Feijter ook mid
den op de dag gewoon gehaald.
Bij de laatste sollicitatieronde is er
ook een vrouw aan het brandweer
korps toegevoegd. „Linda Kleinstra
is per 1 januari bij de blusgroep in
Sint-Maartensdijk aangesloten. Zij
is daarmee de derde brandweer
vrouw. Addie Giljam zit sinds 1987
bij de brandweer in Sint-Maartens
dijk en behoorde zo'n beetje bij de
eerste brandweervrouwen in Neder
land. In Tholen hebben we Petra
Koreman. Die is er in 2006 bij ge
komen."
De Feijter heeft zo zijn eigen me
ning over vrouwen bij de brand
weer. „Het is altijd een mannenbe
roep geweest. Ik zeg altijd: Ik wil
geen brandweervrouwen. Wel
brandweermannen van het vrouwe
lijke geslacht. Ik wil daarmee maar
zeggen dat in de hectiek van de
hulpverlening niet alles zonder
handschoenen te regelen is. Het is
zwaar werk. Maar de vrouwen die
we nu hebben, kunnen goed mee
draaien hoor." Over Kleinstra zegt
hij: „Ze had een heel goed argument
waarom ze bij de brandweer wilde
komen. Ze zei, als ik het nou niet
doe en iedereen denkt dat. dan komt
er niemand. Dat vond ik heel goed.
Want iemand moet toch die brand
komen blussen. Je kunt er niet altijd
maar op vertrouwen dat een ander
het wel doet."
De gemeente Tholen wil binnenkort
het aantal beroepskrachten met nog
twee mensen uitbreiden. Dat is hard
nodig volgens De Feijter, want er is
voldoende werk. De kritiek dat er
overdreven veel mensen bij de
brandweer zitten, voor zo'n kleine
gemeente als Tholen, weerlegt de
commandant. „Die mensen zijn ge
woon nodig. We zitten hier in een
buitengebied en als je kijkt naar het
dekkingsgebied van een blusgroep,
is dat aantal de standaard. Maatge
vend is de 8 minuten norm. Na die
3,5 minuut dat de wagen gaat rijden,
hebben we nog 4,5 minuut om op de
plek van bestemming te komen." De
Feijter wijst op een kaart de gebie
den rond een blusgroep aan. „Poort
vliet voor Sint-Maartensdijk en
Oud-Vossemeer voor Tholen zijn
echt de grenzen."
Om sneller bij een brand te kunnen
zijn, wordt er tegenwoordig veel
aan gedaan om de ontdekkingstijd
te verkleinen. „Theoretisch gezien
duurt het 15 minuten voordat een
brand ontdekt wordt. Met brandmel
ders wordt de ontdekkingstijd ver
kort." En juist met de toename van
die installaties, ook weer vanwege
strengere veiligheidseisen, is het
aantal loze meldingen toegenomen.
„Dat bijvoorbeeld ook scholen
brandmelders moeten hebben, is in
2003 in gang gezet en we hebben
gemerkt dat een jaar later het aantal
loze meldingen is verdubbeld."
Toch valt het aantal keren loos
alarm nog mee volgens De Feijter.
„In 2008 hadden we 37 loze mel
dingen. Dat is weinig als je naar de
landelijke cijfers kijkt. Die 37 loze
meldingen zitten op een totaal van
160 alarmen. Dat zijn er 25 procent,
dus een op de vier meldingen is loos
alarm. Landelijk zit dat percentage
tussen de 35 en 40 procent."
Het is niet zo dat de brandweer die
meldingen maar voor lief neemt.
„Tuurlijk is het vervelend als het
gebeurd. Daarom krijgt een bedrijf
of instelling altijd een formulier
waarop ze kunnen invullen wat er is
gebeurd en wat ze kunnen doen om
het de volgende keer te voorkomen.
Dat heet de 'rode kaart'. We zijn er
op gespitst om mensen ervan te
doordringen dat zoiets eigenlijk niet
mag gebeuren." Een maatregel die
getroffen kan worden is het vervan
gen van het soort brandmelder.
Soms wordt ontdekt dat er een rook
melder hangt in een bedrijf waarbij
juist veel rook vrijkomt in het pro
ductieproces. „Daar moet dan een
temperatuurmelder komen in plaats
van een rookmelder en daarmee is
het probleem vaak opgelost. Zulke
problemen haal je eruit met de rode
kaart."
De laatste keer dat de brandweer
loos alarm kreeg, was tijdens het
carnaval in Oud-Vossemeer. Een
feestganger drukte op de brandmel
der in De Vossenkuil. Als de brand
weer wordt gealarmeerd, is een uit
ruk niet meer te voorkomen. „Alles
is dan in gang gezet en we gaan ge
woon erop af, al is het maar om de
rode kaart af te geven. In dit geval
hebben we afspraken gemaakt met
de organisatie dat er bewaking komt
bij de melder, als je zoiets kan ver
wachten."
De verdergaande aanscherping van
het brandweerwerk is een voorbe
reiding op de veiligheidsregio die
over een paar jaar wordt ingevoerd
om een betere afstemming te heb
ben bij grote rampen. Voor de
brandweer betekent dat. dat er een
andere baas komt, namelijk de com
mandant van de veiligheidsregio.
Voor de rest. merken mensen er
weinig van in de praktijk, denkt De
Feijter. Zijn functie verdwijnt dan.
„Er is straks nog maar een comman
dant voor de hele regio." Wat hij dan
gaat doen, weet hij nog niet. „Er ko
men vanzelf nieuwe uitdagingen.
En de sticker voor mijn plek heet
dan misschien wel geen comman
dant meer, maar dan komt er wel
een andere sticker op." Of hij, ge
zien de stappen die hij tot nu toe ge
maakt heeft binnen de brandweer,
logischerwijs weer een stapje hoger
gaat? Hij haalt zijn schouders op.
„Daar kan ik echt nog niets over
zeggen."
tive'."
De acht studenten komen van vier
opleidingen. Niel is de enige die ma
nager groothandel doet. De rest
volgt bank en verzekering, marke
ting en communicatie en internatio
nale handel. Ze vormen elk een af
deling van het bedrijf, schematisch
vastgelegd in een organogram. De
directeur staat bovenaan, in de twee
de laag staan de secretaresse en de
boekhouder naast elkaar en daaron
der komen de medewerkers marke
ting verkoop, promotie, import/ex
port, productie en inkoop. „In
principe hebben we allemaal ver-
kooptaken." Dat Niel de boekhou
ding en de administratie doet, komt
omdat er voor de rest niemand dat
vak in zijn pakket heeft. „Ik ben de
enige die er nog een beetje kaas van
gegeten heeft."
Niel houdt de rekeningen en de be
talingen bij, maar veel krijgt hij er
niet voor betaald. „Ik las in de krant
over de mini-onderneming van het
Calvijncollege. Die verdienden iets
van 45 cent. Wij krijgen 15 cent per
uur. Aan het einde van de dag kan ik
met mijn inkomen iets uit de auto
maat op school halen en daar houdt
het dan mee op", zegt hij met een la
chend gezicht.
Op school zijn de leerlingen mini
maal zes uur met hun bedrijf bezig.
Daarnaast maakt Niel samen met
een klasgenoot de klemborden in het
bedrijf van zijn vader. „Dat gaat re
delijk snel. Binnen tien minuten
hebben we twintig platen. Het mate
riaal is makkelijk af te werken, het
brokkelt niet zo gauw als een kar
tonnen klembord. Het is gewoon
heel sterk en als je ermee gooit, gaat
het niet zomaar kapot. Klemborden
van karton gaan niet zo lang mee."
De sleutelhangers worden inge
kocht. Het bedrukken ervan beste
den ze uit.
De eerste aandeelhoudersvergade
ring, hebben de leerlingen nu onge
veer drie weken geleden gehouden.
Ze hebben zo'n vijftig aandeelhou
ders, bestaande uit familie en vrien
den. waarvan er twintig op de verga
dering verschenen. „Dat is een hele
hoge opkomst voor een mini-onder
neming. We hebben uitgelegd wat
Ambia was en onze plannen verteld.
De aandeelhouders stelden vragen,
maar hadden ook tips, zoals hoe we
de boutjes van het klembord kunnen
wegwerken."
Een aandeel kost vijftien euro en het
aantal verkochte aandelen vormt het
startkapitaal. Het doel van de leer
lingen is om uiteindelijk te stoppen
Niel Jansen (links) heeft een mini-onderneming vanuit zijn opleiding. Samen met Rinus van den Hoven knapt hij in zijn vrije tijd een oude
trekker op.
Hij studeert voor directeur, maar in zijn mini-onderneming neemt hij
voor even genoegen met de functie van boekhouder. In zijn vrije tijd
steekt hij zijn energie in het opknappen van een oude trekker van zijn
opa. Niel Jansen (18) uit Tholen heeft duidelijk interesses op meerdere
gebieden. Nu richt hij zijn aandacht voornamelijk op Ambia Inventive
Products. Dat is een tijdelijk bedrijfje dat hij runt samen met zeven
studenten van ROC Zeeland in Middelburg in het kader van Jong On
dernemen. Ze verkopen regenbestendige klemborden en sleutelhangers
met daarin een condoom.
Het klembord genaamd Future, heb
ben de tweedejaars studenten zelf
bedacht. Ook produceren ze het zelf.
Niels vader Siem Jansen is mede-ei
genaar van Jansen Tholen b.v. een
bedrijf dat gespecialiseerd is in on
der meer bouw, installatie, reparatie
en onderhoud van machines. Delen
van materialen die overblijven na
verwerking, zijn voor Niel voldoen
de om de Future te kunnen maken,
zoals de achterkant van Lexan, een
kunststof plaat.
Op advies van de leraar hebben de
studenten nog op een ander paard
gegokt. „Lukt het één niet, dan mis
schien het andere wel. Daarom heb
ben we voor twee producten geko
zen", aldus Niel. Het werd de
Flirtpocket, de sleutelhanger met
condoom.
De student manager groothandel
legt de achterliggende gedachte van
zijn producten uit. „Ik wilde iets
speciaals, iets dat nog niet op de
markt is. Dat is bij het klembord zo
als wij het aanbieden volgens mij
het geval." Aanvankelijk hadden de
studenten het idee om een papier
standaard voor bij de computer te
gaan verkopen. „Maar dat vonden
we niet zo handig en dat bestaat al,
dus kozen we voor iets plats, het
klembord. Onze doelgroep is bij
voorbeeld transportbedrijven. Een
afleverlijst of rekening kan met de
folie erover niet meer nat worden als
je iets erop wilt schrijven." De plas
tic flap, van dik doorzichtig zeil dat
ook voor tenten wordt gebruikt,
wordt aan de onderzijde op zijn plek
gehouden met klittenband. Zo is hij
makkelijk los en vast te maken. „We
zijn het nog aan het verbeteren. Nu
is het klittenband nog te breed. En
de schroeven aan de achterzijde
moeten nog beter weggewerkt wor
den."
De sleutelhanger wordt aangeboden
in rood, blauw en wit en wordt gele
verd met een standaard tekst of blan
co. In het laatste geval kan iemand
zijn eigen tekst erop laten drukken.
„Het is een product dat makkelijk
verkoopt. Het is iets voor bedrijven
waar veel jonge mensen werken of
voor discotheken." Niel vindt het
handig dat er een condoom in het
opbergvakje past. „Als ik uit ga, ver
geet ik wel die wel eens mee te ne
men. Mijn sleutels heb ik wel altijd
bij me, dus zo kan ik die condoom
ook niet vergeten."
De naam van het bedrijf, Ambia In
ventive, heeft betrekking op de ma
nier van werken. „Ambia is afgeleid
van ambiance. Dat is sfeer en omge
ving. Wij proberen het product aan
te passen aan de omgeving waar het
verkocht wordt. Vandaar ook 'inven-
Het schoolbedrijfje verkoopt klemborden met een regenbestendige folie en sleutelhangers met daarin
een condoom.