Bloemen, dieren, natuur en oude dingen zijn favoriete onderwerpen Nieuw boek over gereformeerde gemeenten tijdens watersnoodramp Lotusman Heijboer ontvangt de Tilanuspenning en 'een dagje uit' Overlevende Smits is het oneens met kerkelijke context Donderdag 24 januari 2008 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 3 Eerste expositie van schilderijen van Astrid Blaauxv in Ten Anker Loslaten De roepstem 'Als God geen wonder doet, verdrinken we allemaal', werd er gezegd op de dijk in Stavenisse, vlak voordat hij doorbrak. In het Calvijn College in Krabbendijke is het doodstil. De ruim vierhonderd aanwezigen bij de presen tatie van het boek Van zee tot zee zal Hij regeren, van L. Vogelaar, houden ingespannen hun adem in als Bram Smits zijn ervaringen vertelt die hij de bewuste ramp nacht heeft meegemaakt. Hij heeft al vele toespraken ge houden over de pijnlijke herinnering, maar het blijft moeilijk. Halverwege valt hij even stil en snikt de emotie weg. De gebeurtenissen van die rampnacht zal hij nooit vergeten. Oogetuigen Botbreuken tijdens een piramide-excursie en een spata- derlijke bloeding na een skeelerongeluk. Enthousiaste EHBO'ers uit Sint-Annaland mochten zich afgelopen maandag weer uitleven op de kermende slachtoffers die zich in het midden van de zaal in de Wellevaete bevon den. Halverwege de oefenavond viel de zaal even stil toen Adrie Koole, Zeeuws lid van het hoofdbestuur van de EHBO, het woord nam. Hij was speciaal gekomen om de man van het eerste uur, Tjid Heijboer, te bedanken voor zijn vele jaren als huiverlener. De 72-jarige Sint- Annalander werd geëerd met de hoogste onderscheiding van de EHBO: de dr. C.B. Tilanus medaille. EHBO-onderwijs Voorbeeldvrij williger Ze vindt het maar spannend. Ze geeft iets van zichzelf prijs. Het is voor het eerst dat de 63-jarige Astrid Blaauw uit De Sluis op Sint-l'hilipsland haar werk tentoonstelt. In het woonzorgcentrum Ten Anker in Tholen hangen meer dan 30 werken. Bloemen, dieren, natuur en 'oude dingen' zijn haar favoriete onderwerpen. De Haagse woont al tien jaar in 't Sluusje en geniet van de rust en de stilte, maar ook van het soms woelige water van het Zijpe. Ze laat zich ook inspireren door een storm op de Oosterschelde. Het is een van haar laatste werken in acrylverf. Gemaakt met zicht op de strekdam bij 'het strandje' waar ze vaak wan delt. Vlakbij restaurant het Veerhuis. Woeste golven met schuimkoppen slaan tegen de kust. „Ik moet door het onderwerp worden aangetrokken. Dat wil ik dan graag schilderen." Op de tentoonstelling is te zien waar door ze zich aangetrokken voelt. Ge vat in acrylverf of waterverf. Oud en nieuw werk. Voor zover daar over te spreken is, want zo lang schildert ze nog niet. Toen ze nog in Den Haag woonde, volgde ze lessen op de Vrije Akadcmie. Maar dat is al weer lang geleden. Tussen haar twintigste en dertigste levensjaar. „Het was toen heel eenvoudig, een beetje spatwerk. Een soort zeefdrukken." Blaauw was kapster van beroep. Verhuisde naar Zoetermeer. Toen haar kinderen groot waren, is ze een opleiding tot activi teitenbegeleiding gaan doen. Vijftien jaar werkte ze in een tehuis in Den Haag. Ze volgt nu een schildercursus bij Jos B(X)gaard in Sint-Annaland. „Ik pro beer mezelf te ontwikkelen. Probeer echt iets te ontdekken wat van mezelf is. Wat ik zelf wil." Dat is ook af te lezen aan haar werk dat in de gang hangt. Vooral de schil derijen die ze de laatste jaren maakt, zijn vrijer van opzet. Ze durft de kwast wat losser te hanteren. Duide lijk zichtbaar in de golven van het Zijpe. „Het is zo mooi. maar moeilijk weer te geven hoe het voelt. Je ziet het ook een beetje opklaren." De lossere hand is ook op een twee luik met hanen zichtbaar. De felle ro de kleur van hun koppen spatten van het doek. Hun zwarte staarten waaie ren wild uiteen. De maakster is wel te spreken over de hanen. „Iemand op de cursus was de hanen met een Chinese techniek aan het schilderen. Dat is heel verfijnd en heel secuur werken. Maar in acryl verf lukt dat niet en het is ook niet mijn stijl. Ik werk niet zo zoetig meer als voorheen." Ze toont een tulp waar de toeschou wer in kan kijken. De bloem is al over haar hoogtepunt heen en lijkt al lang niet meer op de tulpen die vers uit de bloemenwinkel komen. Die vindt ze te strak. „Af en toen schilder ik wat heftigs. Dan wil ik iets stevigs op het doek zetten. Die kant heb ik ook in me. Maar een andere keer schilder ik weer iets heel liefs." Ze pakte de draad weer op nadat ze in De Sluis kwam wonen. Bij Han- neke van Houdt in Rucphen volgde ze lessen in aquareltechniek. Zeven jaar. tot de docente ermee stopte. „Ik wilde een andere techniek aanleren. Via een kennis ben ik nu in Sint-An naland op les. het derde seizoen met acrylverf. Dat vind ik mooi omdat de kleuren intenser zijn." Zo hangen er een schilderij van een pioenroos, een tweeluik van tulpen, zonnebloe men, maar ook van spijkerjassen en een oude abdij. De bogen van de ga lerij van een oud klooster schilderde ze in Normandië tijdens een works hop van Jos Boogaard. „Vijf dagen lang buiten schilderen. Dat was ge weldig. Ik ben ook een buitenmens. Ik heb een grote tuin aan het huis en wandel veel langs de dijk. Ik ben nu bezig een aquarel te maken van de schorren. Eb en vloed, ik worstel er mee. Het is heel inspirerend. Maar daar is het bijna niet mogelijk om buiten te schilderen. Het waait er vaak. Dan neem ik er foto's van om het thuis uit te werken." Ze is wel gegrepen door het schilde ren. Eenmaal bezig kan ze bijna niet stoppen, zegt ze. Er hangen ook twee grote doeken met figuren waarvan een, de linker, gewikkeld is in gaasdoek. Wat verborgen is, heet het. Het heeft te maken met een in dringende ervaring van iemand uit haar vriendenkring. De rechterfi- guur wikkelt het verband weer af: het loslaten, heet het. Ook maakte ze een uitstapje naar portretten. Dat gebeurde in het jaar van Rembrandt. Ze schilderde Titus van Rembrandt na en Meisje met de parel van Ver meer. Ze verfde er een rand op. zo dat het op een postzegel lijkt. Er hangt ook een schilderij van een bang geitje en de kop van een kalf. En nog een haan als eindpunt van een serie dieren. De schilderes werd verrast door de reacties die ze kreeg bij het ophan gen van haar werk. „Mensen vinden het mooi. Ze hadden dat niet van mij verwacht." Astrid Blaauw komt regelmatig in het woonzorgcentrum om haar schoonmoeder te bezoe ken. „Ik kom hier al drie jaar over de vloer. Omdat er elke keer exposi ties waren, vroeg ik ernaar en zo kon mijn werk hier hangen. Ik vind het eigenlijk wel leuk." De exposi tie duurt tot 10 maart. de toenmalige generatie heel an ders omging met zulke woorden. „De mensen zijn anders gewor den. Vroeger waren we veel ge voeliger voor zo'n boodschap. We waren gevoeliger voor oordeels verkondiging." Er werd niet ge dacht aan een watersnoodramp, zegt de overlevende. „Nee, we hadden op dat moment andere pro blemen in de wereld. Neem bij voorbeeld de signalen voor een derde wereldoorlog tussen de Amerikanen en de Russen. Of de angst voor een atoombom. Zelfs toen de golven over de Stavenis- sense dijk sloegen op 1 februari, zeiden de mensen nog: 'Geen pa niek maken, man'." Schrijver Vogelaar ziet de ramp van 1953 meer als een roepstem of waarschuwing dan een oordeel. „Het is moeilijk om hier over een oordeel te praten. Je zou misschien kunnen zeggen dat Nederland ge oordeeld is toen. maar je kan niet spreken over een oordeel over Zuid- West Nederland of de getroffen fa milies." De schrijver die al een aan tal boeken over de gereformeerde gemeenten in historisch perspectief geschreven heeft - waaronder ook een boek over de gemeenten in de oorlog - ziet Nederlands goddeloos heid na de Tweede Wereldoorlog als een mogelijke ïeden voor de ramp. „Na de oorlog zag je in Nederland niet tot nauwelijks een dankbetui ging richting God. De water snoodramp werd later door velen als een roepstem ervaren. Als een waar schuwing om weer te gaan leven naar Gods geboden", vertelt hij. Toch is er na de watersnoodramp weinig veranderd in die houding van de Nederlander. Vogelaar noemt de culturele revolutie van de jaren zestig als bewijs en reden daarvan. Ook Smits erkent dat er weinig veranderd is. „We werden bepaald bij de betrekkelijkheid van het leven. Een roepstem om het enige nodige te roepen. Er is weinig veranderd. Ook nu kunnen we nog getroffen worden door rampen. Ook al hebben we de Del tawerken, we zijn echt niet veilig. Die roepstem geldt ook nog voor nu." modder lag centimeters dik op de vloer. De meubels lagen op de kop. door elkaar. Mijn vader stap te binnen, liep richting de hoek van de kamer en zei: „Hier moet ergens mijn kunstgebit liggen. Hij graaide met zijn arm in de drek en vond zijn tanden nog ook... na tuurlijk heeft hij ze wel eerst schoongemaakt voordat hij ze weer in zijn mond stopte." Van de bezoekers, die voornamelijk nog zelf de ramp, al dan niet bewust, hebben meegemaakt, lachen enke len met moeite. „Het is niet voor te stellen wat voor indringende en geweldige dingen we hebben meegemaakt", legt Smits uit. De volgende dag, zaterdag, wordt hij 79 jaar en toch kan hij het verhaal van die dagen feilloos navertellen. Hij heeft al een aantal boeken geschreven en spreekt regelmatig op scholen. Een hulpmiddel blijkt een klein handgeschreven boek vol notities te zijn. „Met de dag wordt ons groepje kleiner", vertelt hij. „Ik ben dan ook verbaasd over de gro te opkomst tijdens de boekpresen tatie." Een belangrijk onderwerp in het boek is de roepstem van God die vele gemeenten ervaren hebben bij de watersnoodramp. Ook Smits ervoer een waarschuwing. Niet tij dens of na de ramp, maar een week ervoor kreeg hij een waar schuwing te horen van ouderling Slager. Die las gewoonlijk het ver haal van Simon en Anna uit het bijbelboek Lucas voor in die week van het jaar, maar niet toen. Hij las toen een preek uit de Keurstof fen van Bernardus Smijtegelt over Psalm 119:120, waar staat: 'het haar mijns vleses is te berge gere zen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oorde len'. Smits: „Het was een echte oordeelsaankondiging. Later zou Slager vertellen dat hij die preek móest lezen. Hij werd ertoe ge drongen. Het zorgde voor onrust in het dorp. De hele week werd erover gepraat." Smits vertelt dat cheren. Noord- en Zuid-Beveland en Tholen. Het boek valt op, om dat het getuigenissen bevat die nog niet eerder naar buiten zijn gebracht en omdat het informatie geeft over het gehele rampgebied en niet over een bepaalde plaats. „Ik had in kerkbladen een oproep geplaatst en kerkenraden benaderd voor informatie over de ramp. Uit eindelijk werd er zo veel uitge reikt dat het boek verschijnt in twee delen." Deel twee gaat over Schouwen-Duiveland. Goeree- In het eerste deel van het tweeluik over de gereformeerde gemeenten tijdens de ramp. beschrijft de au teur aan de hand van vele oogge tuigenverslagen de situatie van de kerk in Zeeuws-Vlaanderen. Wal- Rratn Smits (links) krijgt het hoek 'Van zee tot zee zal Hij regeren' overhandigd van auteur L. Vogelaar. Overflakkee en de andere getrof fen gebieden. "Tholen is een apart verhaal, om dat het water van de andere kant kwam. Dit eiland werd aan de wes telijke kant getroffen, in plaats van aan de oostelijke kant zoals bij de andere eilanden het geval was", beschrijft de schrijver, die tevens journalist van het Reformatorisch Dagblad is. Opvallend in het boek is, dat over Sint-Annaland even veel geschreven staat als over Sta venisse, terwijl het laatstgenoemde dorp zwaarder getroffen is. Voge laar legt uit: „In Stavenisse zat na melijk geen gereformeerde ge meente. Toch heb ik het dorp wel in mijn boek genoemd, omdat hun oud-gereformeerde gemeente goe de contacten had met de gerefor meerde gemeenten uit andere dor pen. Zo lieten ze bijvoorbeeld regelmatig predikanten spreken uit de andere kring. Met name ouder ling Leen Potappel stond bekend om zijn open houding." De meeste informatie over Sint-Annaland komt van het echtpaar Kaashoek dat voor hem gegevens heeft ver gaard uit het archief en uit inter views met ooggetuigen. Stavenissenaar Bram Smits is niet geïnterviewd voor het boek. In het boek komen wel citaten voor van zijn publicaties. Hij is het er niet mee eens dat het boek specifiek gericht is op een denominatie. „Vroeger was ik oud-gerefor meerd en nu ga ik naar een andere reformatorische kerk. Toch ben ik gewoon vrij, en hoeft het voor mij geen naam te hebben. Om zo'n boek nu toe te spitsen op een be paalde kerk, dat vind ik niet ge past. De ramp overkwam ieder een." Voor Smits staat het wel vast wie hem gered heeft die februari- nacht: gods voorzienigheid. Hij vertelt dat hij ondanks toch even in het water terechtgekomen te zijn, zijn onderbroek droog wist te houden en een schuur op de dijk kon bereiken. "Ik heb verschillen de keren in doodsgevaar verkeerd. Zo erg dat ik tegen een paard dat naast me stond zei: „Arm beest, dit is het einde van alles". De andere ooggetuigen vertelden net als Smits een gedetailleerd verhaal van de ramp. Zo vertelt Rinus Sinke uit Oostdijk dat het, door water opgezette, paard van de buurman en ander langs het huis drijvende vee een onuitwisba re indruk op hem hadden gemaakt. Adrie de Waal uit 's Gravenpolder maakte de ramp mee in Kortgene. Hij ontkwam doordat zijn vader 's nachts naar buiten keek en achter de dijk in de polder sneeuw zag liggen. Althans dat dacht hij. Het waren echter schuimkoppen van het water dat ondertussen de laat ste verdediging van het dorp al be reikt had. Toen hij dat een paar se conden later besefte, kon hij nog op tijd zijn familie wakker maken. De Waal ontkwam door richting de hoger liggende molen aan de noordkant van Kortgene te vluch ten. Al die serieuze belevenissen zor gen voor een gespannen stilte in de zaal van de reformatorische school. Met een grappig detail probeert De Waal de luisteraars een komische noot toe te voegen. Hij vertelt hoe zijn vader na het wegstromen van het water voor het eerst in het huis komt. „De De man die EHBO in Sint Annaland op de agenda heeft gezet, was zicht baar onder de indruk van het ver toon. Eerst de penning, daarna de bloemen en als toetje nog een grote bon voor 'een dagje uit' van de ei gen afdeling. Heijboer kwam han den tekort. Tijdens zijn toespraak wees de EH- BO-leraar op 'de jeugd' die het zaakje een aantal jaren geleden van hem overgenomen heeft. Hij was met name trots op zijn dochter Syl via en zijn 'buurmeisje' Jeanette Smits. De dames, die respectievelijk secretaris en voorzitter zijn gewor den bij de afdeling Sint-Annaland, zaten vooraf aan de huldiging in spanning te wachten. Ze moesten de afgelopen dagen oppassen om hun mond niet voorbij te praten. Toch had Heijboer pas aan het begin van de avond door dat er wat te gebeu ren stond. „Ik had het niet verwacht, maar bemerkte natuurlijk wel dat er wat gaande was. Eigenlijk dacht ik dat ze zouden wachten tot het 50-ja- rig jubileum van de vereniging in maart van dit jaar. maar toen ik die twee mannen binnen zag komen, wist ik het al." 'Die twee mannen', waren Adrie Koole en districtsbestuurder van het eiland Tholen Jos Uitdewillegen. Na twee indrukwekkende oefenon gevallen kreeg Koole de microfoon om de uitreiking in te luiden. Hij prees Heijboer voor zijn jarenlange inzet, zijn vele avonden als lotus en haalde de herinnering op dat de ju bilaris nog eens een keer met de col lectebus rond was gegaan voor nieu we apparaten als een microfoon. Daarna noemde hij in chronologi sche volgorde Heijboers voorge schiedenis op die begon in Ridder kerk waar Heijboer toen woonde vanwege zijn werk. In 1956 begon hij daar zijn eerste cursus, die hij twee jaar later afsloot met het beha len van zijn diploma. In 1961 kwam hij in het plaatselijke bestuur, waar hij een jaar later tot voorzitter werd verkozen. „Die moeten we hebben', dachten ze waarschijnlijk", merkt Koole op. Terug verhuisd naar Sint- Annaland, zocht Heijboer ook naar zo'n vereniging, maar die bleek nog niet te bestaan. Een paar jaar later, in 1968, kwam die er toch. Tjid had samen met Gommert het initiatief genomen er een op te richten. In do cent dr. Noteboom vonden de twee een uitstekende leraar voor de EH- BO-leerlingen. Zelf nam Heijboer de taak op zich van voorzitter van de nieuwbakken vereniging. Dit bleef hij uiteindelijk tot 2003. „Het einde kwam toen ik een jeugd EH- BO-examen afnam van een jonge tje", vertelt Heijboer. „Ik las de naam van het ventje en begreep dat ik zijn opa's opa vroeger nog soep had gebracht. Dat was het moment om te stoppen." Tjid gaf het voorzit tersstokje over aan Jeanette Smits die hij al vroeg warm had gemaakt voor de hulpverlening. „Mijn 'buur meisje' gaat ai lange tijd mee naar EHBO-avonden. Het is mooi om ze zo te zien opgroeien." Ook de kinderen van Tjid Heijboer werden al vroeg bekend gemaakt met de instructies van de eerste hulp. Dochter Sylvia Menheere lacht als ze terugdenkt aan haar jon gere jaren. „We moesten al van jongs af aan verbandjes leggen. En 'oh, wee', als het niet goed gedaan was." De Sint-Annalander genoot er alleen maar van. „De jeugd doet het zo graag. Ze willen zelf uitproberen wat ze geleerd hebben. De theorie in praktijk brengen." De oud-voorzit ter is zich speciaal gaan richten op de jeugd na zijn herseninfarct in 1983. Na dit voor hem meest ge denkwaardige moment mocht hij niet meer werken. Een jaar later richtte hij zich samen met Corrie van Leeuwen volledig op het onder wijs van de EHBO op scholen. „Hij was bijna nooit thuis", vertelt zijn dochter. „Elke avond had hij wel wat." De bloemen die hij van Uitdewillegen krijgt uitgereikt, overhandigt hij dan ook meteen aan zijn vrouw. Van haar kreeg hij jaren lange steun, legt hij uit. „Ze be moeide zich overigens niet met de vereniging. Zij had haar ding. Zij zong." Heijboer vindt het moeilijk oin de leiding los te laten. „Ik wil het allemaal nog zo graag zelf in de hand hebben", zegt hij. Tijdens een van de oefeningen doet hij nog wel mee. maar niet als slachtoffer. "Het is zwaar om als slachtoffer mee te doen, omdat het de nodige voorbe reiding vereist. Je wilt de routine vermijden en elke oefening anders reageren." Deze avond speelt hij de alarmcentrale en loopt daarna de zaal in als ambulancepersoneel. Hij speelt een mopperende broeder die niet weet welk slachtoffer hij als eerste moet behandelen. Wat hem overigens later vanuit het publiek de opmerking oplevert dat 'het ambu lancepersoneel nogal negatief was'. De reactie van een ander: 'die is nog opleiding'. De goed gevulde zaal moet hier smakelijk om lachen. Heijboer is trots op het aantal leden van zijn vereniging. „We zitten op ongeveer negentig leden. Dat bete kent dat we de grootste zijn van het eiland." Toch is er wel verval te zien in de verenigingen en dat ziet de Setallander ook. „Vroeger gingen we vaak bij andere verenigingen op bezoek en zat bij onze avonden de zaal ook vol met bezoekers." Koole. lid van het landelijk bestuur, erkent ook het probleem van een afname bij de vrijwilligers. 'Een ouderwets avondje' noemt hij de oefenavond. „Vroeger werden zulke avonden veel vaker georganiseerd. Het doet pijn om te zien dat ze er bijna niet meer zijn." De kritische bestuurder wordt ook nog naar een reactie ge vraagd. Koole: „Het was een beetje een zooitje ongeregeld...maar dat kan ook niet anders met drie gewon de dames op de grond." Een paar minuten later overhandigt hij de ho ge onderscheiding aan Heijboer die hij 'het voorbeeld voor alle vrijwil ligers' noemt. Tjid Heijboer neemt dankbaar kadobon voor 'een dagje uitin onlangst van voorzitter Jeanette Smits. Links op de achtergrond staat Heijboers dochter en secretaris van de EHBO-vereniging Sylvia Menheere. Astrid Blaauw uit De Sluis voor het tweeluik met hanen in het woonzorgcentrum Ten Anker in Tholen

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2008 | | pagina 3