Magda Steegstra over haar overleden man Jos Steegstra uit Tholen Dinsdag 30 december 2003 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 7 Vitrine Schor Kweekschool Eerbetoon Vrolijke Frans Het dichterschap was de essentie van zijn leven. Jos Steegstra uit Tholen schrijft over zijn dood heen. Hij stierf in april 2002 aan longkanker, maar volgend jaar verschijnt posthuum de bundel Tussengebied. Met een aantal gedichten die hij in de laatste maanden van zijn leven schreef. Onder meer over de Rammegors en Schorren van Sint Annaland. Hij was samen met zijn vrouw Magda Steegstra-van der Ster verknocht geraakt aan Tholen waar ze nog maar kort woonden. „Tholen maakte ons hart open, "zegt de weduwe. Ze probeert haar leven weer te orde nen na het verlies van haar man. Dat valt haar zwaar. Omdat bijna alles nog doortrokken is van het leven dat ze samen hadden. Eenentwintig jaar lang. Op Tholen de fietstochten die ze langs de Oosterschelde maakten. De wandelingen langs de dijken en de schorren. „Dat was van ons sa men. Het geluid van de vogels aan het water. Dat gevoel hoort nog zo bij Jos. Ook als ik er nu naar toe ga. Ik moet het landschap terug verover en. Het moet van mezelf worden.. Dat kost me moeite." Ze hadden het zich samen zo anders voorgesteld. Steegstra, pedagoog, was 62 en gepensioneerd. Hij had een leidinggevende functie bij het ROC in Oss. Ze hadden al een twee de woning in Frankrijk. In de bosrij ke buurt van Limoges. Ze kregen meer tijd. Ze wilden er vaker heen. Om de rust op te zoeken. Maar zoch ten ook nog een pied-a-terre in het zuiden van Nederland. Om vandaar- uit de afstand van 800 kilometer te kunnen overbruggen. Een apparte mentje. Iets kleins. „Maar toen we dit huisje in de Visstraat zagen, wa ren we verkocht. Het is wel klein maar het was toen eigenlijk te groot. Nu komt het goed uit omdat ik er kan blijven wonen." Magda Steegstra (52) is lerares Frans. Toen Tholen in augustus 2000 als woonstede werd gekozen, veran derde ze van baan. Van het Mondri aan College in Oss naar het Gertrudis College in Roosendaal (vmbo, havo, vwo, gymnasium). Niet de baan deed haar verhuizen zoals meestal het ge val is, maar de woning. Het huisje in het centrum van het oude vissers stadje aan de afgedamde Eendracht. Dicht bij de haven. „Zó een bijzon dere plek. Afgeschermd van de we reld. Met het eilandgevoel met die vogels en het water. Maar ook dicht bij de brug. Je kan van hieruit alle kanten op. En het is ook dicht bij Bergen op Zoom. Ook een oude stad. In het markiezaat. Dat spreekt tot de verbeelding. Maar ook wat mensen betreft, hadden we het gevoel dat we hier hartelijk werden ontvangen." Op de blauwe voordeur is een Thool- se kotter geschilderd. De deur is laag. Oppassen dat je je hoofd niet stoot. Binnen in de kamer brandt de open haard. Klassieke muziek. Kra kende vloerplanken. Balken tegen de zoldering. Een huis met een verle den. Het verleden waar de dichter Steegstra zich ook zo vaak door liet inspireren. Vaak aan de hand van het nu. Aan de hand van wat hij zag in zijn directe omgeving. Een land schap. Een tekst. Een ontmoeting. Scherven, stenen, aarde, water, plan ten, mensen, vogels, sterren. ...Waar sporen van vergeten aanwe zigheid/zich aftekenen op een betre den paden/ wordt het diepste geheu gen gewekt/staan we oog in oog met onszelf... De nieuwe bundel Tussengebied staat in het teken van leven en dood. Dat wat ertussen ligt. Reflecterend op wat is geweest, wat komen gaat en onbekend blijft. De titels van de 28 gedichten gaan van concreet tot abstract. „Jos had het gevoel dat hij nog veel te zeggen had. Wat er nu is, is er. Meer niet. Het kan niet meer. Hij heeft nog geschreven in januari 2002 toen we in Frankrijk waren. Dat was nadat de chemokuren in Bergen op Zoom over waren. Toen ging het een tijdje heel goed." Magda Steegstra-van der Ster wil het werk van haar overleden man voor het voetlicht blijven brengen. Een dichter sterft niet, maar blijft in teksten voortbestaan Dichters sterven niet. Steegstra blijft in zijn teksten voortbestaan. Tussen gebied komt uit bij de Poëzie-uitge- verij Wel van Albert Hagenaars in Bergen op Zoom, waar ook in 2001 de bundel Grondslag verscheen. En ook in Meulenhoffs Dagkalender 2004 (samengesteld door Mario Mo lengraaf) is een gedicht van Steegstra opgenomen. Eerder dit jaar werden in Gierik het Nieuw Vlaams Tijd- hun leven in het teken van de ziekte. „Je ziet het vaker. Mensen die stop pen met werken en dan dood gaan. Hij heeft zo'n intensief leven geleid. Intensief wat zijn werk betreft op het ROC. Maar ook een intensief leven met de kunst en een intensief privé- leven. Bovendien was Jos ook altijd heel duidelijk aanwezig. Dat galmt nog1 na. Ons privé-leven was voor een groot deel gebaseerd op Jos' acti- Waarom die hoop bij het rapen, de rilling over mijn hand, geraakt door opgewoelde scherven alsof ik jou kon delven uit verkleefde grond? Waarom dat blindelingse graven, het zoeken op de akkers of het zeker was dat ik jou zou stuiten als ik je zocht, licht uit zwaarte, dag uit nacht? Ik waste al mijn schatten schoon, verborg ze in de donkerte van kasten, verzekerde bewaring voor wat ik liefheb, gestolde tranen om wat ik niet vond, beriep ik mij op het diepste weten, dat niets verloren gaat of het komt weerom. Het bidprentje met tekst was ook grafisch vormgegeven. schrift uit Antwerpen nog gedichten van hem gepubliceerd. Grensgebie den (teksten vanaf de vloedlijn) was het thema. Steegstra liet zich er hier, langs de boorden van de Ooster schelde, door inspireren. Magda heeft zich tot taak gesteld het werk blijvend over het voetlicht te brengen. „Jos' poëzie moet je als ge heel bekijken. En niet een gedicht eruit nemen om te zeggen of het goed is of niet. Het is een geheel waar een bepaalde levensvisie uit spreekt. Dat vooral met elkaar bete kenis krijgt. Wat Jos voelde over de natuur, over sporen van menselijke aanwezigheid, komt in al zijn ge dichten naar voren. Ze ademen een gevoel waar ik Jos op vond. Hij deed er wat mee." Het is de bedoeling dat er ook een cd bij Tussengebied komt waarop de dichter zelf is te horen. Ze start de band. En zoekt de gedichten die over de schorren van Sint-Annaland gaan. De stem is rustig, bijna broos. De dichter vult de kleine kamer met een vergezicht: ...Vandaag is de wind zoel/ligt de schor droog, geurend/ van bijna bloeiend lamsoor/ en van een ziltige lucht/van verlangen naar zee... Het is voor haar ook weer voor het eerst dat ze dit hoort. Ze hoort het verschil met toen hij nog gezond was. „Het is opgenomen toen hij haast niet meer kon. In de laatste we ken. Zijn stem is wat zwak. Het kost hem moeite te articuleren, terwijl hij altijd zo goed kon voordragen. Maar ik ben blij dat ik iets heb, ook al is de geluidsopname niet best." In februari 2001 stopte Steegstra bij het ROC. In april en mei begon hij zich moe te voelen. Eind augustus werd bekend dat hij aan longkanker leed. En dat hij slechts nog een aantal maanden te leven had. Daarna stond viteiten. We hebben op vele plekken gewoond. In Bergen in Noord-Hol land, in Oss en hier. Je bent geneigd die grote vriendenkring die we sa men hadden, bij te houden. Maar dat lukt me niet. Ik werd na zijn dood vaak door vrienden gebeld, geschre ven of uitgenodigd, maar wist ze niet te 'bedienen'." Het verwerken van de dood van haar geliefde kost tijd. Het klinkt als een cliché. Ze krijgt er ook professionele hulp bij. Zelf zegt ze dat het een kwestie van lange adem is. En ze is blij dat ze werk heeft. „Ja, werk kan ik iedereen wel aanraden. Dat is toch anders dan dat je de hele dag thuis bent. Ik heb, zodra wij wisten dat Jos ziek was, van mijn werk de gelegen heid gekregen om bij mijn man te blijven. Dat was echt fantastisch. We zijn ook omringd geweest met goede zorg en goede vrienden. Toen ik weer met werk en begon, was ik heel cha otisch. Ieder half uur was ik wel weer wat kwijt: mijn pen, mijn agenda, een proefwerk. Dat soort dingen. Wat er met je gebeurt weet je niet. Dat kan niemand van tevoren vertellen. Het is ook heel verschillend per per soon. Je hebt er geen flauw benul van wat het met je doet. In het begin had ik veel energie. Ik moet niet zeuren, dacht ik. Ik dacht aan de mensen in Oost-Europa bijvoorbeeld, die in de oorlog die massa's familieleden zijn verloren, maar ook allemaal verder moesten. Maar het is ook een kwestie van lange adem. Dat bleek na een half jaar. Je moet het leven opnieuw zin geven." Zin geven. De draad oppakken. Dié van haar eigen werk, het lesgeven. En het werk van haar man. Ordenen en laten uitgeven. Uitdragen. Bepaal de dingen vindt ze moeilijk om al leen te doen. Vooral alleen thuis zit ten. Alleen zijn kan ze wel in Frankrijk, maar hier gaat dat maar moeizaam, vertelt ze. Ze zoekt wel wegen om daar aan te werken. Ze heeft zich aangemeld als lid van de natuurvereniging Tholen. Daar kan ze zich verder verdiepen in de Zeeuwse flora. „Dat helpt me op weg." Wellicht dat ze als IVN-gids opgeleid wil worden, peinst ze. „Als ik de concentratie op kan brengen." Planten interesseren haar. Ze komen ook in het werk van Steegstra veel vuldig voor. De dichter trof ze aan op de schorren en de akkers. Of langs de dijk. Van wind wuivende grasaren/glin sterend in tegenlicht Plekken waar ook de leegte nog is te vinden. Zoals ze die samen vonden op de Orkney-Eilanden boven Schot land. De vegetatie blijft er laag, niet hoger dan de knie. Een kaal land schap. Veel lucht. Kijken zonder ein der. „Zo'n gevoel kun je hier bij de schorren ook krijgen. In Jos' gedich ten wordt de hele wereld met elkaar verbonden. Zijn idee om een schakel te zijn tussen verleden en toekomst. Dat zit er heel erg in." Steegstra verdiepte zich in archeolo gie. Trok met amateur-archeologen op die opgravingen deden. Bestu- nen, wilde hij kwartier maken, zo zei hij tegenover deze krant in juni 2001. Hij werd lid van de werkgroep open monumentendag. En ontdekte stukje bij beetje het eiland. Te voet. Op de fiets. Zette zijn eerste indrukken op papier. Ruwe schetsen. Probeerde te ontwarren wat de toeschouwer ziet als hij ergens aankomt. Om er daarna met behulp van de kennis die in boe ken voorhanden is, er verder aan te Ik noem het zompnat moeras waar geen water uit vloeit broze droogte nu het tij is bekoeld. Of een amper verkleurende vlakte waar licht traag verschuift. Daar waan ik mij in voortijdige werelden van water en land, nauwelijks te onderscheiden. deerde de literatuur daarvan. Schreef erover. Verzamelde zelf scherven van potten en pannen, gespen, munten, kleine beeldjes maar ook fotootjes. Portretten van mensen die hij niet kende. Ze liggen uitgestald in een vi trinekast. Als stille getuigen van een leven dat is geweest. Lang geleden, kort geleden. Bijeengebracht achter glas van iemand die ook is geweest, maar nog zo aanwezig is. „Het ging hem niet om de geldwaarde. De meeste dingen zijn niets waard, maar meer om het verhaal dat erbij hoorde. Dat hij erbij vertelde. Het verbond hem met het verleden." Zo ligt er een stukje van een Ro meinse dakpan met een afdruk van een hondenpoot. Toen de klei lag te drogen was er een hond op gestapt. Voor de dichter een teken van vroe ger. Het gaf hem even het gevoel dichter bij Rome te zijn. Toen Steegstra in Tholen kwam wo Jos Steegstra in de zomer van 2001 voor de woning aan de Visstraat. werken. Te verdiepen. Zo maakte hij zijn omgeving eigen. En gaf het dan prijs in een gedicht. Steegstra zocht het gezelschap van kunstenaars. Hij was lid van een kun stenaarssociëteit in Bergen op Zoom, Arsis (voorheen Bozaar). Hij zocht niet zozeer contact met dichters. „Dichters kunnen het niet altijd even goed met elkaar vinden. Er is vaak een concurrentiestrijd. Met beel dend kunstenaars had hij daar geen last van." Ze wijst op twee werken aan de muur van de Groninger schilder Jan Wie- gers, een oom van Steegstra. „Van jongs af aan (Steegstra is in Gronin gen geboren- red.) was Jos door die oom geïntrigeerd. Hij was de enige in de familie die iets in hem zag. Ook was hij als jongetje veel te vinden in het atelier van buurman Arend Ron- da. Het is dus geen toevalligheid dat Jos samenwerkte met kunstenaars. Hij zocht de schilders op." De banden met Groningen bestaan nog. In het kader van een uitwisse lingsprogramma tussen Arsis en de kunstenaarssociëteit De Ploeg, reisde ze naar het Noorden om er werk van haar man voor te dragen. En een stukje uit de scriptie die Jos maakte op de kweekschool over zijn oom en waarvoor hij een tien haalde. „Het was heel eng, maar vanuit Jos zijn kracht kon ik het doen." Tijdens de strijd tegen de ziekte, werd het lopen voor Steegstra moei lijk. Zijn vrouw reed hem in een rol stoel over het dijkje langs de haven. En tot het laatst toe bezochten ze sa men het terras van de Sixties, het café aan de Kaaij. „Tot een of twee weken voordat hij gestorven is. De mensen daar zijn zo aardig. Niet al leen daar trouwens. Iedereen in ons straatje leefde mee en stond ons, waar nodig, met raad en daad bij. Ook bijvoorbeeld de hulpkosteres van hiernaast (van de Christelijk Ge reformeerde kerk- red.) was altijd in voor een vriendelijk gesprek. Om zulke dingen kun je niet blij genoeg zijn." Maar het rondje dat ze samen vaak liepen, over de dijk, door het park langs de vest en over de Markt terug, dat rondje kan ze nog niet alleen doen. „Nee, dat is belast. Dat is een heel moeilijk rondje. De herinnerin gen overspoelen je." Magda Steegstra wil het werk onder de aandacht blijven brengen van het publiek. Ze deed dat al tijdens de opening van de Kunstroute dit voor jaar. Ze las werk van Steegstra voor in de koorkerk van de Grote kerk in Tholen. En in boekhandel de Kope ren Tuin in Goes, één dag na de be grafenis. „Hij was die avond uitge nodigd om voor dragen. Zijn werk was zo belangrijk voor hem. Ik vond dat ik het moest doen. Het ging. Jos vond ook dat hij met zijn gedichten naar buiten moest. Ook al is dat niet altijd makkelijk om dat te doen. Je geeft iets bloot. Mensen kunnen het beoordelen. Dat wordt ook kwistig gedaan. Je wordt kwetsbaar. Dat heb ik in Goes ook zo ervaren. Ik voelde me zo in zijn plaats." Ze hoopt dat er hier ook iets blij vends van hem komt. Net zoals in Oss waar hij samen met kunstenaar Han Klinkhamer iets gemaakt heeft op een belangrijke archeologische vindplaats dat nu een wandelpark is. Er hangt ook een gedicht van hem in Ravestein (tussen Oss en Nijmegen). Op een koperen plaat op een verdedi- gingswal. Hoe dat in Tholen in het vat moet worden gegoten, weet ze nog niet. Maar ze ziet het wel als een opdracht. Magda van der Ster hield haar eigen naam aan. Ook nadat ze was gehuwd met Steegstra. Maar sinds Jos gestor ven is, noemt ze zichzelf ook Steeg stra. „Om dat nu opeens te doen is misschien wel vreemd, maar het is een soort eerbetoon aan Jos. Hij wil de dat eigenlijk altijd al graag. Ik heb een grote bewondering voor hem. Hij kon mensen in de kern treffen. En vrolijk maken. Ook in het werk. Hij was helpend aanwezig. Heel geïnspi reerd. In alles wat hij deed. En inspi rerend. Hij kon aan mensen ook het gevoel geven dat hij hun vriend was. Dat was ook zo. Ik snap het niet. Het was een sterke persoonlijkheid. In het begin vond ik hem wel eens ego centrisch, omdat hij bij een ander het vaak over zichzelf had. Maar aan het eind van de avond wist hij meer over de persoon te vertellen dan ik, die al leen geluisterd had. Dat snap ik nog steeds niet. Jos is voor een deel nog een raadsel voor me. Ik ben blij dat ik die jaren met hem gehad heb. Ik ben niet te betreuren. Ik draag hem met me mee en voel me daarmee rijk, heel rijk. We zijn met elkaar gelukkig geweest." Steegstra werd in Tholen begraven. De weduwe is nog bezig met het zoe ken naar een passend grafmonument. Dat valt niet mee. Het moest iets bij zonders worden. Maar niet iets raars. Ook geen kunstwerk. Het is nog steeds niet klaar. Ze bezocht de ene na de andere steenhouwerij. „Ik wil de eerst dat de letter op de steen lag. Dus er niet ingehakt, maar eruit ge hakt. En dat alleen de bovenkant van de letter werd gepolijst. Maar ik heb dat idee los moeten laten. Nu wordt het een steen die aan de onderkant grof is uitgehakt en waarvan het bo venste deel gepolijst is. Met erin ge hakte letters. In het ruwe graniet komt een plaatje met het gedicht van het bidprentje, Vitrine. Op dit mo ment is er gewoon een mooi tuintje. Aan het bidprentje dat er ligt met een kiezelsteentje uit Griekenland erop, kun je wel zien dat Jos daar ligt." Ze leidt een heel raar leven, vindt ze. In het eerste jaar na zijn dood is ze het huis bijna niet uit geweest. Be halve natuurlijk voor werk en socia le verplichtingen. Ze keek veel tele visie. Om gedachten af te leiden. In het tweede jaar is ze juist veel uitge gaan. Om dezelfe redenen. Rustig zitten lezen gaat niet. Een keer nog maar hield ze het twintig minuten uit met een boek op schoot. Ze zoekt nu vaak mensen op in de buurt. Ze ver baast zich erover hoe lang ze er over doet om dingen te verwerken. „Ik geef mensen het gevoel dat ik de vrolijke Frans uithang. Maar een mens heeft zoveel lagen. Ik ben er nog niet doorheen. Ook als ik in de auto zit, komt Jos op bezoek. Dat ie mand zomaar onder je handen ver dwijnt. Mijn leven blijft vervuld van Jos. Jos leeft door in zijn gedichten, maar ook in mij. Iedere dag als ik de brug opdraai, ter hoogte van de be graafplaats, doe ik het raampje om laag en vertel hem wat me bezig houdt en waar ik naar toe ga. Maar toch: in de vorige plaatsen waar we woonden, waren we een twee-een heid. Hier sta ik er veel meer alleen voor."

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2003 | | pagina 7