'Ik heb gewoon mijn
geweten gevolgd'
Overal vlaggen en
zwaaiende mensen
'Hulpverleners in deze
wereld de échte helden'
Ernst van de rampen
duidelijk geschetst
Verschillende keren
terug in St.-Annaland
'Helpen dat was
vanzelfsprekend
Jan van Gorsel uit Gorinchem
Ambassadeurs
Cor Aarden uit Oud-Vossemeer
Donderdag 25 september 2003
EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
9
Schot uit Tholen en Verwijs uit Sint-Philipsland
Johannes Verwijs uit Sint-Philipsland en Leen Schot uit
Tholen vinden dat de herdenking netjes is verlopen.
„Het was overweldigend en allemaal goed geregeld",
zegt de 76-jarige Verwijs. Hij en Schot (80) waren op 1
februari ook in Ouwerkerk bij de nationale herdenking.
„Er waren heel veel vlaggen uitgestoken en overal ston
den mensen buiten en zwaaiden naar ons. Dat viel erg
op. In Stavenisse stond zelfs een hele schoolklas." Joop
van Gorsel uit Oosterhout kijkt met genoegen terug op
de herdenkingsdag. „Ik ben blij dat ik als begeleider met
mijn vader mee mocht."
PronkEconomisch belang wint het vaak van veiligheid
Vergeten rampen
Bewondering
Spanningsveld
A.C. de Graaf uit Sint-Maartensdijk
Hulpverlener A.C. de
Graaf uit Sint-Maartens
dijk was het meest onder
de indruk van de toe
spraak van oud-minister
van ontwikkelingssamen
werking Pronk. „Het was
een betoog op hoog ni
veau. Pronk heeft de ernst
van rampen duidelijk ge
schetst. Hij is ook des
kundig op dit terrein, echt
een geleerde kop."
De plechtigheden in Tho
len en gedeeltelijk ook in
Sint-Annaland werden bij
gewoond door de ambas
sadeurs of andere verte
genwoordigers van:
Oud-commando Gert Jager uit Utrecht
met zandzakken versterkt. Ook daar
stak Verwijs een handje toe. Hij
woont nog altijd in een van de Deen
se woningen die na de Ramp aan het
dorp zijn geschonken. Verwijs' ver
haal is opgetekend in het eerder dit
jaar verschenen boek 'de Ramp op
Sint-Philipsland'.
Over wat hij bij die Ramp allemaal
heeft meegemaakt, praat Leen Schot
liever niet. Hij was binnenschipper
en lag in de haven van Stavenisse om
er aardappelen te laden. En die be
wuste 31e januari wilde hij zijn schip
niet onbemand achterlaten. Noem
het een voorgevoel dat hij had. Ook
zijn vrouw en kinderen kwamen uit
Tholen terug aan boord. Zowel
Schot als zijn vrouw hebben die
nacht toen de dijken braken, en de
dagen ema, veel kunnen betekenen
voor de getroffen Stavenissenaren.
Maar na al die jaren vindt de oud-
schipper het nog steeds te moeilijk
om erover te praten.
De tegenwoordig in het Belgische
Poppel wonende Jo Vaes was als mi
litair enkele dagen in Sint-Philips
land. Vanaf de kazerne in Oirschot
vertrok hij met een aantal soldaten
die arrest hadden, in een vrachtwa
gen naar het rampgebied. Bevelen
wachtte Vaes niet af en daardoor is
de groep dan ook enkele dagen 'ver
mist' geweest. Ze konden in Sint-
Philipsland helpen om mensen van
zolders of daken te halen. Vaes toont
enkele fotootjes die hij heeft be
waard. Het leger wilde hem destijds
een medaille geven, maar die wei
gerde hij. „Ik vond dat al mijn man
nen die moesten krijgen", legt hij
uit.
„Schot en ik waren toen praktisch de
enige hulpverleners, de anderen wa
ren overlevenden en familieleden
van slachtoffers." In Meulvliet wa
ren het juist allemaal hulpverleners,
hoewel breed geschakeerd. De Sint-
Philipslander heeft een mooie dag
beleefd, zegt hij. „Ik heb met allerlei
mensen gepraat die ik totaal niet
kende. En ook naar de sprekers heb
ik met aandacht geluisterd. Ik heb
respect voor de organisatie hoe die
dit allemaal voor mekaar heeft ge
kregen." Het tweetal beleefde de dag
samen, maar werd bij de rondrit ge
scheiden doordat ze elk een andere
bus toegewezen hadden gekregen.
Verwijs reed door zijn woonplaats,
Anna Jacobapolder en Nieuw-Vosse-
meer. „Er was iemand van het Rode
Kruis mee, want ja het zijn natuurlijk
allemaal oude mensen. En voor de
bus reed een motoragent om als dat
nodig was het verkeer te regelen."
Verwijs redde vijftig jaar geleden
een vrouw uit het water. Zij was in
de Schoolstraat in het prikkeldraad
vast komen te zitten. Johannes Ver
wijs - uit het ouderlijk huis aan het
Karreveld naar de hoge Oostdijk ge
vlucht - zag dat samen met anderen
aan. Hij liet zich een touw rond het
middel binden en sprong het ijskou
de water in. Het lukte hem om de
vrouw los te maken, waarna het
tweetal naar de veilige dijk werd ge
trokken. De Sint-Philipslander blijft
er nuchter onder, voelt zich aller
minst een 'held'. „Ik heb destijds ge
woon mijn geweten gevolgd", zegt
hij. Nog voor het water in het dorp
stond, hadden mannen de doorgan
gen en lagere delen van de zeedijk
De 86-jarige Jan van Gorsel zit don
derdagmiddag half in de zon, half in
de schaduw, te wachten tot de bus
vertrekt voor de rondrit. Hij woont
al vele jaren in Gorinchem, maar
komt oorspronkelijk uit Scherpenis-
se. In 1953 woonde Van Gorsel met
zijn gezin in Tholen, aan de Kaaij.
Hij was aannemer. Toen bekend was
wat er in Stavenisse was gebeurd,
nam hij het initiatief om er met een
groep schippers heen te varen en te
kijken wat ze konden doen. „We
zijn met een hoogaars door een gat
in de dijk gevaren." Twee maanden
lang werkte Van Gorsel in het dorp
waar 153 inwoners verdronken. Hij
gaf leiding aan de ploeg die naar
slachtoffers zocht. Later bemoeiden
ze zich ook met het vee. Politiemen
sen en militairen bewaakten het ver
laten dorp, waar je zomaar niet in
mocht. Joop: „Wie er inging, kreeg
een stempel op zijn hand, en dat ge
beurde ook weer als je wegging."
Jarenlang praatte Van Gorsel nooit
over wat hij in Stavenisse had mee
gemaakt. Maar in de aanloop naar
de 50e herdenking veranderde dat
en vertelde hij er zijn zoon Joop
over. Die was als elfjarige een keer
mee geweest naar het dorp. „Ik her
inner me nog hoe in de Kerkstraat,
waar veel huizen ingestort waren,
een schoorsteenmantel stond met de
vazen er nog op. Die waren in al dat
geweld gewoon blijven staan." Joop
ging ook mee kijken in Kruiningen,
waar zijn vader juist een bouwpro
ject onder handen had en waar dus
bouwmaterialen in het water terecht
waren gekomen.
De hoogbejaarde Van Gorsel treft in
Meulvliet geen bekenden. Met eni
ge trots laat hij de bronzen gedenk
penning zien die hij in 1954 kreeg
als blijk van waardering. Vader en
zoon rijden in de bus mee via de
zuidkant van het eiland (Poortvliet,
Scherpenisse en Sint-Maartensdijk)
naar Stavenisse. De vlaggen en
zwaaiende mensen onderweg doen
hen goed. Als de gids vertelt over de
bijbel die in de kroonluchter hing in
de kerk, en dat dit waarschijnlijk in
scène is gezet, springt Van Gorsel
senior op. „Ik heb die bijbel daar
zelf zien hangen en er was toen in
heel de kerk nog geen voetafdruk in
het slik te vinden!" Vader en zoon
kijken terug op een waardevolle
dag. Vanuit Meulvliet rijden ze nog
naar Scherpenisse, waar met enkele
oudere inwoners bij het praathuisje
herinneringen - ook aan de Ramp -
worden opgehaald.
De uit Scherpenisse afkomstige Jan van Gorsel (links) met zijn zoon
Joop.
Oud-minister Pronk houdt een gedreven toespraak in Meulvliet.
Mensen stijgen boven zichzelf uit wanneer ze worden geconfronteerd
met de opdracht anderen het leven te redden. „De hulpverleners die in
Sarajevo bleven tijdens de beschietingen, in Ramailgh ondanks de raids
op ambulances, in Freetown ondanks bedreigingen door gedrogeerde
kindsoldaten. De brandweerlieden van New York, die hun leven waagden
en verloren toen zij het WTC-gebouw ingingen om overlevenden te zoe
ken. Zij deden en doen hetzelfde als de hulpverleners bij rampen zoals de
watersnood van 1953." Oud-minister Jan Pronk wond er donderdag
morgen in Meulvliet in Tholen geen doekjes om: „In deze wereld zijn de
hulpverleners de échte helden. Laat hen niet in de steek. Nergens."
Pronk zei dat veel hulpverleners ge
dreven zijn, dat ze er tegenaan gaan
en zo de gevolgen proberen te ver
minderen van het falen van anderen:
autoriteiten, bestuurders, politici,
oorlogshitsers, haatpredikers. „Het
Rode Kruis, Artsen Zonder Gren
zen, Unicef, het Hoge Commissari
aat voor de Vluchtelingen, VN
hulpverleners, vrijwilligers van par
ticuliere organisaties, vluchtelin
genwerkers. Zij proberen het ergste
op te vangen. Zij trachten te corri
geren wat door anderen werd nage
laten dan wel veroorzaakt." Volgens
de oud-minister - tegenwoordig bui
tengewoon hoogleraar theorie en
praktijk van internationale samen
werking aan het Institute of Social
Studies in Den Haag - vragen hulp
verleners steun en bescherming in
plaats van om geëerd en gehuldigd
te worden. „Zij vragen van bestuur
ders, politici en autoriteiten net zo
veel inzet om rampen te voorkomen
als zijzelf betonen bij het bestrijden
van de gevolgen daarvan." Hulp
verlening mag niet verworden tot
een doekje voor het bloeden, de in
zet van hulpverleners mag niet voor
niets zijn en voorkomen moet wor
den dat geredde mensen alsnog het
slachtoffer worden van een ramp na
de ramp, betoogde de oud-bewinds-
De meeste rampen doen zich, aldus
Pronk, voor op de armere continen
ten (Afrika, Azië en Latijns-Ameri-
ka). „Volgens het rampenjaarboek
2002 vallen er meer slachtoffers van
natuurrampen in midden-inkomens-
landen dan in de rijkere landen. En
de meeste slachtoffers vallen in de
armste landen." Naast de klimatolo
gische omstandigheden spelen an
dere factoren een rol in dit deel van
de wereld. De economische struc
tuur, sociale verhoudingen, politie
ke en bestuurlijke structuur kunnen
er, eerder dan in onze contreien, tot
rampen leiden. „De buffer om
schokken op te vangen is dun wan
neer armoede heerst, de staat zwak
is en de burgerlijke samenleving
versnipperd." Veel van de rampen
in deze streken worden vergeten, zei
Pronk, die aids in Afrika noemde,
de burgeroorlog in Soedan en de
vluchtelingenkampen overal. De
oud-minister wees met een beschul
digende vinger naar de autoriteiten
die slachtoffers terzijde schuiven
door de prijzen van medicijnen
hoog te houden, die geen ruimte
bieden voor onderwijs, gezond
heidszorg en plattelandsontwikke
ling, die niet humanitair intervenië
ren en die beknibbelen op hulp.
Kunnen armere landen zich minder
goed voorbereiden op een ramp, in
onze westerse samenleving loopt
het bij calamiteiten ook niet altijd
zoals het zou moeten. Het neerstor
tende vliegtuig in de Amsterdamse
Bijlmermeer, de ontploffende vuur
werkfabriek in Enschede, de café
brand in Volendam. In de evaluatie
kwam naar voren dat voorzorg en
nazorg tekortschoten. „Snelheid,
coördinatie en organisatie van de
hulpverlening konden toen beter
zijn dan in de jaren vijftig van de
vorige eeuw en ze waren dat ook.
Wat dat betreft hebben we in Neder
land onze les geleerd." Er was op
vanalles kritiek, maar niet op de
mensen in het veld, zei Pronk. „De
werkers van het Rode Kruis, de po
litiemensen en brandweerlieden, de
artsen, verplegers en individuele
burgers die meehielpen. Zij deden
wat in 1953 hun voorgangers in
Zuid-Holland, Zeeland en West-
Brabant hadden gepresteerd. Dat
was hulp van klasse."
In boeken en rapporten over de wa
tersnood komt tot uitdrukking dat
aan de organisatie van de hulpverle
ning veel schortte. „Dat vergroot
eens te meer de bewondering voor
wat de hulpverleners voor elkaar
kregen. Velen zijn gered ondanks
een gebrekkige organisatie, ondanks
amateurisme, ondanks inadequate
communicatie. Meer mensen zou
den gered kunnen zijn wanneer eer
der was begonnen met een groot
scheepse inzet van de hulp. Maar
wie zich weet te verplaatsen in de
omstandigheden waarin Nederland
kort na de Tweede Wereldoorlog
verkeerde, kan niet anders dan grote
bewondering uiten." Pronk wees er
op hoe de communicatie-infrastruc
tuur destijds veel beperkter was dan
nu. Mede daardoor - maar ook door
dat het schortte aan de organisatie -
kon het uren duren voordat de om
vang van een ramp doordrong tot
degenen die beslissingen moesten
nemen. „Nederland was nog maar
net de fase van ontwikkelingsgebied
ontgroeid." De oud-minister zei dat
er op 31 januari 1953 en in de dagen
daarna bovenmenselijke inspannin
gen zijn verricht. „Er zijn velen ge
red, niet zelden met gevaar voor ei
gen leven. De hulp stroomde toe,
van alle kanten. De betrokkenheid
en de inzet waren geweldig. Dege
nen die toen geholpen hebben en die
deels vandaag hier aanwezig zijn,
past dank, grote dank. Zij hebben
iets groots verricht. Daarvan getui
gen de verslagen van het Rode
Kruis, de boeken van Kees Slager
en anderen. Tegenover het afschui
ven van verantwoordelijkheden
door sommigen stond de creativiteit
en heldenmoed van vele anderen."
Pronk was kritisch ten aanzien van
de mogelijkheid dat zich opnieuw
een stormramp voordoet in ons
land. De Deltawerken zijn geba
seerd op uitzonderlijk voorkomende
situaties, er liggen rampenplannen
en de hulpverlening is beter georga
niseerd dan toen. Niettemin zullen
we waakzaam moeten blijven, aldus
Pronk. Hij hoefde slechts te wijzen
naar Wilnis en Rotterdam waar nog
maar een paar weken geleden enke
le binnendijken het begaven. „Heeft
niemand tevoren aan de bel getrok
ken en erop gewezen dat sommige
veronderstellingen rond de veilig
heid van beschermingsconstructies
niet meer opgaan wanneer de
weersgesteldheid duurzaam veran
dert? Zijn er niet veel te optimisti
sche bouwplannen langs de rivieren
op plaatsen waar zich overstromin
gen kunnen voordoen? Willen we
niet teveel ontwikkelen langs de
kust, waardoor de zeewering zwak
ker wordt en hoge concentraties van
activiteit tot schade en slachtoffers
kunnen leiden? Spelen daar econo
mische belangen ook weer niet een
bepaalde rol? Houden we wel ge
noeg rekening met de stijging van
de zeespiegel tengevolge van de kli
maatverandering? Doen we daar
nog wel wat tegen, of beschouwen
we klimaatverandering als het mo
derne noodlot? Of vinden we het te
duur?"
Ons land, is dichter bevolkt dan
vroeger, de ingewikkelde economie
brengt meer gevaren met zich mee.
Dus zijn de risico's groter gewor
den. En omdat we een rijk land zijn,
kunnen we het ons veroorloven om
veiligheids- en beschermingscon
structies te realiseren. Zodat we
onszelf en de generaties na ons kun
nen beschermen tegen zowel geva
ren die van buiten komen als geva
ren die we zelf oproepen door
riskant economisch gedrag. De eco
nomische belangen zijn tegenwoor
dig zo groot, dat er een spannings
veld is met de veiligheid. „Vaak
wint de economie en komt de vei
ligheid op de tweede plaats", aldus
Pronk. Hij gaf voorbeelden: gestel
de regels die niet gecontroleerd
worden, risico's die weggerede
neerd worden, onderzoeken die uit
gesteld en discussies die ontweken
worden. „De invloed van belangen
groepen op politieke besluitvorming
is groter dan die van de mensen die
wonen en werken in de risicogebie
den. Maar het gaat er juist om, de
burgers er volledig bij te betrekken.
Het bepalen van risico's en het be
slissen over veiligheid is meer dan
louter techniek. En als minister van
ruimtelijke ordening heb ik geleerd
dat veiligheid niet alleen belangrij
ker is dan economische groei, maar
dat het ook een voorwaarde is voor
ruimtelijke kwaliteit", aldus de heer
Pronk in Tholen.
Hulpverleners, waaronder kolonel Boshardt van het Leger des Heils (uiterst rechts), vullen de zaal. In
het midden zit gemeentearchivaris Zuurdeeg.
Als 27-jarige rijksambtenaar van
het ministerie van sociale zaken
(uitvoering werkeloosheidswet)
woonde De Graaf in 1953 in Goes.
Zondag 1 februari pakte hij de fiets
en ging hij naar Wolphaartsdijk.
„Het water stond in de polder tot
aan de dakgoten van de huizen. Ik
heb er een roeiboot opgezocht en
daarmee hebben we drie gezinnen
kunnen redden. Dat betekende drie
keer varen. De huizen van die ge
zinnen zijn diezelfde nacht nog in
gestort, zodat het allemaal op het
nippertje was. Eén van die gezin
nen (vader, moeder en drie kinde
ren) is drie weken bij ons in huis
gebleven en zolang ze leefden heb
ben we altijd contacten onderhou
den."
De Graaf was ook de volgende da
gen nog bij de hulpverlening be
trokken. „Met een tractor en aan
hangwagen brachten we mensen
verder in veiligheid, maar je moest
vanwege het water flink glas geven
om erdoor te komen. Verder heb ik
nog aan het dichten van een duiker
geholpen en aan een dijk gewerkt.
Op zo'n dag als vandaag komen die
herinneringen weer boven. Het was
een mooie bijeenkomst, plechtig en
gezellig", aldus dhr. De Graaf uit
Sint-Maartensdijk.
De herdenking was plechtig en gezellig, vindt A.C. de Graaf.
Panama (Rolando A. Guevara Alva-
rado), Oostendijk (Josef Magerl),
Pakistan (Mustafa Kamal Kazi),
Australië (Peter Anthony Hussin),
Zuid-Afrika (Priscilla Jana), Duits
land (Edmund Duckwitz), Dene
marken (John Hartmann Bernhard),
Finland (Pekka Olavi Saila),
Luxemburg (Jean Graff), Grieken
land (George Kaklikis), Nieuw-Zee-
land (Llewellyn Roberts), Egypte
(Mohamed Mahmoud Naguib), In
donesië (Mohammad Jusuf), Li
banon (Rana Mokaddem), Nigeria
(Ernest Anaba), Frankrijk (Jean-
Paul Thuillier), Zweden (Jan Ols-
son), Groot Brittannië (Patricia Ruth
Phillips), Mexico (Norma Suarez),
India (Debraj Pradhan), Zwitserland
(Jean-Hubert Lebet), Verenigde Sta
ten (Robert W. Gerber), België (Paul
Reynders), Filippijnen (Noel E.E.M.
Servigon), Turkije (T.K. Atar), Sri
Lanka (V. Krishnamoorthy), Noor
wegen (Yngvild Berggrav), Spanje
(Carlos Manuel de Benavides Sa-
las), Canada (Serge April), Argenti
nië (José Maria Berro Madero), Peru
(Jaime Burgos) en Hongarije (Zol-
tan Banyasz).
„Heel treffend vond ik hoe de Canadese ambassadeur sprak over de
speciale band tussen onze beide landen. Hij noemde daarbij het feit dat
prinses Margriet in Canada is geboren. Dat de prinses op dat moment
tegenover hem zat, was bijzonder." Gert Jager uit Utrecht kijkt terug
op een geslaagde herdenkingsdag. Hij hielp 50 jaar geleden als com
mando in Sint-Annaland. Na Meulvliet woonde hij in Bergen op Zoom
nog een bijeenkomst van de marine bij.
„Ja, zo was het." De foto's in Meul- Waar hij gewerkt heeft, weet Jager
vliet in Tholen roepen beelden van
herkenning op bij de 71-jarige Ja
ger. Hij was een halve eeuw geleden
in militaire dienst, bij het korps
commandotroepen in Roosendaal.
„Op zondagmiddag was ik gaan kij
ken naar de voetbalwedstrijd van
mijn favoriete club SC Enschede.
Daar werd toen omgeroepen dat alle
militairen onmiddellijk naar hun on
derdeel moesten gaan in verband
met de overstromingsramp die ons
land had getroffen." Jager stapte op
de trein en meldde zich op de En-
gelbrecht van Nassaukazerne. Nog
diezelfde avond vertrokken vracht
wagens met militairen naar het
rampgebied. Jager kwam in Sint-
Annaland terecht. „We hebben daar
geholpen met het onderbrengen van
vee. En het opruimen van kadavers;
die moesten snel weg om besmet
ting te voorkomen." Jager en zijn
maten sliepen in één van twee bin
nenschepen die in de haven lagen.
Ze werkten ook aan de dijken: hon
derden zandzakken moesten door
gegeven worden om die te verster
ken. Hoelang Jager op Tholen was,
weet hij niet meer. „Een week,
hooguit veertien dagen." Wél herin
nert hij zich, dat ze elke dag één
veldfles water kregen (drinkwater
werd met tankwagens aangevoerd
omdat de waterleiding kapot was).
„Onze commandant zei dat we ons
daarmee konden scheren, of het op
drinken bij grote dorst. Dat laatste
gebeurde en op het laatst waren heel
wat jongens onherkenbaar gewor
den door de lange baardharen!"
niet. „Het water maakte het gebied
onherkenbaar. Bovendien was het
een rommelige situatie." De solda
ten werkten van het moment dat het
licht werd, tot de duisternis inviel.
Naderhand is Jager nog wel eens te
ruggeweest op Tholen. Een jaar of
twee, drie geleden nog. „Je bent
toch nieuwsgierig hoe het geworden
is. Maar je kent er niets van terug."
Hij vertelt hoe hij bij het werken
aan de dijk een klein zwart schaaltje
vond, dat in tegenstelling tot de
meeste dingen niet kapot was. Hij
bewaart het nog altijd. Jager hoopt
op de bijeenkomst in Tholen beken
den te treffen, maar dat valt tegen.
„Ja, in de bus zat er een oud-com
mando met een groene baret naast
me. Die had ik deze zomer ontmoet
bij de Nijmeegse vierdaagse." De
Utrechter complimenteert de orga
nisatie van de herdenkingsdag. „Het
zat perfect in elkaar, de sporthal was
magnifiek aangekleed en we werden
bijzonder hartelijk ontvangen. De
informatie in de bus tijdens de rond
rit was erg interessant." De aanwe
zigheid van prinses Margriet vindt
hij een hoogtepunt. En de op naam
gestelde bedankbrief van premier
Jan Peter Balkenende spreekt hem
aan. Vanuit Tholen reed Jager naar
Bergen op Zoom, waar in schouw
burg De Maagd een bijeenkomst
was belegd voor militairen, op ini
tiatief van de marine. Er werd een
boek gepresenteerd, waarvan alle
aanwezigen een exemplaar kregen.
„Het was een zeer geslaagde dag",
vindt hulpverlener Gert Jager.
De foto's in Meulvliet roepen bij Gert Jager beelden van
herinnering op.
Nieuwsgierigheid dreef Cor Aarden op zondag 1 februari 1953 naar de
haven in zijn woonplaats Oud-Vossemeer. Met drie anderen stapte de toen
32-jarige schilder uiteindelijk in een roeiboot om in het ondergelopen
Nieuw-Vossemeer hulp te gaan bieden. „Je dacht er verder niet bij na, het
was heel gewoon dat je wat wilde doen"; zegt de Vossemeerder die een
halve eeuw later de watersnoodster als blijk van waardering erg op prijs
stelt. „Maar als je niets had gekregen, dan was het ook goed geweest."
Het doorbreken van de dijk langs bracht, zegt hij. „Daar waren ook
de Eendracht aan de Brabantse
kant betekende hoogstwaarschijn
lijk de redding voor Oud-Vosse
meer. Veel inwoners kwamen aan
de haven kijken naar de hoogte van
het water, en naar de gaten in de
zeedijk aan de overkant. „Kees
Aarnoudse vroeg toen of er bij wa
ren die mee durfden gaan, want we
vonden dat we toch eigenlijk wel
wat moesten doen om te helpen.
Aarnoudse kon goed roeien, hij
hielp weieens bij veerman Pols."
Met Aarnoudse en Aarden stapten
Frans Nuts en Toon van Trijen in
een boot. Onder barre weersom
standigheden - wind en sneeuw -
staken ze de Eendracht over. „Bij
het gat in de dijk was de stroming
bijzonder sterk, dus dat was niet
zonder gevaar." Het viertal bereik
te de boerderij van Van Oorschot
net achter de zeedijk, waar vijf
mensen op zolder zaten. „Ze had
den een ladder en lieten die vanuit
een zijraam in de boot zakken. Zo
zijn die mensen eruit gekomen en
met een overvolle boot zijn we te
ruggevaren naar Oud-Vossemeer",
vertelt Aarden. Waar het geredde
gezin toen is opgevangen, weet hij
niet. Het viertal stak opnieuw de
Eendracht over en voer naar het
dorp, om ook daar mensen van zol
ders en daken te halen. Ze brachten
hen naar de Hoogte, die was droog-
gebleven. Tien tot twaalf mensen
zijn op die manier door Aarden en
zijn dorpsgenoten in veiligheid ge-
twee oude vrouwtjes bij, en toen
we terug naar ons dorp voeren, zei
den ze tegen ons: we zullen voor
jullie bidden. Dat weet ik nog
goed." Van de vier is Aarden nog
alleen in leven en dat was voor
hem mede een reden om zich op te
geven voor de herdenkingsdag
hulpverlening in Tholen.
„Ik heb ook nog aan de dijken on
der Stavenisse gewerkt, met zand
zakken gesjouwd", vertelt Cor
Aarden. Door de overstroming kon
hij zijn eigenlijke werkplek niet
meer bereiken. „De kazerne in Os-
sendrecht was in aanbouw en daar
werkte ik als schilder aan. Maar de
Tholenseweg stond onder water,
dus ik kon daar niet heen. Tot de
wegen weer vrij waren, heb ik aan
de dijken geholpen", aldus de Vos
semeerder. Dat het 'avontuur' met
de roeiboot niet zonder risico was,
daar dacht hij achteraf pas aan. „Ik
was getrouwd en we hadden een
zoontje. Maar je was jong en deed
het gewoon omdat je vond dat het
moest."
Samen met zijn vrouw was Aarden
donderdag in Meulvliet. Bekenden
troffen ze er niet. Maar het verloop
van de dag was interessant, vinden
ze. De bus waarmee het paar een rit
door het gebied maakte, ging via
de polders ten zuiden van de pro
vinciale weg naar Stavenisse. On
derweg vertelde de Thoolse ge
meentearchivaris bijzonderheden
over het landschap en de Ramp.
Cor Aarden en zijn vrouw beleven een interessante dag in Tholen.
Verwijs (links) en Schot ontmoetten op I februari de koningin
Ouwerkerk en treffen elkaar nu opnieuw in Tholen.