'Ik heb gewoon mijn geweten gevolgd' Overal vlaggen en zwaaiende mensen 'Hulpverleners in deze wereld de échte helden' Ernst van de rampen duidelijk geschetst Verschillende keren terug in St.-Annaland 'Helpen dat was vanzelfsprekend Jan van Gorsel uit Gorinchem Ambassadeurs Cor Aarden uit Oud-Vossemeer Donderdag 25 september 2003 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 9 Schot uit Tholen en Verwijs uit Sint-Philipsland Johannes Verwijs uit Sint-Philipsland en Leen Schot uit Tholen vinden dat de herdenking netjes is verlopen. „Het was overweldigend en allemaal goed geregeld", zegt de 76-jarige Verwijs. Hij en Schot (80) waren op 1 februari ook in Ouwerkerk bij de nationale herdenking. „Er waren heel veel vlaggen uitgestoken en overal ston den mensen buiten en zwaaiden naar ons. Dat viel erg op. In Stavenisse stond zelfs een hele schoolklas." Joop van Gorsel uit Oosterhout kijkt met genoegen terug op de herdenkingsdag. „Ik ben blij dat ik als begeleider met mijn vader mee mocht." PronkEconomisch belang wint het vaak van veiligheid Vergeten rampen Bewondering Spanningsveld A.C. de Graaf uit Sint-Maartensdijk Hulpverlener A.C. de Graaf uit Sint-Maartens dijk was het meest onder de indruk van de toe spraak van oud-minister van ontwikkelingssamen werking Pronk. „Het was een betoog op hoog ni veau. Pronk heeft de ernst van rampen duidelijk ge schetst. Hij is ook des kundig op dit terrein, echt een geleerde kop." De plechtigheden in Tho len en gedeeltelijk ook in Sint-Annaland werden bij gewoond door de ambas sadeurs of andere verte genwoordigers van: Oud-commando Gert Jager uit Utrecht met zandzakken versterkt. Ook daar stak Verwijs een handje toe. Hij woont nog altijd in een van de Deen se woningen die na de Ramp aan het dorp zijn geschonken. Verwijs' ver haal is opgetekend in het eerder dit jaar verschenen boek 'de Ramp op Sint-Philipsland'. Over wat hij bij die Ramp allemaal heeft meegemaakt, praat Leen Schot liever niet. Hij was binnenschipper en lag in de haven van Stavenisse om er aardappelen te laden. En die be wuste 31e januari wilde hij zijn schip niet onbemand achterlaten. Noem het een voorgevoel dat hij had. Ook zijn vrouw en kinderen kwamen uit Tholen terug aan boord. Zowel Schot als zijn vrouw hebben die nacht toen de dijken braken, en de dagen ema, veel kunnen betekenen voor de getroffen Stavenissenaren. Maar na al die jaren vindt de oud- schipper het nog steeds te moeilijk om erover te praten. De tegenwoordig in het Belgische Poppel wonende Jo Vaes was als mi litair enkele dagen in Sint-Philips land. Vanaf de kazerne in Oirschot vertrok hij met een aantal soldaten die arrest hadden, in een vrachtwa gen naar het rampgebied. Bevelen wachtte Vaes niet af en daardoor is de groep dan ook enkele dagen 'ver mist' geweest. Ze konden in Sint- Philipsland helpen om mensen van zolders of daken te halen. Vaes toont enkele fotootjes die hij heeft be waard. Het leger wilde hem destijds een medaille geven, maar die wei gerde hij. „Ik vond dat al mijn man nen die moesten krijgen", legt hij uit. „Schot en ik waren toen praktisch de enige hulpverleners, de anderen wa ren overlevenden en familieleden van slachtoffers." In Meulvliet wa ren het juist allemaal hulpverleners, hoewel breed geschakeerd. De Sint- Philipslander heeft een mooie dag beleefd, zegt hij. „Ik heb met allerlei mensen gepraat die ik totaal niet kende. En ook naar de sprekers heb ik met aandacht geluisterd. Ik heb respect voor de organisatie hoe die dit allemaal voor mekaar heeft ge kregen." Het tweetal beleefde de dag samen, maar werd bij de rondrit ge scheiden doordat ze elk een andere bus toegewezen hadden gekregen. Verwijs reed door zijn woonplaats, Anna Jacobapolder en Nieuw-Vosse- meer. „Er was iemand van het Rode Kruis mee, want ja het zijn natuurlijk allemaal oude mensen. En voor de bus reed een motoragent om als dat nodig was het verkeer te regelen." Verwijs redde vijftig jaar geleden een vrouw uit het water. Zij was in de Schoolstraat in het prikkeldraad vast komen te zitten. Johannes Ver wijs - uit het ouderlijk huis aan het Karreveld naar de hoge Oostdijk ge vlucht - zag dat samen met anderen aan. Hij liet zich een touw rond het middel binden en sprong het ijskou de water in. Het lukte hem om de vrouw los te maken, waarna het tweetal naar de veilige dijk werd ge trokken. De Sint-Philipslander blijft er nuchter onder, voelt zich aller minst een 'held'. „Ik heb destijds ge woon mijn geweten gevolgd", zegt hij. Nog voor het water in het dorp stond, hadden mannen de doorgan gen en lagere delen van de zeedijk De 86-jarige Jan van Gorsel zit don derdagmiddag half in de zon, half in de schaduw, te wachten tot de bus vertrekt voor de rondrit. Hij woont al vele jaren in Gorinchem, maar komt oorspronkelijk uit Scherpenis- se. In 1953 woonde Van Gorsel met zijn gezin in Tholen, aan de Kaaij. Hij was aannemer. Toen bekend was wat er in Stavenisse was gebeurd, nam hij het initiatief om er met een groep schippers heen te varen en te kijken wat ze konden doen. „We zijn met een hoogaars door een gat in de dijk gevaren." Twee maanden lang werkte Van Gorsel in het dorp waar 153 inwoners verdronken. Hij gaf leiding aan de ploeg die naar slachtoffers zocht. Later bemoeiden ze zich ook met het vee. Politiemen sen en militairen bewaakten het ver laten dorp, waar je zomaar niet in mocht. Joop: „Wie er inging, kreeg een stempel op zijn hand, en dat ge beurde ook weer als je wegging." Jarenlang praatte Van Gorsel nooit over wat hij in Stavenisse had mee gemaakt. Maar in de aanloop naar de 50e herdenking veranderde dat en vertelde hij er zijn zoon Joop over. Die was als elfjarige een keer mee geweest naar het dorp. „Ik her inner me nog hoe in de Kerkstraat, waar veel huizen ingestort waren, een schoorsteenmantel stond met de vazen er nog op. Die waren in al dat geweld gewoon blijven staan." Joop ging ook mee kijken in Kruiningen, waar zijn vader juist een bouwpro ject onder handen had en waar dus bouwmaterialen in het water terecht waren gekomen. De hoogbejaarde Van Gorsel treft in Meulvliet geen bekenden. Met eni ge trots laat hij de bronzen gedenk penning zien die hij in 1954 kreeg als blijk van waardering. Vader en zoon rijden in de bus mee via de zuidkant van het eiland (Poortvliet, Scherpenisse en Sint-Maartensdijk) naar Stavenisse. De vlaggen en zwaaiende mensen onderweg doen hen goed. Als de gids vertelt over de bijbel die in de kroonluchter hing in de kerk, en dat dit waarschijnlijk in scène is gezet, springt Van Gorsel senior op. „Ik heb die bijbel daar zelf zien hangen en er was toen in heel de kerk nog geen voetafdruk in het slik te vinden!" Vader en zoon kijken terug op een waardevolle dag. Vanuit Meulvliet rijden ze nog naar Scherpenisse, waar met enkele oudere inwoners bij het praathuisje herinneringen - ook aan de Ramp - worden opgehaald. De uit Scherpenisse afkomstige Jan van Gorsel (links) met zijn zoon Joop. Oud-minister Pronk houdt een gedreven toespraak in Meulvliet. Mensen stijgen boven zichzelf uit wanneer ze worden geconfronteerd met de opdracht anderen het leven te redden. „De hulpverleners die in Sarajevo bleven tijdens de beschietingen, in Ramailgh ondanks de raids op ambulances, in Freetown ondanks bedreigingen door gedrogeerde kindsoldaten. De brandweerlieden van New York, die hun leven waagden en verloren toen zij het WTC-gebouw ingingen om overlevenden te zoe ken. Zij deden en doen hetzelfde als de hulpverleners bij rampen zoals de watersnood van 1953." Oud-minister Jan Pronk wond er donderdag morgen in Meulvliet in Tholen geen doekjes om: „In deze wereld zijn de hulpverleners de échte helden. Laat hen niet in de steek. Nergens." Pronk zei dat veel hulpverleners ge dreven zijn, dat ze er tegenaan gaan en zo de gevolgen proberen te ver minderen van het falen van anderen: autoriteiten, bestuurders, politici, oorlogshitsers, haatpredikers. „Het Rode Kruis, Artsen Zonder Gren zen, Unicef, het Hoge Commissari aat voor de Vluchtelingen, VN hulpverleners, vrijwilligers van par ticuliere organisaties, vluchtelin genwerkers. Zij proberen het ergste op te vangen. Zij trachten te corri geren wat door anderen werd nage laten dan wel veroorzaakt." Volgens de oud-minister - tegenwoordig bui tengewoon hoogleraar theorie en praktijk van internationale samen werking aan het Institute of Social Studies in Den Haag - vragen hulp verleners steun en bescherming in plaats van om geëerd en gehuldigd te worden. „Zij vragen van bestuur ders, politici en autoriteiten net zo veel inzet om rampen te voorkomen als zijzelf betonen bij het bestrijden van de gevolgen daarvan." Hulp verlening mag niet verworden tot een doekje voor het bloeden, de in zet van hulpverleners mag niet voor niets zijn en voorkomen moet wor den dat geredde mensen alsnog het slachtoffer worden van een ramp na de ramp, betoogde de oud-bewinds- De meeste rampen doen zich, aldus Pronk, voor op de armere continen ten (Afrika, Azië en Latijns-Ameri- ka). „Volgens het rampenjaarboek 2002 vallen er meer slachtoffers van natuurrampen in midden-inkomens- landen dan in de rijkere landen. En de meeste slachtoffers vallen in de armste landen." Naast de klimatolo gische omstandigheden spelen an dere factoren een rol in dit deel van de wereld. De economische struc tuur, sociale verhoudingen, politie ke en bestuurlijke structuur kunnen er, eerder dan in onze contreien, tot rampen leiden. „De buffer om schokken op te vangen is dun wan neer armoede heerst, de staat zwak is en de burgerlijke samenleving versnipperd." Veel van de rampen in deze streken worden vergeten, zei Pronk, die aids in Afrika noemde, de burgeroorlog in Soedan en de vluchtelingenkampen overal. De oud-minister wees met een beschul digende vinger naar de autoriteiten die slachtoffers terzijde schuiven door de prijzen van medicijnen hoog te houden, die geen ruimte bieden voor onderwijs, gezond heidszorg en plattelandsontwikke ling, die niet humanitair intervenië ren en die beknibbelen op hulp. Kunnen armere landen zich minder goed voorbereiden op een ramp, in onze westerse samenleving loopt het bij calamiteiten ook niet altijd zoals het zou moeten. Het neerstor tende vliegtuig in de Amsterdamse Bijlmermeer, de ontploffende vuur werkfabriek in Enschede, de café brand in Volendam. In de evaluatie kwam naar voren dat voorzorg en nazorg tekortschoten. „Snelheid, coördinatie en organisatie van de hulpverlening konden toen beter zijn dan in de jaren vijftig van de vorige eeuw en ze waren dat ook. Wat dat betreft hebben we in Neder land onze les geleerd." Er was op vanalles kritiek, maar niet op de mensen in het veld, zei Pronk. „De werkers van het Rode Kruis, de po litiemensen en brandweerlieden, de artsen, verplegers en individuele burgers die meehielpen. Zij deden wat in 1953 hun voorgangers in Zuid-Holland, Zeeland en West- Brabant hadden gepresteerd. Dat was hulp van klasse." In boeken en rapporten over de wa tersnood komt tot uitdrukking dat aan de organisatie van de hulpverle ning veel schortte. „Dat vergroot eens te meer de bewondering voor wat de hulpverleners voor elkaar kregen. Velen zijn gered ondanks een gebrekkige organisatie, ondanks amateurisme, ondanks inadequate communicatie. Meer mensen zou den gered kunnen zijn wanneer eer der was begonnen met een groot scheepse inzet van de hulp. Maar wie zich weet te verplaatsen in de omstandigheden waarin Nederland kort na de Tweede Wereldoorlog verkeerde, kan niet anders dan grote bewondering uiten." Pronk wees er op hoe de communicatie-infrastruc tuur destijds veel beperkter was dan nu. Mede daardoor - maar ook door dat het schortte aan de organisatie - kon het uren duren voordat de om vang van een ramp doordrong tot degenen die beslissingen moesten nemen. „Nederland was nog maar net de fase van ontwikkelingsgebied ontgroeid." De oud-minister zei dat er op 31 januari 1953 en in de dagen daarna bovenmenselijke inspannin gen zijn verricht. „Er zijn velen ge red, niet zelden met gevaar voor ei gen leven. De hulp stroomde toe, van alle kanten. De betrokkenheid en de inzet waren geweldig. Dege nen die toen geholpen hebben en die deels vandaag hier aanwezig zijn, past dank, grote dank. Zij hebben iets groots verricht. Daarvan getui gen de verslagen van het Rode Kruis, de boeken van Kees Slager en anderen. Tegenover het afschui ven van verantwoordelijkheden door sommigen stond de creativiteit en heldenmoed van vele anderen." Pronk was kritisch ten aanzien van de mogelijkheid dat zich opnieuw een stormramp voordoet in ons land. De Deltawerken zijn geba seerd op uitzonderlijk voorkomende situaties, er liggen rampenplannen en de hulpverlening is beter georga niseerd dan toen. Niettemin zullen we waakzaam moeten blijven, aldus Pronk. Hij hoefde slechts te wijzen naar Wilnis en Rotterdam waar nog maar een paar weken geleden enke le binnendijken het begaven. „Heeft niemand tevoren aan de bel getrok ken en erop gewezen dat sommige veronderstellingen rond de veilig heid van beschermingsconstructies niet meer opgaan wanneer de weersgesteldheid duurzaam veran dert? Zijn er niet veel te optimisti sche bouwplannen langs de rivieren op plaatsen waar zich overstromin gen kunnen voordoen? Willen we niet teveel ontwikkelen langs de kust, waardoor de zeewering zwak ker wordt en hoge concentraties van activiteit tot schade en slachtoffers kunnen leiden? Spelen daar econo mische belangen ook weer niet een bepaalde rol? Houden we wel ge noeg rekening met de stijging van de zeespiegel tengevolge van de kli maatverandering? Doen we daar nog wel wat tegen, of beschouwen we klimaatverandering als het mo derne noodlot? Of vinden we het te duur?" Ons land, is dichter bevolkt dan vroeger, de ingewikkelde economie brengt meer gevaren met zich mee. Dus zijn de risico's groter gewor den. En omdat we een rijk land zijn, kunnen we het ons veroorloven om veiligheids- en beschermingscon structies te realiseren. Zodat we onszelf en de generaties na ons kun nen beschermen tegen zowel geva ren die van buiten komen als geva ren die we zelf oproepen door riskant economisch gedrag. De eco nomische belangen zijn tegenwoor dig zo groot, dat er een spannings veld is met de veiligheid. „Vaak wint de economie en komt de vei ligheid op de tweede plaats", aldus Pronk. Hij gaf voorbeelden: gestel de regels die niet gecontroleerd worden, risico's die weggerede neerd worden, onderzoeken die uit gesteld en discussies die ontweken worden. „De invloed van belangen groepen op politieke besluitvorming is groter dan die van de mensen die wonen en werken in de risicogebie den. Maar het gaat er juist om, de burgers er volledig bij te betrekken. Het bepalen van risico's en het be slissen over veiligheid is meer dan louter techniek. En als minister van ruimtelijke ordening heb ik geleerd dat veiligheid niet alleen belangrij ker is dan economische groei, maar dat het ook een voorwaarde is voor ruimtelijke kwaliteit", aldus de heer Pronk in Tholen. Hulpverleners, waaronder kolonel Boshardt van het Leger des Heils (uiterst rechts), vullen de zaal. In het midden zit gemeentearchivaris Zuurdeeg. Als 27-jarige rijksambtenaar van het ministerie van sociale zaken (uitvoering werkeloosheidswet) woonde De Graaf in 1953 in Goes. Zondag 1 februari pakte hij de fiets en ging hij naar Wolphaartsdijk. „Het water stond in de polder tot aan de dakgoten van de huizen. Ik heb er een roeiboot opgezocht en daarmee hebben we drie gezinnen kunnen redden. Dat betekende drie keer varen. De huizen van die ge zinnen zijn diezelfde nacht nog in gestort, zodat het allemaal op het nippertje was. Eén van die gezin nen (vader, moeder en drie kinde ren) is drie weken bij ons in huis gebleven en zolang ze leefden heb ben we altijd contacten onderhou den." De Graaf was ook de volgende da gen nog bij de hulpverlening be trokken. „Met een tractor en aan hangwagen brachten we mensen verder in veiligheid, maar je moest vanwege het water flink glas geven om erdoor te komen. Verder heb ik nog aan het dichten van een duiker geholpen en aan een dijk gewerkt. Op zo'n dag als vandaag komen die herinneringen weer boven. Het was een mooie bijeenkomst, plechtig en gezellig", aldus dhr. De Graaf uit Sint-Maartensdijk. De herdenking was plechtig en gezellig, vindt A.C. de Graaf. Panama (Rolando A. Guevara Alva- rado), Oostendijk (Josef Magerl), Pakistan (Mustafa Kamal Kazi), Australië (Peter Anthony Hussin), Zuid-Afrika (Priscilla Jana), Duits land (Edmund Duckwitz), Dene marken (John Hartmann Bernhard), Finland (Pekka Olavi Saila), Luxemburg (Jean Graff), Grieken land (George Kaklikis), Nieuw-Zee- land (Llewellyn Roberts), Egypte (Mohamed Mahmoud Naguib), In donesië (Mohammad Jusuf), Li banon (Rana Mokaddem), Nigeria (Ernest Anaba), Frankrijk (Jean- Paul Thuillier), Zweden (Jan Ols- son), Groot Brittannië (Patricia Ruth Phillips), Mexico (Norma Suarez), India (Debraj Pradhan), Zwitserland (Jean-Hubert Lebet), Verenigde Sta ten (Robert W. Gerber), België (Paul Reynders), Filippijnen (Noel E.E.M. Servigon), Turkije (T.K. Atar), Sri Lanka (V. Krishnamoorthy), Noor wegen (Yngvild Berggrav), Spanje (Carlos Manuel de Benavides Sa- las), Canada (Serge April), Argenti nië (José Maria Berro Madero), Peru (Jaime Burgos) en Hongarije (Zol- tan Banyasz). „Heel treffend vond ik hoe de Canadese ambassadeur sprak over de speciale band tussen onze beide landen. Hij noemde daarbij het feit dat prinses Margriet in Canada is geboren. Dat de prinses op dat moment tegenover hem zat, was bijzonder." Gert Jager uit Utrecht kijkt terug op een geslaagde herdenkingsdag. Hij hielp 50 jaar geleden als com mando in Sint-Annaland. Na Meulvliet woonde hij in Bergen op Zoom nog een bijeenkomst van de marine bij. „Ja, zo was het." De foto's in Meul- Waar hij gewerkt heeft, weet Jager vliet in Tholen roepen beelden van herkenning op bij de 71-jarige Ja ger. Hij was een halve eeuw geleden in militaire dienst, bij het korps commandotroepen in Roosendaal. „Op zondagmiddag was ik gaan kij ken naar de voetbalwedstrijd van mijn favoriete club SC Enschede. Daar werd toen omgeroepen dat alle militairen onmiddellijk naar hun on derdeel moesten gaan in verband met de overstromingsramp die ons land had getroffen." Jager stapte op de trein en meldde zich op de En- gelbrecht van Nassaukazerne. Nog diezelfde avond vertrokken vracht wagens met militairen naar het rampgebied. Jager kwam in Sint- Annaland terecht. „We hebben daar geholpen met het onderbrengen van vee. En het opruimen van kadavers; die moesten snel weg om besmet ting te voorkomen." Jager en zijn maten sliepen in één van twee bin nenschepen die in de haven lagen. Ze werkten ook aan de dijken: hon derden zandzakken moesten door gegeven worden om die te verster ken. Hoelang Jager op Tholen was, weet hij niet meer. „Een week, hooguit veertien dagen." Wél herin nert hij zich, dat ze elke dag één veldfles water kregen (drinkwater werd met tankwagens aangevoerd omdat de waterleiding kapot was). „Onze commandant zei dat we ons daarmee konden scheren, of het op drinken bij grote dorst. Dat laatste gebeurde en op het laatst waren heel wat jongens onherkenbaar gewor den door de lange baardharen!" niet. „Het water maakte het gebied onherkenbaar. Bovendien was het een rommelige situatie." De solda ten werkten van het moment dat het licht werd, tot de duisternis inviel. Naderhand is Jager nog wel eens te ruggeweest op Tholen. Een jaar of twee, drie geleden nog. „Je bent toch nieuwsgierig hoe het geworden is. Maar je kent er niets van terug." Hij vertelt hoe hij bij het werken aan de dijk een klein zwart schaaltje vond, dat in tegenstelling tot de meeste dingen niet kapot was. Hij bewaart het nog altijd. Jager hoopt op de bijeenkomst in Tholen beken den te treffen, maar dat valt tegen. „Ja, in de bus zat er een oud-com mando met een groene baret naast me. Die had ik deze zomer ontmoet bij de Nijmeegse vierdaagse." De Utrechter complimenteert de orga nisatie van de herdenkingsdag. „Het zat perfect in elkaar, de sporthal was magnifiek aangekleed en we werden bijzonder hartelijk ontvangen. De informatie in de bus tijdens de rond rit was erg interessant." De aanwe zigheid van prinses Margriet vindt hij een hoogtepunt. En de op naam gestelde bedankbrief van premier Jan Peter Balkenende spreekt hem aan. Vanuit Tholen reed Jager naar Bergen op Zoom, waar in schouw burg De Maagd een bijeenkomst was belegd voor militairen, op ini tiatief van de marine. Er werd een boek gepresenteerd, waarvan alle aanwezigen een exemplaar kregen. „Het was een zeer geslaagde dag", vindt hulpverlener Gert Jager. De foto's in Meulvliet roepen bij Gert Jager beelden van herinnering op. Nieuwsgierigheid dreef Cor Aarden op zondag 1 februari 1953 naar de haven in zijn woonplaats Oud-Vossemeer. Met drie anderen stapte de toen 32-jarige schilder uiteindelijk in een roeiboot om in het ondergelopen Nieuw-Vossemeer hulp te gaan bieden. „Je dacht er verder niet bij na, het was heel gewoon dat je wat wilde doen"; zegt de Vossemeerder die een halve eeuw later de watersnoodster als blijk van waardering erg op prijs stelt. „Maar als je niets had gekregen, dan was het ook goed geweest." Het doorbreken van de dijk langs bracht, zegt hij. „Daar waren ook de Eendracht aan de Brabantse kant betekende hoogstwaarschijn lijk de redding voor Oud-Vosse meer. Veel inwoners kwamen aan de haven kijken naar de hoogte van het water, en naar de gaten in de zeedijk aan de overkant. „Kees Aarnoudse vroeg toen of er bij wa ren die mee durfden gaan, want we vonden dat we toch eigenlijk wel wat moesten doen om te helpen. Aarnoudse kon goed roeien, hij hielp weieens bij veerman Pols." Met Aarnoudse en Aarden stapten Frans Nuts en Toon van Trijen in een boot. Onder barre weersom standigheden - wind en sneeuw - staken ze de Eendracht over. „Bij het gat in de dijk was de stroming bijzonder sterk, dus dat was niet zonder gevaar." Het viertal bereik te de boerderij van Van Oorschot net achter de zeedijk, waar vijf mensen op zolder zaten. „Ze had den een ladder en lieten die vanuit een zijraam in de boot zakken. Zo zijn die mensen eruit gekomen en met een overvolle boot zijn we te ruggevaren naar Oud-Vossemeer", vertelt Aarden. Waar het geredde gezin toen is opgevangen, weet hij niet. Het viertal stak opnieuw de Eendracht over en voer naar het dorp, om ook daar mensen van zol ders en daken te halen. Ze brachten hen naar de Hoogte, die was droog- gebleven. Tien tot twaalf mensen zijn op die manier door Aarden en zijn dorpsgenoten in veiligheid ge- twee oude vrouwtjes bij, en toen we terug naar ons dorp voeren, zei den ze tegen ons: we zullen voor jullie bidden. Dat weet ik nog goed." Van de vier is Aarden nog alleen in leven en dat was voor hem mede een reden om zich op te geven voor de herdenkingsdag hulpverlening in Tholen. „Ik heb ook nog aan de dijken on der Stavenisse gewerkt, met zand zakken gesjouwd", vertelt Cor Aarden. Door de overstroming kon hij zijn eigenlijke werkplek niet meer bereiken. „De kazerne in Os- sendrecht was in aanbouw en daar werkte ik als schilder aan. Maar de Tholenseweg stond onder water, dus ik kon daar niet heen. Tot de wegen weer vrij waren, heb ik aan de dijken geholpen", aldus de Vos semeerder. Dat het 'avontuur' met de roeiboot niet zonder risico was, daar dacht hij achteraf pas aan. „Ik was getrouwd en we hadden een zoontje. Maar je was jong en deed het gewoon omdat je vond dat het moest." Samen met zijn vrouw was Aarden donderdag in Meulvliet. Bekenden troffen ze er niet. Maar het verloop van de dag was interessant, vinden ze. De bus waarmee het paar een rit door het gebied maakte, ging via de polders ten zuiden van de pro vinciale weg naar Stavenisse. On derweg vertelde de Thoolse ge meentearchivaris bijzonderheden over het landschap en de Ramp. Cor Aarden en zijn vrouw beleven een interessante dag in Tholen. Verwijs (links) en Schot ontmoetten op I februari de koningin Ouwerkerk en treffen elkaar nu opnieuw in Tholen.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2003 | | pagina 9