De Rampaerdt lustoord Tweede Dijk
Han Priem: 'soms was ik 's nachts nog aan het ploegen
Tèrreveströöi
Donderdag 7 augustus 2003 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
Tevredenheid
Wellicht is het de meest
verborgen plek van het ei
land. Hoeve De Rampa
erdt laat zich sinds de gro
te verkaveling van de
vijftiger jaren enkel bena
deren over een honderden
meters lange dijk die al tot
het particuliere bezit van
de eigenaren behoort. Rui
sende populieren, kastan
jebomen en platanen ont
trekken de volgens de
muurankers uit 1738 date
rende boerderij aan het
oog. Han en Janny Priem
wonen op wat gerust een
lusthof mag worden ge
noemd. Met gevoel voor
traditie houden ze de hof
stede in stand, ook nu de
omliggende gronden ver
kocht zijn en er op. De
Rampaerdt niet meer ac
tief geboerd wordt. „Dit is
een plek waar je aan ge
hecht raakt."
Mechanisatie
Consulent
bedrijf groeide uit tot in totaal 22
hectare. Met zijn- niet in de land
bouw geïnteresseerde broer Bram
(afgestudeerd econoom) werd een
goede regeling getroffen. In 1985
overleed zijn vader en kwam de
verantwoording voor het bedrijf
geheel op zijn eigen schouders te
recht. Zes jaar later nam hij af
scheid van het onderwijs. Een zes
tal jaar geleden deed hij ook bijna
alle grond rond De Rampaerdt van
de hand. De jaren gaan tellen, ook
voor Han Priem. De gezondheid
laat soms te wensen over. Moei
zaam leidt hij zijn bezoeker rond,
door en over de boerderij. Aan de
muur in de hal herinneringen aan
de tijden van weleer. Een pik, een
dorsvlegel, een zeef, alle attribu
ten van graanoogsten van zomers
her. Een meekrapplanter zelfs van
nog vroeger datum. De balken in
de hal zijn nog volstrekt origineel
en reiken terug naar de stichting
van de hoeve. De muren zijn soms
verweerd, een gevolg van alle
zout dat nog altijd, dag na dag, uit
de bodem optrekt. Met de water
snood en tijdens de inundatie in
de Tweede Oorlog hielden ze op
de hooggelegen De Rampaerdt
overigens wel gewoon de voeten
droog. In 1970 is er nog een
nieuw dak op de boerderij gelegd.
Kostelijke operaties, want de
boerderij valt niet onder een rege
ling voor Monumentenzorg. Daar
heeft Priem destijds zelfs voor ge
kozen, na een aanvaring met de
ambtenarij. In 1921 is de oude
Zeeuwse boerenschuur van de
hofstede afgebrand. De huidige
ziet er met zijn gepotdekselde en
dik in de carbolineum zittende
planken ook alweer indrukwek
kend uit. Hoge mendeuren uit de
tijd van de paarden. Met liefde en
ontzag klopt Priem op de schei
dingsmuur van het woonhuis.
„Zeventig centimeter dik."
In de schuur is het een wirwar
van elektriciteitssnoeren, gereed
schappen en allerhande materiaal
dat met de hobby's van Han Priem
te doen heeft. Nog altijd kunnen
zijn handen maken wat de ogen
zien. En er staat een motor. Niet
meer de Indian waarop hij destijds
de kinderen van de hoeve Reij-
gersburgh soms een lift gaf, rich
ting de smalstad en de school.
Bella, Keetie, allemaal hebben ze
wel op de motor van Priem geze
ten. Nu staat er weer een Harley,
bijna gereed om de weg op te
gaan. Ook zijn er zelf ontworpen
silo's te zien, waarin Priem het
graan opsloeg. Met een mengeling
van trots en tevredenheid stapt
Priem rond over zijn erf. In de
woonkeet resideerden in vroeger
dagen de pachters, hele zomers
lang. Nu hangt er een model-
sproeivliegtuig, door Priem eigen
handig in elkaar gezet. Van het
bakhuisje en de melkkeet is wei
nig oorspronkelijks meer terug te
vinden. De ijsselsteentjes zien er
doorleefd uit, de bruidsluier dekt
met haar woekerend groen de ja
ren toe. De kinderen van het echt
paar Priem hebben andere wegen
gekozen dan de landbouw. Han
Priem is er niet rouwig om. „Er is
geen economische ondergrond
voor de landbouw. Het gaat de
zelfde kant op als vroeger met de
smid en de wagenmaker. Urenlang
heb ik vroeger naar de wagenma
ker staan kijken.Wat een mooi vak
was dat en wat is er van overge
bleven?"
Het onderhoud van De Rampaerdt
kost het echtpaar steeds meer
moeite. Voorzichtig wordt rondge
keken naar een andere behuizing.
Wel in het buitengebied, want rust
verveelt nooit. Na de grote verka
veling eind vijftiger jaren verloor
de boerderij zijn aansluiting door
de Middellandpolder en daalde de
grote stilte neer over De Rampa
erdt. Sindsdien regeert er de wind
in de bomen en de roep van de
pauw. Priem zou niet willen ruilen
voor een huisje in de bebouwde
kom, waar je de buurvrouw de wc
hoort doortrekken. Bovendien, De
Rampaerdt is een deel van zijn le
ven geworden. Hij is er aan ge
hecht.
Zijn vingers strijken langs voeg
werk dat een beurt nodig heeft.
Dat is zijn grootste zorg. Dat de
handen niet meer kunnen wat de
geest wil. „Als je jong bent, kun
je de hele wereld aan. Als je ouder
wordt, is elke moeite al gauw te
veel."
Een stille revolutie is het al genoemd.
Büna geruisloos verlaten de boeren het
platteland. Ook op Tholen en Sint-Phi-
lipsland begint de exodus zichtbaar te
worden. Een economisch toekomstper
spectief voor de landbouw ontbreekt.
De kinderen piekeren er veelal niet
over om het familiebedrijf over te ne
men. Het gevolg: in hoog tempo ver
dwijnt de traditionele boerderij uit het
Thoolse landschap. Tegelijkertijd is de
discussie over de toekomst van het bui
tengebied in volle gangook in onze
gemeente. 2003 is uitgeroepen tot het
Jaar van de Boerderij. Daarom ook is er
Tèrreveströöi, verhalen uit een land
schap in beweging. Tèrreveströöi, dia
lect voor het stro dat overblijft als de
tarwe van het veld is. Meer algemeen
ook gebruikt voor strohalm. Een zo-
merrubriek over boerderijen als histo
risch erfgoed. Vandaag aflevering 3:
Een plaatje. Anders kan de hoeve
aan het eind van de Tweede Dijk
tussen Sint-Maartensdijk en Sta-
venisse niet genoemd worden.
Tussen alle groen het paars van de
luzerne, het gewas dat uiteindelijk
tot veevoer wordt verwerkt. Van
verre het oogverblindend kleuren
spel van pauwenstaarten en het
even kenmerkende geschreeuw
van de vogels. Ganzen stappen
zelfverzekerd rond over wat in
goed Thools de bleik wordt ge
noemd, het grasveld waarop in
vroeger dagen de was te drogen
werd gelegd. Pauwen, zo zal
Priem aan het eind van de middag
vertellen, horen in zijn visie op
een boerderij thuis. Elke avond
gaan ze slapen in de plataan die
hij destijds, al snel na zijn komst
op de hoeve in het voorjaar van
1959, heeft geplant. Alle dertien
pauwen van De Rampaerdt vinden
dan hun plek in de rustieke boom,
ook in de winter. Met veel gevoel
kan Priem erover vertellen. „Als
je 's ochtends na een nacht met
sneeuw naar buiten kijkt zie je ze
nog in de boom zitten, van die
grote witte dodden. Dan schudden
ze zich plots uit en zie je de pau
wen tevoorschijn komen. Een
prachtig gezicht is dat."
De Rampaerdt wordt door boerde
rijkenners tot het Vlaamse type
gerekend. De woning is vastge-
bouwd aan de schuur, met de deur
in de kopgevel. Een woonkeet,
bakhuisje en melkkeet zijn even
eens rechtstreeks met het hoofd
gebouw verbonden. Het onderste
gedeelte van het huis is opgemet
seld met zogeheten kloostermop
pen, wat volgens kenners wijst op
een oorsprong die tenminste een
eeuw verder terug gaat in de tijd
Priem knutselt dagelijks aan zijn Harley.
Han en Janny Priem-van Dalen kwamen in 1959 op de hofstede wonen. De boerderij uit 1738 heette Ceciliahof maar Priem koos voor De Rampaerdt.
dan de muurankers aangeven.
Priem heeft zo zijn eigen gedach
ten over alle theorieën die de ron
de doen over zijn boerderij. Vol
gens hem zijn de stenen op de
plek zelf gebakken en niet van el
ders aangevoerd. Imposant zijn ze
wel, die eeuwenoude moppen in
groen, rood en geel. Van kleur
veranderd, al naar gelang de hitte
bij het bakken. Priem, oud-leraar
aan de landbouwschool, heeft veel
nagedacht over de herkomst van
zijn boerderij. Mogelijk hoorde ze
in oude tijden tot een grootgrond
bezit dat vanuit de nabij gelegen
monumentale hoeve Reijgers-
hurgh werd bestuurd. De voorma
lige knechtenhuisjes staan nu nog
rond de Koekoeksweg gegroe
peerd. Tot de komst van het echt
paar Priem heette de boerderij
overigens nog Ceciliahof. Geen
van beide namen is erg duidelijk.
Een oud kaartenhoekje uit de be
ginjaren van de boerderij, nog al
tijd in bezit van Priem, noemt de
omliggende stukken grond respec
tievelijk Kleine en Grote Ram-
paerd. Mogelijk dat de veldnamen
zijn afgeleid van het Franse 'ram-
pe', dat helling betekent. Priem
heeft er ook het laatste woord niet
over. Eén ding weet hij wel zeker.
„Dit is de meest zware klei in de
hele polder. Hele goede grond om
te boeren."
Het was precies om die reden dat
Han Priem en zijn vader Johannes
destijds al in een vroegtijdig sta
dium bij de ruilverkavelingscom
missie op de stoep stonden. Jo
hannes Priem boerde nog in
Sint-Maartensdijk zelf, ongeveer
waar nu de Hazenstraat is. Andere
tijden waren het. Hofsteden in de
bebouwde kom. In het najaar met
de korte riek suikerbieten botten.
Met je blote handen in het ijs
wroeten desnoods. De jonge Han
heeft het nog eigenhandig meege
maakt. Van jongs af aan hielp hij
in het boerenbedrijf van zijn va
der. In huize Priem werd ook al
vroeg het nut van een studie inge
zien, vooral door de invloed van
zijn moeder die onderwijzeres
was in de smalstad. Han van de
juffrouw, zo werd de nu 71-jarige
Priem op straat genoemd. Han
ging naar de HBS in Bergen op
mr»-
Zoom en later naar de Hogere
Landbouwschool in Dordrecht.
Prachtige jaren in de grote stad.
Al vroeg openbaarde zich zijn ta
lent voor techniek. Via school kon
hij ook een zakcentje verdienen
met het weer aan de praat krijgen
van machines die door het zout
van de watersnoodramp waren
aangetast. Startmotoren uit elkaar
halen, een drieborstel-dynamo re
viseren, voor Han Priem was het
ren in die tijden van wederop
bouw en Priem had er wel oren
naar. Nauwelijks had hij zijn di
ploma in de hand of hij kon begin
nen op de lagere school waar ook
zijn moeder werkte. Drie jaar zou
hij e- voor de klas staan. „Klassen
van veertig man en ondertussen
werkte ik gewoon door op het
land. Om een uur of zes ging ik al
aan de slag. Bedden ploegen voor
de aardappelen met het paard, dat
tuigd worden. Het ging niet zon
der slag of stoot, maar uiteindelijk
kreeg onderwijzer Han Priem zijn
zin. Voor een taxatiewaarde van
17.000 gulden ging de boerderij,
via de ruilverkavelingscommissie,
over naar Priem. Voor het afbeta
len, inclusief de rente, werd een
termijn van dertig jaar afgespro
ken. Samen met echtgenote Janny
van Dalen, dochter van de plaatse
lijke bakker en telefoniste bij de
vankelijk was er enkel een oude
poepdoos in het varkenskot en
daarom hebben we de opkamer
omgebouwd tot een moderne sani
taire ruimte. Van het originele
hout in de opkamer hebben we een
nieuwe voordeur gemaakt. Zo
keert het oude toch terug. Bij dat
karwei heeft mijn neef Kees
Priem, die houtbewerker was op
het vliegveld Valkenburg, nog ge
holpen. Ook was er geen achter
deur. Daar hebben we ook veran
dering in gebracht. Een mens
moet tenslotte wel kunnen leven
in zo'n oud pand."
PTT, trok de opgeluchte Han
Priem naar de Ceciliahof. Vader
Johannes bleef op het dorp wonen,
maar kwam wel dagelijks naar de
boerderij. In een door de Smur-
diekse journalist Arie de Viet sa
mengesteld boekje is nog te zien
hoe de hofstede er toen uit zag.
De ramen waren nog gedeeltelijk
origineel, de muren deels bedekt
met cement en her en der achter
stallig onderhoud. Het echtpaar
doopte de hofstede om tot De
Rampaerdt en ging ook met het
interieur en de uit vele kleine ven
stertjes bestaande ramen aan de
slag. „Respect voor het oude is
nodig en dat hebben we ook. Te
gelijkertijd moet je wel het com
fort van een moderne woning heb
ben. Die originele ramen waren
een plaag bij het wassen. Dat kun
je een vrouw niet aandoen. Aan-
Voor de boerderij Ceciliahof staat links Kees Stouten met naast hem v.l.n.r. Janna Bazen, Kaatje Stouten-
Kloet en Maria Bazen-Stouten
Enkele maanden na het betrekken
van De Rampaerdt werd Priem
door de ZLM gevraagd om in
dienst te treden van het landbouw
onderwijs. Gezien zijn opleiding
en achtergrond was die baan hem
op het lijf geschreven. Hij was
een echte praktijkonderwijzer met
een voorliefde voor motortech
niek. Een kwarteeuw lang zou
Priem consulent zijn voor het
leerlingenstelsel akkerbouw. Twee
dagen lesgeven op school, de rest
van de week heel Zuidwest-
Nederland doorkarren voor be
drijfsbezoeken. Generaties jonge
Zeeuwse boeren hebben van hem
het vak geleerd. Twee dingen
hield Priem zijn leerlingen altijd
voor. „Ik wees ze altijd op het be
lang van het kiezen van het juiste
meisje. Iemand die pa een goed
jaar waarin extra werd verdiend
het geld niet meteen over de balk
zou gooien. Een vrouw die er vre
de mee zou hebben dat er dan eer
der nieuwe machines dan een
nieuw bankstel zou worden ge
kocht. En ik sneed de opvolgings-
problematiek aan. Wat ik tijdens
bedrijfsbezoeken niet voor ellende
heb gehoord, vooral van de moe
ders. Altijd heb ik aangedrongen
op het treffen van een goede rege
ling om de continuïteit van de be
drijfsvoering veilig te stellen. Het
probleem is mettertijd alleen maar
actueler geworden."
Het lesgeven bleef Priem altijd
combineren met het boeren op De
Rampaerdt. Het betekende vaak
lange en zware dagen maken. In
tijden van grote drukte was dat
zelfs niet genoeg. „Soms was ik 's
nachts nog aan het ploegen." Het
De Tweede Dijk met hoge populieren voert naar de boerderij.
een open boek. De Dordtse jaren
openden zijn venster op de we
reld. „De mechanisatie diende
zich aan. Terwijl we thuis nog met
de paarden werkten."
Hard werken was het in het ouder
lijk bedrijf, ook al omdat de grond
wel over dertien verschillende ka
vels verspreid was. Priem herin
nert zich nog hoe hij bij nacht en
ontij naar de bietenakker op de
huidige campings bij Gorishoek
moest rijden. Voor het afsluiten
van de Pluimpot betekende dat
een hele omweg over Scherpenis-
se, over glibberige dijken en met
zwaar geladen karren. „Ik begrijp
nog niet dat er nooit ongeluk
ken zijn gebeurd." Op een dag
werd hem gevraagd of hij geen
interesse had in de kweekschool,
de toenmalige onderwijzersoplei
ding. Er was een gebrek aan lera-
deed ik graag. Een precies werkje.
Dan kwam ik om een uur of acht
weer terug door het dorp en zagen
alle schoolkinderen de meester in
zijn werkgoed. Even later kwam
ik weer op straat in wit overhemd
en stropdas, dat hoorde toen nog
zo. Na schooltijd weer terug naar
het land. Lange dagen waren het."
De voortschrijdende inzichten
over hygiëne leidden er toe dat er
geen toekomst meer was voor
boerderijen binnen de bebouwde
kom. Tegelijkertijd kwamen de
voorbereidingen voor de herver
kaveling op gang. „We konden
naar de Weihoek waar allerlei
nieuwe boerderijen werden ge
sticht, maar dat was rotgrond.
Daar wilden we niet naar toe. De
Noordoostpolder werd ons ook
aangeboden, tot tweemaal toe. De
bedrijfsoppervlaKte vonden we te
klein en pa wilde liever ook niet
weg uit de streek. Een andere op
tie was om een bestaand bedrijf
op Tholen over te nemen. In die
tijd had ik een oude Harley. Met
die motor heb ik in tien jaar tijd
heel West-Europa rondgereden.
Met pa achterop zijn we gaan zoe
ken naar een geschikt bedrijf. Een
volle week hebben we rondgere
den, tot we vonden wat we zoch
ten."
Het oog van vader en zoon Priem
viel op wat nu De Rampaerdt is.
Toentertijd boerde de al op gevor
derde leeftijd zijnde Jan Bazen er.
Daarvoor was Kees Noom er
pachter en vroeger nog Piet
Noom. Brutaal stapte Han Priem
op Bazen af en kwam tot een ak
koord: Bazen zou zijn boerderij
aan de ruilverkavelingscommissie
overdragen. Priem, die nog even
overwogen had om zich zelfstan
dig als landbouwloonwerker te
vestigen, koos definitief voor het
onderwijs en het boerenbestaan.
Daarvan moesten in die jaren be
langrijke personen als Ko Mar-
kusse en Bram Groenewege, voor
aanstaande leden van de land-
bouwcommissie, ook nog over-