Poortvlietse mevrouw Speijer vertroetelt haar laatste duifje 'Blijf van slot af, maak er een park, er is al zoveel verloren' Thools kwartet zoekt zakelijk geluk in Spanje Geen unicum Donderdag 6 maart 2003 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 13 In de woning van mevrouw W.J.E. Speijer-Slager aan het Zuidplantsoen in Poortvliet staan vele trofeeën die herin neringen oproepen aan de rijke duivensportcarrière van haar overleden echtgenoot M.K. Speijer. Voor het mooi ste aandenken aan de grote passie van haar man moeten we echter naar het binnenschuurtje. In een klein kooitje zit het troetelkindje van de 77-jarige Willy Speijer, een doffer met ringnummer NL 1983-642334. De witpen doffer heeft de respectabele leeftijd van twintig jaar be reikt. Navraag bij het hoofdkantoor van de Nederlandse Postduiven Organisatie (NPO) in Veenendaal leert ons dat een dergelijke leeftijd slechts zelden voorkomt. Prachtige tijd Vooral hengsten Frank stadhouder Het milde Spaanse klimaat en de zakelijke mogelijkhe den in Albir trokken Jolanda Bijl, Albert Verwijk en Da nielle de Graaf uit Tholen over de streep. Vanaf januari heeft het trio een eigen eetcafé in het Spaanse toeristen plaatsje vlakbij Benidorm. Zondag vertrok Wilco Heij- mans om zich bij vriendin en mede-eigenaresse Jolanda Bijl te voegen. Hij zal met de drie anderen in het restau rantje aan de Spaanse zuidoostkust aan de slag gaan. Avontuur Lopen over auto's Hoogbejaarde doffer is levende herinnering aan passie van mijn man Wim de Wilde, oud-inwoner van Sint-Maartensdijk vindt dat er niet gebouwd moet worden op het slotter- rein van Frank van Borselen. „Laat het met rust. Er zit nog zoveel in de grond en er is al zoveel geruïneerd. Het is zonde als ze daar gaan bouwen. Maak er een park van en plant er bomen die 200 jaar meegaan." Over êêvelden, moeras, stenen rapen in het zaaisei- zoen. Oud inwoner W. de Wilde (85) over terrein van Frank van Borselen Ontraadselen Apart vak Dorst lessen Met behulp van een rollator schui felt mevrouw Speijer voorzichtig door de garage naar het aangren zende schuurtje. „De benen willen niet erg meer", zegt ze haast ver ontschuldigend. „Vorig jaar heeft mijn schoonzoon een klein kooitje gemaakt. De enig overgebleven duif uit het oude duivenhok in de tuin kan ik nu lekker binnen ver- Op het hoofdkantoor van de Nederlandse Postduiven Or ganisatie (NPO) in Veenen daal krijgen ze niet vaak te maken met een postduif van twintig jaar oud. „Een uni cum is het zeker niet", aldus een woordvoerster van de NPO. „Maar het komt zelden voor dat we duiven in ons re gistratiesysteem aantreffen van boven de achttien of ne gentien jaar. Er zijn boven dien regelmatig situaties waarbij ringen van een oude re duif om het pootje van een jonge duif worden gedaan. Op zo'n moment klopt de leeftijd natuurlijk niet meer." Bij de hoge leeftijd van de doffer van mevrouw Spe ijer-Slager moet wel opge merkt worden dat de duif re latief weinig wedstrijdvluch- ten heeft gevlogen. In 1984 overleed duivenmelker Kees Speijer en hierdoor werden de duiven niet meer voor de vluchten ingekorfd. Het duif je uit 1983 is dus veel minder blootgesteld aan de risico's en ontberingen die andere postduiven tijdens de wed- strijdvluchten tegenkomen. „Tot verleden jaar heb ik mijn oude duif nog wel regel matig buiten losgelaten, maar nu durf ik dat eigenlijk niet meer", aldus mevrouw Spe ijer. troetelen. Iedere dag maak ik zijn hokje schoon, ik leg er een nieuwe krant in en via enkele bevriende duivenmelkers van De Zwaluw uit Oud-Vossemeer krijg ik het dui- venvoer thuisbezorgd. Het beestje heeft een mooie oude dag, ik zal hem erg missen als hij dood zou gaan." Twintig jaar geleden kreeg Kees Speijer de witpen van vriend en collega-melker Theo de Graaff. „Kees en ik zaten jaren samen in het bestuur van de postduivenver eniging in Oud-Vossemeer, we ruilden weieens een jonge duif met elkaar. Speijer had dikwijls goede duiven en hij speelde vaak mee om de hoofdprijzen", vertelt De Graaff. „We moesten dikwijls om hem lachen. Want als hij ons clublokaal binnenkwam om zijn duiven in te korven, vroegen we al tijd: En Kees, hoe zijn je verwach tingen voor de komende vlucht? 't Is geen drol' antwoordde de keuri ge postkantoorhouder dan op droge toon. Maar achteraf moesten we toch weer constateren dat Speijer er met zowat alle ereprijzen van door ging. Hij had geen echte showduiven voor tentoonstellin gen, maar met zowel zijn jonge als oude duiven boekte hij jarenlang zeer verdienstelijke resultaten. Kees Speijer en zijn vrouw Willy waren graag geziene gasten binnen onze vereniging. Willy is trouwens nog steeds lid en ze bezoekt nog jaarlijks de tentoonstelling van De Zwaluw." In de Tweede Wereldoorlog was dienstplichtig militair Speijer in Engeland gelegerd. Via een Engel se duivenliefhebber werd hij met de duivensportbacil besmet en toen hij met een duifje van de Engels man terug in Poortvliet arriveerde, zocht hij zijn toevlucht tot postdui venvereniging De Reisduif in Scherpenisse. „Kees en ik trouw den in 1950 en we woonden des tijds in de woning bij het toenmalig postkantoor van Poortvliet in de Frank van Borselen fokte paarden op zijn kasteel-boer derij. Daarvoor had hij een grote paardenstal. Bij de op gravingen tussen 1965-1968 zijn de funderingen daarvan opgegraven. De stal was 30 bij 12 meter groot. Daartegen was de wo ning van de 'maarschalk' of stalmeester gebouwd. Volgens onderzoeker A.A. Arkenbout had Frank van Borselen een grote stoeterij voor die tijd. Vooral hengsten werden er ge fokt omdat deze het meest ge schikt waren voor de oorlog voering. Het geslacht Borselen behoort tot de oudste en belangrijkste geslachten van Zeeland, schrijft A.A. Arkenbout in zijn studie Frank van Borselen, het dagelijks leven op zijn hoven in Zeeland en het Maasmond- gebied (1994). In 1425 is hij stadhouder van Holland en Zeeland. Hij huwt op 27 januari 1433 met Jacoba van Beieren in Sint-Maartensdijk. Twee stra ten in het dorp zijn naar het echtpaar genoemd. Wilco Heijmans is druk bezig om allerlei spulletjes in te laden. Zon dagavond reist hij per auto naar Spanje om zich bij de drie anderen te voegen. Vrijdag nam Wilco af scheid van zijn collega's bij KSZ klimaatarchitecten. „Ik ben daar vijf jaar werkzaam geweest als installa tiemonteur en ik had het prima naar mijn zin. In mijn vrije tijd werkte ik in diverse horecagelegenheden in onder meer Tholen en Vlissingen. Zo kwam ik in contact met Jolanda, Danielle en Albert. Jolanda Bijl had acht jaar lang bar The Pub aan de Markt in Tholen en wij werkten bij haar achter de bar en in de bedie ning. Sinds enkele maanden heb ik een relatie met Jolanda en toen zij eind vorig jaar samen met Danielle en Albert besloot te kiezen voor een zakelijk avontuur in Spanje, werd aan mij gevraagd of ik ook mee wil de. gaan. Hoewel ik altijd gezegd heb dat leven en werken in zo'n heerlijk warm kilmaat me wel wat zou lijken, twijfelde ik heel even. Ik had leuk werk en het leven in Tho len beviel me wel, bovendien was ik minder horecaman dan de anderen. Na enige bedenktijd en na een be zoekje aan het mooie Spaanse plaatsje Albir was ik echter ver kocht. Op dit moment wordt heel het toeristenstadje (ongeveer net zo groot als Tholen) opgeknapt en uit gebreid. Er is een compleet nieuwe boulevard aangelegd waaraan ook ons eetcafé ligt. Mensen stappen bij wijze van spreken vanaf ons terras direct op het strand", aldus de 23- jarige Tholenaar. Uit de kast in zijn ouderlijk huis haalt Wilco een stapel foto's van het Spaanse eetcafé. „We hebben er het een en ander aan verbouwd, maar het is een heel gezellige ruimte op een prima locatie. Het restaurantje biedt plaats aan ongeveer zestig gasten en we serveren diverse broodjes en simpele warme maaltij den. Ik hoorde vorige week van Jo landa dat er al iemand uit Tholen op bezoek is geweest om een hapje te eten. Het worden lange werkdagen want we zijn zeven dagen per week geopend van elf uur 's ochtends tot elf uur 's avonds. Volgens Jolanda liep het restaurant de eerste weken al lekker, maar vooral in het toeris tenseizoen verwachten we grote drukte. Met name bij Engelse en Nederlandse toeristen is het gebied rondom Benidorm een geliefd va kantieoord", zegt Heijmans. „Mijn taak zal vrij uitgebreid en afwisselend zijn, want ik ga zowel in de keuken, achter de bar als in de bediening werken. Daarnaast zal ik ook nog als een soort tech nisch manusje-van-alles gaan fun geren. In eerste instantie kijken we of we het werk in het eetcafé met ons vieren afkunnen. Bij de vorige eigenaar liep zeven man personeel rond, maar ieder van ons is jong, gemotiveerd en bereid om hard te werken. Ik heb, vooral na de posi tieve berichten van de drie ande ren, enorm veel zin in het Spaanse avontuur. Zon, zee, strand en steeds gezellige mensen om je heen, dan moet het toch al raar lo pen wil je daar je draai niet kunnen vinden. Ik ga samen met Jolanda in Althéa wonen, dat plaatsje ligt te gen Albir aan. Albert en Danielle wonen vlakbij The Dutch Pub (zo heet het eetcafé - red.). Het is de bedoeling dat ik na het toeristen seizoen (oktober) terug naar Tho len kom voor een korte vakantie", besluit Wilco Heijmans. Wilco Heijmans uit Tholen voegde zich deze week bij zijn vriendin Jolanda Bijl in het Spaanse Albir. Het stel gaat in de toeristenplaats samen met de Thoolse ondernemers Danielle de Graaf en Albert Verwijk aan de slag in eetcafé The Dutch Pub. „De laatste was Merien Oudesluijs. Hij gebruikte fuiken van ijzerdraad met gaas." De kaarten overziend merkt De Wil de op dat er ook veel 'onland' rond het kasteel lag. Land dat niet gebruikt kon worden en dat in de Dikke van Dale als onbruikbaar moerasland wordt omschreven. De opgravingen halverwege de jaren zestig kan De Wilde zich nog goed herinneren al boerde hij toen al (sinds 1954) op de Mariahoeve in Malland. Zijn broer Jo maakte een serie foto's van de fundamenten van de stallen en de woning van de maarschalk (stal meester). Ook van de deels blootge legde vaete, waar de paarden uit de fokkerij hun dorst lesten is goed te zien. „Toen het openlag ben ik vaak wezen kijken. Het waren voor ons grote vraagtekens. Wat is het ge weest, hoe was het opgebouwd. We lieten er onze lekenberedenering op los. Maar toen ik de witte'steentjes zag, begreep ik dat dit het plaveisel was waar de paarden overheen liepen naar de vaete. We ploegden er om heen. Er stond altijd veel water en veel gras. Laten ze het met rust laten. Als je er gaat graven, wordt het on herroepelijk beschadigd. Dat is mijn standpunt." In de Weelhoekstraat in Oud-Vosse meer zijn in de nacht van dinsdag op woensdag twee auto's bescha digd. Onbekenden hebben over de voertuigen gelopen waardoor de carrosserie vol deuken zit. Over de hoogte van de schade is niets be kend. De politie zoekt getuigen die iets over de vernielingen kunnen vertellen. Fort monument. De restanten van het fort Henricus, inclusief omwal ling, ten noorden van Steenbergen zijn door de rijksdienst voor oud heidkundig bodemonderzoek voor gedragen voor aanwijzing tot be schermd monument. De gemeente adviseert positief, behalve voor de enkele onderdelen waarvan de eige naren bezwaar hebben gemaakt. Veren Westerschelde. In het mu- ZEEum te Vlissingen is van 15 maart tot 20 juni een fototentoon stelling te zien van het laatste jaar van de veerdiensten over de Wester schelde. Een tunnel komt op 15 maart voor deze verbindingen in de plaats. Met de beelden van foto graaf Bart Sorgedrager is tevens een fotoboek samengesteld. Advertentie I.M. Mevrouw Speijer zorgt goed voor haar 20 jaar oude duif. Stoofstraat. Als kantoorhouder pendelde hij vaak heen en weer om in te vallen bij andere postkanto ren. Toen postmeester Van de Zan- de in Oud-Vossemeer overleed, kwam Kees in beeld om het post kantoor daar te gaan beheren. Hij haalde noodgedwongen alsnog zijn rijbewijs en we schaften ons eerste autootje aan. Omdat hij nu mobie ler was, en vanwege de vele ken nissen die hij via zijn werk in Oud- Vossemeer had, zocht Kees aansluiting bij de postduivenver eniging in Vossemeer", zegt me vrouw Speijer. „We hebben beiden erg veel plezier gehad in de vereni ging. Met de oudere duivenmelkers van De Zwaluw heb ik trouwens nog regelmatig contact en vooral van Theo de Graaff en Jan Egberts heb ik erg veel vriendschap. Het is heel jammer dat mijn man niet veel langer van de duivensport heeft mogen genieten. Hij was meer dan veertig jaar in dienst bij de PTT en vlak voor zijn vut kreeg hij hart problemen. In 1984 is Kees op 66- jarige leeftijd overleden. Er zaten op dat moment nog ongeveer veer tig duiven in het duivenhok. Kees hield de jonge en oude duiven al tijd uit elkaar in twee aparte hok ken. Hij was heel punctueel tijdens het verzorgen van de dieren en ik keek wel eens ovèr zijn schouder mee als hij het hok schoon maakte of als hij de jonge duifjes vertroe telde. Met de duiven heb ik me vroeger nooit actief bezig gehou den maar ik wist wel hoe ik een duif op moest pakken en hoe ze ge voerd en verzorgd moesten wor den. Na de dood van mijn man kwam die kennis goed van pas." De oude doffer in het schuurtje is de allerlaatste duif die mevrouw Speijer nog dagelijks herinnert aan de prachtige tijd die haar man (en zijzelf) temidden van vele vrienden in de duivenwereld hebben be leefd. Met haar zachte gerimpelde handen pakt ze het bejaarde duifje voorzichtig uit zijn kleine hokje. „Kom maar jongetje, dan gaan we samen op de foto", zo stelt ze haar huisdiertje gerust. „Ik sta inge schreven voor een bejaardenwo ning in De Poorthove, maar ik ge loof niet dat mijn doffertje die overgang nog meemaakt", besluit mevrouw Speijer met droevige on dertoon. Wat kunnen mens en dier toch veel voor elkaar betekenen. De Wilde is 85 jaar en woont in 's- Gravenpolder, maar heeft nog veel belangstelling voor zijn geboorte dorp. Zeker voor het terrein in het Oudeland waar zijn grootvader Izaak, zijn vader Gerard, hij en zijn broer Jo de Wilde zoveel jaren hebben doorgebracht. Zijn groot vader, zijn vader en zijn broer be boerden het bouwland op en rond het slotterrein. Wim werd er de kneepjes van het vak bijgeleerd. Ook op het stuk land waar de stoe terij van Frank van Borselen (ca. 1400-1470) stond en waar nu zoveel om te doen is omdat Cas- tria Wonen een deel van het ter rein wil gebruiken om het woon zorgcentrum Maartenshof uit te breiden. „Als we er met paard en wagen moesten ploegen dan kregen we altijd de opdracht om niet te diep te gaan want anders zouden we stenen bovenploegen. Soms voel de je de ploeg over de muren schuren. Dan zat je op maar twin tig centimeter diepte. Op den duur wist je de plekken waar de stenen lagen," zegt De Wilde over de oudheidkundige resten in het bouwland. In de periode voor de Tweede We reldoorlog werd er met een rond gaande ploeg gewerkt. „Dat was makkelijk omdat het terrein zo hoekig was. Met een rondgaande ploeg was je dan sneller klaar. Het voordeel was ook dat je bij de op zet al een snee grond in de kant gooide waardoor je weer meer bouwland kon winnen. Op die ma nier kwam er ook goede teeltaarde in de lagere delen terecht. De laag die overbleef bleef vruchtbaar. Je kreeg er geen mindere vruchten van. Vlas en uien, maar ook aard appelen deden het er prima." In het voorjaar wanneer er gezaaid moest worden, speelde de resten van het slot de boer parten ook al was er bovengronds niets meer van te zien. Frank en Jacoba van Beieren bleven zich roeren. „Als het land zaaiklaar gemaakt moest worden, liepen er altijd een paar arbeiders met een mand om puin en stenen te rapen. Dat was einde loos. Die werden dan gedumpt in de kant van de slotvest. Als ze daar nu zouden graven, zou dat puin weer tevoorschijn komen." Maar ook als er gewied werd speeld het kasteelverleden op. „Dan sloegen de arbeiders met het schrabber (schrepel- red.)wel eens op een steen. Dan werd er ge vloekt want dat was niet goed voor je schrabber. Ze hadden dan ook altijd een vijltje bij zich om de schrabber weer aan te zetten." De Wilde toont een kaartboek van bouw- en weilanden uit 1859 die voor zijn overgrootvader Izaak de Wilde is gemaakt toen die nog pachter was van de gronden van Willem de Jonge van Ellemeet. Het hele gebied is nauwkeurig in kaart gebracht door 'geëxami neerd landmeter' Bolier, maar ook de kadastrale atlas van Zeeland (1832) helpt De Wilde mee om een deel van de historie van het slotterrein en de landerijen erom heen te ontraadselen. „Toen werd er nog van moeras gesproken. Het groeide aan tegen de watergangen en de vest. Er waren toen zoge naamde êêvelden, lage lapjes grond waar de boeren niet met paard en wagen konden komen en er in de zomer met de zeis werd gemaaid. Het hooi werd met een soort draagbaar naar de hogere de len gebracht waar paard en wagen klaar stonden. Door de gewassen rijden was toen uit den boze. Maar die velden werden steeds kleiner omdat men de kanten steeds naar het êêveld toeploegde. Dus het ho gere gedeelte werd steeds naar het lagere gedeelte gewerkt. In die la- Goot die van de stal naar de brouwput liep, gezien naar het noorden met de molen van Robbe. ge gedeelten vind je dan ook veel teeltaarde. Ik heb dat de oude land arbeiders nog horen vertellen." De Wilde vertelt dat zijn vader vaak gebruik maakte van oudere landarbeiders. „Wij woonden dicht bij het dorp, in de Wouthoek schuin tegenover het slotterrein (waar nu D. Riedijk woont red.) Mijn vader ging ze dan vragen om mee te helpen om te wieden. Ze waren eigenlijk te oud voor de boeren verderop in de polders. Het kwam dus voor dat er mannen van 70 en 80 jaar nog mee kwamen werken. Die vertelden al die ver halen uit hun jeugd." Zijn grootmoeder kweekte in de boomgaard op het terrein appels, peren en mispels. „Zij klaagde ook altijd dat ze bij het planten van de boompjes altijd op stenen zaten. Na 60 centimeter zaten ze al op puin en steen." Het terrein had hoge en lage de len. Op een foto van de inudatie in 1944 zijn twee hooggelegen stuk ken ten oosten en ten westen van de stallen van Frank van Borselen goed te zien. Er waren veel water partijen zoals op de kaarten is te zien. „Voor de verdediging van het kasteel was dat waarschijnlijk gedaan, maar door het lager wor den van het grondwaterpeil kwa men de randen van het kasteelmu ren bloot." Rond 1910 werden grote delen van het bouwland gedraineerd. „Dat gebeurde toen met die oranje buisjes. Veel boeren deden dat toen in die tijd. Arjaon Bout was een hele goede 'drainer'. Het was een apart vak. Je moet zicht heb ben. Ik heb mijn grootvader horen vertellen dat er overal gedraineerd werd, behalve in het midden van het terrein. Daar lagen de funde ringen, de resten van het kasteel." Overal waar het bouwland hoger lag, werd volgens De Wilde de grond de lage delen ingeschoven. „Er was landhonger. Men wilde zoveel mogelijk bouwland maken en zo liepen de sloten dicht. Het bouwland lag achter het slot wat wij 't Bos noemden. Dat was toen tien hectare. In 1832 heette dat 's Heerenhoek, maar die naam werd niet gebruikt." In deze 's Heerenhoek ligt ook de Rieburch, een laag gedeelte dat in de winter, vanaf november, blank stond en waar de inwoners van het dorp op schaatsten. „In de tijd van Jacoba van Beieren moet dat wa ter zijn geweest. Het is met 60 centimeter verhoogd met grond uit de watergang die door het dorp naar het stoomgemaal liep aan de Molendijk waar het water op de Pluimpot werd geslagen. Die grond konden ze door de bebou wing aan weerszijde van de water gang niet kwijt. Toen hebben ze de Rieburch ermee opgehoogd. Dat is ook gebeurd met de vijver voor 't Polderhuis. Ook hier was een soort moeras. In de winter stond er 20 centimeter water op en in de zomer zaten er scheuren in de aar de. We gingen er wel eens op staan. Dan moest je oppassen dat je niet wegzakte. In 1947 hebben ze het voorgoed gedempt en is de watergang 40 centimeter dieper gemaakt." Zoals vele dorpelingen leerde De Wilde schaatsen on de slotgracht. Maar tot 1928 was het ook viswater. Er werd veel paling gevangen. Er lag een boot in, zo'n bak waar halverwe ge een zware plank in lag met een las voor een kruisnet. De winter van 1928/1929 was zo streng dat de pa ling doodging. Die dreven boven te gen het ijs. Er waren ook wakken ge maakt aan de kanten, maar dat hielp niet omdat er te veel modder in de gracht lag." Ook werden er fuiken in de slotgracht gezet, vertelt De Wilde. Een deel van de muur van de stal, plus woning van stalmeester of maarschalk gezien naar het zuiden met kertoren en nieuwbouw. om i* oocwnuuswt-erftiiuM' sfmèetsiii!

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2003 | | pagina 13