Vliegtuigmaker na mobilisatie
bij squadron van Royal Air Force
Kees Priem (90) zet na bijna 58 jaar weer voet op Engelse bodem
Hf
..L*pM öu .Sów',:L
T..&Z1. it my F^Ti+-ri?;
Donderdag 26 september 2002
EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
13
Voor zijn negentigste verjaardag kreeg Kees Priem uit
Sint-Maartensdijk van zijn kinderen een reisje naar En
geland cadeau. Het was niet zomaar een uitstapje naar de
andere kant van de Noordzee. Voor Priem was het na bij
na 58 jaar het weerzien van het land waar hij tijdens de
Tweede Wereldoorlog ruim vier jaar lang als militair ac
tief was bij het 320-ste squadron van de Royal Air Force.
Samen met zijn zoon, kleinzoon en schoonzoon bezocht
hij het oorlogsmuseum in Duxford om de vliegtuigen te
bekijken die hij in actie zag komen.
Matroos
Mijnenveld
Lesvliegtuigen
Bevorderd
Eigen land
Uitgeweken
Uiterst Nieuwland
Aannemer
lóss
In de periode 1943-1945 werd er met de Noord-Amerikaanse bommenwerper Mitchell gevlogen. Hier poseren de Smurdiekenaars voor het exemplaar bij het museum in
Duxford: v.l.n.r. schoonzoon Jan van de Rijzen, Kees Priem (jr), Kees Priem en kleinzoon Richard Priem.
Op een van de vele foto's van de
reis staat het gezelschap voor een
Amerikaanse Mitchell waarmee
vanuit Engeland vanaf begin 1943
bombardementsvluchten werden
uitgevoerd op Duitsland en op de
bezette gebieden. Priem kent die
nog goed uit de periode dat hij zelf
in Engeland was gestationeerd.
Compleet met het aantal streepjes
op de romp van het aantal bommen
dat de Mitchell op vijandelijke
doelen liet vallen.
Het uitstapje naar Engeland duur
de maar enkele dagen. Het was on
doenlijk om in zo'n korte tijd alle
plaatsen aan te doen waar Priem in
zijn Britse periode gelegerd was
geweest. Het waren er vele. Priem
reisde namelijk tussen 1940 en
1944 van het ene militaire vlieg
veld naar het andere, van zuid naar
noord, van west naar oost, van de
ene basis naar de andere. Hij door
kruiste bijna heel Groot-Brittan-
nië, als lid van de Nederlandse
Marine Luchtvaartdienst die het
320ste-squadron van de RAF
vormde.
Al die jaren maakte hij deel uit van
de technische dienst op de vliegba-
ses. Zelf vloog Priem niet. Als
technische man zorgde hij onder
meer voor kleine reparaties aan de
vliegtuigen en het onderhoud van
de werkplaatsen. Hij zorgde er ook
voor dat de teruggekeerde kisten
werden afgedekt tegen aanvallen
van de Duitse jagers.
Voordat hij naar Engeland ging,
was Priem timmerman bij Carson
Kaufmann in Sint-Maartensdijk. In
Groot-Brittannië werd hij vlieg
tuigmaker/houtbewerker. Maar
juist deze periode markeerde het
I definitieve einde van de houten
vliegtuigen. De metalen toestellen
kwamen in zwang. De Haviland
Mosquito van Engelse makelij was
toen nog zo'n houten toestel en
nog volop in bedrijf. Uitgerust met
twee Rolls Royce motoren in een
licht houten frame was het in de
Tweede Wereld- oorlog zelfs de
snelste en lichtste bommenwerper.
Het toestel haalde een topsnelheid
van 643 kilometer per uur en werd
tot ver in de oorlog, tot in 1944,
gebruikt. The Wooden Wonder (het
houten wonder) werd de kist wel
genoemd vanwege zijn succesvolle
vluchten. De Mosquito had vier
kannonnen, vier mitrailleurs aan
boord, en kon vier bommen ver
voeren, van elk 225 kilo. Ook als
nachtjager was het beroemd en als
toestel dat gebruikt werd voor de
luchtfotografie (van vijandelijke
doelen).
Toen Priem in Engeland kwam,
was de Mosquito nog volop opera
tioneel. In het oorlogsmuseum in
Duxford (onder Cambridge) zag
hij het toestel weer terug. Opge
knapt en goed in de verf. Priem be
waart er speciale herinneringen
aan: hij volgde in de oorlog zelfs
een 14-daagse cursus in de Havi
land fabrieken in Hatfield (ten
noorden van Londen) over de
Mosquito. Uitgerust met de kennis
van het vliegtuig en de onderdelen,
werd hij als tolk ingezet om andere
collega's in de opleiding op de ba
sis de kneepjes van het vak te le
ren.
Maar de houten vliegtuigen had
den hun beste tijd gehad. Zo ont
ving Nederland tijdens de mobili
satie uit Amerika elf lichte
Douglas bommenwerpers. Het wa
ren de eerste geheel metalen vlieg
tuigen die de militaire luchtmacht
aanschafte.
Priem diende in 1932 bij de ko
ninklijke marine, hij was matroos
tweede klasse. Tijdens de mobili
satie werd hij in augustus 1939 on
der de wapenen geroepen. Het was
al duidelijk dat hij bij de marine
luchtvaartdienst zou komen, zegt
Priem. „Op herhalingsoefeningen
in Soesterberg werd dat al gezegd.
Als er wat op zou doen, dan zou
den we bij de luchtmacht inge
deeld worden."
De reis naar Engeland verliep niet
vlekkeloos. „We zouden via
Frankrijk gaan om ingescheept te
worden. We kwamen eerst in Oost-
Souburg terecht. Daar werden we
met 40 man achtergelaten. Een
heel stel is er naar huis gegaan, 12
dienstplichtigen en twee beroeps
militairen. We sliepen in een
schuur in Ritthem. Maar de bakker
naast het gemeentehuis had wel
voor de hele groep krentenbrood
gebakken. Dat namen we mee in
een wollen deken gewikkeld. Het
brood was vers. Met een loodsboot
zijn we naar Zeeuws-Vlaanderen
gegaan. Met vrachtwagens zouden
we vandaaruit naar Frankrijk gaan
en met Franse begeleiding naar Pa
rijs gebracht worden. Onderweg
stopten we om over te stappen op
een trein. Die stopte onderweg in
een bocht, zomaar ergens. We
stapten uit en daar stonden we in
het open land. Toen zijn we van
het brood gaan eten, maar dat was
meer haar dan wat anders."
Met een andere trein trokken de
militairen verder naar Abbeville en
toen naar het zuiden van Frankrijk,
naar Marseille. Op 19 mei 1940
kwamen ze daar aan. Veertien da
gen bleven ze er, totdat ze met de
trein naar Cherbourg in Normandië
gingen om samen met Engelse sol
daten, die terug moesten naar En
geland omdat de Duitsers steeds
verder naar het westen oprukten,
mee te gaan.
Ze kwamen aan in Beynes, vlakbij
Weymouth in het Zuid-Engelse
Dorset waar voor de kust een mij
nenveld was gelegd. Het was 1 juni
1940 toen Priem voet op Engelse
bodem zette. Hij zou er tot augus
tus 1944 blijven. Veel langer dan
hij en zijn verloofde Johanna Lind-
hout hadden kunnen bevroeden.
Toen zij afscheid van haar verloof
de nam, dacht ze dat hij na een
week wel weer terug zou komen.
Ze hadden zelfs al trouwplannen.
De week werd jaren, de verloving
duurde vijf jaar: de trouwdag was
pas op 19 juni 1945 in Voorscho
ten. Het echtpaar woont nog steeds
zelfstandig aan de Oostsingel in
Sint-Maartensdijk. Voor zover be
kend vormen ze momenteel het
oudste echtpaar in het dorp.
Het echtpaar ziet elkaar nu elke
dag, maar het contact tussen het
verloofde stel verliep tijdens de
oorlog via een speciale dienst van
het Britse Rode Kruis, 'war orga
nisation of the British Red Cross
and Order of St. John'. De korte
briefjes die ze elkaar schreven,
heeft Priem bewaard. Soms waren
ze handgeschreven, soms typte
Priem de berichten naar zijn ver
loofde in Smurdiek.
Zo schrijft hij op 14 september
1940 aan Johanna Lindhout aan de
Groenendijk B3 in Sint-Maartens
dijk: Dear Jo, I am alright, don't
be afraid for me, tell it my father
and write back please. (Lieve Jo,
met mij gaat het goed, maak je
maar niet ongerust om mij, vertel
het mijn vader en schrijf alsjeblieft
terug.)
Het bericht is verzonden via het
bureau van het Rode Kruis num
mer 210, vanuit St. James' Palace
in Londen. De brieven gingen naar
Genève via het Zwitserse Rode
Kruis en vandaaruit naar het Rode
Kruis in Nederland. Ze deden er
lang over. Het briefje van 12 sep
tember 1940 wordt door Jo op de
achterzijde beantwoord: 'Lieve
Kees. Ik laat weten dat ik goed ge
zond ben en familie alles goed.
Hopend dat u ook goed gezond
ben. Tot weerziens.' Maar het
duurt nog maanden voordat Priem
het onder ogen krijgt. De stempels
op de achterzijde: 28 jan. 1941
(Nederland) en 10 februari 1941
Genève, duiden erop dat er op zijn
minst zes maanden tussen zaten.
„Ik was in mei 1940 weggegaan
van het dorp en kreeg het eerste
bericht pas in februari 1941."
Een ander bericht, door Priem op
19 maart 1941 geschreven, wordt
door zijn verloofde op 26 april be
antwoord. Priem schrijft er met
potlood de datum van ontvangst
op: 11 juni. Met bijna drie maan
den aanzienlijk sneller dan de eer
ste, maar van regelmatig contact
met verloofde en familie in het va
derland was dus nauwelijks spra
ke.
Priem was het Engels niet machtig
toen hij de overtocht maakte, zegt
hij. „Ik wist wat ja en nee was. Dat
was alles, maar we kregen al snel
les."
Bij zijn aankomst in Engeland zat
Priem een dag of tien in de buurt
van Weymouth, in afwachting van
zijn definitieve standplaats. Maar
in oorlogstijd zijn er geen defini
tieve standplaatsen. Priem verhuis
de steeds met het squadron van de
ene naar de andere plek. De ene re
organisatie na de andere volgde.
De naar Engeland geëvacueerde
marine luchtvaartdienst (royal
Netherlands naval air service)
werd ingedeeld bij de Coastal
Command (kustcommando) van de
Royal Air Force. Priem bracht een
tijd door in een tentenkamp van de
landmacht in Heavenford-West bij
Cardiff in Wales. Daar zaten 1200
tot 1400 Hollanders, vertelt Priem.
Hij ontmoette er een dienstmaat
die lesvliegtuigen repareerde. „Ik
heb toen gevraagd of ik overge
plaatst kon worden naar Pembroke
Dock, daar zat het Coastal Com
mand van het 320ste squadron dat
toen al was opgericht."
Het kustcommando had tot taak
'het verkennen en bewaken van het
Kanaal van Bristol en de zuidelijke
ingang van de Ierse Zee waar geal
lieerde konvooien lagen'. De ope
rationele opdrachten van het
squadron konden alleen maar uit
gevoerd worden met de hulp van
de grondstaf. Het personeel dat de
vliegtuigen onderhoudt en repa
reert, klaarmaakt voor vertrek, bij
tankt en afdekt tegen vijandelijke
aanvallen. Het squadron zou uit
eindelijk in de vijfjaar van zijn be
staan in totaal 4616 operationele
vluchten uitvoeren (in militair jar
gon sorties genoemd).
Pembroke Dock ligt op het zuid
westelijke puntje van Wales. Het
kustcommando beschikte naast pa
trouillevliegtuigen ook over les-
vliegtuigjes. Maar er was volgens
Priem weinig aan te repareren om
dat ze niet aan de oorlogshan
delingen deelnamen. Priem staat
op de Pembroke-personeelslijst als
vliegtuigmaker, soldaat tweede
klasse, samen met zestig andere
Nederlanders ingedeeld bij de fa-
brieksdienst.
Van Pembroke Dock kwam Priem
via een omweg in Leuchars in
Schotland terecht, ten zuiden van
Dundee. Van de Ierse Zee naar de
Noordzee. In Dundee zat de onder
zeedienst van de marine. Ook in
Leuchars waren de kisten lesvlieg
tuigen en patrouillevliegtuigen.
„Er was weinig reparatie aan."
Onder de 27 Nederlandse vliegtui
gen die naar Engeland over geko
men waren van de Nederlandse
marine, bevonden zich tien Fokker
T VIII-W. Watervliegtuigen die in
gezet konden worden als verken-
nings- en torpedovliegtuig of als
bommenwerper. Ze maakten 130
vluchten (500 vlieguren) en wer
den alle keren gebruikt voor kon-
vooivluchten (voor koopvaardij
schepen) boven de Ierse Zee. Ze
werden in Engeland spoedig afge
dankt bij gebrek aan onderdelen.
Daarvoor in de plaats kwam in
september 1940 de Lockheed
B-414, ook wel Hudson genoemd.
Daarmee werd tot begin 1943 ge
vlogen. Met deze toestellen wer
den 4302 vluchten gemaakt, voor
namelijk konvooivluchten, verken
ningsvluchten, aanvalsvluchten op
schepen in de Noorse en Neder
landse wateren, reddingsvluchten
en patrouillevluchten.
Priem verbleef na Leuchars ruim
zes weken in Carew Cheriton in
Zuid-Wales. Daar beschikte het
squadron op 1 februari 1941 over
zes Hudsons en negen Avro-An-
sons. De laatsten waren vanaf
1943 bij het Coastal Command
operationeel. Er werden in de
maand 33 vluchten gemaakt, maar
bij één vlucht, op 25 februari, ging
het mis en stortte de Hudson
'Ypenburg' na de start neer. De
vijfkoppige bemanning kwam om
het leven.
In maart keerde Priem weer terug
naar Leuchars na een reorganisatie
van het squadron. De Hud
sons (tot bommenwerper omge
bouwde Lockheed verkeerstoestel-
len) voerden er voornamelijk kon
vooi-opdrachten uit. Priem bleef er
tot april 1942. In die periode klom
Priem op in de hiërarchie van het
leger. Hij werd bevorderd tot ser
geant. „De commandant daar was
een broer van de burgemeester van
Middelharnis. Je moest daar wel
examen doen. Ik had beschrijven
de meetkunde gedaan. Ze konden
me niet laten zakken. Op 1 novem
ber 1941 werd ik benoemd."
In april 1942 volgde weer een
overplaatsing. Ditmaal naar Bir-
cham Newton in Norfolk, en daar
werd het squadron onder comman
do van 16 Group Coastal Com
mand geplaatst. De Nederlandse
vliegers vielen Duitse vrachtsche
pen aan voor de kust van Noorwe
gen en Nederland. De Duitse kon
vooien kwamen uit Belgische of
Nederlandse havens, zwaar bela
den met producten uit de Duitse
oorlogsindustrie (geschut, munitie,
vliegtuigonderdelen) bestemd voor
de garnizoenen langs de Noorse
kust. Ze voeren dicht onder de
Hollandse kust om nog dekking te
hebben van de kustbatterijen. Via
het Noord-Oostzeekanaal bij van
Kiel naar het Kattegat en Skager-
rak.
In de maand mei van 1942 worden
meer dan tien Duitse schepen door
het Nederlandse escadrille getroffen,
zo schrijft Vrij Nederland op 4 juli
1942. De actie (met Hollandsde pilo
ten aan de stuurknuppel) kwam als
beloning voor meer dan een jaar lang
patrouilleren en begeleiden van kon
vooien voor de RAF, wat nogal een
tonig was. Voor de bemanningen be
tekende het ook dat ze na lange tijd
hun eigen land weer terugzagen.
Priem hoorde van hen de verhalen
die werden verteld na de terugkeer
van de kisten. Van geslaagde vluch
ten, maar ook van mislukte pogingen
de vijand uit te schakelen of vijande
lijke doelen te raken. Hij herinnert
zich dat een kwartiermeester in de
rang van korporaal, piloot was ge
worden. „Op een vlucht naar Bre
men is het mis gegaan. Er is paniek
geweest. De man is geraakt. Het was
een zware vent van 100 kilo. Hij is
dood teruggekomen met het toestel."
Tijdens de vele vluchten verloor het
squadron tien toestellen. Bij een ver
kenningsvlucht in de buurt van het
Skagerrak. Bij Terschelling (twee
toestellen) door Duitse oorlogssche
pen, boven Bremen tijdens de 'eerste
1000-vliegtuigenvlucht' van de oor
log waar zes Hudsons aan deelna
men, en bij een trainingsvluchten.
De massa-aanval op Bremen vond
plaats nadat het squadron was over
gegaan naar het Bomber Command.
De Hudsons werden overgedragen
aan het Engelse 279ste squadron. Op
15 maart 1943 vertrok het 320ste
squadron naar Metwold bij Thetford
in Norfolk, om na twee weken weer
te verkassen naar Attlebridge bij
Norwich waar een nieuwe fase van
de oorlog inging. „Het was daar de
eerste keer dat er onder het Bomber
Command raids werden uitgevoerd
op Duitsland. Ik zat in de werkplaats,
maar ik had er weinig te doen."
Na het trainen van de piloten en be
manning in het nieuwe type vlieg
tuig, werd de Mitchell in juli opera
tioneel. Er werden vanaf augustus
B-24 en B-25 Mitchells ingezet.
Amerikaanse bommenwerpers die
door de Nederlandse regering, die
uitgeweken was naar Londen, waren
aangekocht. De Mitchell haalde een
topsnelheid van 500 kilometer per
uur, kon op een hoogte van 7375
meter vliegen en had een reikwijdte
(met bomlading) van 2200 kilome
ter. Dan woog het toestel 15.876 ki
lo, leeg 8836 kilo. De Mitchells wa
ren uitgerust met een boordkanon
(75 mm) en acht raketten, en ze kon
den 1360 kilo bommen meenemen
om boven vijandelijk gebied te drop
pen. Priem liet ze tijdens het bezoek
aan het museum aan zijn zoon,
kleinzoon en schoonzoon zien. De
toestellen zijn geheel opgeknapt en
zien er als nieuw uit. „Het is niet te
geloven. Acht grote hangars en dan
ook nog toestellen die buiten staan.
Er worden zelfs nog nieuwe vleu
gels gemaakt voor die oude toestel
len."
Het grondpersoneel moest na elke
vlucht klaar staan tot het laatste
vliegtuig weer terug was. „Die
moesten dan woren afgetankt en er
gingen zeildoeken over om ze te ca
moufleren. Als het stormde, moesten
ze ook vastgezet worden."
De Mitchells voerden 3252 vluchten
uit (8750 vlieguren). Alle vluchten
waren bomaanvallen in Frankrijk,
België, Nederland en Duitsland. Een
van de aanvallen betrof Vlissingen,
de Dornier vliegtuigfabriek (waar
vliegtuigrompen werden gemaakt).
Dat gebeurde op 20 augustus 1943
met 12 Mitchells, geëscorteerd door
Spitfires vanuit Foulsham. Daarbij
ging een toestel, geraakt door het
Duits afweergeschut, op de terug
weg naar Engeland verloren. Het
toestel moest een noodlanding ma
ken, maar de bemanning kon uit zee
opgepikt worden.
Op 30 augustus 1943 verkaste het
squadron met zo'n 450 Nederlan
ders van Attlebridge naar Lasham in
Hampshire. Nog steeds onder het
Bomber Command. In september
van dat jaar voerde het squadron 64
vluchten uit. Vanuit Dunsfold wer
den bijvoorbeeld de kustbatterijen
bij Boulogne aangevallen, vanuit
Lasham het vliegveld van Beaumont
le Roger en het spoorwegemplace
ment van Rouen, allemaal in Frank
rijk. Februari 1944 zat Priem in
Dunsfold bij Guildford in Surrey en
werd het squadron onder de Tactical
Air Force geplaatst. Deze had tot
taak deel te nemen aan bombarde
menten van strategische doelen om
de invasie met landtroepen mogelijk
te maken.
In augustus 1944 keerde Priem terug
naar het vasteland van Europa, nadat
België in augustus was bevrijd.
„Toen je in Engeland zat, besefte je
eigenlijk niet dat je niet terugkon
naar Nederland vanwege de oorlog.
Er zijn er wel 280 gesneuveld van
het squadron."
Hij ging naar Zaventem bij Brussel
en nam in november een week verlof
op om via Bergen op Zoom naar
Tholen te gaan. „Ik kreeg eten mee
en op een fiets van Thijs Dekkers
ben ik naar huis gereden." Het was
ook toen dat er in de Uiterst Nieuw-
landpolder een Duitse piloot met pa
rachute was geland. „Dat praatje
ging toen hier over het dorp. We zijn
er met een paar man op de fiets naar
toe gereden. Er was een brencarrier
bij van de Engelsen. Die was eerst te
ver gereden. De Duitser zat aan de
kant van de dijk en was in de bosjes
gekropen. We hebben naar zijn pa
pieren gevraagd. De Engelsen heb
ben hem ingepikt."
Priems verloofde was geëvacueerd
in Overschie. Op 19 juni 1945
trouwden ze in Voorschoten. Priem
zóu in augustus weer teruggaan naar
Engeland, naar Fersfield. Maar om
dat zijn vrouw in verwachting was,
bleef hij hier. In april 1946 zat hij op
de vliegbasis Twente, maar op 1 mei
1946 kwam hij dichter bij huis toen
hij in Woensdrecht werd gestatio
neerd.
Op 2 februari 1947 werd Priem be
roepsmilitair en kon toen naar Ne-
derlands-Indië om er de 'rust en or
de' te herstellen. Priem voer met de
m.s. Volendam naar Indië. Hij kreeg
bij de Marine Luchtvaartdienst de
leiding van de afdeling vliegtuig
houtbewerkers in Batavia en later in
Surabaja. Ook daar ging het om pa
trouillevliegtuigen, in dit geval wa
tervliegtuigen, Catalina's. „Ik heb
er niks meegemaakt. Ik liep wel een
keer in de maand wacht, maar er is
niks bijzonders gebeurd."
In oktober 1948 kwam hij terug,
werkte op de basis in Woensdrecht
waar hij de leiding kreeg over de
houtbewerking en het onderhoud
aan de barakken en andere gebou
wen. In 1960 werd hij majoor en in
1962 kon hij - op vijftigjarige leef
tijd al - met pensioen.
Priem ging echter niet op zijn lau
weren rusten en werd aannemer.
„Vanaf 1 januari 1964 tot 1 januari
1995 was ik bij de Kamer van Koop
handel ingeschreven." Hij heeft ge
noten van het bezoek aan Engeland
en is blij dat hij iets over de toestel
len aan zijn nageslacht heeft kunnen
vertellen.
Geraadpleegde literatuur:
-320 Squadron R.A.F. Memo
rial 1940-1945 van J.P. Kloos,
1987.
-Clubblad Dutch Squadron, no
1, november 1947.
-Het Koninkrijk der Nederlan
den in de Tweede Wereldoor
log, dr. L. de Jong, deel 1
172
Pront
WAR ORGANISATION
/OF
/THE B
AND ORI
>er(
OF ST.
To
C-i I
Comité International
CD
de la Croii Rouge
Genève
1
IftDSR
stelW-,
NameXL15
J
Christian name H. IE S
Vornanie w s
Address.,R CRö.S,S M-ÉSSAfcF S l>£
MA (.Pxo
Relationship of Enquirer to Addressee
Wie ist Frrtgesteller init TCmpfftriger verwandti?
The Enquirer desires news of the Addipcsce and asks that the following
message should be transmitted to him A
1 m-fauigt Aimjaum' ifc'ëï ifni' Kmi/iinguitmi
beförderung dieser Meldung.
OMR AM
Do tvX H.J£ A F Mil f~.a Bf*
At*MWRiTg 3$
- KÊJE.S"
Date I Jj.
y
ADDRESSEE
limpf&nger
Name /V "0 H O O
Christian name oh) A W//4,
Vorname
Address. <5".R O F hi D D K B 3, J
M A. AM T V&y y K
"-2L L. 4 h/ O Ho L.L Ah'D
The Addressee's reply to, be-written overleaf.
Kmpfiinger schrei be Antwort ajjf
Het Rode-Kruisbericht dat Priem naar zijn verloofde Jo Lindhout in
Sint-Maartensdijk stuurde.
De 90-jarige Kees Priem heeft genoten van het weerzien met Engeland.
Priem in Leuchars bij een van de vliegtuigen van het squadron.