'Als vreemden aan de deur, als bekenden weg' 'De bevrijding kwam en toen was het een janboel' Contact met gasten staat in Smurdiekse B&B voorop Gastvrij Sint-Philipslanders voor arbeidsdienst in Duitsland 1943-1945 van iïloute Donderdag 18 juli 2002 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 5 Vaderland Per ongeluk Voor de toerist is het soms even zoeken. Bij de entree van Sint-Maartensdijk is de Blauwstraat niet ingetekend op de plattegrond. Ook het straatnaambordje gaat ver scholen achter een hoop groen. Voor wie zich telefonisch heeft aangemeld bij Bed Breakfast Van der Linden is het geen probleem. Loes en Tjeu Van der Linden hebben altijd een goede richtingwijzer bij de hand. „Het is vlak bij de Spar, zeggen we dan. Zo weten de gasten ons altijd te vinden." Gratis koffie of thee „We waren nog maar kort in Glinde toen we ai werden geconfronteerd met de verschrikkingen van de oorlog. Enkele weken nadat we daar wa ren aangekomen, voerden de geallieerden al zware bombardementen uit op Hamburg. Het is onvoorstelbaar welk een verwoestingen daar door werden aangericht. De fabriek waar wij werkten, bleef nog gespaard en wij werden be waard." Aan het woord is de 77-jarige Hubrecht van Westen, die als enige van de drie jongens die op 16 juli 1943 op transport werden gesteld en te Glinde bij Hamburg aankwamen, nog in le ven is. Hij vervolgt zijn verhaal waarvan we een deel al eerder publiceerden, door J. Kempeneers Russen Granaten Drie overnachtingen Bri ketjes Een breed scala aan zonneschermen, rolluiken en sereens! interieurs Ooit liepen ze per ongeluk de Blauwstraat in Sint-Maartensdijk in, en nu hebben Loes en Tjeu er hun B&B Van der Linden. nodig is, wordt er echter net zo een ander kamertje, zegt Tjeu. ven ook echt niet op hun kamer te zijn. Het gezellig samenzijn staat makkelijk geïmproviseerd. De ech- „Zelf slaap ik dan op de bank be- blijven.We vragen ze altijd bene- voorop." telijke slaapkamer wordt desnoods neden. Ik heb daar totaal geen den. 's Avonds maken we dan, sa- Hoog tijd om de gast van de krant gastruimte. Loes wijkt in zo'n ge- moeite mee. We behandelen onze men met de gasten, een flesje wijn de kamer te laten zien. Het in de ja- val uit naar een eenpersoons bed in gasten alsof het familie is. Ze hoe- open. Het hoeft geen dure fles te ren zeventig van de vorige eeuw gebouwde huis is door Loes en Tjeu gezellig aangekleed met aller lei spulletjes uit hun verzamelin gen. Bric brac die het huis karak ter geeft. Voor oudere Smurdieke- naars is het sowieso historische bo dem. Hier ergens moet de schuur van molenaar Robbe gestaan heb ben. De Ark, het rijtje arbeiders huisjes, heeft plaats gemaakt voor de uitbreiding van wat nu nog het gemeentehuis is. Vroeger moet hier, behalve het meel van Robbe, ook het zoute water van de haven te ruiken zijn geweest. De gastenka mer biedt uitzicht op een tuin met bloeiende vlinderstruik. Aan de muur Onze Lieve Vrouw van Eeu wigdurende Bijstand. Een foto van de Romeinse brug in Maastricht, zeventig jaar geleden genomen uit het ouderlijk huis van Tjeu. Boe- rentaferelen. Een religieuze afbeel ding die Loes en Tjeu ooit bij het grof vuil in Zwitserland vonden. En een bureau uit een tijd van voor bij. „Een jaar of vijftig oud", ver telt Loes. „Ooit gekocht van mijn eerste tantième, bij De Bijenkorf in Amsterdam. Meubels hebben een verhaal. Ze geven een huis cachet." Beneden wordt het gesprek voortge zet. Aan de ontbijttafel waar de gas ten 's ochtends een keur aan lekkere broodjes voorgezet krijgen. Het armzalig stukje witbrood met jam en een bak lauwe koffie is hier ta boe. Warme croissants, roggebrood, vers sinaasappelsap, kaas, worst, een gebakken ei, bijna alles is in B&B Van der Linden mogelijk. Loes heeft een even simpel als mooi adagium. „Ik zet de gasten graag voor wat ik zelf ook zou willen krij gen." Het ontbijt serveren is voor Loes een speciaal moment in de dag. „De gasten weten het zelf niet, maar ik gebruik elke dag een ander soort serviesgoed. Ik ben een verza melaarster. Wel altijd mooi porse lein. Op deze manier komt het alle maal nog eens de kast uit." Loes en Tjeu hebben zelf, net als de fietsers en wandelaars die bij hen aankloppen, ook een hele weg afge legd. Loes werkte als secretaresse en vertaalster op een handelskan toor. In 1959 vertrok ze naar Zwit serland, naar Basel. Haar Duits is bijna perfect. Ook het Zwitsers- Duits kreeg ze vlot onder de knie. In Zwitserland ontmoette ze Eindho- venaar Tjeu van der Linden. Keeper in het betaalde voetbal bij PSV. Hij speelde nog samen met het beroem de kanon Coen Dillen. Mooie tijden waren dat. „Ik werkte als gereed schapsmaker bij Philips. Al voor de invoering van het betaalde voetbal hadden wij het goed. Als voetballer kreeg je wel eens een radio toege stopt. Altijd sloffen sigaretten op de massagetafel. Zaken die je makke lijk kon verhandelen. Vanaf 1954 werden we officieel betaald en ook in de fabriek liep ons salaris door. De oude Frits Philips kwam elke zondag kijken en stapte altijd de kleedkamer binnen, een heel aardi ge vent." Loes en Tjeu trouwden in Zwitser land. Via Sint-Pancras en Amster dam verzeilde het echtpaar na hun pensionering in Spanje. Na een jaar Benidorm trokken zij naar een rus tig dorpje in de buurt van de be roemde badplaats. Drie jaar lang woonden zij daar. Duizend vierkan te meter grond, zwembad, palmen, alles erop en eraan. Toch wisselden zij dat paradijs in voor de Blauw straat in Smurdiek. Tjeu en Loes hebben er geen moment spijt van gehad. „Je wordt ouder en je wilt dan toch weer je plaatsje in het va derland vinden. We hadden ook zo veel van Spanje gezien. We waren er een beetje uitgekeken. We hadden goede kennissen in Putte en zo kwa men we in deze regio terecht. Op een keer liepen we door Sint-Maar tensdijk en liepen we per ongeluk de Blauwstraat in. We waren een beetje verdwaald en zagen ineens dit huis te koop staan. Het lijkt toe val, maar daar geloven wij niet in. Alles heeft een zin en een bestem ming in het leven. We hebben het getroffen in Tholen. Ook de gasten zijn altijd bijzonder tevreden. Ze slapen hier als een roos, zeggen ze. Ze prijzen de rust. Voor ons is het een voordeel dat we ook ergens an ders geweest zijn. De waarde van het contact met anderen neemt er door toe." f -v VVV-informatrice Anita de Boer f - /cr\ hoorden tot de kennissenkring en van het een kwam het ander. Na een rustige aanloop in 2000 werden vorig jaar in de Smurdiekse Bed Breakfast in totaal 43 overnachtin gen geboekt. Dit seizoen werden de twee beschikbare kamers al ruim 50 maal verhuurd. Het echt paar rekent in principe 20 euro per persoon voor een overnachting. Wie langer blijft, betaalt minder. Financieel gewin is echter niet de drijfveer van hun B&B, benadrukt Loes. „Het gaat om het contact met de mensen. Ik kwebbel graag. Het is elke keer weer spannend hoe het zal gaan. Mensen komen als vreemden aan de deur en gaan als bekenden weg. Het klikt bijna al tijd." In de loop van de tijd hebben ze al lerlei mensen en nationaliteiten over de vloer gehad. Fietsers die het Rondje Pontje doen, of heel Nederland op het rijwiel doorkrui sen. Wandelaars. Een Italiaans stel dat op een grote motor door Europa trok. Genealogen die in het ge meentearchief op zoek zijn naar hun voorouders. Hengelaars. Zo veel mensen, zoveel verhalen. Wie aan het eind van de middag de Smurdiekse B&B binnenstapt, krijgt automatisch gratis koffie of thee. Een kwestie van gastvrijheid, vinden Loes en Tjeu. Soms kan de traditionele high tea uitlopen. „We hebben een keer Limburgse gasten gehad. Bij hen duurde het drie uur voor ze hun kamer zagen. Iedereen vindt het hier gezellig. Slechte er varingen hebben we eigenlijk nooit." B&B Van der Linden kan in princi pe vier gasten herbergen. Als het Op Tholen is het nog een rela tiefonbekend begrip. Particu lieren die een deel van hun huis verhuren aan de toerist of de toevallige passant. Gast vrijheid is voor hen belangrij ker dan de vergoeding die er tegenover staat. In de komen de weken worden ze in beeld gebracht. Voor het derde achtereenvolgende jaar verhuren Loes en Tjeu in het hartje van Smurdiek kamers aan toeristen. Ook wie voor een werk gever enkele dagen op het eiland moet zijn, vindt bij hen een gastvrij onthaal. Op Tholen is het uit Enge land overgewaaide Bed Break fast nog een betrekkelijk nieuw fenomeen. Voor het echtpaar Van der Linden is het echter gesneden koek. Vroeger in het Noord-Hol landse Sint-Pancras verhuurden zij als particulier reeds kamers aan toeristen. Met de kaasmarkt van Alkmaar en het strand van Bergen in de buurt was er aan vraag geen gebrek. Na veel omzwervingen streken Loes (70) en Tjeu (77) en kele jaren geleden in de smalstad neer. De ouders van de Thoolse De ontberingen die de jongens daarna meemaakten, werden met de dag zwaarder. Het ver schil met de jongens die op een boerderij tewerkgesteld waren, was aanzienlijk. Van Westen vertelt hierover: „We hebben de tijd die toen volgde ver schrikkelijke honger en armoe de geleden. Pakjes kregen we niet meer, omdat Zeeland in middels bevrijd was en er dus geen postverkeer met Duits land meer mogelijk was. Er zijn toen verschillende jongens aan de ontberingen overleden, doch wij zijn gespaard geble ven. Als ik me goed herinner - want wat ik als aantekeningen bewaard had, is met de Ramp op 1 februari 1953 verloren ge gaan - was het in de tweede helft van april dat de frontlinie steeds dichterbij kwam. In onze barak die in vlammen was op gegaan, waren verblijven voor 12 tot 14 personen. En waar we daarna werden gehuisvest, la gen we met 24 personen. De in timiteit was daar minder. Hoe langer het duurde, hoe slechter het werd. Ook de rantsoenen werden kleiner. Alles werd schaarser. Als je op de fabriek was, als je de dag had, dan kreeg je op de fabriek warm eten en daar was het nog wel iets beter dan in het Lager. Had je de nacht of de middag, dan moest je in het Lager warm eten. Op de middag kreeg je warm eten, meestal koolsoep. Soms kreeg je een paar aardap pelen in de schil en dan was je erg blij, want dan had je wat vast voedsel. Soms kreeg je ook pap, er dreef iets glazigs door en dat moest dan pap ver beelden. 's Avonds kreeg je dan nog wat watersoep en om de twee dagen kreeg je een kuchje uitgereikt, al naar gelang het werk dat je deed. Je had nor maal, zwaar en extra zwaar." „Later, in maart 1945, rukten ook de Russen op en dan kwa men daar bij ons in de buurt vluchtelingen uit Ober-Silezië met huifkarren met van die ma gere paardjes ervoor. Zij waren gevlucht voor de Russen. Toen stroopten ook wij heel de buurt al af. Als je kon, stelen als de ra ven. Want als je honger krijgt, steel je wel om je maag te vul len. We aten soms zure rabar- berstengels, net als een konijn. Maar toen ontmoetten we daar een stuk of vier van die karre tjes en die mensen hadden een soortement Lagertje opgesteld en dat moet je je voorstellen, daar kregen we een brood van. Het was tien weken oud, want die mensen hadden dat dubbel hard gebakken voor ze op de vlucht gingen. En dat was zó 'n brood!" Van Westen duidt met zijn handen de maat van een vierponder aan. „Zo hard als een bikkel en in de nerfjes zag het groen van de schimmel. We moesten daar toch mee in het Lager zien te komen en onder de jas van Van Tiggelen - die had ik ook aan toen we moes ten vluchten voor het luchta larm - dat was een flinke jas, had ik dat brood weggeborgen. We waren met z'n vieren en bij het binnenkomen moesten we onze Ausweis tonen. De andere jongens drongen wat langs me heen en zonder dat ze het be merkten, konden we met het brood binnen komen. We had den moeite om het in stukken te delen, maar een gebakje kan nooit lekkerder smaken als toen dat brood. We hebben het met heel de kamer gedeeld." Het werd hoe langer hoe slech ter, maar toch is Hubrecht ook het minder onaangename niet vergeten. „We maakten on danks de ellende en de narig heid soms nog grappige din gen mee en die vergeet je ook niet. Er was een jongen uit Ar- nemuiden. Jan Dekker was zijn naam, en dan die Hagenaar, Han Buis, dat was - om het eens cru uit te drukken - een vlegel. Jan was een bleu ventje, op z'n Walchers gekleed en hij zat er enkele maanden en hij werd maat met Han Buis, en geef ze de ruimte, ze wisten hoe het moest. Langs het pad waar we van de fabriek naar het Lager gingen, was een hoekje land daar groeiden in het najaar van '43 koolrapen op. Op een avond sprong Jan tje Dekker over de sloot om een koolraap te pakken en net kwam die boer uit een van de bosjes. Hij trok een grote knol uit en Jan kreeg hem midden op zijn rug. Ook zulke dingen vergeet je niet! Later zijn er ook krijgsgevangen Italianen gekomen. Op het laatst van de oorlog is er ook nog een groep, de zogenaamde Bardoleo Italianen, tegen Duits land gaan vechten. Een grote groep van deze mannen is bij ons in de fabriek nog tewerkge steld. Dat was in 1944. Op een keer waren er aardappelen ge stolen van de hopen bij de keu ken. Het Lager werd afgezet, de Grüne Polizei erbij en overal werd huiszoeking gedaan. Toen zagen we uit de barak van de Italianen, toen het donker werd, mannen met zakken naar bui ten komen. En dan stonden er van die luchtbeschermingston- nen voor water, maar die waren voor de vorst omgekeerd en Het echtpaar Van Westen. daar stopten ze de zakken met aardappelen onder. Wij de kans waargenomen, ze waren nog maar goed en wel binnen toen hadden wij die zakken al te pak ken. Die stopten we onder de vloer en tussen het plafond. Bij ons werd niet gezocht, want ze verdachten de Italianen. Maar dan moesten ze nog gekookt worden. Je zag allicht wel een gaatje, want in het washok stond een kachel en dan terwijl er een man of drie, vier op de uitkijk stonden, kookte er één in een emmer van de luchtbe scherming de aardappels. En als ze gaar waren, soms nog maar half gaar, verdeelden we ze onder elkaar. En zodoende had je dan weer wat eten. Het was niet zonder risico, want er werd streng gestraft. In het Lager was een apart La gerwaar Russen waren gehuis vest. Wij konden vrij naar de fa briek en binnen een zekere kring hadden wij nog bewe gingsvrijheid. Ook in Hamburg mochten wij nog komen. Maar de Russen, de Italianen en ook de Franse krijgsgevangenen gingen onder bewaking naar de fabriek. Op een keer hadden en kele van die Russen toch met een luchtalarm kans gezien om buiten het Lager te komen en ze hadden iets gestolen. En op een avond gingen we van de fabriek naar het Lager en wij dachten, wat ligt daar nu toch? Het werd al snel bekend in het Lager, dat waren twee galgen. Ze werden de andere dag op gesteld en al de Russen die in het Lager waren, moesten er bij zijn en de twee dieven werden in tegenwoordigheid van hun vrienden opgehangen. Daar was dus geen pardon voor. Ik herinner me ook nog iets van dat bombardement: Je kon merken dat de inlichtingen dienst niet faalde. Ze kozen het bewuste doel. De krukassenfa- briek waar wij werkten, was geen vitaal doel. Maar het op slagdepot voor het oorlogsma teriaal, dat daar achter lag, juist wel. Wij zijn er na dat bombar dement nog wel eens langs ge lopen. Ongelooflijk, het was een gebouw zo lang als hier de Prins Hendrikstraat. De muren waren over de hele lengte naar binnen geklapt en het dak lag daarover gevouwen. Over dat terrein liep een spoorlijn en in een bocht van het spoor was een bom gevallen en de rail stond in een cirkel naar boven. De schade voor de vijand was groot en de verwoesting op en rond het depot was enorm." Hoe we de zondag doorbrach ten? „In het begin was daar de mogelijkheid nog wel voor in een gebouwtje in het Lager. Er werd gelegenheid gegeven aan degenen die er behoefte aan hadden om bij elkaar te komen. Tot mijn schande moet ik zeg gen dat het bij mij toen niet zo zwaar woog. Ik ben daar ook wel een aantal keren geweest. Een jongen uit Zuid-Beveland, zijn naam weet ik niet meer, las daar dan een predikatie voor. Ik herinner me nog wel veel na men. Van Noord-Beveland was er een Markusse, een Leendert- se en een Steven de Loof. Die Steven de Loof heeft nog niet zo lang geleden naar me ge vraagd bij een vrouw hier op het eind van de straat. Er waren er ook van Zuid-Beveland en Walcheren, ik herinner me een Clement en een Schippers. En daar waren nogal jongens bij die bij de PZEM waren gevor derd, allemaal elektriciëns, die werkten daar ook in de fabriek. Maar toen we later met 24 man op de kamer zaten, we gingen wel goed met elkaar om, maar dan had je niet meer met ieder een een nauw contact. We hebben in het Lager ook wel eens bange ogenblikken meegemaakt Ja, ik weet nog, toen zaten we nog in die eerste barak met die jongens die ik je al genoemd heb, toen met die zware bombardementen op Hamburg. We waren toen alle maal bang dat het mis zou gaan, wie we ook waren. De lichtflitsen van de neervallende bommen drongen door in onze barakken en die de grootste mond hadden, zaten in een hoekje tussen hun kast en de krib hun gebed op te zeggen. Als het er op aankwam waren we allemaal klein, niemand uit gezonderd. Als we bij luchta larm in het land zaten, wanneer die vliegtuigen over kwamen, dan was daar dichtbij een spoorlijn en op die spoorlijn stonden lorries met luchtaf weergeschut. Er werd dan ge schoten en die granaten kwa men soms kort bij ons neer. Je nam dan je deken mee om bo ven je hoofd te houden. Er zijn er wel getroffen, zelfs dodelijk hoor. Maar de meesten die ons in het Lager door de dood zijn ontvallen, waren ziek. Meestal was dat tbc, zelfs toen we al thuis waren las je dat in adver tenties. Door oorlogsgeweld weet ik het maar van een paar. Maar met de bevrijding was de laatste dag ook nog kritiek. Be neden Hamburg had je de Lü- neburger heide en binnen ge- hoorsafstand hoorde je de oorlogshandelingen. Overdag kon je in de verte de verken ningsvliegtuigen boven het front zien vliegen en dat kwam steeds nader, elke dag zag je het dichterbij komen. En toen, op een middag, hoorden we een gesuis en toen vielen de granaten vlak achter het Lager. Toen zijn we ook de schuilkel ders nog ingegaan en dat heeft bij ons gelukkig geen slacht offers geëist. Diezelfde avond kwam de bevrijding voor ons, toen kwamen de tanks binnen rollen. Het was toen een ver schrikkelijke janboel. Vooral de Russen waren door het dolle heen. De zogenaamde kamppo- lizei - die van de bewakings dienst - de meeste waren al ge drost, maar juist de comman dant daarvan namen ze gevan gen. Dan is een mens een beestachtig wezen, dat hebben we meegemaakt. Je moet er een beetje begrip voor opbren gen, want ik heb het verteld dat ze moesten toezien hoe hun maats werden opgehangen en die Russen waren getergd tot en met door die man, toen hij nog de macht had. Maar toen kregen zij de macht. Ze sleep ten hem over straat en schoten in zijn benen en even later sloe gen ze hem met de kolf van een geweer dood en gooiden hem als oud vuil in een sloot." „Wij zaten toen kort bij Rein- bek, ook een plaatsje met een spoorwegstation. Als je naar dat plaatsje ging, kwam je langs een korenmolen en daar maalden ze nog graan, onder andere ook voor varkensmes- terijen. Alles wat los en vast zat, werd toen gestolen. Wij waren er ook weer zo gauw mogelijk bij om een zak meel te bemachtigen. Ik zie daar ook nog een paar Russen bezig in een ren waar die varkens lie pen, ze waren met een paal be zig om een varken dood te slaan. Het werden toen on houdbare toestanden. We kookten meel in het water en iedereen kreeg diarree, je kon niet meer in de toiletten ko men. Als je je verstand niet ge bruikte - het wordt wel eens cru uitgedrukt - op zo'n moment zou je jezelf dood eten. Ik heb me gelukkig met dat eten behoorlijk kunnen beheer sen. Ik weet nog toen we het Lager de rug toe keerden, op de terugweg naar huis, dat we een paar uur moesten lopen om op het verzamelpunt te ko men waar bij een aantal ge bouwen de transporten wer den samengesteld. Dat gebeur de met legerauto's. Deze auto's vervoerden materiaal voor het leger, en als ze leeg waren na men ze de jongens die naar Nederland moesten mee terug. We hebben op de terugweg drie keer moeten overnachten. Na de eerste etappe kwamen we in een kazerne en daar had den ze het eten klaar. Maar de ploeg die ze verwacht hadden, was niet gekomen. Dat was on voorstelbaar, als je dan zolang honger hebt geleden en als dan de kok zegt: „Neem het beste er maar af." We moesten ons daar gewoon inhouden. Van daar vertrokken we in de namiddag, en de nacht daarop hebben we buiten geslapen. Het was toen niet koud en ik had een deken bij me en ook de jas van Van Tiggelen. Daar heb ik totdat ik thuis was ple zier van gehad. Ze zetten de au to 's tegen elkaar, zodat je als het ware een binnenplaatsje kreeg. Er was ook een keuken wagen bij en met benzinebran ders maakten ze daar weer een maaltijd voor ons klaar." Wel eens heimwee naar huis gehad? „Nee, ziek van heim wee ben ik nooit geweest. Maar je verlangde wel naar huis. Ik had in 1941 ook al zes weken in de Wieringermeer vlas getrokken en in 1942 ben ik daar geweest van Pasen tot Sinterklaas. Dan kwamen we om de zes weken van zaterdag tot maandag naar huis, dus ik was al een beetje gewend om zelfstandig te zijn. Nogmaals, je maakte er van wat er van te maken was. Maar de huiselijke sfeer die we thuis hadden, moesten we daar ontberen. Er waren er die drosten (vlucht ten) en ook Van Tiggelen uit Poortvliet en een Bergenaar, die door de wol geverfd was, hebben dat gedaan en die zijn thuis gekomen. Maar bij ande ren lukte het soms niet. Als ze werden gegrepen, zaten ze maanden in een strafkamp. En als ze terugkwamen - dat zeg ik erbij - dan kwamen ze met een kaalgeschoren hoofd en vel over been hier terug in het La ger", aldus Hubrecht van Wes ten. Nog herinneringen? „Een heel oud vrouwtje dat we op een van onze bedeltochten ont moet hebben, van wie we wel eens een boterham kregen. In ruil daarvoor zaagden wij hout voor haar. Ze vertelde dan over haar verlangen naar haar zoon die soldaat was en van wie ze al in lange tijd niets gehoord had. De tijd die we bij haar doorbrachten, deed ons te meer naar huis en naar onze ouders verlangen." „Ja, herinneringen, vooral in de beginperiode, je had dan wel eens plezier, je was im mers met jongens onder el kaar. Er zat bij ons een jongen uit Woensdrecht, Speek heette hij, en die werkte ook in het Lager. Het was een grappige kerel en hij bracht stiekem wel eens wat briketjes mee. Dege ne die daarover moest waken dat was een afgekeurde Belgi sche S.S.'er, een fanatiekeling, het was een smeerlap, Winkler heette hij. En toen Speek op een keer naar huis kwam, zei Winkler tegen hem: „Kom eens hier, haal je zakken eens leeg! Blijkbaar had hij wat ge zien en hij had inderdaad in al lebei zijn zakken een paar bri ketjes. Ik vergeet het nooit, hij lachte zo gemeen naar Winkler en hij trok zijn broekspijpen uit zijn sokken en toen rolden er nog veertien van die kleine briketjes uit zijn broek ook." Na 55 jaar beleeft Hubrecht van Westen aan deze herinne ringen nog duidelijk zijn ple zier. „Na verschillende overnach tingen kwamen we bij Ensche de over de grens, waar we werden ondergebracht in een leegstaande fabriek. We kre gen daar weer te eten en vo lop karnemelk. We werden ontluisd, mochten ons dou chen en we werden daar ook nog onderworpen aan een medisch onderzoek. De andere morgen stapten we bijtijds in legervoertuigen en in één ruk voerde de tocht naar 's-Herto- genbosch. Onderweg zagen we de vernielingen die de oor log teweeg had gebracht. Van uit Den Bosch konden we toen al met de trein naar Bergen op Zoom. Met een jongen waar mee ik samen had gereisd, kwamen we toen op eigen ge legenheid in Steenbergen. Daar hebben we bij familie van die jongen geslapen. De morgen daarop ben ik lopend en liftend in Flupland aange komen. Na bijna twee jaar van huis te zijn geweest was onze thuiskomst en ontmoeting met ouders en familieleden aan doenlijk en onvergetelijk. Veel zou ik hier nog aan toe kunnen voegen, veel herinneringen komen dan weer terug. We mogen toch wel met dank baarheid terugkijken op het feit dat alle jongens uit Flup land mochten terugkeren." Van Westen wil tot besluit nog graag enkele dingen noemen: „Ik denk nog met weemoed aan Kees Pannekoek, waar mee ik in dezelfde hal werkte en aan wie ik zulke goede her inneringen had. Kees was een ernstige jongen die de vreze Gods in zijn handel en wandel uitdrukte. Begin 1944 werd hij afgekeurd en mocht naar huis en op 1 januari 1945 is hij aan zijn ziekte overleden. De oor log verruwt een mens boven mate. We hebben gezien dat een gevangen genomen pi loot in koelen bloede werd neergeschoten door soldaten die hem moesten bewaken. Na de bevrijding werd het hoofd van de kamppolizei die te laat de vlucht nam, door Russische dwangarbeiders als een beest afgeslacht. Er zijn toen verschillende jongens aan de ontberingen overle den, doch wij zijn gespaard gebleven. Tenslotte wil ik hier dit graag aan toevoegen. Wij zijn won derlijk bewaard gebleven. Niet beter of waardiger dan de ve len die in het oorlogsgeweld zijn omgekomen. Alleen de Heere, in wiens hand ons lot en leven is, komt daar de dank voor toe", besluit Hubrecht van Westen. Bel uw adviseur P. Pietjouw, telefoon 06-53429168, Markt 23, 4695 CG Sint-Maartensdijk. Advertentie I.M.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2002 | | pagina 5