'Als vreemden aan de
deur, als bekenden weg'
'De bevrijding kwam en
toen was het een janboel'
Contact met gasten staat in Smurdiekse B&B voorop
Gastvrij
Sint-Philipslanders voor arbeidsdienst in Duitsland 1943-1945
van iïloute
Donderdag 18 juli 2002
EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
5
Vaderland
Per ongeluk
Voor de toerist is het soms even zoeken. Bij de entree
van Sint-Maartensdijk is de Blauwstraat niet ingetekend
op de plattegrond. Ook het straatnaambordje gaat ver
scholen achter een hoop groen. Voor wie zich telefonisch
heeft aangemeld bij Bed Breakfast Van der Linden is
het geen probleem. Loes en Tjeu Van der Linden hebben
altijd een goede richtingwijzer bij de hand. „Het is vlak
bij de Spar, zeggen we dan. Zo weten de gasten ons altijd
te vinden."
Gratis koffie of thee
„We waren nog maar kort in Glinde toen we ai
werden geconfronteerd met de verschrikkingen
van de oorlog. Enkele weken nadat we daar wa
ren aangekomen, voerden de geallieerden al
zware bombardementen uit op Hamburg. Het is
onvoorstelbaar welk een verwoestingen daar
door werden aangericht. De fabriek waar wij
werkten, bleef nog gespaard en wij werden be
waard." Aan het woord is de 77-jarige Hubrecht
van Westen, die als enige van de drie jongens
die op 16 juli 1943 op transport werden gesteld
en te Glinde bij Hamburg aankwamen, nog in le
ven is. Hij vervolgt zijn verhaal waarvan we een
deel al eerder publiceerden,
door J. Kempeneers
Russen
Granaten
Drie overnachtingen
Bri ketjes
Een breed scala aan zonneschermen,
rolluiken en sereens!
interieurs
Ooit liepen ze per ongeluk de Blauwstraat in Sint-Maartensdijk in, en nu hebben Loes en Tjeu er hun B&B Van der Linden.
nodig is, wordt er echter net zo een ander kamertje, zegt Tjeu. ven ook echt niet op hun kamer te zijn. Het gezellig samenzijn staat
makkelijk geïmproviseerd. De ech- „Zelf slaap ik dan op de bank be- blijven.We vragen ze altijd bene- voorop."
telijke slaapkamer wordt desnoods neden. Ik heb daar totaal geen den. 's Avonds maken we dan, sa- Hoog tijd om de gast van de krant
gastruimte. Loes wijkt in zo'n ge- moeite mee. We behandelen onze men met de gasten, een flesje wijn de kamer te laten zien. Het in de ja-
val uit naar een eenpersoons bed in gasten alsof het familie is. Ze hoe- open. Het hoeft geen dure fles te ren zeventig van de vorige eeuw
gebouwde huis is door Loes en
Tjeu gezellig aangekleed met aller
lei spulletjes uit hun verzamelin
gen. Bric brac die het huis karak
ter geeft. Voor oudere Smurdieke-
naars is het sowieso historische bo
dem. Hier ergens moet de schuur
van molenaar Robbe gestaan heb
ben. De Ark, het rijtje arbeiders
huisjes, heeft plaats gemaakt voor
de uitbreiding van wat nu nog het
gemeentehuis is. Vroeger moet
hier, behalve het meel van Robbe,
ook het zoute water van de haven te
ruiken zijn geweest. De gastenka
mer biedt uitzicht op een tuin met
bloeiende vlinderstruik. Aan de
muur Onze Lieve Vrouw van Eeu
wigdurende Bijstand. Een foto van
de Romeinse brug in Maastricht,
zeventig jaar geleden genomen uit
het ouderlijk huis van Tjeu. Boe-
rentaferelen. Een religieuze afbeel
ding die Loes en Tjeu ooit bij het
grof vuil in Zwitserland vonden.
En een bureau uit een tijd van voor
bij. „Een jaar of vijftig oud", ver
telt Loes. „Ooit gekocht van mijn
eerste tantième, bij De Bijenkorf in
Amsterdam. Meubels hebben een
verhaal. Ze geven een huis cachet."
Beneden wordt het gesprek voortge
zet. Aan de ontbijttafel waar de gas
ten 's ochtends een keur aan lekkere
broodjes voorgezet krijgen. Het
armzalig stukje witbrood met jam
en een bak lauwe koffie is hier ta
boe. Warme croissants, roggebrood,
vers sinaasappelsap, kaas, worst,
een gebakken ei, bijna alles is in
B&B Van der Linden mogelijk.
Loes heeft een even simpel als mooi
adagium. „Ik zet de gasten graag
voor wat ik zelf ook zou willen krij
gen." Het ontbijt serveren is voor
Loes een speciaal moment in de
dag. „De gasten weten het zelf niet,
maar ik gebruik elke dag een ander
soort serviesgoed. Ik ben een verza
melaarster. Wel altijd mooi porse
lein. Op deze manier komt het alle
maal nog eens de kast uit."
Loes en Tjeu hebben zelf, net als de
fietsers en wandelaars die bij hen
aankloppen, ook een hele weg afge
legd. Loes werkte als secretaresse
en vertaalster op een handelskan
toor. In 1959 vertrok ze naar Zwit
serland, naar Basel. Haar Duits is
bijna perfect. Ook het Zwitsers-
Duits kreeg ze vlot onder de knie. In
Zwitserland ontmoette ze Eindho-
venaar Tjeu van der Linden. Keeper
in het betaalde voetbal bij PSV. Hij
speelde nog samen met het beroem
de kanon Coen Dillen. Mooie tijden
waren dat. „Ik werkte als gereed
schapsmaker bij Philips. Al voor de
invoering van het betaalde voetbal
hadden wij het goed. Als voetballer
kreeg je wel eens een radio toege
stopt. Altijd sloffen sigaretten op de
massagetafel. Zaken die je makke
lijk kon verhandelen. Vanaf 1954
werden we officieel betaald en ook
in de fabriek liep ons salaris door.
De oude Frits Philips kwam elke
zondag kijken en stapte altijd de
kleedkamer binnen, een heel aardi
ge vent."
Loes en Tjeu trouwden in Zwitser
land. Via Sint-Pancras en Amster
dam verzeilde het echtpaar na hun
pensionering in Spanje. Na een jaar
Benidorm trokken zij naar een rus
tig dorpje in de buurt van de be
roemde badplaats. Drie jaar lang
woonden zij daar. Duizend vierkan
te meter grond, zwembad, palmen,
alles erop en eraan. Toch wisselden
zij dat paradijs in voor de Blauw
straat in Smurdiek. Tjeu en Loes
hebben er geen moment spijt van
gehad. „Je wordt ouder en je wilt
dan toch weer je plaatsje in het va
derland vinden. We hadden ook zo
veel van Spanje gezien. We waren
er een beetje uitgekeken. We hadden
goede kennissen in Putte en zo kwa
men we in deze regio terecht. Op
een keer liepen we door Sint-Maar
tensdijk en liepen we per ongeluk
de Blauwstraat in. We waren een
beetje verdwaald en zagen ineens
dit huis te koop staan. Het lijkt toe
val, maar daar geloven wij niet in.
Alles heeft een zin en een bestem
ming in het leven. We hebben het
getroffen in Tholen. Ook de gasten
zijn altijd bijzonder tevreden. Ze
slapen hier als een roos, zeggen ze.
Ze prijzen de rust. Voor ons is het
een voordeel dat we ook ergens an
ders geweest zijn. De waarde van
het contact met anderen neemt er
door toe."
f -v VVV-informatrice Anita de Boer
f - /cr\ hoorden tot de kennissenkring en
van het een kwam het ander. Na
een rustige aanloop in 2000 werden
vorig jaar in de Smurdiekse Bed
Breakfast in totaal 43 overnachtin
gen geboekt. Dit seizoen werden
de twee beschikbare kamers al
ruim 50 maal verhuurd. Het echt
paar rekent in principe 20 euro per
persoon voor een overnachting.
Wie langer blijft, betaalt minder.
Financieel gewin is echter niet de
drijfveer van hun B&B, benadrukt
Loes. „Het gaat om het contact met
de mensen. Ik kwebbel graag. Het
is elke keer weer spannend hoe het
zal gaan. Mensen komen als
vreemden aan de deur en gaan als
bekenden weg. Het klikt bijna al
tijd."
In de loop van de tijd hebben ze al
lerlei mensen en nationaliteiten
over de vloer gehad. Fietsers die
het Rondje Pontje doen, of heel
Nederland op het rijwiel doorkrui
sen. Wandelaars. Een Italiaans stel
dat op een grote motor door Europa
trok. Genealogen die in het ge
meentearchief op zoek zijn naar
hun voorouders. Hengelaars. Zo
veel mensen, zoveel verhalen. Wie
aan het eind van de middag de
Smurdiekse B&B binnenstapt,
krijgt automatisch gratis koffie of
thee. Een kwestie van gastvrijheid,
vinden Loes en Tjeu. Soms kan de
traditionele high tea uitlopen. „We
hebben een keer Limburgse gasten
gehad. Bij hen duurde het drie uur
voor ze hun kamer zagen. Iedereen
vindt het hier gezellig. Slechte er
varingen hebben we eigenlijk
nooit."
B&B Van der Linden kan in princi
pe vier gasten herbergen. Als het
Op Tholen is het nog een rela
tiefonbekend begrip. Particu
lieren die een deel van hun
huis verhuren aan de toerist
of de toevallige passant. Gast
vrijheid is voor hen belangrij
ker dan de vergoeding die er
tegenover staat. In de komen
de weken worden ze in beeld
gebracht.
Voor het derde achtereenvolgende
jaar verhuren Loes en Tjeu in het
hartje van Smurdiek kamers aan
toeristen. Ook wie voor een werk
gever enkele dagen op het eiland
moet zijn, vindt bij hen een gastvrij
onthaal. Op Tholen is het uit Enge
land overgewaaide Bed Break
fast nog een betrekkelijk nieuw
fenomeen. Voor het echtpaar Van
der Linden is het echter gesneden
koek. Vroeger in het Noord-Hol
landse Sint-Pancras verhuurden zij
als particulier reeds kamers aan
toeristen. Met de kaasmarkt van
Alkmaar en het strand van Bergen
in de buurt was er aan vraag geen
gebrek. Na veel omzwervingen
streken Loes (70) en Tjeu (77) en
kele jaren geleden in de smalstad
neer. De ouders van de Thoolse
De ontberingen die de jongens
daarna meemaakten, werden
met de dag zwaarder. Het ver
schil met de jongens die op een
boerderij tewerkgesteld waren,
was aanzienlijk. Van Westen
vertelt hierover: „We hebben
de tijd die toen volgde ver
schrikkelijke honger en armoe
de geleden. Pakjes kregen we
niet meer, omdat Zeeland in
middels bevrijd was en er dus
geen postverkeer met Duits
land meer mogelijk was. Er zijn
toen verschillende jongens aan
de ontberingen overleden,
doch wij zijn gespaard geble
ven. Als ik me goed herinner -
want wat ik als aantekeningen
bewaard had, is met de Ramp
op 1 februari 1953 verloren ge
gaan - was het in de tweede
helft van april dat de frontlinie
steeds dichterbij kwam. In onze
barak die in vlammen was op
gegaan, waren verblijven voor
12 tot 14 personen. En waar we
daarna werden gehuisvest, la
gen we met 24 personen. De in
timiteit was daar minder. Hoe
langer het duurde, hoe slechter
het werd. Ook de rantsoenen
werden kleiner. Alles werd
schaarser. Als je op de fabriek
was, als je de dag had, dan
kreeg je op de fabriek warm
eten en daar was het nog wel
iets beter dan in het Lager. Had
je de nacht of de middag, dan
moest je in het Lager warm
eten. Op de middag kreeg je
warm eten, meestal koolsoep.
Soms kreeg je een paar aardap
pelen in de schil en dan was je
erg blij, want dan had je wat
vast voedsel. Soms kreeg je
ook pap, er dreef iets glazigs
door en dat moest dan pap ver
beelden. 's Avonds kreeg je dan
nog wat watersoep en om de
twee dagen kreeg je een kuchje
uitgereikt, al naar gelang het
werk dat je deed. Je had nor
maal, zwaar en extra zwaar."
„Later, in maart 1945, rukten
ook de Russen op en dan kwa
men daar bij ons in de buurt
vluchtelingen uit Ober-Silezië
met huifkarren met van die ma
gere paardjes ervoor. Zij waren
gevlucht voor de Russen. Toen
stroopten ook wij heel de buurt
al af. Als je kon, stelen als de ra
ven. Want als je honger krijgt,
steel je wel om je maag te vul
len. We aten soms zure rabar-
berstengels, net als een konijn.
Maar toen ontmoetten we daar
een stuk of vier van die karre
tjes en die mensen hadden een
soortement Lagertje opgesteld
en dat moet je je voorstellen,
daar kregen we een brood van.
Het was tien weken oud, want
die mensen hadden dat dubbel
hard gebakken voor ze op de
vlucht gingen. En dat was zó 'n
brood!" Van Westen duidt met
zijn handen de maat van een
vierponder aan. „Zo hard als
een bikkel en in de nerfjes zag
het groen van de schimmel. We
moesten daar toch mee in het
Lager zien te komen en onder
de jas van Van Tiggelen - die
had ik ook aan toen we moes
ten vluchten voor het luchta
larm - dat was een flinke jas,
had ik dat brood weggeborgen.
We waren met z'n vieren en bij
het binnenkomen moesten we
onze Ausweis tonen. De andere
jongens drongen wat langs me
heen en zonder dat ze het be
merkten, konden we met het
brood binnen komen. We had
den moeite om het in stukken
te delen, maar een gebakje kan
nooit lekkerder smaken als toen
dat brood. We hebben het met
heel de kamer gedeeld."
Het werd hoe langer hoe slech
ter, maar toch is Hubrecht ook
het minder onaangename niet
vergeten. „We maakten on
danks de ellende en de narig
heid soms nog grappige din
gen mee en die vergeet je ook
niet. Er was een jongen uit Ar-
nemuiden. Jan Dekker was zijn
naam, en dan die Hagenaar,
Han Buis, dat was - om het
eens cru uit te drukken - een
vlegel. Jan was een bleu ventje,
op z'n Walchers gekleed en hij
zat er enkele maanden en hij
werd maat met Han Buis, en
geef ze de ruimte, ze wisten
hoe het moest. Langs het pad
waar we van de fabriek naar
het Lager gingen, was een
hoekje land daar groeiden in
het najaar van '43 koolrapen
op. Op een avond sprong Jan
tje Dekker over de sloot om een
koolraap te pakken en net
kwam die boer uit een van de
bosjes. Hij trok een grote knol
uit en Jan kreeg hem midden
op zijn rug. Ook zulke dingen
vergeet je niet!
Later zijn er ook krijgsgevangen
Italianen gekomen. Op het
laatst van de oorlog is er ook
nog een groep, de zogenaamde
Bardoleo Italianen, tegen Duits
land gaan vechten. Een grote
groep van deze mannen is bij
ons in de fabriek nog tewerkge
steld. Dat was in 1944. Op een
keer waren er aardappelen ge
stolen van de hopen bij de keu
ken. Het Lager werd afgezet, de
Grüne Polizei erbij en overal
werd huiszoeking gedaan. Toen
zagen we uit de barak van de
Italianen, toen het donker werd,
mannen met zakken naar bui
ten komen. En dan stonden er
van die luchtbeschermingston-
nen voor water, maar die waren
voor de vorst omgekeerd en
Het echtpaar Van Westen.
daar stopten ze de zakken met
aardappelen onder. Wij de kans
waargenomen, ze waren nog
maar goed en wel binnen toen
hadden wij die zakken al te pak
ken. Die stopten we onder de
vloer en tussen het plafond. Bij
ons werd niet gezocht, want ze
verdachten de Italianen. Maar
dan moesten ze nog gekookt
worden. Je zag allicht wel een
gaatje, want in het washok
stond een kachel en dan terwijl
er een man of drie, vier op de
uitkijk stonden, kookte er één in
een emmer van de luchtbe
scherming de aardappels. En
als ze gaar waren, soms nog
maar half gaar, verdeelden we
ze onder elkaar. En zodoende
had je dan weer wat eten. Het
was niet zonder risico, want er
werd streng gestraft.
In het Lager was een apart La
gerwaar Russen waren gehuis
vest. Wij konden vrij naar de fa
briek en binnen een zekere
kring hadden wij nog bewe
gingsvrijheid. Ook in Hamburg
mochten wij nog komen. Maar
de Russen, de Italianen en ook
de Franse krijgsgevangenen
gingen onder bewaking naar de
fabriek. Op een keer hadden en
kele van die Russen toch met
een luchtalarm kans gezien om
buiten het Lager te komen en
ze hadden iets gestolen. En op
een avond gingen we van de
fabriek naar het Lager en wij
dachten, wat ligt daar nu toch?
Het werd al snel bekend in het
Lager, dat waren twee galgen.
Ze werden de andere dag op
gesteld en al de Russen die in
het Lager waren, moesten er bij
zijn en de twee dieven werden
in tegenwoordigheid van hun
vrienden opgehangen. Daar
was dus geen pardon voor.
Ik herinner me ook nog iets van
dat bombardement: Je kon
merken dat de inlichtingen
dienst niet faalde. Ze kozen het
bewuste doel. De krukassenfa-
briek waar wij werkten, was
geen vitaal doel. Maar het op
slagdepot voor het oorlogsma
teriaal, dat daar achter lag, juist
wel. Wij zijn er na dat bombar
dement nog wel eens langs ge
lopen. Ongelooflijk, het was
een gebouw zo lang als hier de
Prins Hendrikstraat. De muren
waren over de hele lengte naar
binnen geklapt en het dak lag
daarover gevouwen. Over dat
terrein liep een spoorlijn en in
een bocht van het spoor was
een bom gevallen en de rail
stond in een cirkel naar boven.
De schade voor de vijand was
groot en de verwoesting op en
rond het depot was enorm."
Hoe we de zondag doorbrach
ten? „In het begin was daar de
mogelijkheid nog wel voor in
een gebouwtje in het Lager. Er
werd gelegenheid gegeven aan
degenen die er behoefte aan
hadden om bij elkaar te komen.
Tot mijn schande moet ik zeg
gen dat het bij mij toen niet zo
zwaar woog. Ik ben daar ook
wel een aantal keren geweest.
Een jongen uit Zuid-Beveland,
zijn naam weet ik niet meer, las
daar dan een predikatie voor. Ik
herinner me nog wel veel na
men. Van Noord-Beveland was
er een Markusse, een Leendert-
se en een Steven de Loof. Die
Steven de Loof heeft nog niet
zo lang geleden naar me ge
vraagd bij een vrouw hier op
het eind van de straat. Er waren
er ook van Zuid-Beveland en
Walcheren, ik herinner me een
Clement en een Schippers. En
daar waren nogal jongens bij
die bij de PZEM waren gevor
derd, allemaal elektriciëns, die
werkten daar ook in de fabriek.
Maar toen we later met 24 man
op de kamer zaten, we gingen
wel goed met elkaar om, maar
dan had je niet meer met ieder
een een nauw contact.
We hebben in het Lager ook
wel eens bange ogenblikken
meegemaakt Ja, ik weet nog,
toen zaten we nog in die eerste
barak met die jongens die ik je
al genoemd heb, toen met die
zware bombardementen op
Hamburg. We waren toen alle
maal bang dat het mis zou
gaan, wie we ook waren. De
lichtflitsen van de neervallende
bommen drongen door in onze
barakken en die de grootste
mond hadden, zaten in een
hoekje tussen hun kast en de
krib hun gebed op te zeggen.
Als het er op aankwam waren
we allemaal klein, niemand uit
gezonderd. Als we bij luchta
larm in het land zaten, wanneer
die vliegtuigen over kwamen,
dan was daar dichtbij een
spoorlijn en op die spoorlijn
stonden lorries met luchtaf
weergeschut. Er werd dan ge
schoten en die granaten kwa
men soms kort bij ons neer. Je
nam dan je deken mee om bo
ven je hoofd te houden. Er zijn
er wel getroffen, zelfs dodelijk
hoor. Maar de meesten die ons
in het Lager door de dood zijn
ontvallen, waren ziek. Meestal
was dat tbc, zelfs toen we al
thuis waren las je dat in adver
tenties. Door oorlogsgeweld
weet ik het maar van een paar.
Maar met de bevrijding was de
laatste dag ook nog kritiek. Be
neden Hamburg had je de Lü-
neburger heide en binnen ge-
hoorsafstand hoorde je de
oorlogshandelingen. Overdag
kon je in de verte de verken
ningsvliegtuigen boven het
front zien vliegen en dat kwam
steeds nader, elke dag zag je
het dichterbij komen. En toen,
op een middag, hoorden we
een gesuis en toen vielen de
granaten vlak achter het Lager.
Toen zijn we ook de schuilkel
ders nog ingegaan en dat heeft
bij ons gelukkig geen slacht
offers geëist. Diezelfde avond
kwam de bevrijding voor ons,
toen kwamen de tanks binnen
rollen. Het was toen een ver
schrikkelijke janboel. Vooral de
Russen waren door het dolle
heen. De zogenaamde kamppo-
lizei - die van de bewakings
dienst - de meeste waren al ge
drost, maar juist de comman
dant daarvan namen ze gevan
gen. Dan is een mens een
beestachtig wezen, dat hebben
we meegemaakt. Je moet er
een beetje begrip voor opbren
gen, want ik heb het verteld dat
ze moesten toezien hoe hun
maats werden opgehangen en
die Russen waren getergd tot
en met door die man, toen hij
nog de macht had. Maar toen
kregen zij de macht. Ze sleep
ten hem over straat en schoten
in zijn benen en even later sloe
gen ze hem met de kolf van een
geweer dood en gooiden hem
als oud vuil in een sloot."
„Wij zaten toen kort bij Rein-
bek, ook een plaatsje met een
spoorwegstation. Als je naar
dat plaatsje ging, kwam je
langs een korenmolen en daar
maalden ze nog graan, onder
andere ook voor varkensmes-
terijen. Alles wat los en vast
zat, werd toen gestolen. Wij
waren er ook weer zo gauw
mogelijk bij om een zak meel te
bemachtigen. Ik zie daar ook
nog een paar Russen bezig in
een ren waar die varkens lie
pen, ze waren met een paal be
zig om een varken dood te
slaan. Het werden toen on
houdbare toestanden. We
kookten meel in het water en
iedereen kreeg diarree, je kon
niet meer in de toiletten ko
men. Als je je verstand niet ge
bruikte - het wordt wel eens cru
uitgedrukt - op zo'n moment
zou je jezelf dood eten.
Ik heb me gelukkig met dat
eten behoorlijk kunnen beheer
sen. Ik weet nog toen we het
Lager de rug toe keerden, op
de terugweg naar huis, dat we
een paar uur moesten lopen
om op het verzamelpunt te ko
men waar bij een aantal ge
bouwen de transporten wer
den samengesteld. Dat gebeur
de met legerauto's. Deze auto's
vervoerden materiaal voor het
leger, en als ze leeg waren na
men ze de jongens die naar
Nederland moesten mee terug.
We hebben op de terugweg
drie keer moeten overnachten.
Na de eerste etappe kwamen
we in een kazerne en daar had
den ze het eten klaar. Maar de
ploeg die ze verwacht hadden,
was niet gekomen. Dat was on
voorstelbaar, als je dan zolang
honger hebt geleden en als
dan de kok zegt: „Neem het
beste er maar af." We moesten
ons daar gewoon inhouden.
Van daar vertrokken we in de
namiddag, en de nacht daarop
hebben we buiten geslapen.
Het was toen niet koud en ik
had een deken bij me en ook
de jas van Van Tiggelen. Daar
heb ik totdat ik thuis was ple
zier van gehad. Ze zetten de au
to 's tegen elkaar, zodat je als
het ware een binnenplaatsje
kreeg. Er was ook een keuken
wagen bij en met benzinebran
ders maakten ze daar weer een
maaltijd voor ons klaar."
Wel eens heimwee naar huis
gehad? „Nee, ziek van heim
wee ben ik nooit geweest.
Maar je verlangde wel naar
huis. Ik had in 1941 ook al zes
weken in de Wieringermeer
vlas getrokken en in 1942 ben
ik daar geweest van Pasen tot
Sinterklaas. Dan kwamen we
om de zes weken van zaterdag
tot maandag naar huis, dus ik
was al een beetje gewend om
zelfstandig te zijn. Nogmaals,
je maakte er van wat er van te
maken was. Maar de huiselijke
sfeer die we thuis hadden,
moesten we daar ontberen.
Er waren er die drosten (vlucht
ten) en ook Van Tiggelen uit
Poortvliet en een Bergenaar,
die door de wol geverfd was,
hebben dat gedaan en die zijn
thuis gekomen. Maar bij ande
ren lukte het soms niet. Als ze
werden gegrepen, zaten ze
maanden in een strafkamp. En
als ze terugkwamen - dat zeg ik
erbij - dan kwamen ze met een
kaalgeschoren hoofd en vel
over been hier terug in het La
ger", aldus Hubrecht van Wes
ten.
Nog herinneringen? „Een heel
oud vrouwtje dat we op een
van onze bedeltochten ont
moet hebben, van wie we wel
eens een boterham kregen. In
ruil daarvoor zaagden wij hout
voor haar. Ze vertelde dan over
haar verlangen naar haar zoon
die soldaat was en van wie ze
al in lange tijd niets gehoord
had. De tijd die we bij haar
doorbrachten, deed ons te
meer naar huis en naar onze
ouders verlangen."
„Ja, herinneringen, vooral in
de beginperiode, je had dan
wel eens plezier, je was im
mers met jongens onder el
kaar. Er zat bij ons een jongen
uit Woensdrecht, Speek heette
hij, en die werkte ook in het
Lager. Het was een grappige
kerel en hij bracht stiekem wel
eens wat briketjes mee. Dege
ne die daarover moest waken
dat was een afgekeurde Belgi
sche S.S.'er, een fanatiekeling,
het was een smeerlap, Winkler
heette hij. En toen Speek op
een keer naar huis kwam, zei
Winkler tegen hem: „Kom
eens hier, haal je zakken eens
leeg! Blijkbaar had hij wat ge
zien en hij had inderdaad in al
lebei zijn zakken een paar bri
ketjes. Ik vergeet het nooit, hij
lachte zo gemeen naar Winkler
en hij trok zijn broekspijpen uit
zijn sokken en toen rolden er
nog veertien van die kleine
briketjes uit zijn broek ook."
Na 55 jaar beleeft Hubrecht
van Westen aan deze herinne
ringen nog duidelijk zijn ple
zier.
„Na verschillende overnach
tingen kwamen we bij Ensche
de over de grens, waar we
werden ondergebracht in een
leegstaande fabriek. We kre
gen daar weer te eten en vo
lop karnemelk. We werden
ontluisd, mochten ons dou
chen en we werden daar ook
nog onderworpen aan een
medisch onderzoek. De andere
morgen stapten we bijtijds in
legervoertuigen en in één ruk
voerde de tocht naar 's-Herto-
genbosch. Onderweg zagen
we de vernielingen die de oor
log teweeg had gebracht. Van
uit Den Bosch konden we toen
al met de trein naar Bergen op
Zoom. Met een jongen waar
mee ik samen had gereisd,
kwamen we toen op eigen ge
legenheid in Steenbergen.
Daar hebben we bij familie
van die jongen geslapen. De
morgen daarop ben ik lopend
en liftend in Flupland aange
komen. Na bijna twee jaar van
huis te zijn geweest was onze
thuiskomst en ontmoeting met
ouders en familieleden aan
doenlijk en onvergetelijk. Veel
zou ik hier nog aan toe kunnen
voegen, veel herinneringen
komen dan weer terug. We
mogen toch wel met dank
baarheid terugkijken op het
feit dat alle jongens uit Flup
land mochten terugkeren."
Van Westen wil tot besluit nog
graag enkele dingen noemen:
„Ik denk nog met weemoed
aan Kees Pannekoek, waar
mee ik in dezelfde hal werkte
en aan wie ik zulke goede her
inneringen had. Kees was een
ernstige jongen die de vreze
Gods in zijn handel en wandel
uitdrukte. Begin 1944 werd hij
afgekeurd en mocht naar huis
en op 1 januari 1945 is hij aan
zijn ziekte overleden. De oor
log verruwt een mens boven
mate. We hebben gezien dat
een gevangen genomen pi
loot in koelen bloede werd
neergeschoten door soldaten
die hem moesten bewaken.
Na de bevrijding werd het
hoofd van de kamppolizei die
te laat de vlucht nam, door
Russische dwangarbeiders als
een beest afgeslacht. Er zijn
toen verschillende jongens
aan de ontberingen overle
den, doch wij zijn gespaard
gebleven.
Tenslotte wil ik hier dit graag
aan toevoegen. Wij zijn won
derlijk bewaard gebleven. Niet
beter of waardiger dan de ve
len die in het oorlogsgeweld
zijn omgekomen. Alleen de
Heere, in wiens hand ons lot
en leven is, komt daar de dank
voor toe", besluit Hubrecht
van Westen.
Bel uw adviseur P. Pietjouw, telefoon 06-53429168,
Markt 23, 4695 CG Sint-Maartensdijk.
Advertentie I.M.