'Een bombardement? Alsof ze
handenvol sigaren dropten'
Maiüjj&ai
Tholenaren werken week aan
opknappen vervallen woonhuis
Sint-Philipslanders voor arbeidsdienst in Duitsland 1943-1945
Actie Hulp Roemenië tien jaar actiefin Salard en omgeving
Donderdag 4 juli 2UU2
„We waren nog maar kort in Glinde toen we al
werden geconfronteerd met de verschrikkingen
van de oorlog. Enkele weken nadat we daar wa
ren aangekomen, voerden de geallieerden al
zware bombardementen uit op Hamburg. Het is
onvoorstelbaar welk een verwoestingen daar
door werden aangericht. De fabriek waar wij
werkten, bleef nog gespaard en wij werden be
waard." Aan het woord is de 77-jarige Hubrecht
van Westen, die als enige van de drie jongens die
op 16 juli 1943 op transport werden gesteld en te
Glinde bij Hamburg aankwamen, nog in leven is.
door J. Kempeneers
Grüne Polizei
Pakjes uit Zeeland
Krukassen
Fanatiekeling
Houtwalletjes
„Het kostje gewoon geld, maar we doen het graag." Jan
Wesdorp uit Sint-Annaland, Jo Quist uit Stavenisse en
Paul Luijks uit Halsteren zijn een week naar Roemenië
geweest om er een vervallen woning van een arm gezin
op te knappen. „We troffen er een troosteloze toestand
aan. Het leven is er, zoals het hier tachtig jaar geleden
was." In Salard en omgeving, in Transsylvanië, is de Ac
tie Hulp Roemenië van de familie Noom uit Scherpenis-
se inmiddels tien jaar actief. Het bejaardentehuis Filadel-
fia - één van de gesteunde objecten - heeft de
hulpverleners uitgenodigd om het tweede lustrum in sep
tember mee te vieren.
Druppel
Armen alsmaar armer
Kleurplaten
JtiLiNDKACHTBOÜE, DE ÏHOÜLSE COURANT
Hubrecht van Westen, hier met zijn vrouw, is de enige van drie op transport gestelde Sint-Philipslanders die nog in leven is.
„Het was in de lente van 1943
toen de Duitsers als bezetten
de macht jongens gingen vor
deren om in Duitsland te werk
gesteld te worden. Er waren er
aj enkele uit onze gemeente
vertrokken, toen ook wij via
het arbeidsbureau een oproep
kregen om ons te melden.
Mijn werkgever, landbouwer
J. van Gastel uit de Prins
Hendrikpolder, deed alle moei
te om vrijstelling voor mij te
krijgen. We zijn nog samen
naar de voedselcommissaris
geweest die over de landbouw
ging, en Van Gastel zei dat ik
onmisbaar was voor zijn be
drijf. In het begin werd er aan
jongens van die lichting nog
weieens vrijstelling verleend.
Maar als er in de regio 250 van
een bepaalde leeftijd waren en
ze hadden er 200 nodig dan
had je kans, als je vroeg was,
dat je vrijstelling kreeg. Maar
toen ik daar kwam, was het
aantal vrijstellingen al weg. Je
kon praten wat je wou, daar
Kielp geen moedertje lief aan,
je moest naar Duitsland. Dus
de poging die Van Gastel voor
me deed was tevergeefs. Het
verzoek werd niet ingewilligd,
we moesten weg om de ge
mobiliseerde Duitse mannen
te gaan vervangen", vertelt
Van Westen.
„Voor we weg moesten, kre
gen we eerst, ik meen van in
Steenbergen waar toen nog
een arbeidsbureau aan de
Kruispoort was, een keuring,
die overigens niets voorstelde.
Kort daarop kwam de oproep
om ons in Bergen op Zoom te
melden. Van onderduiken was
toen nog geen sprake. Deden
we dat wel, dan was er het
dreigement dat onze ouders
en familieleden zouden wor
den gearresteerd. Dus alleen
die gedachte weerhield ons
daar al van, hoezeer je er ook
tegenop zag en hoe zwaar het
voor onze ouders ook was."
Wat Hubrecht van Westen hier
De jonge Hubrecht van Westen.
vertelt, hoorden we eerder ook
van Piet Allewijn. Ook hij ging
als medisch student in een zie
kenhuis van de vijand werken
na de bedreiging dat zijn ou
ders zouden worden opge
pakt.
„Op 16 juli 1943 werden we
per trein op transport gesteld
naar Duitsland. We gingen
met de tram naar Steenbergen
en vervolgens naar Bergen op
Zoom waar we ons op het sta
tion moesten melden. Daar
moesten we langs een post en
werden onze namen gecontro
leerd of we er allemaal waren.
Die trein kwam toen al uit Zee
land, want daar zaten ook jon
gens uit Walcheren en Zuid
en Noord-Beveland in. Het
was dus een transport uit Zee
land, en ook van het eiland
Tholen waren er die gelijk met
ons moesten vertrekken."
Of er een thuisfront was van
de gemeente of de kerk? „Nee,
enkel van familie kreeg ik wel
eens een pakje toegestuurd.
En van Neel van mui Jane
Faasse, ze leeft niet meer, daar
heb ik wel eens een paar keer
een pakje van gehad met een
heel hartelijk briefje. Voor de
rest had elk gezin zijn eigen
zorgen, want er, waren er heel
wat die een zoon in Duitsland
tewerkgesteld hadden. Bij
Gronau gingen we de grens
over. We mochten daar even
de trein uit en we kregen daar
ook iets te eten. Het was op
die plaats dat we voor het
eerst kennis maakten met de
Grüne Polizei. Omdat we ons
als groep zogenaamd provo
cerend hadden gedragen toen
een overste koffers die in de
weg stonden in een put smeet.
Het liep met een geweldige
scheldkanonnade af. De vol
gende dag kwamen we in
Sleeswijk-Holstein aan. In een
doorgangskamp moesten we
ons verzamelen en daar werd
de groep geselecteerd. Die
melken konden, moesten uit
de groep komen. En ook die
een ambacht geleerd hadden
zoals smid, timmerman of
metselaar, die werden ook af
geroepen en die moesten naar
voren komen. Later bleek dat
velen van hen op een boerde
rij tewerkgesteld waren. Wij
moesten terug de trein in en
we kwamen nog dezelfde dag
bij een groot fabriekscomplex
aan. De naam was Lager Wie-
seveld. Het lag vlak bij Glinde
onder de rook van Hamburg.
We kwamen daar 's avonds
aan en in de kantine kregen
we een schaal en een lepel,
een vork en een mes en ik
dacht: wat is dat nu toch alle
maal op die tafels. Je zag alle
maal van die zwarte dotjes lig
gen en dat waren kersen
pitten, je schreef er al over in
het verhaal van Johannes Ver-
strate. We kregen die avond
kersensoep."
Van Westen vervolgt. „We
kwamen in barak drie en daar
lagen toen ook al jongens uit
Bergen op Zoom. We hebben
daar circa drie maanden ons
verblijf gehad, maar eigenlijk
waren ze gebouwd als zieken
boeg. Dus toen ze daarvoor in
gebruik werden genomen, zijn
we in een andere barak terecht
gekomen."
Of er goed in de barakken te
wonen was? „Wat is goed te
noemen, het Lager hoorde bij
de fabriek. Al de tewerkge
stelde jongens waren daarin
ondergebracht. In dat Lager
had je een dienst die onder
houd moest plegen. Ze moes
ten de boel schoonhouden
rondom de barakken en in de
winter moesten ze de kolen
lossen en distribueren. We
kregen één kolenkaart per ka
mer en bij hen kon je dan de
briketten halen. Je had dus
een aparte ploeg die in en om
het Lager werkte. Over elk
paar barakken was er een La-
gerführer die de orde in de
barakken moest handhaven.
Toen wij erin kwamen, was
dat iemand van Franse af
komst. Erpicino, heette die
man, dat was echt iemand die
schappelijk was. En dan had
je nog een Oberlagerführer,
want het was een groot Lager
dat werd bevolkt door onge
veer 6000 personen van - naar
we vernamen - 18 verschillen
de nationaliteiten.
De volgende dag werden we
tewerkgesteld in een fabriek
op loopafstand van het Lager.
In deze fabriek, Kurbellenwer-
ke G. A. genaamd, werden -
de naam zegt het al - krukas
sen gemaakt."
Over het werk zelf hoefden ze
niet te klagen en de levens
omstandigheden waren rede
lijk De jongens kregen nog re
gelmatig pakjes uit Zeeland
toegestuurd en ze konden
daar zelfs nog van delen, zo
vertelt Hubrecht van Westen.
„Het was zelfs zo, er zat bij
ons op de kamer een jongen
uit Den Haag. Han Buis heette
hij. En die kerel kreeg natuur
lijk niets, want daar hadden ze
ook niets, dus die konden we
dan ook wel eens een geroos
terde boterham of wat erwten
of bonen toestoppen. De ka
meraadschappelijkheid onder
elkander was goed. De menta
liteit van de Duitsers die in het
Lager werkten, kan ik op enke
len na ook goed noemen. De
omstandigheden waren ech
ter verre van plezierig."
Ook over de omgang met el
kaar is Hubrecht duidelijk:
„We lagen op een kamer met
overwegend jongens uit
Noord-Brabant. We waren al
lemaal van huis en haard ver
dreven, gingen als kameraden
met elkaar om. We waren
jong, we zochten steun bij el
kaar en we verkeerden allen in
hetzelfde gevaar. Op onze ka
mer lagen we met drie jon
gens uit Bergen op Zoom, één
uit Woensdrecht, één uit Os-
sendrecht, drie uit Oud-Gastel
en dan wij met z'n drieën uit
Flupland."
„Op den duur ging de stroom
voorziening in de fabriek falen
en de vraag naar onderdelen
bleef. Er werden krukassen
gemaakt voor de Boeing
jachtvliegtuigen en voor
tanks. Op de afdeling waar ik
zat, werden krukassen voor de
jachtvliegtuigen gemaakt. Je
had verschillende hallen. Je
had een hal waar zé in vorm
werden geslagen, daar ston
den grote luchtdrukhamers,
grote apparatuur van tachtig
ton, en dat slaan ging de ge
hele dag door. Twee gedeel
ten van veertig ton met een
mal ertussen en zo werden de
onderdelen in de vorm gesla
gen. Eer het de fabriek uit
ging, was het vele machines
gepasseerd. Op het allerlaatst
werd het in drie delen in el
kaar geperst. Het werk op zich
was goed te doen. Toen ik
daar kwam, werd ik bij een
machine gebracht. Er stond
daar een kistje en dat zette ik
daar neer en ik ging met mijn
handen onder het hoofd zit
ten. Dat zou op den duur na
tuurlijk niet gegaan zijn. De
Duitsers die daar werkten, wa
ren allen afgekeurd voor het
front, of vanwege de leeftijd,
of vanwege een lichamelijke
handicap. De man bij wie ik
aan de boorbank stond, was
een heel schappelijk ventje. Ik
had daar een dag of wat zo
gezeten en toen zei hij tegen
me: „Als je daar zo blijf zitten,
dat duurt niet lang, want dan
zetten ze je bij het transport!"
Dat transportwerk was veel
zwaarder, dat was machines
plaatsen en verplaatsen, dat
was heel zwaar werk, dus ik
dacht ik zal de les van die man
maar aannemen en dat werk
aan die boorbank leren. Het
was ook mijn aard niet om stil
te zitten, ik was handig en het
was allemaal akkoordwerk.
Het werk op de boormachine
dat ik aan zo'n werkstuk
moest doen, was vier gaten
boren en nog enkele inslagen
maken. Het moest nauwkeurig
gebeuren, want de gaten
dienden voor het bevestigen
aan de draaibank. Ik mocht
daar één uur over doen en ik
zag wel kans om er vier in een
uur te toen, maar dat deed je
niet, want het was drieploe
gendienst en dat betekende
dat je acht werkstukken dien
de af te leveren. Meer deed ik
niet, want dan had je je loon."
„Ik had daar acht maanden aan
die boorbank gestaan en toen
werd ik verplaatst naar een
draaibank. Toen kwam ik bij
een kerel, Herman Oman heet
te hij, en dat was een fanatieke
ling tot en met. Ik hoor het hem
nog vertellen - het was toen al
een man op leeftijd - hij had
veel gereisd. Hij vertelde: 'Op
een keer in was ik Holland en
toen was het feest. Willemien-
tje, die hoer, had een kind ge-
kriegd'. Toen was Juliana ge
boren. Hij was erg fanatiek en
sloofde zich uit tot en met,
want de Krieg moest door
gaan. Bij hem heb ik dat draai
en geleerd en ik nam dat snel
aan. Dat was precisiewerk en
daar was het akkoord wat min
der gunstig. We moesten er
daarvan één in de veertig mi
nuten maken, maar ik had er
makkelijk twee gekund. Dus
het werken wat ik daar heb
moeten doen, dat ging wel. Er
was ook een afdeling, de slijpe
rij, dat was slecht werk met
veel stof. Die mannen kregen
elke dienst een flesje melk. Er
was een zekere Kees Panne-
koek, achteraf bleek hij toen al
zieke longen te hebben. Hij kon
de melk niet eens meer weg
krijgen en dan hield hij niet op
of niet aan of ik moest een
beetje melk van hem drinken.
Hij is toen naar huis gemogen
en is kort daarop aan zijn ziekte
gestorven. Zijn broer Jan, de
latere predikant, heeft dat uit
voerig beschreven.
Nogmaals, ik had geluk dat ik
drieploegendienst had. Ik hoef
de ook niet op zondag te wer
ken. Maar er waren ook afde
lingen, die kwamen wat de
productie betreft niet aan de
vereiste hoeveelheid en dan
moesten ze ook 's zondags
gaan werken. Dat was al vrij
gauw op andere afdelingen.
Als ik de nacht had, was er
minder in zo'n hal te doen, dus
in die zin had ik het goed ge
troffen. Ook de bazen, daar
was voor te werken. Het viel
op, Hamburgers zijn over het
algemeen gemoedelijke Duit
sers. Maar de mensen durfden
het achterste van hun tong ook
niet laten zien."
„Al snel werden we geconfron
teerd met de verschrikkingen
van de oorlog. Enkele weken
nadat we daar waren gearri
veerd, voerden de geallieer
den al verschrikkelijk zware
bombardementen uit op Ham
burg. Het is onvoorstelbaar
welk een verwoestingen daar
door werden aangericht. De fa
briek waar wij werkten, bleef
nog gespaard en wij werden
bewaard. Aanvankelijk kregen
we pakjes uit Holland en dat
kwam goed over. Een enkele
keer waren ze wel open ge
maakt, maar er werd niets uit
vermist."
Luchtalarm? Ja, dat kwam re
gelmatig voor", vertelt Van
Westen. „Als er overdag lucht
alarm was, of je dan in de fa
14
briek of in het Lager was dat
gaf niet. In de fabriek moesten
we in de betonnen schuilkel
ders onder de vloer, waar we
handmatig de apparatuur voor
de ventilatie moesten bedie
nen. Maar waren we in het La
ger, daar hadden we de gegra
ven schuilkelders, met balken
en zandzakken afgedekt. In de
eerste week van oktober 1944
klonk voor de zoveelste maal
het luchtalarm. Het was over
dag en we moesten het open
veld in vluchten. Je had daar
langs de akkers begroeide
houtwalletjes die bij een bè-
schieting of bij een bombarde
ment enige beschutting gaven.
Die keer kwam het alarm in de
morgen, ik kwam uit de nacht
en ik lag nog maar net op bed.
De diensten liepen van tien
over zeven tot tien over een,
van tien over een tot tien over
elf en van tien over elf tot tien
over zeven. Dus dan was het
acht uur eer dat je in het Lager
was en eten nam niet veel tijd
in beslag. Ik was goed en wel
in slaap en daar klonk het
luchtalarm. Dan lig je vast te
slapen, enkel een broek en een
jas aangetrokken, nog niet
eens de broek die ik moest
hebben want daar zat mijn hor
loge in. Wij het land in en het
duurde betrekkelijk lang, dus
we dachten dat het wel mee
zou vallen. We dromden al
dichter bijeen om terug te gaan
naar het Lager. Nu waren er
enkele Duitsers aangesteld om
dat te regelen en één van hen
zei: 'Even wachten, niet verder
voor wij toestemming geven'.
We stonden daar met heel de
groep bijeen op het pad om
naar het Lager te gaan en daar
hoorden we vliegtuiggeronk.
Even later zagen we een for
matie van 24 bommenwerpers
aankomen. Toen die binnen
ons gezichtsveld waren, ver
scheen er kort daarop nog
tweemaal eenzelfde formatie.
Ik dacht bij mezelf: die komen
terug, nu zal het wel vlug afge
lopen zijn. Maar dat pakte an
ders uit. In plaats van dat ze te
rug kwamen, gingen de
bomluiken open. Dat is een ge
zicht, dat vergeet ik nooit meer.
Het was of ze handen vol siga
ren dropten. De voorste liet
twee markeringsbommen val
len, dat was een rookpluim, die
ook op de grond bleef roken.
Dat was het sein waar ook de
anderen hun last moesten
droppen. Dat moet je meege
maakt hebben, dat kun je jezelf
niet voorstellen. Toen dat dé
grond raakte, dreunde en da
verde alles. Onvoorstelbaar, de
pijpen van je broek wapperden,
aan je benen van de luchtdruk.
Zo lieten op ruim een kilometer
afstand de drie formaties hun
bommenlast, waaronder veel
brandbommen, op het fa
briekscomplex neervallen.
Vlak achter ons Lager en de fa
briekshallen was een militair
depot van het zesde Duitse le
ger. Het hele complex werd
vernield en het kostte tal van
mensen die daar werkten het
leven. Meerdere barakken,
waaronder ook de onze, gin
gen in vlammen op. We had
den van het ene op het andere
moment niets meer."
(wordt vervolgd).
Het drietal wist vooraf dat al het
werk dat moest, gebeuren, niet in
één week te doen zou zijn. Maar
toen ze in Sentimreu op vijf kilo
meter van Salard arriveerden,
sthrokken ze helemaal. „De ce-
mentlaag waarmee het huis bestre
ken was, liet overal los. Als je bij
ons zo'n huis had, zou je het ach
ter mekaar slopen. Maar dat gaat
daar niet, want voor nieuw bou-
vfen is er helemaal geen geld",
vertelt Wesdorp. Ooit waren de
bewoners van het veertien meter
lange pand een welgestelde fami
lie in het dorp. Maar nu behoort de
vyeduwe met twee zoons en een
dochter tot de armsten.
Vanuit Nederland was het grootste
deel van de bouwmaterialen (alle
maal geschonken) met een vracht
wagen aangevoerd: cement, schro
ten, gipsplaten, ijzeren matten,
glas, verf, laminaat en gordijnen.
Raamkozijnen, zand, grind en zin-
kpn goten werden ter plaatse ge
kocht. De familie Noom had tij
dens een bezoek in april gekeken
wat er aan materialen nodig was.
„We werkten van acht uur tot half
zes", zegt Wesdorp die met Quist
al eerder projecten in Roemenië
uitvoerde. De mannen verbleven
in een huisje en een caravan op het
terrein van Filadelfia. Hun reis er
naartoe verliep trouwens niet vlot,
want in Duitsland moesten ze
noodgedwongen overnachten door
autopech. De meegebrachte boor-
hamers hoefden de mannen niet te
gebruiken om de pleisterlaag van
de voorgevel te halen: „Met enke
le schoppen hadden we alles in
tien minuten van de veertien meter
lange en drie meter hoge gevel."
De strook bovenaan was nog goed,
en daarom eerst losgeslepen van
de rest. Wesdorp vertelt dat in die
streek alleen voor het onderste
stuk van een muur bakstenen wor
den gebruikt. De rest wordt ge
maakt van blokken die een meng
sel zijn van klei en koeiemest.
„Dat is zacht en poreus." Het drie
tal huurde een metselaar in voor
vier dagen en betaalde die uit ei
gen zak. „Wij waren ermee gehol-
Advertentie I.M.
pen en hij verdiende vele malen
meer dan zijn normale loon." Ter
wijl Quist en Luijks aan de voor
gevel werkten (waar ijzerdraad
rond spijkers gevlochten moest
worden om de pleisterlaag te laten
houden), vernieuwde Wesdorp
twee plafonds. Ook werden zes
van de zeven raamkozijnen (waar
in bijna geen ruiten meer zaten)
vervangen. „Het zevende durfden
we niet weg te halen, want dan
dreigde de hele muur in te stor
ten." De bedoeling was om ook
een cementvloer te leggen - men
leefde er nog gewoon op de grond
- maar dat zag de vrouw eerst niet
zitten omdat dit volgens haar veel
te koud was. „We hebben haar
toen uitgelegd dat er laminaat op
zou komen, en toen was het
goed." Om de vloer egaal te ma
ken, moesten er zo'n tien kruiwa
gens grond uitgegraven worden.
„Die gebruikten we buiten om een
pad te leggen, want het huis stond
in een laagte, met een trap ervoor.
Bij ons zou je een plank nemen en
die naar de deur leggen om naar
binnen te kunnen rijden. Maar ze
hebben zo'n plank daar eenvou
digweg niet."
De topgevel van het huis is slecht,
de achtergevel nog slechter en de
berging is verzakt. Maar daaraan
kwam het drietal niet meer toe.
Het materiaal om dat te verhelpen
- of geld om het te kopen - is er al.
„De oudste zoon kwam deze
maand uit militaire dienst. Hij is
nogal handig en zou de rest, sa
men met een metselaar, nog vóór
de winter zien te klaren." Wesdorp
beseft dat hun hulp een druppel op
de gloeiende plaat is omdat er
honderden gezinnen zo armoedig
leven. „Maar je hebt tenminste dé
ze mensen kunnen helpen." De
Sin-Annalander heeft in de loop
van de jaren in Salard een soort
vriendenkring opgebouwd, zegt
hij.
„De komst van Nederlanders gaat
ook als een lopend vuurtje door
het stadje." In de vorm van bij
voorbeeld een maaltijd willen de
mensen daar wat terugdoen voor
de hulp die ze krijgen. „En ze wil
len vooral praten", aldus Wes
dorp. Tijdens hun verblijf was er
altijd iemand bij die als tolk fun
geerde. „Dat is Ibi, die in Salard
de winkel drijft waar de in Neder
land ingezamelde kleding ver
kocht wordt." Die winkel loopt
prima, zegt Wesdorp. De op
brengst van de verkoop wordt ge
bruikt voor het vanuit de baptis
tengemeente opgezette bejaar
denhuis Filadelfia.
Rond kerstmis was in De Schutse
te Sint-Annaland gecollecteerd
voor de baptistenkerk in Salard en
het bestuur van het zorgcentrum
vulde dat bedrag aan. Zo kon Wes
dorp tijdens een kerkdienst 800
euro (bijna 25 miljoen lei) over
handigen aan de dominee. „Mét
dat bedrag heeft de kerk al 70%
bij elkaar van het geld dat nodig is
om in de kerk verwarming en sani
taire voorzieningen aan te leg
gen." De drie Nederlanders beke
ken in de kerk ook, hoe de
mahoniehouten kerkbanken ge
plaatst konden worden zónder risi
co dat bij het boren de leidingen
van de verwarming geraakt zou
den worden. „We kwamen daar de
avond voor ons vertrek pas aan
toe." Ook glas voor de ramen zat
in het transport, het derde alweer
dat dit jaar vanuit Tholen vertrok.
„Jan Noom uit Scherpenisse gaat
die ruiten in september zetten."
Ook brachten de mannen een bril
bij een slechtziende vrouw met
twee blinde dochters. „Een heel
net zigeunergezin. In een Hon
gaarse kliniek is geprobeerd wat
aan de blindheid te doen, maar
zonder resultaat. Eén van de meis
jes speelde op ons verzoek iets op
het orgel dat ze eind vorig jaar
hebben gekregen." De terugreis
reed het drietal de 1850 kilometer
in één ruk door. „We zijn om zes
uur 's morgens gaan rijden en wa
ren 's nachts om één uur thuis."
Wesdorp schetst een beeld van
grote armoede en slechte voorzie
ningen. De meeste wegen zijn
zandpaden vol kuilen en ook in de
spaarzame asfaltwegen zitten gro
te gaten. In een grote plaats als
Oradia ligt niet eens een aardgas-
net. En de meeste mensen op het
platteland rijden nog met paard en
wagen. Auto's zijn spaarzaam.
Volgens Wesdorp zit er nauwelijks
verbetering in de situatie. De rijke
top in het land wordt steeds rijker
en de arme mensen alsmaar armer.
Noom zag in april dat de gemeen
te Salard een werkgelegenheids
project - vooral veel zigeuners zijn
werkloos - had opgezet: aanleg
van waterleiding. De werklozen
moesten tien dagen per maand
werken voor hun uitkering. Een
deel van het dorp is al een paar
jaar geleden van een leidingnet
voorzien, maar dat is nog altijd
niet in gebruik door een gebrek
aan goed drinkwater. Ook haal Jen
de Scherpenissenaren op de scho
len de kleurplaten op, die in de
cember met de pakketten waren
meegestuurd van de Kon. Juliana-
school uit Sint-Philipsland, de Ju
liana van Stolbergschool uit Sint-
Maartensdijk en de Groen van
Prinstererschool uit Scherpenisse.
De kinderen kregen twee exempla
ren: één om zelf te houden en één
om mee terug te geven naar Ne
derland. (Voorheen kregen ze er
één, maar de Roemeense kinderen
vonden het niet leuk dat ze die ge
kleurd weer af moesten staan). Het
medeleven van de Thoolse scholen
wordt door de schoolleiding in Sa
lard erg op prijs gesteld, aldus
Noom.
Het is de bedoeling om van 6 tot
17 september met een busreis van
uit Tholen naar Salard en omge
ving te gaan. Op de 14e kan daar
dan de viering meegemaakt wor
den van het tienjarig bestaan van
Filadelfia. Tien jaar lang wordt er
al hulp gegeven door de Actie
Hulp Roemenië (bankrek.
340231777). De familie Noom is
daar de kerken, bedrijven, instel
lingen en particulieren die hun
steentje bijdroegen erg dankbaar
voor.
Hm ia it-jÉ Ai ri-. e i i-jL tyJj
ii-
frv't urn '***"v
—«pu,,.,.,,
'f** mms,
Quist en Luijks vervangen kozijnen in de vervallen achtergevel, geholpen door de zoon en dochter van het Roemeense gezin.