'Een huis inrichten geeft voldoening'
'Niks mooier dan eerlijk stuk hout'
'Het klantenwerk is
voor mij het leukste'
Van vaart naar troffel en voegspijker
Stoffeerder Tonnie de Jager uit Sint-Maartensdijk:
Timmerman Jan Stoutjesdijk: Graag mooie restauratieklus
Gert-Jan Glasbergen leerde het metselen in de praktijk
WONEN
IN
THOLEN
Donderdag 18 oktober 2001
EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
13
Hij was banketbakker, maar sinds drie jaar legt hij vloer
bedekking en hangt hij gordijnen op. Een verschil van
dag en nacht. Ook letterlijk. Een banketbakker werkt
vaak 's nachts, een stoffeerder heeft het daglicht nodig
om vloerbedekking te leggen en gordijnen op te hangen.
De 27-jarige Tonnie de Jager uit Sint-Maartensdijk is
'uit het niets' stoffeerder geworden bij Bouman-Potter in
Poortvliet.
Mooi proces
Perfect in orde
Timmerman Jan Stoutjes
dijk (51) uit Sint-Maar
tensdijk houdt van zijn
vak. Als hij het over zou
moeten doen, zou hij weer
voor timmerman kiezen.
De liefde voor het vak zat
er al vroeg in. Als kind
sloeg hij menig spijker in
het hoenderhok thuis in
Stavenisse, nu komt hij
overal voor nieuwbouw,
onderhoud en complete
restauraties van monumen
tale panden.
Boeiborden
Meetlint
Schilder Jan Elenbaas uit Poortvliet
Wie heeft er niet eens met bewondering (en wellicht wat
jaloezie) gekeken naar een schilder die met grote vaar
digheid snel en vakkundig - dus zonder zakkers, haren
en strepen - een kozijn of deur bewerkte? Een vak apart,
en toch... een vak dat goed te leren valt. Dat zegt Jan
Elenbaas uit Poortvliet. Hij is al 21 jaar werkzaam als
schilder en daar heeft hij nooit spijt van gehad.
Schoolbanken
Waterbasis
Aanleg
Gert-Jan Glasbergen uit Sint-Philipsland is nu bijna elf
jaar metselaar bij de firma Bogert in Tholen en hij
heeft er nooit spijt van gehad dat hij de scheepvaart,
waarin hij eerst werkte, verruild heeft voor de bouw.
Gevoel
Dichtstrijken
En hij doet het werk met heel veel
plezier. Hij was wel gewend met
zijn handen te werken. Maar slag
room op een taart spuiten is toch
iets anders dan het op maat snij
den van een rol vloerbedekking.
De tot banketbakker opgeleide De
Jager werkte vijf jaar lang bij bak
ker A. van den Hoek in de smal-
stad. Door omstandigheden is hij
daar weggegaan, zegt hij. „Bij
Bouman-Potter zochten ze een
stoffeerder. Mijn zwager is ook
stoffeerder. Het woninginrichten
trok me al wel langer. Ik kon er zo
terecht. Je hebt er geen opleiding
voor nodig. Ik ben in het bedrijf
opgeleid door een collega, Jan de
Jong uit Scherpenisse. Daar loop
je dan een poos mee mee en zo
leer je het vak in de praktijk."
Nu is Tonnie al zover dat hij zijn
drie jaar oudere broer Richard de
Jager uit Sint-Annaland op mag
leiden. Samen rijden ze met de
rollen vloerbedekking, onderta
pijt, rails en gordijnen, banken en
tafels naar de klant toe. Soms is
dat een complete inrichting. En
dat is een van de mooie aspecten
van het werk, zegt Tonnie. „Je
komt 's ochtends in een kaal huis
aan. Je begint te werken, legt ta
pijt, hangt rails en gordijnen op.
Voordat je dan op het eind van de
dag weggaat, maak je alles hard-
stikke netjes af. Of het een heel
huis is of een halletje, het geeft
een grote voldoening."
De stoffeerders komen voorname
lijk bij particulieren. Anders dan
in de bakkerij, komt Tonnie met
veel mensen in aanraking. „Dit is
ook veel mooier. Het is altijd heel
verschillend. Elke klant is anders.
Elke klant moet je ook anders be
naderen en heeft ook zijn aan
dacht nodig. Maar ook is elk huis
anders. Niets is er hetzelfde. Het
werk is daarom heel afwisselend."
Dat geldt voor het werk maar ook
voor de materialen die de stoffeer
ders gebruiken. „De stoffen voor
de vloer of de gordijnen die je ge
bruikt, hebben allemaal zo hun ei
genschappen."
De Jager noemt de gang van de
klant naar de winkel, het uitzoe
ken van tapijt en meubels, het be
stellen van de spullen en het leggen
van vloerbedekking of bezorgen
van het meubilair, een mooi pro
ces. „De klant komt eerst bij de
verkoper terecht, maakt een keuze,
de boel wordt in huis opgemeten,
de spullen worden besteld en wij
komen om het af te maken. Soms
heeft de klant bepaalde dingen in
zijn hoofd die niet altijd kunnen. In
overleg kun je dan wat aanpassin
gen doen."
De werktijden zijn officieel van
acht uur tot half vijf, maar 'negen
van de tien keer wordt het later.'
„We beginnen om half acht in te
laden en maken het karwei af. Je
kunt niet zomaar van weglopen.
Mensen hebben wat gekocht en
dan moet je er zorg voor dragen
dat het perfect in orde is."
Het werkterrein van Bouman-Pot
ter is groot. „We zitten voor tapijt
tot in Rotterdam en Breda. Vorige
week waren we in Vlissingen,
maar we hebben ook in Enschede
gezeten. Dan moet je om 5 uur 's
ochtends weg en ben je om 10 uur
's avonds thuis. Soms zitten we
een week lang hier op 't eiland,
dan weer twee weken daarbuiten."
De Jager deed de afdeling com-
sumptief aan de technische school
in Ossendrecht, volgde de 3-jarige
banketopleiding in Goes en be
haalde ook nog eens het onderne
mersdiploma. Hij deed ook mee
aan de Nederlandse kampioen
schappen banketbakken. „Dat was
niet verkeerd, maar nu doe ik dit
en ik heb het reuze naar de zin."
Bij Bouman-Potter zijn tien stof
feerders in dienst. Zijn broer Ri
chard is sinds februari de rechter
hand van Tonnie. Een meester-
leerling verhouding? Tonnie (la
chend): „Ja, de jongere broer mag
het de oudere leren." Richard:
„Het is een buitengewoon mooi
vak en we kunnen goed met elkaar
overweg." Komt Tonnie uit de
banketbranche, Richard komt uit
de metaalsector. Hij werkte onder
meer bij RMI Holland in Bergen
op Zoom en bij carrosseriebedrijf
Elenbaas in Poortvliet. Nu werken
ze beiden bij Bouman-Potter. In
Poortvliet.
Na de lagere technische school
kwam Stoutjesdijk in juli 1967 bij
aannemer A. Muller in de smalstad
terecht. „Leraar timmeren Zwik-
ker had naar Muller gebeld en sa
men met Adrie Lindhout kon ik
komen. Maar bij het weggaan uit
school zei de conciërge Johannes
de Viet dat ik me niet in de tim
merfabriek moest laten praten. Ik
heb toen gezegd dat ik in de bouw
wilde. De Viet heeft me op dat
spoor gezet en ik had de vrijmoe
digheid om dat zo te zeggen. Daar
heb ik geen spijt van gehad."
Zijn eerste werk was de bouw van
twee Canadese woningen met
houtskeletbouw in de smalstad.
Via het klantenwerk, onderhoud en
uitbreiding van particuliere wonin
gen, kwam Stoutjesdijk met alle
facetten van het timmervak in aan
raking.
„In die tijd waren er nogal wat
mensen met grote huizen die op de
zolder slaapkamertjes wilden. We
werkten nogal veel aan de Molen
dijk waar toen de rijkere mensen
woonden. Maar we moesten ook
reparaties doen. Raam- en deurko
zijnen vervangen. Dat is nog een
groot bestanddeel van mijn werk."
De bouw was niet altijd even ge
makkelijk. Na een jaar of vier wil
de Stoutjesdijk veranderen van
werkgever. „De sfeer was toen wat
minder en we zaten in Sint-Anna
land met de bouw van een nieuwe
school. Ik stond veel in de modder.
Ik kon naar de gebroeders Suur-
land in Scherpenisse en die bouw
de toen Sint Maartenshof. Daar
heb ik een jaar aan gewerkt. Vanaf
de fundering tot het dak, maar toen
was er geen werk meer voor me."
De timmerman 'zat drie dagen
thuis toen hij via een advertentie
bij Dura uit Rotterdam terecht
kwam, de bouwer van de nieuwe
Het ambachtelijke bewerken van hout trekt Stoutjesdijk aan.
lagere school in Sint-Maartens
dijk. „Na een half jaar kwam
Suurland weer terug. Hij had vol
op werk, zei hij. Ik terug naar
Suurland, maar voordat de school
was afgebouwd, zat ik weer
thuis." Ook dat duurde niet lang.
In zijn woonplaats Stavenisse wist
aannemer M. van Prooyen te ver
tellen dat aannemer Krijger in
Poortvliet een timmerman zocht.
„Ik ben op 18 september 1972 bij
Johannes Krijger in dienst geko
men en ik ben er nooit meer weg
gegaan. Ik heb ook nooit meer een
dag zonder werk gezeten. En ik
heb er altijd schappelijk kunnen
werken."
Stoutjesdijk beoefent het vak be
roepsmatig, maar ook thuis neemt
hij het timmerwerk voor zijn reke
ning. Toen hij in de winter van
1978-1979 dertien weken in de
vorstverlet zat, kwam hem dat
3-
goed uit: „Toen heb ik alle kozij
nen voor mijn huis kunnen ma
ken."
Stoutjesdijk houdt van het 'klan
tenwerk', het bouwen van comple
te particuliere woningen tot het re
pareren van huizen. Zo bouwde hij
samen met Krijger sr. een bunga
low in Halsteren waar voor het
eerst een schuifpui werd gebruikt.
Hij was ook een jaar lang bezig in
de dokterswoning van Van den
Berge aan de Voorstraat in Sint-
Annaland. Dat beschouwt Jan nog
steeds al een van de mooiste pro
jecten. „Daar zijn we in de nok be
gonnen en in de kelder geëin
digd."
Het is vooral het ambachtelijke wat
Stoutjesdijk in de bouw aantrekt.
„Iets weer in de oude staat terug
brengen, vind ik het mooiste. Er
wordt bij Krijger ook wel nieuw
bouw gepleegd, maar dat heeft me
nooit zo getrokken. Als ik bijvoor
beeld een mooi schuurtje mag bou
wen met witte boeiborden en een
makelaar, dan ben ik in mijn ele
ment."
Zo verrichtte Stoutjesdijk onlangs
bij villa Ostrea in Tholen reparatie
werkzaamheden. Ook bij het monu
mentale pand van notaris Schot aan
de Hoogstraat was de timmerman
maanden zoet met het repareren en
vernieuwen van kozijnen en ven
sters en het maken van de blinden
die allemaal uit schuine latjes be
staan. Ook het in oude luister her
stellen van de monumentale boer
derij van A. van de Zwan in de
Schelphoek in de Scherpenissepol-
der was voor Stoutjesdijk een
mooie restauratieklus.'
Het is vooral in de praktijk waar de
timmerman de kneepjes van het vak
leert, zegt Jan. „Heb je wat inzicht
en liefde voor het vak, dan is het
een mooi beroep. Als het niet van
harte gaat, dan kun je het wel
schudden."
Hout is voor een timmerman het fa
voriete materiaal. „Hout leeft. Er is
niks mooier dan een eerlijk stuk
hout. Kijk eens naar de vlammen
en de tekening in eikenhout. Daar
kun je prachtig de structuur van
zien."
Dankzij beter gereedschap is het
werk er in de loop der jaren wel ge
makkelijker op geworden, zegt
Stoutjesdijk. „We hebben nu altijd
een cirkelschaaf, een schaafmachi
ne en een decouperzaag bij ons in
de wagen. Maar vooral de schroef
machine is een grote vooruitgang.
Vroeger moest je bij het afhangen
van deuren met een schroeven
draaier voor de scharnieren negen
schroeven in de kozijnen draaien en
negen in de deur. Dan had je de bla
ren op je handen. Je moest voorbo-
ren en de schroeven invetten. Nu
hoeft dat niet meer. En doe je alles
met de schroefmachine."
Maar er worden ook veel minder
spijkers in de bouw gebruikt dan
vroeger. „Het zijn nu bijna allemaal
schroeven. Dat gaat ook geleidelij
ker en rustiger. En het werkt ook
veel makkelijker als je weer iets
moet demonteren." Ook de karak
teristieke duimstok wordt minder
vaak gebruikt. „Boven de meter
pak je een meetlint. Dat is vijf me
ter lang. Als ik geen meetlint bij me
heb, dan ben ik niet aangekleed."
Voor studeren leek Elenbaas niet in
de wieg gelegd. „Op school ging
het niet zo best. Na de lagere
school ben ik naar de mavo gegaan,
maar dat werkte niet. Uiteindelijk
kon ik bij schilder Noom in Scher
penisse in de leer. Eerst moest ik
nog een jaar naar school. Ik heb
toen de opleiding voor aspirant-ge
zel op de streekschool nog gedaan.
Maar toen ik 16 was, ben ik bij
Noom gaan werken", vertelt Elen
baas. „Daar heb ik het vak geleerd.
Je begint uitsluitend in de werk
plaats met het voorbewerken van
kozijnen. In de loodmenie zetten
(dat mag nu niet meer gebruikt
worden) en in de grondverf. Tegen
woordig is dat niet meer nodig,
want alle kozijnen komen voorbe
werkt van de fabriek af."
Zes jaar werkte Elenbaas bij Noom.
Toen stapte hij over naar Geluk
schilders in Sint-Philipsland. „De
reden daarvoor was, dat ik in de
winter altijd thuis zat. Er was geen
werk. Bij Geluk was dat niet zo. En
omdat ik getrouwd was en kinderen
kreeg, wilde je toch graag continue
werk houden. Daarom ben ik naar
Geluk gegaan. En dat is een goede
beslissing geweest. Ik heb het pri
ma naar m'n zin in het bedrijf. Ik
ben voorman geworden en heb dus
ook wat verantwoordelijkheid ge
kregen, naast heel wat vrijheid",
vertelt Elenbaas. Dat voorman
schap betekende echter wel dat hij
voor even weer terug moest in de
schoolbanken. „Dat was best moei
lijk. Om als dertiger weer te moe
ten leren. Maar het is gelukt en het
werk bevalt me goed."
Overigens moet een schilder met
enige regelmaat cursussen volgen
op allerlei gebied. Nieuwe materia
len en wettelijke regels zorgen
daarvoor. Overigens zijn - zeker
binnen de grotere schildersbedrij
ven - de ouderwetse schilders die
alles doen (behangen, schilderen,
glaszetten) aan het afnemen. Steeds
meer wordt er gespecialiseerd.
„Wij hebben mensen in dienst die
alleen maar spackspuitwerk doen,
maar ook behangers en glaszet
ters", legt Elenbaas uit. „Zelf zit ik
veel in het renovatiewerk en daar
zit nog wel van alles in. Daar doen
we veel zelf. Dat is toch ook het
leuke aan dit vak. De afwisseling
van handelingen. En het allerleuk
ste is voor mij toch wel het klanten
werk, maar dat komt er steeds min
der. Gewoon een particulier die zijn
huis opgeschilderd wil hebben. Je
hebt dan contact met mensen en op
een andere manier dan bij een pro
ject." Overigens merkt Elenbaas op
dat de grote schildersbedrijven niet
zonder die projecten (zoals voor
woningbouwstichtingen) zouden
kunnen.
De schildersbranche ontwikkelt
zich. De materiaalkeuze is uitge
breid en er wordt gezocht naar goe
de formules om het bedrijf gezond
te houden. Eén van die nieuwe ont
wikkelingen is het 'windowcare-
systeem'. „Dat betekent dat we de
mogelijkheid bieden om een totaal
pakket Voor onderhoud van hout
werk te kopen. Dat wil zeggen dat
ons bedrijf ook de houtrotbestrij-
ding ter hand neemt. Het schilders
bedrijf is dan dus aannemer van het
geheel", legt Elenbaas uit.
In materialen is er veel veranderd.
Binnenshuis is het bijvoorbeeld
verplicht verf op waterbasis te ge
bruiken. En men is ook bezig om
zoiets voor buiten te bepalen, maar
daar ben ik zelf niet zo voor. Op dit
moment zou ik liever geen waterge
dragen verf voor buiten gebrui
ken", zegt Elenbaas die aangeeft
dat je voor verschillende verven
ook andere kwasten moet gebrui
ken. Langere kwasten (met kunst
stof haren) voor watergedragen ver
ven en voor bijvoorbeeld de
stuggere klassieke hoogglanslak
juist kortere varkensharen. Het
glaszetten gebeurde vijftien tot
twintig jaar geleden met een flinke
plas butyleenkit. Nu worden er rub
bertjes en band gebruikt om het
raam te stellen en vervolgens wordt
er afgekit. Dat bespaart kit en het is
handiger als de ruit nog eens ver
wisseld moet worden.
Moet je voor het schildersvak aan
leg hebben? „Nou nee. Je hebt
geen speciaal gevoel ergens voor
nodig. De handelingen kun je aan
leren. Alleen pakt de een het snel
ler op dan de ander. Ik ben nu zelf
voor twee jaar leermeester van een
jongen die de opleiding tot aspi
rant-gezel doet. En ik moet zeggen
dat hij het goed doet. Natuurlijk
ben je niet meteen een vakman,
maar hij leert snel." Elenbaas zelf
heeft geen officiële opleiding ge
had tot schilder. Die is er echter
wel. Men kan er leren voor aspi
rant-gezel, gezel, ondernemer in
het schildersbedrijf en daarna nog
diverse specialisaties. Veelal be
treft het een combinatie van wer
ken en leren.
Omdat smaken verschillen, maakt
het voor de schilder niet uit welke
kleur er moet worden verwerkt.
Toch merkt Elenbaas wel dat er
tegenwoordig soms opvallende
kleuren worden gebruikt die vroe
ger niet zouden zijn verwerkt.
„Maar dat valt toch nog wel mee.
De van oudsher veel gebruikte
kleuren wit, groen, rood en blauw
doen het nóg altijd heel goed", al
dus Elenbaas die met een knikje
naar zijn eigen bordeauxrode ach
terdeur wijst.
Na de lts in Sint-Maartensdijk te
hebben afgerond, ging Glasbergen
varen op een binnenvaartschip.
Dat heb ik drie maanden gedaan
en daarna nog negen maanden in
de kustvaart. Toen kreeg ik verke
ring en ja, dan is varen niet zo
handig meer hè?", zegt de Thool-
se metselaar. „Bovendien betaalde
de vaart buitengewoon slecht. Ik
kreeg 1500 gulden in de maand en
daar moest ik een auto van rijden
(want ik moest op tijd bij de boot
zijn) en alle reiskosten zelf beta
len. Zo ben ik eigenlijk bij mijn
schoonvader in de zaak gerold
(aannemingsbedrijf Bogert - red.).
Ik heb toen veertien dagen in de
schoolbanken gezeten bij de stich
ting samenwerkingsverband prak
tijkopleiding bouw in Bergen op
Zoom en daarna ben ik aan de slag
gegaan."
Natuurlijk ging Glasbergen niet
meteen aan het metselen. „Eerst
opperen (het helpen van de bouw
lieden - red.) en dan eens een
'vuil-werkmuurtje' zetten. Dat is
metselwerk dat later gestucadoord
wordt. Dus dan komen de stenen
niet in het zicht. Later doe je een
muurtje schoon metselwerk en zo
bouw je dat op", vertelt Glasber
gen. „Je leert op school natuurlijk
veel theorie. En die heb je ook no
dig. Anders weet je niet waar je
moet beginnen. Maar het echte ge
voel voor het werk, het wegleggen
van de stenen en de snelheid, leer
je toch pas in de praktijk. Door
met een ervaren metselaar te wer
ken, leer je heel veel."
Maar hoe zet je nu een muur weg?
„De timmermannen zetten zoge
naamde profielen uit. Je maakt dan
een soort lat met maatstrepen erop
die de steenlagen aangeven. Die
wordt met een laserapparaat water
pas gezet", legt Glasbergen uit die
ook vertelt dat stenen van vijf centi
meter dik en een voeg van zo'n 12
mm vrij normaal is. Overigens is
het niet zo eenvoudig als het lijkt
om de stenen aan de hand van de
maatlat en een touwtje recht om
hoog te metselen. Het vraagt gevoel
en oog voor het werk om de voegen
even groot te maken en om de ste
nen goed weg te leggen. Het maken
van een goede specie is daarbij van
belang. „Je specie moet smeuïg
zijn. Niet te dik en nietite dun. En in
principe moet je de steen er in één
keer goed opleggen. Het kan zijn
dat je eens een klein tikje moet ge
ven, maar als je veel moet tikken, is
dat geen goed teken", aldus Glas
bergen. Hij legt uit dat je meestal
achter elkaar door kunt metselen,
terwijl een leek wellicht zou ver
wachten dat de druk op de onderste
stenen dan zo groot zou worden, dat
de specie er vantussen wordt ge
perst. „Nee, stenen nemen vocht op.
En tegen de tijd datje een heel eind
je hogerop bent, is de onderste spe
cie al opgesteven. Daarom is het
wel belangrijk te weten met wat
voor stenen je metselt. Nu metsel je
meestal toch eerst alles tot steiger
hoogte en daarna ga je verder. Maar
het kan zijn dat je met heel harde
steen werkt. Dan moet je wel eens
even wachten."
Wie wel eens een nieuw opgetrok
ken muur heeft gezien, zal wellicht
opgevallen zijn dat die de eerste tijd
nog regelmatig nat gehouden wordt.
Zeker in de zomer. „Dat gebeurt om
te voorkomen dat de specie te snel
droogt. In principe is het goed dat er
vocht bij de specie blijft komen. Dat
maakt het sterker en harder. Een
muur die in de herfst is gebouwd zal
in het algemeen ook sterker zijn dan
één uit de zomer. Als je met 30 gra
den hitte een muur metselt en die
niet nat houdt, dan verbrandt de
specie."
Nadat een muur is opgetrokken,
moet deze nog gevoegd worden.
Tenminste, als het schoon metsel
werk is. Dat gebeurt met een zoge
naamde voegspijker en met een har
dere specie (meer cement en minder
zand). Volgens Glasbergen kun je op
twee manieren een voeg afwerken.
„Je kunt hem afborstelen of dicht
strijken. Afborstelen vergt minder
tijd en is dus goedkoper, maar je
krijgt een grovere structuur en daar
door krijgen vocht en vuil meer
kans. Een met de Voegspijker dicht-
gestreken voeg is gladder en sluit
beter af." Overigens zijn er ook nog
zogeheten 'knipvoegen' die vooral
bij oudere huizen nog wel voorko
men. „Maar dat is een aparte tech
niek met ook aparte specie. De voeg
komt dan iets naar voren. Er zijn
maar een paar bedrijven in Neder
land die dat goed kunnen. En het is
een dure zaak."
De stenen kunnen op verschillende
manieren gelegd worden. In ver
schillende 'verbanden' zoals dat
heet. Het meest voorkomend is 'half
steens verband' waarbij elke volgen
de laag een halve steen verspringt.
„Dat werkt op zich het snelst, maar
het is tegelijk ook best lastig, omdat
je er minder zicht op hebt, of je wel
recht metselt. Want je hebt aan
weerszijden van elke voeg een halve
steen lengte zitten, terwijl dat bij
wild verband bijvoorbeeld minder
het geval is", legt Glasbergen uit.
Een goede metselaar die ook nog
zelf moet opperen (zoals bij Bogert
meestal gedaan wordt) legt zo'n 750
stenen per dag. „Maar als je alleen
maar zou hoeven metselen, dan haal
je de 1000 stenen wel. Natuurlijk is
het weer van grote invloed op ons
vak. We zijn veel buiten bezig. Als
je iedere keer een flinke plens regen
op je stenen krijgt, dan wordt alles
vuil. Je specie gaat dan uitspoelen
en je kuipen komen vol water te
staan. Omgekeerd, werkt het ook
niet lekker als het bloedheet is."
Het werk is mooi, vindt Glasbergen.
„Ik heb er echt geen spijt van gehad.
Je bent bijna elke week ergens an
ders bezig. Het is afwisselend en tel
kens is er weer ander metselwerk.
En zo nu en dan zijn er eens meer
bijzondere dingen. Zoals een ronde
muur. Die moet je langs een mal
metselen en een scherpe bocht maak
je met allemaal koppen (doorgesla
gen stenen - red.). Maar ook restau
ratiewerk doen we. Daarbij moet je
heel voorzichtig te werk gaan. Dat is
ook prachtig om te doen. Nee, ik zit
liever hier dan op een boot."
Tonnie de Jager heeft plezier in het werk als stoffeerder.
Afkitten behoort ook tot de werkzaamheden van een schlder als Jan
Elenbaas.
Gert-Jan Glasbergen vindt het werken in de buitenlucht één van de aantrekkelijke aspecten van het vak.