'Een huis inrichten geeft voldoening' 'Niks mooier dan eerlijk stuk hout' 'Het klantenwerk is voor mij het leukste' Van vaart naar troffel en voegspijker Stoffeerder Tonnie de Jager uit Sint-Maartensdijk: Timmerman Jan Stoutjesdijk: Graag mooie restauratieklus Gert-Jan Glasbergen leerde het metselen in de praktijk WONEN IN THOLEN Donderdag 18 oktober 2001 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 13 Hij was banketbakker, maar sinds drie jaar legt hij vloer bedekking en hangt hij gordijnen op. Een verschil van dag en nacht. Ook letterlijk. Een banketbakker werkt vaak 's nachts, een stoffeerder heeft het daglicht nodig om vloerbedekking te leggen en gordijnen op te hangen. De 27-jarige Tonnie de Jager uit Sint-Maartensdijk is 'uit het niets' stoffeerder geworden bij Bouman-Potter in Poortvliet. Mooi proces Perfect in orde Timmerman Jan Stoutjes dijk (51) uit Sint-Maar tensdijk houdt van zijn vak. Als hij het over zou moeten doen, zou hij weer voor timmerman kiezen. De liefde voor het vak zat er al vroeg in. Als kind sloeg hij menig spijker in het hoenderhok thuis in Stavenisse, nu komt hij overal voor nieuwbouw, onderhoud en complete restauraties van monumen tale panden. Boeiborden Meetlint Schilder Jan Elenbaas uit Poortvliet Wie heeft er niet eens met bewondering (en wellicht wat jaloezie) gekeken naar een schilder die met grote vaar digheid snel en vakkundig - dus zonder zakkers, haren en strepen - een kozijn of deur bewerkte? Een vak apart, en toch... een vak dat goed te leren valt. Dat zegt Jan Elenbaas uit Poortvliet. Hij is al 21 jaar werkzaam als schilder en daar heeft hij nooit spijt van gehad. Schoolbanken Waterbasis Aanleg Gert-Jan Glasbergen uit Sint-Philipsland is nu bijna elf jaar metselaar bij de firma Bogert in Tholen en hij heeft er nooit spijt van gehad dat hij de scheepvaart, waarin hij eerst werkte, verruild heeft voor de bouw. Gevoel Dichtstrijken En hij doet het werk met heel veel plezier. Hij was wel gewend met zijn handen te werken. Maar slag room op een taart spuiten is toch iets anders dan het op maat snij den van een rol vloerbedekking. De tot banketbakker opgeleide De Jager werkte vijf jaar lang bij bak ker A. van den Hoek in de smal- stad. Door omstandigheden is hij daar weggegaan, zegt hij. „Bij Bouman-Potter zochten ze een stoffeerder. Mijn zwager is ook stoffeerder. Het woninginrichten trok me al wel langer. Ik kon er zo terecht. Je hebt er geen opleiding voor nodig. Ik ben in het bedrijf opgeleid door een collega, Jan de Jong uit Scherpenisse. Daar loop je dan een poos mee mee en zo leer je het vak in de praktijk." Nu is Tonnie al zover dat hij zijn drie jaar oudere broer Richard de Jager uit Sint-Annaland op mag leiden. Samen rijden ze met de rollen vloerbedekking, onderta pijt, rails en gordijnen, banken en tafels naar de klant toe. Soms is dat een complete inrichting. En dat is een van de mooie aspecten van het werk, zegt Tonnie. „Je komt 's ochtends in een kaal huis aan. Je begint te werken, legt ta pijt, hangt rails en gordijnen op. Voordat je dan op het eind van de dag weggaat, maak je alles hard- stikke netjes af. Of het een heel huis is of een halletje, het geeft een grote voldoening." De stoffeerders komen voorname lijk bij particulieren. Anders dan in de bakkerij, komt Tonnie met veel mensen in aanraking. „Dit is ook veel mooier. Het is altijd heel verschillend. Elke klant is anders. Elke klant moet je ook anders be naderen en heeft ook zijn aan dacht nodig. Maar ook is elk huis anders. Niets is er hetzelfde. Het werk is daarom heel afwisselend." Dat geldt voor het werk maar ook voor de materialen die de stoffeer ders gebruiken. „De stoffen voor de vloer of de gordijnen die je ge bruikt, hebben allemaal zo hun ei genschappen." De Jager noemt de gang van de klant naar de winkel, het uitzoe ken van tapijt en meubels, het be stellen van de spullen en het leggen van vloerbedekking of bezorgen van het meubilair, een mooi pro ces. „De klant komt eerst bij de verkoper terecht, maakt een keuze, de boel wordt in huis opgemeten, de spullen worden besteld en wij komen om het af te maken. Soms heeft de klant bepaalde dingen in zijn hoofd die niet altijd kunnen. In overleg kun je dan wat aanpassin gen doen." De werktijden zijn officieel van acht uur tot half vijf, maar 'negen van de tien keer wordt het later.' „We beginnen om half acht in te laden en maken het karwei af. Je kunt niet zomaar van weglopen. Mensen hebben wat gekocht en dan moet je er zorg voor dragen dat het perfect in orde is." Het werkterrein van Bouman-Pot ter is groot. „We zitten voor tapijt tot in Rotterdam en Breda. Vorige week waren we in Vlissingen, maar we hebben ook in Enschede gezeten. Dan moet je om 5 uur 's ochtends weg en ben je om 10 uur 's avonds thuis. Soms zitten we een week lang hier op 't eiland, dan weer twee weken daarbuiten." De Jager deed de afdeling com- sumptief aan de technische school in Ossendrecht, volgde de 3-jarige banketopleiding in Goes en be haalde ook nog eens het onderne mersdiploma. Hij deed ook mee aan de Nederlandse kampioen schappen banketbakken. „Dat was niet verkeerd, maar nu doe ik dit en ik heb het reuze naar de zin." Bij Bouman-Potter zijn tien stof feerders in dienst. Zijn broer Ri chard is sinds februari de rechter hand van Tonnie. Een meester- leerling verhouding? Tonnie (la chend): „Ja, de jongere broer mag het de oudere leren." Richard: „Het is een buitengewoon mooi vak en we kunnen goed met elkaar overweg." Komt Tonnie uit de banketbranche, Richard komt uit de metaalsector. Hij werkte onder meer bij RMI Holland in Bergen op Zoom en bij carrosseriebedrijf Elenbaas in Poortvliet. Nu werken ze beiden bij Bouman-Potter. In Poortvliet. Na de lagere technische school kwam Stoutjesdijk in juli 1967 bij aannemer A. Muller in de smalstad terecht. „Leraar timmeren Zwik- ker had naar Muller gebeld en sa men met Adrie Lindhout kon ik komen. Maar bij het weggaan uit school zei de conciërge Johannes de Viet dat ik me niet in de tim merfabriek moest laten praten. Ik heb toen gezegd dat ik in de bouw wilde. De Viet heeft me op dat spoor gezet en ik had de vrijmoe digheid om dat zo te zeggen. Daar heb ik geen spijt van gehad." Zijn eerste werk was de bouw van twee Canadese woningen met houtskeletbouw in de smalstad. Via het klantenwerk, onderhoud en uitbreiding van particuliere wonin gen, kwam Stoutjesdijk met alle facetten van het timmervak in aan raking. „In die tijd waren er nogal wat mensen met grote huizen die op de zolder slaapkamertjes wilden. We werkten nogal veel aan de Molen dijk waar toen de rijkere mensen woonden. Maar we moesten ook reparaties doen. Raam- en deurko zijnen vervangen. Dat is nog een groot bestanddeel van mijn werk." De bouw was niet altijd even ge makkelijk. Na een jaar of vier wil de Stoutjesdijk veranderen van werkgever. „De sfeer was toen wat minder en we zaten in Sint-Anna land met de bouw van een nieuwe school. Ik stond veel in de modder. Ik kon naar de gebroeders Suur- land in Scherpenisse en die bouw de toen Sint Maartenshof. Daar heb ik een jaar aan gewerkt. Vanaf de fundering tot het dak, maar toen was er geen werk meer voor me." De timmerman 'zat drie dagen thuis toen hij via een advertentie bij Dura uit Rotterdam terecht kwam, de bouwer van de nieuwe Het ambachtelijke bewerken van hout trekt Stoutjesdijk aan. lagere school in Sint-Maartens dijk. „Na een half jaar kwam Suurland weer terug. Hij had vol op werk, zei hij. Ik terug naar Suurland, maar voordat de school was afgebouwd, zat ik weer thuis." Ook dat duurde niet lang. In zijn woonplaats Stavenisse wist aannemer M. van Prooyen te ver tellen dat aannemer Krijger in Poortvliet een timmerman zocht. „Ik ben op 18 september 1972 bij Johannes Krijger in dienst geko men en ik ben er nooit meer weg gegaan. Ik heb ook nooit meer een dag zonder werk gezeten. En ik heb er altijd schappelijk kunnen werken." Stoutjesdijk beoefent het vak be roepsmatig, maar ook thuis neemt hij het timmerwerk voor zijn reke ning. Toen hij in de winter van 1978-1979 dertien weken in de vorstverlet zat, kwam hem dat 3- goed uit: „Toen heb ik alle kozij nen voor mijn huis kunnen ma ken." Stoutjesdijk houdt van het 'klan tenwerk', het bouwen van comple te particuliere woningen tot het re pareren van huizen. Zo bouwde hij samen met Krijger sr. een bunga low in Halsteren waar voor het eerst een schuifpui werd gebruikt. Hij was ook een jaar lang bezig in de dokterswoning van Van den Berge aan de Voorstraat in Sint- Annaland. Dat beschouwt Jan nog steeds al een van de mooiste pro jecten. „Daar zijn we in de nok be gonnen en in de kelder geëin digd." Het is vooral het ambachtelijke wat Stoutjesdijk in de bouw aantrekt. „Iets weer in de oude staat terug brengen, vind ik het mooiste. Er wordt bij Krijger ook wel nieuw bouw gepleegd, maar dat heeft me nooit zo getrokken. Als ik bijvoor beeld een mooi schuurtje mag bou wen met witte boeiborden en een makelaar, dan ben ik in mijn ele ment." Zo verrichtte Stoutjesdijk onlangs bij villa Ostrea in Tholen reparatie werkzaamheden. Ook bij het monu mentale pand van notaris Schot aan de Hoogstraat was de timmerman maanden zoet met het repareren en vernieuwen van kozijnen en ven sters en het maken van de blinden die allemaal uit schuine latjes be staan. Ook het in oude luister her stellen van de monumentale boer derij van A. van de Zwan in de Schelphoek in de Scherpenissepol- der was voor Stoutjesdijk een mooie restauratieklus.' Het is vooral in de praktijk waar de timmerman de kneepjes van het vak leert, zegt Jan. „Heb je wat inzicht en liefde voor het vak, dan is het een mooi beroep. Als het niet van harte gaat, dan kun je het wel schudden." Hout is voor een timmerman het fa voriete materiaal. „Hout leeft. Er is niks mooier dan een eerlijk stuk hout. Kijk eens naar de vlammen en de tekening in eikenhout. Daar kun je prachtig de structuur van zien." Dankzij beter gereedschap is het werk er in de loop der jaren wel ge makkelijker op geworden, zegt Stoutjesdijk. „We hebben nu altijd een cirkelschaaf, een schaafmachi ne en een decouperzaag bij ons in de wagen. Maar vooral de schroef machine is een grote vooruitgang. Vroeger moest je bij het afhangen van deuren met een schroeven draaier voor de scharnieren negen schroeven in de kozijnen draaien en negen in de deur. Dan had je de bla ren op je handen. Je moest voorbo- ren en de schroeven invetten. Nu hoeft dat niet meer. En doe je alles met de schroefmachine." Maar er worden ook veel minder spijkers in de bouw gebruikt dan vroeger. „Het zijn nu bijna allemaal schroeven. Dat gaat ook geleidelij ker en rustiger. En het werkt ook veel makkelijker als je weer iets moet demonteren." Ook de karak teristieke duimstok wordt minder vaak gebruikt. „Boven de meter pak je een meetlint. Dat is vijf me ter lang. Als ik geen meetlint bij me heb, dan ben ik niet aangekleed." Voor studeren leek Elenbaas niet in de wieg gelegd. „Op school ging het niet zo best. Na de lagere school ben ik naar de mavo gegaan, maar dat werkte niet. Uiteindelijk kon ik bij schilder Noom in Scher penisse in de leer. Eerst moest ik nog een jaar naar school. Ik heb toen de opleiding voor aspirant-ge zel op de streekschool nog gedaan. Maar toen ik 16 was, ben ik bij Noom gaan werken", vertelt Elen baas. „Daar heb ik het vak geleerd. Je begint uitsluitend in de werk plaats met het voorbewerken van kozijnen. In de loodmenie zetten (dat mag nu niet meer gebruikt worden) en in de grondverf. Tegen woordig is dat niet meer nodig, want alle kozijnen komen voorbe werkt van de fabriek af." Zes jaar werkte Elenbaas bij Noom. Toen stapte hij over naar Geluk schilders in Sint-Philipsland. „De reden daarvoor was, dat ik in de winter altijd thuis zat. Er was geen werk. Bij Geluk was dat niet zo. En omdat ik getrouwd was en kinderen kreeg, wilde je toch graag continue werk houden. Daarom ben ik naar Geluk gegaan. En dat is een goede beslissing geweest. Ik heb het pri ma naar m'n zin in het bedrijf. Ik ben voorman geworden en heb dus ook wat verantwoordelijkheid ge kregen, naast heel wat vrijheid", vertelt Elenbaas. Dat voorman schap betekende echter wel dat hij voor even weer terug moest in de schoolbanken. „Dat was best moei lijk. Om als dertiger weer te moe ten leren. Maar het is gelukt en het werk bevalt me goed." Overigens moet een schilder met enige regelmaat cursussen volgen op allerlei gebied. Nieuwe materia len en wettelijke regels zorgen daarvoor. Overigens zijn - zeker binnen de grotere schildersbedrij ven - de ouderwetse schilders die alles doen (behangen, schilderen, glaszetten) aan het afnemen. Steeds meer wordt er gespecialiseerd. „Wij hebben mensen in dienst die alleen maar spackspuitwerk doen, maar ook behangers en glaszet ters", legt Elenbaas uit. „Zelf zit ik veel in het renovatiewerk en daar zit nog wel van alles in. Daar doen we veel zelf. Dat is toch ook het leuke aan dit vak. De afwisseling van handelingen. En het allerleuk ste is voor mij toch wel het klanten werk, maar dat komt er steeds min der. Gewoon een particulier die zijn huis opgeschilderd wil hebben. Je hebt dan contact met mensen en op een andere manier dan bij een pro ject." Overigens merkt Elenbaas op dat de grote schildersbedrijven niet zonder die projecten (zoals voor woningbouwstichtingen) zouden kunnen. De schildersbranche ontwikkelt zich. De materiaalkeuze is uitge breid en er wordt gezocht naar goe de formules om het bedrijf gezond te houden. Eén van die nieuwe ont wikkelingen is het 'windowcare- systeem'. „Dat betekent dat we de mogelijkheid bieden om een totaal pakket Voor onderhoud van hout werk te kopen. Dat wil zeggen dat ons bedrijf ook de houtrotbestrij- ding ter hand neemt. Het schilders bedrijf is dan dus aannemer van het geheel", legt Elenbaas uit. In materialen is er veel veranderd. Binnenshuis is het bijvoorbeeld verplicht verf op waterbasis te ge bruiken. En men is ook bezig om zoiets voor buiten te bepalen, maar daar ben ik zelf niet zo voor. Op dit moment zou ik liever geen waterge dragen verf voor buiten gebrui ken", zegt Elenbaas die aangeeft dat je voor verschillende verven ook andere kwasten moet gebrui ken. Langere kwasten (met kunst stof haren) voor watergedragen ver ven en voor bijvoorbeeld de stuggere klassieke hoogglanslak juist kortere varkensharen. Het glaszetten gebeurde vijftien tot twintig jaar geleden met een flinke plas butyleenkit. Nu worden er rub bertjes en band gebruikt om het raam te stellen en vervolgens wordt er afgekit. Dat bespaart kit en het is handiger als de ruit nog eens ver wisseld moet worden. Moet je voor het schildersvak aan leg hebben? „Nou nee. Je hebt geen speciaal gevoel ergens voor nodig. De handelingen kun je aan leren. Alleen pakt de een het snel ler op dan de ander. Ik ben nu zelf voor twee jaar leermeester van een jongen die de opleiding tot aspi rant-gezel doet. En ik moet zeggen dat hij het goed doet. Natuurlijk ben je niet meteen een vakman, maar hij leert snel." Elenbaas zelf heeft geen officiële opleiding ge had tot schilder. Die is er echter wel. Men kan er leren voor aspi rant-gezel, gezel, ondernemer in het schildersbedrijf en daarna nog diverse specialisaties. Veelal be treft het een combinatie van wer ken en leren. Omdat smaken verschillen, maakt het voor de schilder niet uit welke kleur er moet worden verwerkt. Toch merkt Elenbaas wel dat er tegenwoordig soms opvallende kleuren worden gebruikt die vroe ger niet zouden zijn verwerkt. „Maar dat valt toch nog wel mee. De van oudsher veel gebruikte kleuren wit, groen, rood en blauw doen het nóg altijd heel goed", al dus Elenbaas die met een knikje naar zijn eigen bordeauxrode ach terdeur wijst. Na de lts in Sint-Maartensdijk te hebben afgerond, ging Glasbergen varen op een binnenvaartschip. Dat heb ik drie maanden gedaan en daarna nog negen maanden in de kustvaart. Toen kreeg ik verke ring en ja, dan is varen niet zo handig meer hè?", zegt de Thool- se metselaar. „Bovendien betaalde de vaart buitengewoon slecht. Ik kreeg 1500 gulden in de maand en daar moest ik een auto van rijden (want ik moest op tijd bij de boot zijn) en alle reiskosten zelf beta len. Zo ben ik eigenlijk bij mijn schoonvader in de zaak gerold (aannemingsbedrijf Bogert - red.). Ik heb toen veertien dagen in de schoolbanken gezeten bij de stich ting samenwerkingsverband prak tijkopleiding bouw in Bergen op Zoom en daarna ben ik aan de slag gegaan." Natuurlijk ging Glasbergen niet meteen aan het metselen. „Eerst opperen (het helpen van de bouw lieden - red.) en dan eens een 'vuil-werkmuurtje' zetten. Dat is metselwerk dat later gestucadoord wordt. Dus dan komen de stenen niet in het zicht. Later doe je een muurtje schoon metselwerk en zo bouw je dat op", vertelt Glasber gen. „Je leert op school natuurlijk veel theorie. En die heb je ook no dig. Anders weet je niet waar je moet beginnen. Maar het echte ge voel voor het werk, het wegleggen van de stenen en de snelheid, leer je toch pas in de praktijk. Door met een ervaren metselaar te wer ken, leer je heel veel." Maar hoe zet je nu een muur weg? „De timmermannen zetten zoge naamde profielen uit. Je maakt dan een soort lat met maatstrepen erop die de steenlagen aangeven. Die wordt met een laserapparaat water pas gezet", legt Glasbergen uit die ook vertelt dat stenen van vijf centi meter dik en een voeg van zo'n 12 mm vrij normaal is. Overigens is het niet zo eenvoudig als het lijkt om de stenen aan de hand van de maatlat en een touwtje recht om hoog te metselen. Het vraagt gevoel en oog voor het werk om de voegen even groot te maken en om de ste nen goed weg te leggen. Het maken van een goede specie is daarbij van belang. „Je specie moet smeuïg zijn. Niet te dik en nietite dun. En in principe moet je de steen er in één keer goed opleggen. Het kan zijn dat je eens een klein tikje moet ge ven, maar als je veel moet tikken, is dat geen goed teken", aldus Glas bergen. Hij legt uit dat je meestal achter elkaar door kunt metselen, terwijl een leek wellicht zou ver wachten dat de druk op de onderste stenen dan zo groot zou worden, dat de specie er vantussen wordt ge perst. „Nee, stenen nemen vocht op. En tegen de tijd datje een heel eind je hogerop bent, is de onderste spe cie al opgesteven. Daarom is het wel belangrijk te weten met wat voor stenen je metselt. Nu metsel je meestal toch eerst alles tot steiger hoogte en daarna ga je verder. Maar het kan zijn dat je met heel harde steen werkt. Dan moet je wel eens even wachten." Wie wel eens een nieuw opgetrok ken muur heeft gezien, zal wellicht opgevallen zijn dat die de eerste tijd nog regelmatig nat gehouden wordt. Zeker in de zomer. „Dat gebeurt om te voorkomen dat de specie te snel droogt. In principe is het goed dat er vocht bij de specie blijft komen. Dat maakt het sterker en harder. Een muur die in de herfst is gebouwd zal in het algemeen ook sterker zijn dan één uit de zomer. Als je met 30 gra den hitte een muur metselt en die niet nat houdt, dan verbrandt de specie." Nadat een muur is opgetrokken, moet deze nog gevoegd worden. Tenminste, als het schoon metsel werk is. Dat gebeurt met een zoge naamde voegspijker en met een har dere specie (meer cement en minder zand). Volgens Glasbergen kun je op twee manieren een voeg afwerken. „Je kunt hem afborstelen of dicht strijken. Afborstelen vergt minder tijd en is dus goedkoper, maar je krijgt een grovere structuur en daar door krijgen vocht en vuil meer kans. Een met de Voegspijker dicht- gestreken voeg is gladder en sluit beter af." Overigens zijn er ook nog zogeheten 'knipvoegen' die vooral bij oudere huizen nog wel voorko men. „Maar dat is een aparte tech niek met ook aparte specie. De voeg komt dan iets naar voren. Er zijn maar een paar bedrijven in Neder land die dat goed kunnen. En het is een dure zaak." De stenen kunnen op verschillende manieren gelegd worden. In ver schillende 'verbanden' zoals dat heet. Het meest voorkomend is 'half steens verband' waarbij elke volgen de laag een halve steen verspringt. „Dat werkt op zich het snelst, maar het is tegelijk ook best lastig, omdat je er minder zicht op hebt, of je wel recht metselt. Want je hebt aan weerszijden van elke voeg een halve steen lengte zitten, terwijl dat bij wild verband bijvoorbeeld minder het geval is", legt Glasbergen uit. Een goede metselaar die ook nog zelf moet opperen (zoals bij Bogert meestal gedaan wordt) legt zo'n 750 stenen per dag. „Maar als je alleen maar zou hoeven metselen, dan haal je de 1000 stenen wel. Natuurlijk is het weer van grote invloed op ons vak. We zijn veel buiten bezig. Als je iedere keer een flinke plens regen op je stenen krijgt, dan wordt alles vuil. Je specie gaat dan uitspoelen en je kuipen komen vol water te staan. Omgekeerd, werkt het ook niet lekker als het bloedheet is." Het werk is mooi, vindt Glasbergen. „Ik heb er echt geen spijt van gehad. Je bent bijna elke week ergens an ders bezig. Het is afwisselend en tel kens is er weer ander metselwerk. En zo nu en dan zijn er eens meer bijzondere dingen. Zoals een ronde muur. Die moet je langs een mal metselen en een scherpe bocht maak je met allemaal koppen (doorgesla gen stenen - red.). Maar ook restau ratiewerk doen we. Daarbij moet je heel voorzichtig te werk gaan. Dat is ook prachtig om te doen. Nee, ik zit liever hier dan op een boot." Tonnie de Jager heeft plezier in het werk als stoffeerder. Afkitten behoort ook tot de werkzaamheden van een schlder als Jan Elenbaas. Gert-Jan Glasbergen vindt het werken in de buitenlucht één van de aantrekkelijke aspecten van het vak.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2001 | | pagina 13