„Persoonlijk vind ik geen bevrediging in de jacht, al is die wel noodzakelijk" Toezicht jachtgebieden Poortvliet en Sint-Annaland straks in één hand Jvt Opzichter houdt Tholen in nachtelijke uren in de gaten Jachtopzichter Toon de Wit (68) uit Poortvliet stopt na 40 jaar Afscheid Donderdag 25 januari 2001 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 11 isschien is de 68-jarige Toon de Wit uit Poort vliet wel de enige jachtopzichter in Nederland die niet van jagen houdt. Dat klinkt tegenstrijdig voor iemand die veertig jaar lang het jachtgebied De Liniedijk bij Poort vliet onderhield. De Wit neemt op 3 februari afscheid als opzichter, maar zal zeker niet werkeloos blijven. Een portret van een man die zelf niet graag schiet, maar de jacht wel noodzakelijk vindt. Beetje bluf Veel dieren slachtoffer van het verkeer Stroperij Vossen Bijvoeren Jagen moet Nooit weer Collega's Criminaliteit Preventie 'Boeren moeten hun land maar omheinen' C et grootste probleem voor de jacht dit jaar is de onzekerheid over het resultaat van de anti-jachtlobby in de Tweede Kamer. De vrees is dat de categorie die tegen de jacht is de dienst gaat uitmaken. Jagers zullen daar door afhaken. Vervolgens raken jacht- en natuurgebie den verwaarloosd waardoor het biotopisch evenwicht verstoord raakt. Dier- en plantensoorten sterven uit en de criminaliteit in de polder neemt bij gebrek aan con trole toe. Een gemoedelijke man, een avon tuurlijk aangelegd figuur en tege lijkertijd niet iemand die opvalt. Toon de Wit leidde een onregelma tig leven. Beslist geen negen-tot- vijf-mentaliteit. Dat begon al toen hij op zeventienjarige leeftijd in dienst kwam bij de marine. In 1949 was De Wit gelegerd in Nieuw- Guinea bij de hydrografische dienst die de zeeën in kaart bracht. ,,We hadden alleen maar voedsel in blik bij ons. En dat was natuurlijk niet zo lekker. Dus gingen we - als we voor een riviermonding voor anker lagen - aan wal om te jagen. We schoten herten, wilde varkens, kangoeroes en kasuarissen (een soort struisvogels - red.). Ook kochten we koeien van inlanders. Het vlees vervoerden we dan in een klein autootje naar de zee en met de motorsloep brachten we het vlees aan boord. Dan hadden we een lekker boutje", vertelt De Wit. Op de kast in zijn woonkamer her innert een fraaie foto van de Poort- vlietenaar in uniform, samen met zijn geliefde Bep van der Jagt (nu al bijna veertig jaar zijn echtgeno te) aan die tijd bij de marine. Uit dienst gekomen, ging De Wit werken bij de waterleidingmaat schappij in Tholen. Daarna werkte hij als bode en werkman bij de ge meente Poortvliet en later de herin gedeelde gemeente Tholen. Mevr. De Wit werkte in de begintijd in de huishouding bij de Poortvlietse burgemeester W.J. van Doorn. Die kwam zodoende ook te weten dat De Wit in Nieuw-Guinea gejaagd had. Omdat de toenmalige jachtop zichter Willem Speijer al op leef tijd kwam en bijvoorbeeld niet meer 's nachts op pad kon, vroeg Van Doorn of dit baantje in de privéjacht van de burgemeester niets voor De Wit was. „Daar had ik wel oren naar en nadat ik in structie had gekregen van de post- commandant van de rijkspolitie, moest ik bij de groepscommandant in Tholen een soort examentje af leggen. Een proces-verbaal schrij ven en dergelijke. Daarna werd ik door het hoofd van de directie poli tie benoemd als onbezoldigd amb tenaar van het korps rijkspolitie. Die benoeming ging op 1 januari 1961 in", legt de scheidend jacht opzichter uit. „Je had toen nog geen officieel examen. In 1983 is er pas een cursus gestart van de Nederlandse vereniging van jacht opzichters. Natuurlijk kreeg je wel regelmatig instructie van de politie in Tholen. Tegenwoordig is dat nog zo, maar dan meestal in Middel burg of Vlissingen. Daar wordt ook de wapeninstructie gegeven." Jazeker, De Wit heeft een dienst verder neemt de schade aan het ge was toe. Bij gebrek aan jagers raakt de wildschade pot leeg, die voor een belangrijk deel door deze groep wordt gevuld. Boeren zijn zich te weinig bewust van de narigheid die het ontbreken van jagers veroor zaakt. Dat zegt jachtopzichter, opsporings ambtenaar en veldverzorger Han van Vossen (51) uit Sint-Annaland. Volgende maand neemt hij een groot deel van de taken over van jachtopzichter Toon de Wit (68) uit Poortvliet. „Toon stopt als opzichter en veldverzorger in de gebieden cjie eigendom zijn van of waarvan de jacht gepacht wordt door de familie Van Doorn. Het gaat om zo'n 1000 hectare jachtgebied. In totaal heb ik straks 2000 hectare onder beheer." Van Vossen heeft nooit onder stoe len of banken gestoken dat jagen naast nuttig werk ook een hobby is. „Bij sommige mensen zit jagen in het bloed." Maar minstens zo be langrijk, zo niet belangrijker, is het in standhouden van een gezonde wildpopulatie op het eiland. Van de 22 bejaagbare soorten wild zijn er nog vijf (fazant, haas, konijn, wilde eend en houtduif) overgebleven. Voor die groepen wordt gezorgd dat ze niet ten prooi vallen aan autover keer, aan de landbouwmechanisatie en aan roofdieren. Ook de mens wordt tijdens de jacht middels een groot aantal regels aan banden ge legd. Van Vossen maakte inmiddels af spraken met circa 50 boeren op het eiland. „We hebben afspraken ge maakt over het inzaaien van bepaal de gewassen. Gewassen die er voor moeten zorgen dat het wild zich vooral in de winter kan schuilhou den en niet wordt opgevreten door roofdieren zoals kiekendieven. Ook moeten ze kunnen vluchten voor mensen en voor aanstormende au to's." Dat betekent dat boeren hun groen- bemesting, zoals mosterdzaad, een bepaalde tijd laten staan. Ook ge deelten die met maïs zijn beplant, worden niet geoogst. Daarnaast zor wapen. Wat dat betreft, verschilt hij in niets van een gewone politie agent. In de loop der jaren veran derde de titel van de Poortvliete- naar van onbezoldigd ambtenaar in 'buitengewoon opsporingsambte naar' (BOA). De Wit is (net als al zijn collega-jachtopzichters) nu ook in dienst van de wildbeheer eenheid (WBE). De WBE De Li niedijk is in 1982 opgericht, toen de broers Wim en Daan van Doorn het jachtgebied overnamen van hun vader, voormalig burgemeester Van Doorn. De Wit had als jachtopzich ter een gebied van 1000 hectare onder zijn hoede. Zijn functie was eigenlijk tweeledig. Ten eerste was hij als BOA een soort veldpolitie. Uit een map trekt hij een papier te voorschijn waarop alle wetsartike len staan waarvoor een BOA be voegd is op te treden. En dat gaat beslist niet alleen over dieren. Al lerlei milieuwetten, de wapenwet en zelfs een artikel uit het lucht vaartreglement valt onder zijn ver antwoordelijkheid. „Je moet in principe al die artikelen kennen. Maar je kunt gewoon niet alles we ten. Dus zaken waar ik geen ver stand van heb, daar ga ik zelf niet achter aan. In zo'n geval kun je ook de politie nog inschakelen." Zijn dienstpistool heeft hij nooit hoeven te gebruiken. „Gelukkig niet. Niemand heeft me ooit be dreigd bij een aanhouding. Hoewel dat tegenwoordig niet vanzelfspre kend is. De jachtopzichters van Sint-Philipsland en Veere zijn be- voorbeeld al eens in elkaar gesla gen", weet De Wit. „Het is wel be langrijk dat je kordaat optreedt. En een beetje bluf komt er ook wel bij kijken. Niet te zachtjes en niets gaan vragen, maar meteen aanpak ken. Dat werkt het beste." Eind 1961, bij de opening van het jachtseizoen, vatte de kersverse jachtopzichter meteen al een stro per met een geweer in de kraag. „Het was op een nacht dat het hard waaide; windkracht tien. Dat zijn voor stropers goede nachten. Wei nig volk op pad en door de wind is er veel geluid buiten. Samen met Wim Gaakeer liep ik door de Klaas van Steelandpolder. We waren met een auto afgezet. Op de plek bij de dijkcoupure zag ik tegen de lucht iets zitten dat op een persoon leek. Ik ging ernaartoe en ja hoor, daar zat een stroper. Die keek de auto na die ons had afgezet. Maar ons had hij niet gezien", aldus De Wit. De stroperij was in de beginjaren van De Wits opzichterschap nog veel algemener dan tegenwoordig. Al komt het ook nu nog zeker voor. „Er is wel het een en ander veran derd. Vroeger ging ik op de fiets 's gen de boeren ervoor dat ook akker randen bescherming bieden. Soms huren jachteigenaren zelf kleine stukjes land van boeren. Van Vossen; „Dat zijn vaak de onrenda bele delen. Of een slecht perceeltje. Jachteigenaren zaaien zo'n stukje dan zelf in." De anti-jachtlobby wijst erop dat op die manier de wildstand uitsluitend wordt beschermd voor het uitoefe nen van een hobby. Van Vossen is het daarmee niet eens. „Doe je dat niet, dan trekt het wild van de kale polders naar begroeide delen van het eiland en naar natuurgebieden. Daar is dan sprake van een overpo- pulatie die ernstige schade aan de gewassen en aan plantensoorten toebrengt. Ook breken dan vaak ziektes onder de dieren uit en is er sprake van een slachting door auto mobilisten. Als je zorgt dat wild ge lijkelijk over het eiland is verdeeld, bewijs je de natuur, de jager, de toe rist, de boeren en het weidelijk wild een dienst." Van Vossen weet dat hij als jachtop zichter, wildbeheerder en veldver zorger de pet van zijn broodheren (de jagers) op heeft. Toch zijn Van Vossens argumenten voor een goed wildbeheer ook volgens het minis terie van landbouw desgevraagd steekhoudend. Het ministerie wil in zijn commentaar echter niet voor uitlopen op de verdere behandeling van de nieuwe flora- en faunawet in de Tweede Kamer. Die wet is allang aangenomen, maar omdat er zoveel maatregelen van bestuur nodig zijn (zeg maar de praktische uitwerking van de wet) laat het in werking stellen ervan nog op zich 'wachten. De verwachting is dat de nieuwe wet dit jaar van kracht wordt. Daarin staat onder meer dat op vossen niet mag wor den gejaagd. Van Vossen: „Dit jaar zijn er meldingen gekomen dat er vossen op het eiland zijn gezien. Ze zijn gesignaleerd in de Weihoek. Het gebied tussen Sint-Annaland, Oud Vossemeer en Poortvliet. In dat gebied is wildbeheer toegepast. De wettelijk beschermde vossen van gen daar nu konijnen en hazen. Heb je een lege polder (en die krijg je als nachts de polder in. Een auto had ik niet. Maar ook de stropers gingen toen op een winderige nacht vaak te voet op pad. Ze hadden ergens een geweer verstopt en dan schoten ze een paar hazen. Maar dat verander de. De stroperij is gemotoriseerd", aldus De Wit. „Ze komen nu met de auto, of zelfs met twee auto's, waarvan er één als afleidings manoeuvre dient. Ze komen om twaalf uur (vaak uit Brabant) en stro pen totdat het licht wordt. Het zijn dan ook vaak beroepsstropers die snel een polder leegjagen en dan tien minuten later weer heel ergens anders bezig zijn. Die kun je heel moeilijk pakken. Zeker als je op de fiets bent. Later leende ik wel eens de auto van de burgemeester of van Wim van Doorn. En op een gege ven moment kreeg iedereen het wat beter (ook ik) en kocht ik zelf een auto. Mijn aanstelling als BOA geldt voor heel de gemeente Tholen (Sint-Philipsland is er later bijge schreven). Als we nu een ronde rij den (tegenwoordig gaan we altijd met z'n tweeën) dan is 100 kilome ter per nacht niets." De 'romantiek' van het stropen is er dus wel af. De laatste jaren zijn er geen stropers meer gepakt, maar dat wil niet zeggen dat ze er niet zijn. En stropen uit armoede, heeft De Wit nog nooit gezien. „Ik heb wel gehoord dat dat vroeger gebeurde. je de jacht verbiedt en dus geen af spraken maakt met boeren, geen zieke dieren afschiet, maar waar wel automobilisten dieren doodrij den en wel wilde katten en loslo pende honden dieren doden), dan pakken de vossen bij gebrek aan wild het kleinvee. Dan vreten ze kippen, kalkoenen, zeg maar het scharrelvlees. Tot lammetjes aan toe." Van Vossen ziet het als zijn taak in zijn verdubbelde jachtgebied een goede wildstand te handhaven. Daarnaast is hij het verlengstuk van de politie. Hij signaleert bijvoor beeld ook loslopende honden. „Die jagen het wild op. Ze verstoren de dieren. Honden mogen wel loslopen buiten de bebouwde kom, maar ze mogen niet jagen. Daar moeten de eigenaren op toezien. Dat gebeurt niet altijd." Van Vossen kreeg les in sociale maar in mijn tijd als jachtopzichter in elk geval niet. De stropers komen ook uit alle lagen van de bevol king", aldus de Poortvlietenaar. Hij herinnert zich nog een stroper waar voor hij heel wat moeite moest doen om hem te pakken te krijgen. „Ik zat samen met Han van Vossen en Izak van der Maas achter twee stro pers aan. We moesten dwars door een watergang en waren helemaal nat. Op een gegeven moment zagen we ze niet meer. De persoon met het geweer hebben we niet gevonden, maar we wisten dat er nog een in een bietenveld verstopt zat. We heb ben toen een speurhond laten ko men en zo hebben we de stroper en de lichtbak die hij gebruikte gevon den. De volgende morgen vonden we de buit ook nog: vijf hazen." Het oppakken van stropers is zeker niet de enige taak van De Wit. Als jachtopzichter in dienst van de WBE De Liniedijk moet hij ook aan 'veldverzorging' doen. Dat be tekent dat hij 'de flora en fauna in de ruimste zin des woords in stand moet houden in het gebied waar voor hij is aangesteld'. Dat houdt onder meer in dat hij moet zorgen voor een goede wildstand. „In de strenge winters voer je het wild bij. Op plaatsen waar je weet dat veel vaardigheden. Gewapend met die kennis probeert hij de eigenaren te overtuigen beter op hun dieren te letten. Een hoogst enkele keer geeft hij hardleerse baasjes een bekeu ring. Hij vindt dat dat niet veel helpt. „De boete is laag. Toch ga ik dit jaar, als het bij herhaling gaat om dezelfde honden, de dieren in beslag nemen", waarschuwt hij al vast. Niet altijd zijn de bazen bekend. „We hebben regelmatig te maken met honden die uit de auto zijn gezet en aan hun lot zijn overgelaten. Die zijn vaak moeilijk te benaderen." De politie roept dan de hulp in van Van Vossen. Die benadert het dier op een bepaalde manier waardoor het vrij eenvoudig kan worden gevan gen. „Slechts eenmaal heb ik er een moeten afschieten. Het dier werd gevaarlijk voor mensen en voor het verkeer. Menig automobilist had al vogels zitten bijvoorbeeld, leg je wat voer weg om zeker te zijn dat de dieren geen tekort hebben", zegt De Wit. Er zullen mensen zijn die dit tegenstrijdig vinden. Het bijvoe ren van dieren die vervolgens door de jagers afgeschoten worden. Dat lijkt op het kweken van dieren voor de jacht. „Dat is natuurlijk niet zo. Het is belangrijk dat er een even wichtige, goede wildstand is. Je hebt er niets aan als je dieren laat verhongeren. Bovendien voeren we niet alleen de bejaagbare soorten bij, maar ook de andere dieren." De jachtopzichter moet ook zorgen dat de leefomgeving voor de dieren goed blijft (de biotoop). „Wat dat betreft, is het heel jammer dat het landschap zo kaal wordt. Veel boomgaarden zijn verdwenen, om dat de fruittelers het erg moeilijk hebben gekregen. Maar de wind schermen waren een prachtige bio toop voor bijvoorbeeld allerlei vo geltjes." Overigens moet De Wit er wel voor zorgen dat in de winter de hazen uit de boomgaard blijven, want die kunnen veel schade aan richten aan de fruitboompjes waar-, van ze de bast eten. Sowieso is wildschadebestrijding in de land bouw een belangrijk onderdeel van het werk van de opzichter. Verder houdt hij in de gaten hoeveel wild er in het gebied zit. Ook controleert de jachtopzichter zijn gebied op los- op de remmen moeten staan toen de hond, met een stuk ketting om de nek, plotseling de straat overstak." De jachtopziener heeft goede con tacten met de Thoolse politie vindt hij zelf. Dat moet ook wel, want als hij bij nacht en ontij door de polders rijdt, ziet hij wel eens zaken waar van kan worden aangenomen dat ze niet door de beugel kunnen. Zoals stroperij. Volgens de Sint-Annalan- der komt dat op het eiland vrij wei nig voor. „Dat zie je meer in Bra bant. Wij zitten wat dat betreft in een rustige hoek." Daardoor is ook het reeënbestand toegenomen. Ten opzichte van vijf tot zes enkele jaren geleden, lopen er op Tholen nu tussen de vijftien en de twintig rond. „Prachtige dieren", zegt Van Vossen. „Ook al bezorgen ze de boeren schade aan de oogst, die vinden ze zelf zo mooi dat ze er niets tegen ondernemen." lopende honden en verwilderde kat ten. Het aantal jachtgebieden in Neder land neemt af. Geleidelijk aan (of misschien wel heel rap) is de pu blieke opinie over het jagen aan het veranderen. De anti-jachtlobby van natuur- en milieu-instanties zorgde ervoor dat het aantal bejaagbare soorten werd teruggedrongen van 22 naar 5. Met het aantal jachtge bieden, vermindert ook het aantal jachtopzichters. Veel mensen zien het afschieten van dieren tegen woordig als een sport en dieren- kwellerij. De konijntjes, haasjes, gansjes en eendjes moeten samen met de vossen, roofvogels en andere predatoren maar uitmaken hoe de stand ervoor komt te staan. De Wit begrijpt die instelling niet. „Dat evenwicht is er simpelweg niet. En het komt er niet meer ook. Als je al les zijn gang laat gaan, dan komt er juist een heel eenzijdige fauna. Neem nou de vossen. In Brabant komen bijvoorbeeld in diverse ge bieden veel vossen voor. Als je dat aantal niet in bedwang houdt, bete kent dat een ramp voor de bodem broeders. En er is verder geen na tuurlijke vijand van de vos. Datzelfde geldt ook voor bijvoor beeld kraaien en eksters", zegt De Bejagen hoeft evenmin. Van Vossen: „De populatie blijft nu stabiel omdat het overschot door automobilisten wordt doodgereden." Vrijwel altijd wordt in dat geval Van Vossen gewaarschuwd. Die maakt een einde aan het leven van het doorgaans zwaargewonde dier en geeft de dader, als die de ree niet zelf mee naar huis neemt, een kleine schadevergoeding. Het beest wordt door Van Vossen thuis geslacht en door liefhebbers opgegeten. Reerug deed gedurende de afgelopen feest dagen bijna 160 gulden per kilo. De schade die de boeren door het wild lijden, kunnen ze vaak niet ver halen. Van Vossen: „De meeste scha de wordt veroorzaakt door fazanten en patrijzen. De boeren hebben van het ministerie het advies gekregen netten over het gewas te leggen. Dat is bij tachtig hectare een onmogelij ke zaak. Of ze zeggen raster je ge- Wit. Bovendien gaat het ook lang niet altijd goed binnen een groep dieren als je ze niet beheert. Neem nou de reeën bij Harderwijk. Daar mocht niet meer op gejaagd wor den. Het gevolg was een overpopu- latie. Er brak een ziekte uit en de dieren stierven als ratten. Is dat dan de juiste manier? Dan kun je beter de zwakkere dieren eruit schieten en zorgen dat de groep het optimale aantal niet overstijgt. Dan floreren die dieren." De baas van De Wit, Wim van Doorn van WBE De Liniedijk, is het daarmee eens. Hij wijst in dat verband ook op het patrijzenproject dat binnen De Liniedijk is uitge voerd. Boeren kregen gedurende zes jaar een vergoeding voor het vrijlaten en met kruiden inzaaien van akkerranden ten gunste van de patrijs. Ook daarop is kritiek geko men dat het creeëren van een ideale biotoop voor de schaars geworden patrijs (overigens niet door beja ging, maar door het decimeren van geschikte, ruigere terreinen) alleen zou dienen om voer voor de jagers geweren te hebbent „Wil je een op timale wildstand wat patrijzen be treft, dan moet je weten hoe die dieren zich gedragen. Het is weten schappelijk bewezen dat een oude patrijs een tienmaal zo groot territo rium heeft als een jonge. Als je de patrijs niet zou bejagen, kunnen er minder dieren in een bepaald gebied leven. En wat heb je liever: één oud paartje patrijzen dat geen jongen meer voortbrengt, of tien jonge paartjes", aldus Van Doorn. De Wit vertelt ook dat het verkeer vele dierenslachtoffers telt. „Veel meer dan je denkt. Je ziet lang niet alle doodgereden dieren. Maar als jachtopzichter kom je die op je ron des wel tegen. Lang niet altijd op de weg. Soms zijn ze aangereden en lopen ze nog wel zestig meter het land op voordat ze in elkaar zakken. Zo nu en dan moeten we ook opdra ven om een aangereden ree uit zijn lijden te verlossen. Zo'n dier gaat dan meestal naar de poelier. Die geeft er zo'n 75 gulden voor. En als we weten wie het dier heeft aange reden, geven we dat geld aan die persoon. Je kunt er per slot van re kening niets aan doen dat zo'n ree plotseling voor je auto springt", zegt De Wit. Er is overigens een tijd geweest dat de overheid geld betaalde voor het doden van dieren. „Je hebt het mus- sengilde gehad. Dan kreeg je een halfje of een cent voor dode mus", vertelt De Wit. „Maar ik weet ook nog dat je geld van de voedselcom- missaris kreeg als je ratten- en dui- venstaarten inleverde. Hier op Tho len ben ik eigenlijk begonnen met de bisamrattenbestrijding. We von den telkens sporen van dieren die we niet thuis konden brengen. We heb ben toen iemand van het ministerie van landbouw laten komen en die vertelde dat het ratten waren. Hij kon ons zo de plaatsen aanwijzen waar ze zaten. Vanaf die tijd heb ik die dieren bestreden. Later is die taak overgedragen aan het water schap." Toch is De Wit geen man die graag dieren doodmaakt. Het klinkt mis- bied maar af. Maar dat moet dan met een hek van twee tot drie meter hoog, anders begin je nog niets." In het nieuwe gebied van Van Vos sen wordt het wild van het gewas gehouden door het spannen van schrikdraad. Van Vossen werkt op Tholen samen met Wim van der Male uit Sint- Maartensdijk. Die beheert in die omgeving 1000 hectare. „Dat gaat prima. Van der Male zit in de vut en besteedt veel tijd en aandacht aan het gebied." Hetzelfde geldt voor zijn collega Rob Mulder uit Sint-Philipsland. „Die houdt toezicht over 3000 hec tare, maar doet niet aan veldverzor ging." Dat betekent volgens A.A. van Nieuwenhuijzen, voorzitter van de wildbeheerseenheid (WBE) Tholen en Sint-Philipsland, dat de dieren op Sint-Philipsland minder dekking hebben. „Door het ontbreken van veldverzorging is er minder beplan ting en begroeiing. Daardoor wor den er ook meer dieren doodgere den." Veldverzorging kost echter veel tijd en geld en dat is volgens Van Vos sen momenteel geen van beide voor handen. Het Fluplandse wild wijkt volgens Van Nieuwenhuijzen uit naar natuurgebieden als het Ram- megors en de westelijke Slikken van De Heen. „Daar vinden de die ren rust en kunnen ze zich verme nigvuldigen.". Het gevolg is wel dat de hazenstand minder wordt, maar de schade en overlast van fazanten, eenden en smienten toeneemt. „Die loopt in de tienduizenden guldens, schat de WBE-voorzitter. Hij signaleert dat de anti-jachtlobby enig succes begint te krijgen. ,JEr komen door de beperking van het aantal bejaagbare wildsoorten eer der minder dan meer jagers. De ani mo neemt af en jagers vinden het frustrerend om steeds te worden na gewezen." Van Nieuwenhuijzen vindt dat de jagerij die gang van zaken moet ac cepteren. Hij verwacht niet dat het einde van de jacht in zicht is. „Ja gers zullen het geweer nog niet massaal aan de kapstok hangen, maar wat er wel gaat gebeuren, is moeilijk te voorspellen. Veel hangt af van de opstelling van de provin cie Zeeland. Er komt een notitie van de provincie die is afgestemd op de aanstaande flora- en faunawet. Daarin staat schadepreventie voor op." Die preventie biedt e,en verant woorde manier van jagen, is zijn overtuiging. Daarbij zou meer schien vreemd, maar hij houdt zelfs niet eens van jagen. „Vroeger ging ik nog wel eens een dagje mee ja gen, maar dat doe ik al lang niet meer. Dat is fnisschien gek voor een jachtopzichter, maar persoonlijk vind ik geen bevrediging in het ja gen op dieren. Als het moet vanwe ge wildschade, dan doe ik dat na tuurlijk. En ook met het slachten van dieren voor consumptie heb ik op zich geen moeite. Maar als het even kan, schiet ik geen dier dood", zegt De Wit. „Ik heb een keer een hond af moeten maken die een paar men sen had gebeten. De eigenaar vroeg me of ik het dier dood wilde schie ten. Ik wilde geen nee zeggen en ging ernaartoe. De hond zat in de de schuur en ik moest hem maar afma ken. Maar het dier keek niet naar me. Daarom vroeg ik om een boter ham. Toen hij die op wilde eten, schoot ik hem door de kop. Het was verschrikkelijk. Ik heb er de hele nacht niet van geslapen. En toen heb ik gezegd: Dat is eens, maar nooit weer." Een wrede sport vindt De Wit de jacht echter zeker niet. „Je kunt niet zonder, dat is mijn mening. En ik ken ook geen jagers die hier bij voorbeeld op uitnodiging komen, die zelf géén jachtgebied hebben. Natuurlijk moet je het wel mooi vin den om te doen, anders ga je niet ja gen. Kijk maar naar mij. Maar het gaat er niet om zomaar in het wilde weg wat neer te knallen. Het gaat al tijd om selectief afschot waarbij er zeker bij minder ruim voorkomende soorten een maximumaantal per ge weer wordt afgesproken." In het huis van De Wit verwijzen ve le dingen naar de jacht. Een flink aantal opgezette dieren, schilderijen en borduursels en zelfs op de koffie kopjes en het suiker- en melkstel staan afbeeldingen van fazanten, pa trijzen en andere wildsoorten. Zal De Wit zijn werkzaamheden niet gaan missen? „Ach nee. Ik heb ge zegd dat ik nog wel wat bij zal springen hier en daar. Bovendien loopt mijn aanstelling als BOA nog tot 2003. Dan zal ik wel geen ver lenging meer krijgen en ik zal er ook niet naar vragen. Maar tot die tijd, blijf ik mijn rondje wel rijden. Al leen de nachtelijke ritten doe ik in principe niet meer. Nou ja, als ze moeilijk zitten, doé ik dat misschien ook nog wel eens." Voorlopig is De Wit dus nog wel even actief. Dus he ren stropers, opgelet... Na veertig jaar stopt Anthonie Marinus de Wit als jachtop zichter bij De Liniedijk. Op za terdag 3 februari krijgt hij een afscheidsreceptie aangeboden van de familie Van Doorn, van drie tot zes uur in het Holland Huis te Scherpenisse. Behalve allerlei bekenden, zijn ook de politie, jachtopzichtersvereni ging en KNJV Zeeland uitge nodigd. Ook Han van Vossen uit Sint-Annaland (die nu De Liniedijk ook onder zijn be heer krijgt) zal aanwezig zijn zodat men kennis kan maken met de opvolger van De Wit. De grondgebruikers krijgen nog een brief over de wisseling van de wacht. moeten worden samengewerkt tussen gemeenten en wildbeheer- ders. „Die samenwerking is op Tholen minimaal", vindt hij. „De gemeente zou moeten meebetalen aan een jachtopzichter. Samen met een ambtenaar faunabeheer kan dan niet alleen de wildstand op peil blijven, maar ook kleine cri minaliteit worden tegengegaan." Van Nieuwenhuijzen, sinds 1986 voorzitter van de huidige WBE, heeft de indruk dat de kleine cri minaliteit in het Thoolse buitenge bied groeit. „Er is vooral 's nachts sprake van diefstal uit schuren. En van het vernielen van machines." Stroperij is er minimaal, is zijn in schatting. „Dat komt vooral door het frequente toezicht." Voor Van Vossen worden het nach telijk toezicht in de polder en de veldverzorging de hoofdbestand delen van zijn werk. „Tijdens de veldverzorging ben je een extra oog van de boer en in de nacht het extra oog van de politie. Je ziet soms vreemde auto's in de polder rijden met mensen die een opval lende belangstelling hebben voor bepaalde gebouwen. Een jachtop zichter kan door zijn aanwezig heid inbraken en diefstal voorko men. Ze zien je rijden en zien dan vaak af van hun plannen", is de in druk van Van Vossen. Aan het eind van de cyclus, om streeks november en december, is de jager aan de beurt. Dan wordt bekend of de jachtwet is nage leefd. „Daarin staat dat de jager, bij het ontbreken van een goede wildstand, moet zorgen dat deze wordt bereikt. Dus wordt er ge jaagd in gebieden waar teveel wild zit en blijven we weg uit delen van het eiland waar dat niet het geval is." Tholen telt ongeveer 100 jagers. Negentig procent daarvan komt van het eiland, de rest uit België of van over de brug. Zou er niet op hazen worden gejaagd, geeft Van Vossen als voorbeeld, dan loopt de huidige populatie van circa 400 binnen een jaar uit naar 1500. Slechts een deel daarvan wordt dan door het verkeer doodgere den, door roofvogels opgegeten en door landbouwmachines om zeep geholpen. De rest zou zich aan het gewas tegoed doen. Zonder de jacht, is de overtuiging van Van Vossen, is er geen wildbe heer, geen veldverzorging en geen jachtopziener die de gebieden in de nachtelijke uren in de gaten houdt. In het jachtveld neemt Han van Vossen (links) de taken over van Toon de Wit. S S! Hoewel Toon de Wit stopt als jachtopzichter, houd hij zijn jachtgeweer en dienstpistool voorlopig nog tot 2003 bij zich.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2001 | | pagina 11