„Persoonlijk vind ik geen bevrediging
in de jacht, al is die wel noodzakelijk"
Toezicht jachtgebieden Poortvliet en
Sint-Annaland straks in één hand
Jvt
Opzichter houdt Tholen in nachtelijke uren in de gaten
Jachtopzichter Toon de Wit (68) uit Poortvliet stopt na 40 jaar
Afscheid
Donderdag 25 januari 2001
EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
11
isschien is de 68-jarige Toon de Wit uit Poort
vliet wel de enige jachtopzichter in Nederland die niet
van jagen houdt. Dat klinkt tegenstrijdig voor iemand die
veertig jaar lang het jachtgebied De Liniedijk bij Poort
vliet onderhield. De Wit neemt op 3 februari afscheid als
opzichter, maar zal zeker niet werkeloos blijven. Een
portret van een man die zelf niet graag schiet, maar de
jacht wel noodzakelijk vindt.
Beetje bluf
Veel dieren slachtoffer
van het verkeer
Stroperij
Vossen
Bijvoeren
Jagen moet
Nooit weer
Collega's
Criminaliteit
Preventie
'Boeren moeten hun
land maar omheinen'
C et grootste probleem voor de jacht dit jaar is de
onzekerheid over het resultaat van de anti-jachtlobby in
de Tweede Kamer. De vrees is dat de categorie die tegen
de jacht is de dienst gaat uitmaken. Jagers zullen daar
door afhaken. Vervolgens raken jacht- en natuurgebie
den verwaarloosd waardoor het biotopisch evenwicht
verstoord raakt. Dier- en plantensoorten sterven uit en
de criminaliteit in de polder neemt bij gebrek aan con
trole toe.
Een gemoedelijke man, een avon
tuurlijk aangelegd figuur en tege
lijkertijd niet iemand die opvalt.
Toon de Wit leidde een onregelma
tig leven. Beslist geen negen-tot-
vijf-mentaliteit. Dat begon al toen
hij op zeventienjarige leeftijd in
dienst kwam bij de marine. In 1949
was De Wit gelegerd in Nieuw-
Guinea bij de hydrografische
dienst die de zeeën in kaart bracht.
,,We hadden alleen maar voedsel in
blik bij ons. En dat was natuurlijk
niet zo lekker. Dus gingen we - als
we voor een riviermonding voor
anker lagen - aan wal om te jagen.
We schoten herten, wilde varkens,
kangoeroes en kasuarissen (een
soort struisvogels - red.). Ook
kochten we koeien van inlanders.
Het vlees vervoerden we dan in een
klein autootje naar de zee en met
de motorsloep brachten we het
vlees aan boord. Dan hadden we
een lekker boutje", vertelt De Wit.
Op de kast in zijn woonkamer her
innert een fraaie foto van de Poort-
vlietenaar in uniform, samen met
zijn geliefde Bep van der Jagt (nu
al bijna veertig jaar zijn echtgeno
te) aan die tijd bij de marine.
Uit dienst gekomen, ging De Wit
werken bij de waterleidingmaat
schappij in Tholen. Daarna werkte
hij als bode en werkman bij de ge
meente Poortvliet en later de herin
gedeelde gemeente Tholen. Mevr.
De Wit werkte in de begintijd in de
huishouding bij de Poortvlietse
burgemeester W.J. van Doorn. Die
kwam zodoende ook te weten dat
De Wit in Nieuw-Guinea gejaagd
had. Omdat de toenmalige jachtop
zichter Willem Speijer al op leef
tijd kwam en bijvoorbeeld niet
meer 's nachts op pad kon, vroeg
Van Doorn of dit baantje in de
privéjacht van de burgemeester
niets voor De Wit was. „Daar had
ik wel oren naar en nadat ik in
structie had gekregen van de post-
commandant van de rijkspolitie,
moest ik bij de groepscommandant
in Tholen een soort examentje af
leggen. Een proces-verbaal schrij
ven en dergelijke. Daarna werd ik
door het hoofd van de directie poli
tie benoemd als onbezoldigd amb
tenaar van het korps rijkspolitie.
Die benoeming ging op 1 januari
1961 in", legt de scheidend jacht
opzichter uit. „Je had toen nog
geen officieel examen. In 1983 is
er pas een cursus gestart van de
Nederlandse vereniging van jacht
opzichters. Natuurlijk kreeg je wel
regelmatig instructie van de politie
in Tholen. Tegenwoordig is dat nog
zo, maar dan meestal in Middel
burg of Vlissingen. Daar wordt ook
de wapeninstructie gegeven."
Jazeker, De Wit heeft een dienst
verder neemt de schade aan het ge
was toe. Bij gebrek aan jagers raakt
de wildschade pot leeg, die voor een
belangrijk deel door deze groep
wordt gevuld. Boeren zijn zich te
weinig bewust van de narigheid die
het ontbreken van jagers veroor
zaakt.
Dat zegt jachtopzichter, opsporings
ambtenaar en veldverzorger Han
van Vossen (51) uit Sint-Annaland.
Volgende maand neemt hij een
groot deel van de taken over van
jachtopzichter Toon de Wit (68) uit
Poortvliet. „Toon stopt als opzichter
en veldverzorger in de gebieden cjie
eigendom zijn van of waarvan de
jacht gepacht wordt door de familie
Van Doorn. Het gaat om zo'n 1000
hectare jachtgebied. In totaal heb ik
straks 2000 hectare onder beheer."
Van Vossen heeft nooit onder stoe
len of banken gestoken dat jagen
naast nuttig werk ook een hobby is.
„Bij sommige mensen zit jagen in
het bloed." Maar minstens zo be
langrijk, zo niet belangrijker, is het
in standhouden van een gezonde
wildpopulatie op het eiland. Van de
22 bejaagbare soorten wild zijn er
nog vijf (fazant, haas, konijn, wilde
eend en houtduif) overgebleven.
Voor die groepen wordt gezorgd dat
ze niet ten prooi vallen aan autover
keer, aan de landbouwmechanisatie
en aan roofdieren. Ook de mens
wordt tijdens de jacht middels een
groot aantal regels aan banden ge
legd.
Van Vossen maakte inmiddels af
spraken met circa 50 boeren op het
eiland. „We hebben afspraken ge
maakt over het inzaaien van bepaal
de gewassen. Gewassen die er voor
moeten zorgen dat het wild zich
vooral in de winter kan schuilhou
den en niet wordt opgevreten door
roofdieren zoals kiekendieven. Ook
moeten ze kunnen vluchten voor
mensen en voor aanstormende au
to's."
Dat betekent dat boeren hun groen-
bemesting, zoals mosterdzaad, een
bepaalde tijd laten staan. Ook ge
deelten die met maïs zijn beplant,
worden niet geoogst. Daarnaast zor
wapen. Wat dat betreft, verschilt
hij in niets van een gewone politie
agent. In de loop der jaren veran
derde de titel van de Poortvliete-
naar van onbezoldigd ambtenaar in
'buitengewoon opsporingsambte
naar' (BOA). De Wit is (net als al
zijn collega-jachtopzichters) nu
ook in dienst van de wildbeheer
eenheid (WBE). De WBE De Li
niedijk is in 1982 opgericht, toen
de broers Wim en Daan van Doorn
het jachtgebied overnamen van hun
vader, voormalig burgemeester Van
Doorn. De Wit had als jachtopzich
ter een gebied van 1000 hectare
onder zijn hoede. Zijn functie was
eigenlijk tweeledig. Ten eerste was
hij als BOA een soort veldpolitie.
Uit een map trekt hij een papier te
voorschijn waarop alle wetsartike
len staan waarvoor een BOA be
voegd is op te treden. En dat gaat
beslist niet alleen over dieren. Al
lerlei milieuwetten, de wapenwet
en zelfs een artikel uit het lucht
vaartreglement valt onder zijn ver
antwoordelijkheid. „Je moet in
principe al die artikelen kennen.
Maar je kunt gewoon niet alles we
ten. Dus zaken waar ik geen ver
stand van heb, daar ga ik zelf niet
achter aan. In zo'n geval kun je
ook de politie nog inschakelen."
Zijn dienstpistool heeft hij nooit
hoeven te gebruiken. „Gelukkig
niet. Niemand heeft me ooit be
dreigd bij een aanhouding. Hoewel
dat tegenwoordig niet vanzelfspre
kend is. De jachtopzichters van
Sint-Philipsland en Veere zijn be-
voorbeeld al eens in elkaar gesla
gen", weet De Wit. „Het is wel be
langrijk dat je kordaat optreedt. En
een beetje bluf komt er ook wel bij
kijken. Niet te zachtjes en niets
gaan vragen, maar meteen aanpak
ken. Dat werkt het beste."
Eind 1961, bij de opening van het
jachtseizoen, vatte de kersverse
jachtopzichter meteen al een stro
per met een geweer in de kraag.
„Het was op een nacht dat het hard
waaide; windkracht tien. Dat zijn
voor stropers goede nachten. Wei
nig volk op pad en door de wind is
er veel geluid buiten. Samen met
Wim Gaakeer liep ik door de Klaas
van Steelandpolder. We waren met
een auto afgezet. Op de plek bij de
dijkcoupure zag ik tegen de lucht
iets zitten dat op een persoon leek.
Ik ging ernaartoe en ja hoor, daar
zat een stroper. Die keek de auto na
die ons had afgezet. Maar ons had
hij niet gezien", aldus De Wit.
De stroperij was in de beginjaren
van De Wits opzichterschap nog
veel algemener dan tegenwoordig.
Al komt het ook nu nog zeker voor.
„Er is wel het een en ander veran
derd. Vroeger ging ik op de fiets 's
gen de boeren ervoor dat ook akker
randen bescherming bieden.
Soms huren jachteigenaren zelf
kleine stukjes land van boeren. Van
Vossen; „Dat zijn vaak de onrenda
bele delen. Of een slecht perceeltje.
Jachteigenaren zaaien zo'n stukje
dan zelf in."
De anti-jachtlobby wijst erop dat op
die manier de wildstand uitsluitend
wordt beschermd voor het uitoefe
nen van een hobby. Van Vossen is
het daarmee niet eens. „Doe je dat
niet, dan trekt het wild van de kale
polders naar begroeide delen van
het eiland en naar natuurgebieden.
Daar is dan sprake van een overpo-
pulatie die ernstige schade aan de
gewassen en aan plantensoorten
toebrengt. Ook breken dan vaak
ziektes onder de dieren uit en is er
sprake van een slachting door auto
mobilisten. Als je zorgt dat wild ge
lijkelijk over het eiland is verdeeld,
bewijs je de natuur, de jager, de toe
rist, de boeren en het weidelijk wild
een dienst."
Van Vossen weet dat hij als jachtop
zichter, wildbeheerder en veldver
zorger de pet van zijn broodheren
(de jagers) op heeft. Toch zijn Van
Vossens argumenten voor een goed
wildbeheer ook volgens het minis
terie van landbouw desgevraagd
steekhoudend. Het ministerie wil in
zijn commentaar echter niet voor
uitlopen op de verdere behandeling
van de nieuwe flora- en faunawet in
de Tweede Kamer.
Die wet is allang aangenomen,
maar omdat er zoveel maatregelen
van bestuur nodig zijn (zeg maar de
praktische uitwerking van de wet)
laat het in werking stellen ervan nog
op zich 'wachten. De verwachting is
dat de nieuwe wet dit jaar van
kracht wordt. Daarin staat onder
meer dat op vossen niet mag wor
den gejaagd. Van Vossen: „Dit jaar
zijn er meldingen gekomen dat er
vossen op het eiland zijn gezien. Ze
zijn gesignaleerd in de Weihoek.
Het gebied tussen Sint-Annaland,
Oud Vossemeer en Poortvliet. In dat
gebied is wildbeheer toegepast. De
wettelijk beschermde vossen van
gen daar nu konijnen en hazen. Heb
je een lege polder (en die krijg je als
nachts de polder in. Een auto had ik
niet. Maar ook de stropers gingen
toen op een winderige nacht vaak te
voet op pad. Ze hadden ergens een
geweer verstopt en dan schoten ze
een paar hazen. Maar dat verander
de. De stroperij is gemotoriseerd",
aldus De Wit. „Ze komen nu met de
auto, of zelfs met twee auto's,
waarvan er één als afleidings
manoeuvre dient. Ze komen om
twaalf uur (vaak uit Brabant) en stro
pen totdat het licht wordt. Het zijn
dan ook vaak beroepsstropers die
snel een polder leegjagen en dan
tien minuten later weer heel ergens
anders bezig zijn. Die kun je heel
moeilijk pakken. Zeker als je op de
fiets bent. Later leende ik wel eens
de auto van de burgemeester of van
Wim van Doorn. En op een gege
ven moment kreeg iedereen het wat
beter (ook ik) en kocht ik zelf een
auto. Mijn aanstelling als BOA
geldt voor heel de gemeente Tholen
(Sint-Philipsland is er later bijge
schreven). Als we nu een ronde rij
den (tegenwoordig gaan we altijd
met z'n tweeën) dan is 100 kilome
ter per nacht niets."
De 'romantiek' van het stropen is er
dus wel af. De laatste jaren zijn er
geen stropers meer gepakt, maar dat
wil niet zeggen dat ze er niet zijn.
En stropen uit armoede, heeft De
Wit nog nooit gezien. „Ik heb wel
gehoord dat dat vroeger gebeurde.
je de jacht verbiedt en dus geen af
spraken maakt met boeren, geen
zieke dieren afschiet, maar waar
wel automobilisten dieren doodrij
den en wel wilde katten en loslo
pende honden dieren doden), dan
pakken de vossen bij gebrek aan
wild het kleinvee. Dan vreten ze
kippen, kalkoenen, zeg maar het
scharrelvlees. Tot lammetjes aan
toe."
Van Vossen ziet het als zijn taak in
zijn verdubbelde jachtgebied een
goede wildstand te handhaven.
Daarnaast is hij het verlengstuk van
de politie. Hij signaleert bijvoor
beeld ook loslopende honden. „Die
jagen het wild op. Ze verstoren de
dieren. Honden mogen wel loslopen
buiten de bebouwde kom, maar ze
mogen niet jagen. Daar moeten de
eigenaren op toezien. Dat gebeurt
niet altijd."
Van Vossen kreeg les in sociale
maar in mijn tijd als jachtopzichter
in elk geval niet. De stropers komen
ook uit alle lagen van de bevol
king", aldus de Poortvlietenaar. Hij
herinnert zich nog een stroper waar
voor hij heel wat moeite moest doen
om hem te pakken te krijgen. „Ik
zat samen met Han van Vossen en
Izak van der Maas achter twee stro
pers aan. We moesten dwars door
een watergang en waren helemaal
nat. Op een gegeven moment zagen
we ze niet meer. De persoon met het
geweer hebben we niet gevonden,
maar we wisten dat er nog een in
een bietenveld verstopt zat. We heb
ben toen een speurhond laten ko
men en zo hebben we de stroper en
de lichtbak die hij gebruikte gevon
den. De volgende morgen vonden
we de buit ook nog: vijf hazen."
Het oppakken van stropers is zeker
niet de enige taak van De Wit. Als
jachtopzichter in dienst van de
WBE De Liniedijk moet hij ook
aan 'veldverzorging' doen. Dat be
tekent dat hij 'de flora en fauna in
de ruimste zin des woords in stand
moet houden in het gebied waar
voor hij is aangesteld'. Dat houdt
onder meer in dat hij moet zorgen
voor een goede wildstand. „In de
strenge winters voer je het wild bij.
Op plaatsen waar je weet dat veel
vaardigheden. Gewapend met die
kennis probeert hij de eigenaren te
overtuigen beter op hun dieren te
letten. Een hoogst enkele keer geeft
hij hardleerse baasjes een bekeu
ring. Hij vindt dat dat niet veel
helpt. „De boete is laag. Toch ga ik
dit jaar, als het bij herhaling gaat
om dezelfde honden, de dieren in
beslag nemen", waarschuwt hij al
vast.
Niet altijd zijn de bazen bekend.
„We hebben regelmatig te maken
met honden die uit de auto zijn gezet
en aan hun lot zijn overgelaten. Die
zijn vaak moeilijk te benaderen."
De politie roept dan de hulp in van
Van Vossen. Die benadert het dier op
een bepaalde manier waardoor het
vrij eenvoudig kan worden gevan
gen. „Slechts eenmaal heb ik er een
moeten afschieten. Het dier werd
gevaarlijk voor mensen en voor het
verkeer. Menig automobilist had al
vogels zitten bijvoorbeeld, leg je
wat voer weg om zeker te zijn dat
de dieren geen tekort hebben", zegt
De Wit. Er zullen mensen zijn die
dit tegenstrijdig vinden. Het bijvoe
ren van dieren die vervolgens door
de jagers afgeschoten worden. Dat
lijkt op het kweken van dieren voor
de jacht. „Dat is natuurlijk niet zo.
Het is belangrijk dat er een even
wichtige, goede wildstand is. Je
hebt er niets aan als je dieren laat
verhongeren. Bovendien voeren we
niet alleen de bejaagbare soorten
bij, maar ook de andere dieren."
De jachtopzichter moet ook zorgen
dat de leefomgeving voor de dieren
goed blijft (de biotoop). „Wat dat
betreft, is het heel jammer dat het
landschap zo kaal wordt. Veel
boomgaarden zijn verdwenen, om
dat de fruittelers het erg moeilijk
hebben gekregen. Maar de wind
schermen waren een prachtige bio
toop voor bijvoorbeeld allerlei vo
geltjes." Overigens moet De Wit er
wel voor zorgen dat in de winter de
hazen uit de boomgaard blijven,
want die kunnen veel schade aan
richten aan de fruitboompjes waar-,
van ze de bast eten. Sowieso is
wildschadebestrijding in de land
bouw een belangrijk onderdeel van
het werk van de opzichter. Verder
houdt hij in de gaten hoeveel wild
er in het gebied zit. Ook controleert
de jachtopzichter zijn gebied op los-
op de remmen moeten staan toen de
hond, met een stuk ketting om de
nek, plotseling de straat overstak."
De jachtopziener heeft goede con
tacten met de Thoolse politie vindt
hij zelf. Dat moet ook wel, want als
hij bij nacht en ontij door de polders
rijdt, ziet hij wel eens zaken waar
van kan worden aangenomen dat ze
niet door de beugel kunnen. Zoals
stroperij. Volgens de Sint-Annalan-
der komt dat op het eiland vrij wei
nig voor. „Dat zie je meer in Bra
bant. Wij zitten wat dat betreft in
een rustige hoek."
Daardoor is ook het reeënbestand
toegenomen. Ten opzichte van vijf
tot zes enkele jaren geleden, lopen
er op Tholen nu tussen de vijftien en
de twintig rond. „Prachtige dieren",
zegt Van Vossen. „Ook al bezorgen
ze de boeren schade aan de oogst,
die vinden ze zelf zo mooi dat ze er
niets tegen ondernemen."
lopende honden en verwilderde kat
ten.
Het aantal jachtgebieden in Neder
land neemt af. Geleidelijk aan (of
misschien wel heel rap) is de pu
blieke opinie over het jagen aan het
veranderen. De anti-jachtlobby van
natuur- en milieu-instanties zorgde
ervoor dat het aantal bejaagbare
soorten werd teruggedrongen van
22 naar 5. Met het aantal jachtge
bieden, vermindert ook het aantal
jachtopzichters. Veel mensen zien
het afschieten van dieren tegen
woordig als een sport en dieren-
kwellerij. De konijntjes, haasjes,
gansjes en eendjes moeten samen
met de vossen, roofvogels en andere
predatoren maar uitmaken hoe de
stand ervoor komt te staan. De Wit
begrijpt die instelling niet. „Dat
evenwicht is er simpelweg niet. En
het komt er niet meer ook. Als je al
les zijn gang laat gaan, dan komt er
juist een heel eenzijdige fauna.
Neem nou de vossen. In Brabant
komen bijvoorbeeld in diverse ge
bieden veel vossen voor. Als je dat
aantal niet in bedwang houdt, bete
kent dat een ramp voor de bodem
broeders. En er is verder geen na
tuurlijke vijand van de vos.
Datzelfde geldt ook voor bijvoor
beeld kraaien en eksters", zegt De
Bejagen hoeft evenmin. Van Vossen:
„De populatie blijft nu stabiel omdat
het overschot door automobilisten
wordt doodgereden."
Vrijwel altijd wordt in dat geval Van
Vossen gewaarschuwd. Die maakt
een einde aan het leven van het
doorgaans zwaargewonde dier en
geeft de dader, als die de ree niet
zelf mee naar huis neemt, een kleine
schadevergoeding. Het beest wordt
door Van Vossen thuis geslacht en
door liefhebbers opgegeten. Reerug
deed gedurende de afgelopen feest
dagen bijna 160 gulden per kilo.
De schade die de boeren door het
wild lijden, kunnen ze vaak niet ver
halen. Van Vossen: „De meeste scha
de wordt veroorzaakt door fazanten
en patrijzen. De boeren hebben van
het ministerie het advies gekregen
netten over het gewas te leggen. Dat
is bij tachtig hectare een onmogelij
ke zaak. Of ze zeggen raster je ge-
Wit. Bovendien gaat het ook lang
niet altijd goed binnen een groep
dieren als je ze niet beheert. Neem
nou de reeën bij Harderwijk. Daar
mocht niet meer op gejaagd wor
den. Het gevolg was een overpopu-
latie. Er brak een ziekte uit en de
dieren stierven als ratten. Is dat dan
de juiste manier? Dan kun je beter
de zwakkere dieren eruit schieten
en zorgen dat de groep het optimale
aantal niet overstijgt. Dan floreren
die dieren."
De baas van De Wit, Wim van
Doorn van WBE De Liniedijk, is
het daarmee eens. Hij wijst in dat
verband ook op het patrijzenproject
dat binnen De Liniedijk is uitge
voerd. Boeren kregen gedurende
zes jaar een vergoeding voor het
vrijlaten en met kruiden inzaaien
van akkerranden ten gunste van de
patrijs. Ook daarop is kritiek geko
men dat het creeëren van een ideale
biotoop voor de schaars geworden
patrijs (overigens niet door beja
ging, maar door het decimeren van
geschikte, ruigere terreinen) alleen
zou dienen om voer voor de jagers
geweren te hebbent „Wil je een op
timale wildstand wat patrijzen be
treft, dan moet je weten hoe die
dieren zich gedragen. Het is weten
schappelijk bewezen dat een oude
patrijs een tienmaal zo groot territo
rium heeft als een jonge. Als je de
patrijs niet zou bejagen, kunnen er
minder dieren in een bepaald gebied
leven. En wat heb je liever: één oud
paartje patrijzen dat geen jongen
meer voortbrengt, of tien jonge
paartjes", aldus Van Doorn.
De Wit vertelt ook dat het verkeer
vele dierenslachtoffers telt. „Veel
meer dan je denkt. Je ziet lang niet
alle doodgereden dieren. Maar als
jachtopzichter kom je die op je ron
des wel tegen. Lang niet altijd op de
weg. Soms zijn ze aangereden en
lopen ze nog wel zestig meter het
land op voordat ze in elkaar zakken.
Zo nu en dan moeten we ook opdra
ven om een aangereden ree uit zijn
lijden te verlossen. Zo'n dier gaat
dan meestal naar de poelier. Die
geeft er zo'n 75 gulden voor. En als
we weten wie het dier heeft aange
reden, geven we dat geld aan die
persoon. Je kunt er per slot van re
kening niets aan doen dat zo'n ree
plotseling voor je auto springt",
zegt De Wit.
Er is overigens een tijd geweest dat
de overheid geld betaalde voor het
doden van dieren. „Je hebt het mus-
sengilde gehad. Dan kreeg je een
halfje of een cent voor dode mus",
vertelt De Wit. „Maar ik weet ook
nog dat je geld van de voedselcom-
missaris kreeg als je ratten- en dui-
venstaarten inleverde. Hier op Tho
len ben ik eigenlijk begonnen met
de bisamrattenbestrijding. We von
den telkens sporen van dieren die we
niet thuis konden brengen. We heb
ben toen iemand van het ministerie
van landbouw laten komen en die
vertelde dat het ratten waren. Hij
kon ons zo de plaatsen aanwijzen
waar ze zaten. Vanaf die tijd heb ik
die dieren bestreden. Later is die
taak overgedragen aan het water
schap."
Toch is De Wit geen man die graag
dieren doodmaakt. Het klinkt mis-
bied maar af. Maar dat moet dan
met een hek van twee tot drie meter
hoog, anders begin je nog niets."
In het nieuwe gebied van Van Vos
sen wordt het wild van het gewas
gehouden door het spannen van
schrikdraad.
Van Vossen werkt op Tholen samen
met Wim van der Male uit Sint-
Maartensdijk. Die beheert in die
omgeving 1000 hectare. „Dat gaat
prima. Van der Male zit in de vut en
besteedt veel tijd en aandacht aan
het gebied."
Hetzelfde geldt voor zijn collega
Rob Mulder uit Sint-Philipsland.
„Die houdt toezicht over 3000 hec
tare, maar doet niet aan veldverzor
ging."
Dat betekent volgens A.A. van
Nieuwenhuijzen, voorzitter van de
wildbeheerseenheid (WBE) Tholen
en Sint-Philipsland, dat de dieren op
Sint-Philipsland minder dekking
hebben. „Door het ontbreken van
veldverzorging is er minder beplan
ting en begroeiing. Daardoor wor
den er ook meer dieren doodgere
den."
Veldverzorging kost echter veel tijd
en geld en dat is volgens Van Vos
sen momenteel geen van beide voor
handen. Het Fluplandse wild wijkt
volgens Van Nieuwenhuijzen uit
naar natuurgebieden als het Ram-
megors en de westelijke Slikken
van De Heen. „Daar vinden de die
ren rust en kunnen ze zich verme
nigvuldigen.".
Het gevolg is wel dat de hazenstand
minder wordt, maar de schade en
overlast van fazanten, eenden en
smienten toeneemt. „Die loopt in de
tienduizenden guldens, schat de
WBE-voorzitter.
Hij signaleert dat de anti-jachtlobby
enig succes begint te krijgen. ,JEr
komen door de beperking van het
aantal bejaagbare wildsoorten eer
der minder dan meer jagers. De ani
mo neemt af en jagers vinden het
frustrerend om steeds te worden na
gewezen."
Van Nieuwenhuijzen vindt dat de
jagerij die gang van zaken moet ac
cepteren. Hij verwacht niet dat het
einde van de jacht in zicht is. „Ja
gers zullen het geweer nog niet
massaal aan de kapstok hangen,
maar wat er wel gaat gebeuren, is
moeilijk te voorspellen. Veel hangt
af van de opstelling van de provin
cie Zeeland. Er komt een notitie van
de provincie die is afgestemd op de
aanstaande flora- en faunawet.
Daarin staat schadepreventie voor
op."
Die preventie biedt e,en verant
woorde manier van jagen, is zijn
overtuiging. Daarbij zou meer
schien vreemd, maar hij houdt zelfs
niet eens van jagen. „Vroeger ging
ik nog wel eens een dagje mee ja
gen, maar dat doe ik al lang niet
meer. Dat is fnisschien gek voor een
jachtopzichter, maar persoonlijk
vind ik geen bevrediging in het ja
gen op dieren. Als het moet vanwe
ge wildschade, dan doe ik dat na
tuurlijk. En ook met het slachten van
dieren voor consumptie heb ik op
zich geen moeite. Maar als het even
kan, schiet ik geen dier dood", zegt
De Wit. „Ik heb een keer een hond
af moeten maken die een paar men
sen had gebeten. De eigenaar vroeg
me of ik het dier dood wilde schie
ten. Ik wilde geen nee zeggen en
ging ernaartoe. De hond zat in de de
schuur en ik moest hem maar afma
ken. Maar het dier keek niet naar
me. Daarom vroeg ik om een boter
ham. Toen hij die op wilde eten,
schoot ik hem door de kop. Het was
verschrikkelijk. Ik heb er de hele
nacht niet van geslapen. En toen heb
ik gezegd: Dat is eens, maar nooit
weer." Een wrede sport vindt De Wit
de jacht echter zeker niet. „Je kunt
niet zonder, dat is mijn mening. En
ik ken ook geen jagers die hier bij
voorbeeld op uitnodiging komen,
die zelf géén jachtgebied hebben.
Natuurlijk moet je het wel mooi vin
den om te doen, anders ga je niet ja
gen. Kijk maar naar mij. Maar het
gaat er niet om zomaar in het wilde
weg wat neer te knallen. Het gaat al
tijd om selectief afschot waarbij er
zeker bij minder ruim voorkomende
soorten een maximumaantal per ge
weer wordt afgesproken."
In het huis van De Wit verwijzen ve
le dingen naar de jacht. Een flink
aantal opgezette dieren, schilderijen
en borduursels en zelfs op de koffie
kopjes en het suiker- en melkstel
staan afbeeldingen van fazanten, pa
trijzen en andere wildsoorten. Zal
De Wit zijn werkzaamheden niet
gaan missen? „Ach nee. Ik heb ge
zegd dat ik nog wel wat bij zal
springen hier en daar. Bovendien
loopt mijn aanstelling als BOA nog
tot 2003. Dan zal ik wel geen ver
lenging meer krijgen en ik zal er ook
niet naar vragen. Maar tot die tijd,
blijf ik mijn rondje wel rijden. Al
leen de nachtelijke ritten doe ik in
principe niet meer. Nou ja, als ze
moeilijk zitten, doé ik dat misschien
ook nog wel eens." Voorlopig is De
Wit dus nog wel even actief. Dus he
ren stropers, opgelet...
Na veertig jaar stopt Anthonie
Marinus de Wit als jachtop
zichter bij De Liniedijk. Op za
terdag 3 februari krijgt hij een
afscheidsreceptie aangeboden
van de familie Van Doorn, van
drie tot zes uur in het Holland
Huis te Scherpenisse. Behalve
allerlei bekenden, zijn ook de
politie, jachtopzichtersvereni
ging en KNJV Zeeland uitge
nodigd. Ook Han van Vossen
uit Sint-Annaland (die nu De
Liniedijk ook onder zijn be
heer krijgt) zal aanwezig zijn
zodat men kennis kan maken
met de opvolger van De Wit.
De grondgebruikers krijgen
nog een brief over de wisseling
van de wacht.
moeten worden samengewerkt
tussen gemeenten en wildbeheer-
ders. „Die samenwerking is op
Tholen minimaal", vindt hij. „De
gemeente zou moeten meebetalen
aan een jachtopzichter. Samen met
een ambtenaar faunabeheer kan
dan niet alleen de wildstand op
peil blijven, maar ook kleine cri
minaliteit worden tegengegaan."
Van Nieuwenhuijzen, sinds 1986
voorzitter van de huidige WBE,
heeft de indruk dat de kleine cri
minaliteit in het Thoolse buitenge
bied groeit. „Er is vooral 's nachts
sprake van diefstal uit schuren. En
van het vernielen van machines."
Stroperij is er minimaal, is zijn in
schatting. „Dat komt vooral door
het frequente toezicht."
Voor Van Vossen worden het nach
telijk toezicht in de polder en de
veldverzorging de hoofdbestand
delen van zijn werk. „Tijdens de
veldverzorging ben je een extra
oog van de boer en in de nacht het
extra oog van de politie. Je ziet
soms vreemde auto's in de polder
rijden met mensen die een opval
lende belangstelling hebben voor
bepaalde gebouwen. Een jachtop
zichter kan door zijn aanwezig
heid inbraken en diefstal voorko
men. Ze zien je rijden en zien dan
vaak af van hun plannen", is de in
druk van Van Vossen.
Aan het eind van de cyclus, om
streeks november en december, is
de jager aan de beurt. Dan wordt
bekend of de jachtwet is nage
leefd. „Daarin staat dat de jager,
bij het ontbreken van een goede
wildstand, moet zorgen dat deze
wordt bereikt. Dus wordt er ge
jaagd in gebieden waar teveel wild
zit en blijven we weg uit delen
van het eiland waar dat niet het
geval is."
Tholen telt ongeveer 100 jagers.
Negentig procent daarvan komt
van het eiland, de rest uit België
of van over de brug. Zou er niet op
hazen worden gejaagd, geeft Van
Vossen als voorbeeld, dan loopt de
huidige populatie van circa 400
binnen een jaar uit naar 1500.
Slechts een deel daarvan wordt
dan door het verkeer doodgere
den, door roofvogels opgegeten en
door landbouwmachines om zeep
geholpen. De rest zou zich aan het
gewas tegoed doen.
Zonder de jacht, is de overtuiging
van Van Vossen, is er geen wildbe
heer, geen veldverzorging en geen
jachtopziener die de gebieden in
de nachtelijke uren in de gaten
houdt.
In het jachtveld neemt Han van Vossen (links) de taken over van Toon de Wit.
S S!
Hoewel Toon de Wit stopt als jachtopzichter, houd hij zijn jachtgeweer en dienstpistool voorlopig nog tot 2003 bij zich.