'De haven was dicht geweest als we een open winter hadden gehad' Boete gemeente voor kappen van bomen Verburgh 'Als ik het werk niet graag zou doen, dan deed ik het niet meer' Uw. ogen, onze zorg Fien Kosten 40 jaar lid en 25 jaar in bestuur van Schuttevaer Schipper Piet Faasse van Philipskercke 55 jaar lid van Schuttevaer Vrijdag 29 december 2000 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 5 - De 59-jarige schipper Fien Kosten uit Sint-Philipsland hoeft niet lang na te denken. Gevraagd naar het hoogte punt in zijn 25-jarige loopbaan als bestuurder van Schut- tevaer zegt hij zonder aarzeling: „Het openhouden van de haven van Sint-Philipsland in 1996/97." Kosten kijkt met genoegen terug op de strijd die de binnenschippers én de bevolking hebben gevoerd om de 'koaje' te behou den voor het dorp. Maar zegt ook dat Schuttevaer de vin ger aan de pols moet houden. De bestuurder is veertig jaar lid van de koninklijke schippersvereniging en vaart met zijn zoon Marcel Kosten op het motortankschip de Batavier. Thuishaven: Sint-Philipsland. Ingevroren Weggegooid geld Blauwe kegel Jonger bestuur Tholense brug Vrij man Bel voor een gratis oogmeting door vakbekwame specialisten V t "V Vergunning achteraf wettelijk niet toegestaan Antwerpsestraat 12 - 14 - 16 4611 AG Bergen op Zoom tel. 0164 - 237940 Fax 245360 1 specialisten in - Computers, netwerken, systemen op maat. - Hi-end audio, (speciale luisterruimte). - Beeld en geluidsystemen door heel uw huis. - Eigen technische dienst en service afdeling. Steeds groter Stenen lossen Kruiwagentje Fien Kosten hijst met trots de vlag van Schuttevaer in top voor zijn woning aan de Oostdijk in Sint-Philipsland. „Als de schippersorganisatie er niet achter had gestaan, dan waren we de haven van Sint-Philipsland kwijt geweest," zegt Kosten stellig aan de eettafel in de ruime keuken van zijn huis aan de Oostdijk. „We heb ben het college van burgemeester en wethouders moeten overtuigen van het feit dat een belangrijke tak van de bevolking niet meer naar - huis kon als de haven dicht zou gaan. Dan zeuren de gemeentebe- stuurders dat de haven hier geen handelshaven is, maar wij hebben hier wel een thuishaven. Elke schip per streeft daarnaar." Maar het had anders kunnen lopen als Schuttevaer niet in het geweer was gekomen, zegt hij. „Het is een hele goede zet geweest om het on afhankelijke ingenieursbureau Lie- vense in te huren dat onderzoek naar de haven heeft gedaan." Het tegenonderzoek gaf een andere uitkomst dan de studie die de ge meente naar de haven had verricht. Om kort te gaan: het opknappen zou technisch minder ingrijpend zijn en het zou niet zo veel kosten als de gemeente de schippers en de raad had voorgeschoteld. Kosten lag in de winter met zijn schip de Batavier in de haven. Als vice-voorzitter trok hij samen met de andere bestuursleden de kar te gen het plan van de gemeente om dat op dat moment de voorzitter van de afdeling door familieom standigheden verhinderd was. Het was een drukke en roerige periode, zo herinnert Kosten zich. De frac tievoorzitters werden uitgenodigd om de haven te komen bekijken. Er werden handtekeningen opgehaald onder de bevolking van Sint-Phi lipsland. En in commissievergade ringen was er steevast een verte genwoordiging van Schuttevaer om het woord te voeren. Tijdens de ge meenteraadsvergadering was de zaal bijna te klein om alle schippers en bewoners van Sint-Philipsland te herbergen. „De raadzaal is nog nooit zo vol geweest." Schippers zijn bijna altijd onder weg om vracht te laden en om la ding te lossen. Als ze ergens langer liggen, is dat vanwege bijzondere omstandigheden: omdat de vaarwe gen bevroren zijn, door extreem ho ge waterstand of bij blokkades van schippers. In de winter van 1996/1997 was de vorst er de oor zaak van dat de schippers langer moesten blijven liggen dan de be doeling was. „Het was een behoor lijk strenge winter. We lagen hier ingevroren. We konden niet weg. Stel je voor dat we toen een open winter hadden gehad, dan was nu de haven dicht geweest. Dan had den we geen tijd gehad om er actie tegen te voeren." De haven blijft open, maar volgens Kosten is het zaak om de vinger aan de pols te houden. „Twintig jaar geleden werd ook gezegd dat de haven dicht moest. Tot hiertoe hebben we het gered, maar we moeten goed in de gaten houden wat er met onze haven gebeurt," zegt de schipper strijdvaardig. Kosten bekent dat de kwestie hem slapeloze nachten heeft bezorgd. „Het belang van de haven voor Sint-Philipsland is enorm. We kre gen veel steun van de bevolking. Ie mand zei toen: als je de haven weg haalt, dan haal je ook het hart uit het dorp. Zo zie ik het ook." Toen de beslissing viel dat de haven open zou blijven, uitte Kosten zijn vreugde door de Zeeuwse vlag met het Luctor et Emergo te hijsen. „Die vlag heeft er maandenlang ge hangen. We hebben volledig onze zin gekregen. Het is alleen jammer dat er vervuild slib lag. Dat moest worden afgevoerd en dat kost extra geld." Kosten vindt het een goede zaak dat de haven is uitgebaggerd, maar heeft van andere schippers verno men dat het werk niet goed is uitge voerd. (SGP-raadslid P.W.J. Hoek kaartte vorige week dinsdag de kwestie ook al aan in de commissie gemeentelijke ontwikkeling). Een ander punt is de aanleg van een havenontvangstinstallatie voor af gewerkte olie, verf en poetslappen. „Dat zou 80.000 gulden kosten. Dat is weggegooid geld. Een schip per gaat hier niet met een bus verf lopen. Dat spul wordt opgehaald of afgegeven bij de sluis aan het Vol kerak. Als ze hier zoiets neerzetten, dan verwachten wij dat de inwoners van het dorp er troep in gaan gooi en. En daar is het niet voor be doeld." Kosten werd al lid van Schuttevaer toen hij nog geen achttien jaar was, zegt hij. „Er lagen toen wel meer dan twintig schepen in de haven, van 100 tot 125 ton. Ik vond dat ik bij die groep hoorde. Lid worden is nuttig. Dan kun je ook wat zeg gen." Kosten had van jongsaf een voor liefde voor de scheepvaart. Maar het lag in die tijd niet erg voor de hand om te gaan varen. De meesten gingen toen nog de landbouw in. „Ik zag het niet zitten om op het land te gaan werken. Ik wilde ei genlijk naar de grote vaart, maar dat mocht ik niet. De binnenvaart mocht wel. Zo ben ik begonnen, als matroos." Later werd hij zetschip- per. Zijn eerste eigen boot was de spits Luctor. Kosten vervoerde veel veevoer en zand. Dikwijls naar Frankrijk. Terug naar Nederland nam hij graan mee. Hij verkocht het schip eind jaren zeventig en kwam bij rijkswaterstaat terecht. „Dat was toen bij de bouw van de Phi- lipsdam en de Oesterdam. Eerst kwam ik bij een aannnemer die me verhuurde aan rijkswaterstaat." Kos ten was onder meer sluismeester- hulp en stuurman op het 'milieu schip' Argus van rijkswaterstaat. In 1991 ging hij terug naar de bin nenvaart. Zijn zoon Marcel (28) voer toen al op de Rijnvaart. Ze be sloten samen te gaan en gingen va ren op de Markstroom die ze om doopten in de Batavier. Een tank schip dat vorig jaar nog vergroot is. De lengte ging van 50 naar 67 me ter, de breedte van 4,95 naar 7,13 meter. De Batavier meet ruim 200 ton. Het schip is een zogenaamd gesloten type dat geschikt is om al lerlei chemische producten te ver voeren. De Batavier vervoert al bij na tien jaar chemische stoffen naar de harsfabriek Nevcin in Uithoorn aan de Amstel. Kosten haalt de grondstoffen bij DSM in het Lim burgse Stein, bij Dow in Terneuzen en bij Shell in Pernis. Het zijn vaste routes, maar af en toe zit er een reisje naar Antwerpen tussen. Om in Uithoorn te komen moet het schip de Amstel op. Elke keer moet de Batavier door Amsterdam. Kos ten passeert het Oosterdok (bij het Marine etablissement en het Scheepvaartmuseum) en gaat via de Nieuwe Herengracht (langs de Hor tus Botanicus) door het historische centrum naar de Amstel waar de Batavier de schilderachtige Magere brug passeert, vlak bij theater Carré. „Als je er elke keer doorheen vaart, zie je het niet meer. We hebben het wel eens gehad dat we in één week twee keer op en neer moesten. Dan kwam je er vier keer doorheen. Er zijn ook zoveel foto's gemaakt van ons schip als we de Magere brug doorvaren." De Batavier heeft een beperkte diepgang. Daarom is het mogelijk door Amsterdam te varen. „Je moet altijd oude sluizen passeren. Die hebben nostalgische waarde. De stad wil die ook zo houden. Bij het Oosterdok is een balk gelegd. Als je daar overheen kan varen, dan mag je de stad in. Wij kunnen dat. Het is ook beter dat het zo blijft, want zo houden we ons werk." Vanwege het vervoer van gevaarlij ke stoffen draagt de Batavier een herkenbare 'blauwe kegel'. Voor de verbouwing van het schip was de stuurhut hoger en kon het schip niet onder de spoorbrug door die het Oosterdok en het IJ van elkaar scheidt. De spoorbrug gaat echter maar eenmaal per nacht open voor het scheepvaartverkeer. En om dat af te wachten, slaagde Kosten erin via Schuttevaer gedaan te krijgen dat de Batavier af mocht meren bij de marine, vlak bij de spoorbrug. Daarmee wil hij aantonen dat de schippersvereniging de belangen van de schippers behartigt. „Schut tevaer doet er alles aan om de wen sen van de leden te verwezenlij ken." Vijfentwintig jaar geleden kwam Kosten in het bestuur van de afde ling. „Het waren toen allemaal ou deren. Ze wilden graag een jonger bestuur. Dat werd ook landelijk ge stimuleerd. Er zijn hier toen vier jongeren in het bestuur gekozen." Kosten werd steeds herkozen. De wil onder de schippers om in een bestuur zitting te nemen, is name lijk niet groot, zegt hij. Maar be langrijk is het wel, vindt Kosten. Actueel is het voorstel om de con tributie van niet-varende leden te verhogen. „Ik ben fel tegen. Iemand die niet vaart en van een aow'tje rond moet komen, of krap in zijn budget zit, daar mag je de contribu tie niet voor verhogen, vind ik. La ten ze het dan bij de varende leden halen. Het is toch mooi als niet-va rende leden lid van Schuttevaer blij ven? In zulke zaken stond ik wel eens alleen." Kosten is ook lid van de commissie die het jaarlijkse etentje van de schippers van de afdeling voorbe reidt. Dat staat bekend als 'de koffiepot'. Dat vindt plaats na de ledenvergadering, sinds het 60-jari- ge bestaan van de afdeling Sint- Philipsland. De animo is groot, want 50 tot 60 leden (van de 64) schuiven met hun partner aan tafel. „Daar zijn ook nogal wat schippers die al jaren niet meer varen. Het is een gezellige boel." Bestuurlijk is er veel werk aan de winkel. In 2001 wordt het jaarlijks congres in Goes gehouden. De vijf Zeeuwse afdelingen tekenen voor de organisatie. Ook de afdeling Noord-Zeeland moet zijn steentje bijdragen voor de tweedaagse bij eenkomst. „In 1978 hebben we het hier in De Wimpel gehouden. Dat was een grootse prestatie voor zo'n kleine afdeling. De toenmalige bur gemeester Van den Berg stond er achter, anders was het nooit zo'n succes geworden. Nu moet er een vaartocht worden uitgedacht, een nevenprogramma voor de dames, er moeten sprekers uitgenodigd wor den en een dagvoorzitter." (La chend): „Ik heb er eigenlijk spijt van dat het in Zeeland wordt ge houden, zo veel werk zit er aan vast. Het is duur en we moeten nog een hoop sponsors zien te vinden." Over de toekomst van de binnen vaart is Kosten positief gestemd. „Vooral in de containervaart is veel werk. Ook in de tankvaart gaat het prima. Als we niet voor de fabriek moeten varen, vragen ze ons voor het vervoer van gasolie. We worden van alle kanten gebeld." Wel is de verhoging van de gasolie- prijs volgens de schipper 'een dom per op de winst'. Van 300 gulden per 1000 liter is die 789 gulden per 1000 liter geworden. „Aan de pomp lijkt het niet zo'n groot ver schil, maar voor de binnenvaart is het veel." Volgens Kosten kan de binnenvaart nog groeien. „Langs de Waal en de Lek zijn genoeg plaatsen voor con- tainerterminals. De Betuwelijn wordt voor niks aangelegd. De schepen varen net zo hard als de trein. Sommige schepen nemen ook al 100 containers mee. En op de weg hebben de vrachtwagens last van files. Via de vaart is het trans port heel wat goedkoper." De afdeling maakt zich al jaren sterk om de bruggen op het Schel- de-Rijnkanaal van namen te voor zien. Zo heeft de brug bij Tholen bij de laatste verfbeurt een naam gekregen: Tholense brug. „De an dere twee, bij Oud- en Nieuw-Vos- semeer en bij Sint-Philipsland krij gen ook een naam. Dat zullen wel de Vossemeersebrug en de Slaak- brug worden." Maar gemakkelijk was het niet, legt Kosten uit: „Ik ben er altijd een ge weldig voorstander van geweest. Maar het hoofdbestuur wilde het eerst niet. Uiteindelijk hebben we toch gewonnen. Als je er maar over aanhoudt." Bij calamiteiten is het vooral voor onbekenden van belang dat ze weten hoe de brug heet, zegt Kosten. „Het is al een paar keer ge beurd dat het tot misverstanden heeft geleid. Dan was er een schip per in moeilijkheden en zei hij dat hij bij de eerste brug lag. Maar er liggen er drie. Het was dan niet dui delijk welke hij bedoelde. Rijkswa terstaat zegt wel dat er kilometer borden op de kant staan, maar in het donker zie je die niet. Door het hele land staan er namen op de bruggen. Bij elke rivier of kanaal staan naamborden. Als je de pro vinciegrens overgaat, zie je borden met de naam van de provincie en er staan ook borden met de frequentie van de regionale omroepen. Waar om zou dit dan niet kunnen?" Twee keer heeft Kosten een aanva ring gehad. De eerste keer - in 1991 -werd de Batavier in de kop geraakt door een schip dat uit zijn roer liep. Het leverde een klein scheurtje op, maar de lading bleef binneiiboord. De tweede keer be trof het een aanvaring met een jacht op de Gouwe bij Waddinx- veen. „De eigenaar was nog met zijn vaarbewijs bezig. Het was de eerste dag dat hij ging varen. We konden het jacht boven water hou den en de man mankeerde niks, maar naar aanleiding van het onge val werd ons aangeraden om een camera te installeren omdat je op een boot altijd met een dooie hoek zit. Dat kostte wel 3200 gulden." De eisen die de overheid stelt aan veiligheid zijn toegenomen. Aan de ene kant vindt Kosten dat een goe de zaak, aan de andere kant een tikkeltje overdreven. „Er zijn ze ven instanties op dit ogenblik die over veiligheid gaan. Dat is wel een lachertje. Het is helemaal niet zo gevaarlijk en het is ook een beetje geldklopperij." Kosten moet zijn EHBO-vaardig- heden op peil te houden. Hij heeft ook een cursus reanimatie gevolgd. „Dat is verplicht, maar dat is ook heel goed. Je weet toch watje moet doen." Om brand te bestrijden is een blus gasinstallatie aan boord. Dat kostte de ondernemer ruim dertig mille. „Ook dat was je verplicht." Kosten heeft geen spijt van de overstap van de overheid naar het particulier bedrijfsleven. „Ik ben liever een vrij man. Uiteindelijk bepaalde rijkswaterstaat wat je wanneer moest doen. Nu zijn we ook wel gebonden aan een fabriek, maar het is wel particuliere vaart." Kosten draagt een trui met het em bleem van de KNRM, de koninklij ke Nederlandse reddingmaatschap pij. „Die sponsor ik. Als je in moei lijkheden komt op het IJsselmeer, dan komen ze naar je toe." Als bestuurder volgde hij zo'n zes jaar geleden Dies Lindhout op als vice-voorzitter. De fusie tussen de afdelingen Sint-Philipsland en Sta- venisse tot de afdeling Noord-Zee land is, volgens Kosten, een hele goede beslissing geweest. „Voor de leden, maar ook voor het be stuur. De onderlinge samenwer king is heel goed. Toch dacht je er wel eens over, dat het misschien leden zou kosten. Maar verloop onder de leden hebben we niet. We streven tenslotte naar dezelfde punten." Kosten is trots op Schuttevaer. Als er een foto moet worden gemaakt, haalt hij de verenigingsvlag van de zolder. Het oranje dundoek is nog nieuw. „Schuttevaer, daar hang ik de vlag weer voor buiten. Het werk dat die organisatie doet voor de binnenvaart is een groot plus punt. Landelijk maar ook interna tionaal. Het is een organisatie die klinkt als een klok." Waarom zou u mei minder genoegen nemen 3 1 1 i Grote Kerkstraat 543 Steenbergen Telefoon 10167} 5S3385 De kap van 82 bomen aan de Ten Ankerweg in Tholen kost de gemeente duizend gulden. Het openbaar ministerie kwam met een schikkings voorstel nadat bewoners van de straat aangifte deden van illegaal kap pen. Op het moment dat de bomen werden neergehaald, was er name lijk geen kapvergunning verleend. 2 De kap maakte onderdeel uit van de derde fase van het reconstructieplan voor de Ten Ankerweg, een herinrich ting die door de omwonenden fel werd bestreden. Op 3 november 1999 werden de bomen gekapt en vijf we ken later meldden bewoners de over treding van de algemene plaatselijke verordening (apv) bij de officier van justitie. De kapvergunning werd na melijk achteraf, op 16 november, ver leend en daardoor werd de bewoners de mogelijkheid ontnomen om be zwaar te maken, vonden ze. De officier gelastte een nader onder zoek en vroeg om een proces-verbaal vóór 1 februari indien er sprake zou zijn van strafbare feiten. Na herhaald aandringen kwam dat p.v. er op 12 mei. Daarin tekende een politiebri- gadier op, van chef openbare werken W.A. Blaas te hebben vernomen dat de noodzaak van een vergunning be kend was. Deze zou ook verleend worden, en om andere werkzaamhe den niet te vertragen was alvast met de kap begonnen. Deze handelwijze is volgens de verbalisant gemeengoed in Tholen en bij andere gemeenten. Daarom was er in zijn optiek niet zonder vergunning gekapt, dus geen strafbaar feit gepleegd. De officier van justitie dacht er echter anders over: Geen vergunning op het moment van de kap betekent overtre ding van de apv. Daarnaast was door de gemeente mogelijk het artikel met voeten getreden waarin een opschor tende werking tot het verstrijken van de bezwarentermijn is geregeld. Hij vroeg de politie een nader onderzoek vóór 1 september, wat diende te ge beuren door een rechercheur omdat de verdachte 'een overheid' betrof. Wethouder K.A. Heijboer is vervol gens op 17 augustus gehoord door een hoofdagent. Hij vertelde dat er drie hoorzittingen zijn geweest waar de gemeente de reconstructieplannen heeft gepresenteerd aan de betrokke nen. Op de daarbij gebruikte tekenin gen stond welke bomen er gerooid moesten worden, en ook waar her plant zou plaatsvinden. Want er zijn op de Ten Ankerweg meer bomen te- ruggeplant dan er gekapt zijn, aldus de wethouder. Gezien de hoorzittin gen en de aanwezigheid bij de behan deling in een commissievergadering waren de bewoners volgens hem vol doende op de hoogte van de plannen en hadden ze de mogelijkheid om be zwaar te maken. Vertraging van het werk als gevolg van diverse procedu res noopte tot een versnelde kap. Del ta moest namelijk kabels verleggen. Toen de bewoners bezwaar maakten, is op 28 februari alsnog een hoorzit ting belegd. Maar daar verscheen nie mand van hen, aldus Heijboer. Des ondanks concludeert de officier dat de gemeente in de fout is gegaan. Advertentie I.M. Piet Faasse van het beunschip Philipskercke komt uit een schippersfamilie en vaart zelf nog steeds mee met zijn zoon Johan. Pas om drie uur 's nachts loopt de Philipskercke zaterdagochtend de ha ven van Sint-Philipsland binnen. Piet Faasse, zijn zoon Johan, diens vrouw en drie kinderen komen uit Antwerpen gevaren. Het schip is leeg. Ze brengen de feestdagen door in hun thuishaven, 's Nachts varen over de Krabbenkreek is een peulenschilletje vergeleken bij vroeger, zegt de 77-jarige Faasse die nog altijd als schipper actief is. Hij komt uit een schippersfamilie. Vervoerde stenen, zand en grind naar Goes. Zijn leef tijd begint wel mee te tellen, maar voor het besturen en het onderhouden van het schip draait hij zijn hand niet om. Hij is 55 jaar lid van Schuttevaer, maar zelf wist hij het niet. Hij houdt het niet bij en staat er ook niet zo bij stil. Vergaderingen bezoekt hij wel trouw, maar een bestuursfuctie heeft hij nooit geambieerd. „Mijn vader ging eerst altijd naar de vergadering. Dan bleef ik aan boord, want er was altijd wel werk. Later toen ik lid werd - op mijn 22ste - ging ik zelf ook wel en bleef vader soms aan boord." De meeste schippers van zijn leeftijd wonen aan de wal. Faasse vaart door deweeks echter nog volop mee met zijn zoon Johan, die in 1991 de voor malige Philipskercke van hem over nam. Als kind voer senior wel eens mee op de tjalk van zijn opa Lou Faasse. Zijn vader Johannes Marinus had tot 1929 een zeilschip: Broedertrouw. Toen Piet zes jaar oud was, liet zijn vader het motorschip Lejoma bouwen. La ter nam hij dat over. Toen zijn enige zoon Johan zes was, liet hij in 1975 de Philipskercke bouwen en toen zijn kleinzoon Pim zes was, rolde de nieuwe Philipskercke van Johan van de werf. Dat was dit jaar nog. Zo neemt de ene generatie na de andere de fakkel van de binnenvaart over. Het schip is nu van alle gemakken voorzien. De stuurhut is hoog en droog en uitgerust met de modernste apparatuur. Er is verwarming en de hut heeft aan alle kanten ramen. An ders dan vroeger kunnen die niet eens meer open. Faasse herinnert zich nog de tijd dat het raampje open moest omdat bij slecht weer en mist het zicht werd belemmerd en van een ra dar nog geen sprake was. „Toch heb ik toen al vrij snel een radar gekocht. Daar kon je geld mee verdienen want je kon altijd blijven varen." De apparatuur is nu zo modem dat varen bij nacht volgens Faasse een peulenschilletje is. „Toen we van nacht door de Krabbenkreek voeren, was het net of je overdag vaart." De onderkomens voor het gezin zijn ruim en comfortabel. Van de vloer in de machinekamer kun je eten, zo schoon is het. Maar de schepen zijn in het schippersleven van Faasse steeds maar groter geworden. Daar lijkt voorlopig ook geen eind aan te komen. De Lejoma mat 31,5 meter bij 5,40 meter en had een 80 pk Kromhoutmotor. De laatste Philips kercke, het beunschip, is 86 meter en 9,5 meter breed, en 1610 ton groot. Faasse moet dan ook heel wat meter- tjes maken om van de stuurhut naar zijn onderkomen in het vooronder te lopen en omgekeerd. Hoewel ge zond, merkt hij dat de jaren gaan meetellen: „Ik voel wel dat mijn ca paciteiten achteruit gaan. Ik verlies gauwer mijn evenwicht. Ik houd me altijd vast aan het lijntje als ik door het gangboord loop. Tot je veertigste kun je bergen verzetten. Als je 50 bent gaat het al minder hard en op je 65ste ben je voor het zwaarste werk niet meer geschikt." Faasse bestuurt het schip nog wel, zegt hij, maar dan alleen op de rechte stukken. Zijn zoon Johan vindt dat zijn vader zijn mannetje staat. „Hij vaart nog alleen de sluis in, hoor." Maar Faasse senior wuift dat weg en schat zijn vaarkunst minder hoog in. „Het moet niet te moeilijk worden bij het afmeren als ik op teveel dingen tegelijk moet letten, maar op rustige stukken gaat het wel." Was er vroeger een stuurwiel, nu maakt de moderne schipper gebruik van computergestuurde apparatuur. Een schakelbord en een muis. „Je kan nu precies op het scherm aflezen hoeveel je scheef ligt met je schip als je geladen bent. Vroeger ging je met je duimstok eerst naar de ene en dan naar de andere kant om de hoogte ten opzichte van de waterlijn te meten." Borstelen, schuren, schilderen en schoonmaken is echter al die jaren hetzelfde gebleven. Voor Faasse se nior is er dan ook altijd werk. Op de Lejoma vervoerde hij eerst met zijn vader en later met zijn vrouw, ste nen, zand en grind. Ze haalden de stenen op de steenfabrieken langs de Waal tot aan de Duitse grens. „We deden soms zes fabrieken aan. En tussen de stenen vervoerden we dan nog zand. Allemaal voor de centrale in Goes." Faasse heeft nog meege maakt dat de stenen met de hand werden gelost en met een kruiwagen op de kade werden gebracht. „Ik heb wel eens 60.000 stenen met de hand opgestoken, hoor." Hij deed ook kleine haventjes aan in Noord en Zuid-Beveland. De meeste zijn verdwenen, zegt hij. Het vervoer van stenen verloor de binnenvaart in de jaren zeventig aan het wegverkeer. De vrachtwagens werden uitgerust met kranen en kon den de laad- en losplaatsen makke lijker bereiken dan de schepen. „Daar kun je niet tegenaan. Maar zand en grind dat vanonder water moet komen, kun je moeilijk met water en al in een auto gooien," lacht de schipper. Het zand komt uit de ontginningen in de Amer, de Maas en de Boven Merwede. De vindplaatsen schuiven volgens Faasse steeds verder stroom opwaarts. „De afstanden worden groter. Dat is een nadeel voor de kleine schepen. Die doen er lang over en kunnen minder vervoeren." De binnenvaart kan volgens Faasse baat hebben van de problemen die het vrachtverkeer op de weg dezer dagen ondervindt. „Op de weg wordt het steeds moeilijker met al die files. We varen nu van Antwer pen naar Schoten op de Linkeroever. Een eitje, een afstand van niks. Maar met een auto sta je daar in de file en doe je er langer over dan met het schip." Het is volgens Faasse dan ook niet alleen bij het wegtransport zo dat snelheid belangrijk is. „Dat geldt voor de binnenvaart evengoed. Als je vol bent, dan moetje zorgen datje zonder stoppen naar de losplaats vaart. Daar moet je dan wel eens wachten tot je aan de beurt bent, maar daar kun je dan niks aan doen." Op de Lejoma was er ook een kraan aan boord. Om het zand te lossen, bediende zijn vrouw soms de lier van de kraan en stond Faasse zelf in het ruim achter de bak. Zwaar werk. „Maar als je het met zin doet, is dat helemaal niet erg. Je nam dan ook je kind mee. Die speelde dan achter me in het zand met een kruiwagen tje. Soms viel hij in slaap in een kistje. Dat zijn leuke dingen. Er wa ren mensen die dan zeiden: hij heeft nog geen tijd voor zijn kinderen. Maar dat is onzin. Toen waren ze te vreden. Als je ziet wat kinderen nu hebben, dan hebben ze meer spullen om te verhuizen dan hun ouders." Volgens Faasse zullen de schepen steeds groter worden. Zelf verleng de hij de Lejoma in 1960 van 31,5 meter naar 40 meter. In 1975 liet Faasse de Philipskercke bouwen, de voorloper van het huidige beun schip. Die was toen 45 meter lang en 7,5 meter breed. „Ik wilde dol graag nieuw bouwen. Ik wist toen al dat Johan ook wilde gaan varen. Daar doe je het dan ook voor. Maar dat bleek na een tijdje ook weer te klein." In 1984 is het schip met 15 meter verlengd naar 60 meter. In 1988 weer met 15 meter naar 75 meter. In 1991 nam Johan het schip over. Zijn vader was toen 68 jaar. Faasse senior doet het werk graag. „Als ik het niet graag zou doen, dan deed ik het niet meer. We hebben het nooit slecht gehad. Er zijn wel eens tijden geweest dat we het met wat minder werk moesten doen. Nu is er wel eens te veel." Advertentie I.M.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2000 | | pagina 5