'Mijn dienstgeweer was ik wel kwijt,
maar het ging om een mensenleven'
SGP onder vuur
Zelfs met de zeilen vangen
molens zaterdag geen wind
A.A. Douw onderscheiden voor redden piloot in W. O. II
Waterschap
versterkt de
kreukelbermen
Pentekening van alle Thoolse molens voor open dag op 24 juni
Donderdag 18 mei 2000
EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
3
De 80-jarige Oud-Vossemeerder A.A. Douw is woens
dag door het '600th squadron city of London' van de
Royal Air Force benoemd tot erelid. Die onderscheiding
heeft hij te danken aan het feit dat hij op de eerste dag
van de Tweede Wereldoorlog een Canadese piloot van de
RAF uit een neergestort vliegtuig redde. Nooit heeft hij
dat aan de grote klok gehangen en de uitnodiging om
naar Piershil (de plaats waar het allemaal gebeurde) te
komen, was voor Douw een grote verrassing.
Fiets
God heeft me geholpen
Verboden doosje
Geen oorkonde
De SGP moest het in de
discussie over de kaderno
ta, donderdag in de com
missie middelen, nogal
eens ontgelden. Het feit
dat de fractie tegen bepaal
de uitgaven stemt terwijl
ze in het college van bur
gemeester en wethouders
zit, werd diverse keren be
kritiseerd door de andere
collegepartijen. Ze zou
daarmee weglopen voor
verantwoordelijkheden
Ook de stellingname van
de staatkundig gerefor
meerden op welzijnster
rein ontlokte de nodige op
merkingen.
Nek omdraaien
Bodemonderzoek
varkensstal bij
Raad van State
Heijboer wel bij
dodenherdenking
Om half twaalf pas komen zaterdag bij molen De Hoop
in Sint-Philipsland de eerste bezoekers. Vader en zoon
Kaufman uit Fijnaart. Zoon Marijn Kaufman is dol op
molens en wilde ook De Hoop zien. Hij vindt hem mooi.
Het is bijna windstil. Alle molens die in Tholen hun deu
ren hadden geopend, hadden hiermee te kampen. Het pu
bliek bleef met het lome weer nagenoeg weg. Op zater
dag 24 juni vindt er een herkansing plaats als de Thoolse
molens opnieuw worden opengesteld.
Teleurstellend
Parel
Sint-Annalanders
met gevangenen
•V
Op 10 mei 1940 zijn zes Engelse
gevechtsvliegtuigen in een luchtge
vecht verwikkeld met Duitse toe
stellen. Slechts één ervan zal terug
keren naar Engeland. Bram Douw
is 20 jaar als hij 'voor zijn nummer'
in dienst gaat. Hij behoort tot de
lichting 1939/1940. „Toen we in
mei 1939 opkwamen, moesten we
in tenten slapen bij Soesterberg.
Dat kwam omdat in die tijd net de
overgang was gemaakt van een
diensttijd van zes naar elf maanden.
De kazerne waar we in moesten,
was nog niet leeg. Later werden we
in een splinternieuwe kazerne tus
sen Utrecht en Amersfoort gele
gerd", vertelt Douw die ingedeeld
was bij de genie (het legeronder
deel belast met het aanleggen en re
pareren van wegen, bruggen en mi
litaire terreinen). „Toen de mobili
satie kwam, werden we met drie
dienstplichtigen ingedeeld bij een
groep van dertig mannen die voor
de rest allemaal gemobiliseerd wa
ren. We moesten bij Piershil - dat
klinkt misschien heel gek - stellin
gen gaan maken tégen de Engelsen.
De Duitsers hadden gezegd: 'Jullie
bouwen maar bunkers en alle lopen
zijn gericht op ons, maar kan Enge
land niet binnenvallen dan?' Daar
om werd er voor de schijn een stel
ling gemaakt daar bij Piershil (in de
Hoekse Waard). Maar er is nooit
werkelijk iets aangelegd. We heb
ben daar al die tijd wat zitten lan
terfanten. Er is geloof ik nog wel
een bootje met kettingzagen aange
komen, maar verder ook niet."
Omdat hij zijn fiets heeft laten
staan bij zijn broer in Utrecht, laat
Douw het rijwiel per trein overko
men naar Piershil. Juist op die tien
de mei arriveert het rijwiel. „Ik
kreeg van de kapiteinspost te horen
dat mijn fiets was aangekomen. Ik
ben toen naar de halte van de RTM
in Piershil gelopen. Het was niet
eens een station, maar gewoon een
hokje waarin mensen konden staan
als het regende. De fiets was er dan
ook gewoon afgezet. Die halte lag
buiten het dorp. Toen ik mijn fiets
had opgehaald, zag ik dat luchtge
vecht. Het vliegtuigje van de En
gelsen was maar klein en moest het
opnemen tegen twee grote Duitse
toestellen. In het dorp moesten de
mensen op last van de militairen
binnen blijven om verwondingen te
voorkomen. Er was namelijk al ie
mand in zijn schouder geraakt door
kogels uit de mitrailleur van één
van de vliegtuigen. Op een gegeven
moment zakte het Engelse toestel
steeds lager en lager. Die Duitser
zat al boven hem en ik dacht: 'Dat
gaat niet goed'. Er kwam ook al
rook uit het vliegtuigje", vertelt
Douw. De vliegenier maakt een
noodlanding en stort half neer in
een aardappelveld. Het vliegtuig
vat meteen vlam. „Het gebeurde
zo'n 500 meter van mij vandaan. Ik
stond op dat moment net voor een
dreef in het land. Die liep er recht
naartoe. Op de fiets ben ik toen
naar het vliegtuig gereden. Op het
laatst moest ik nog een meter of
twintig door een sloot. Ik had mijn
geweer bij me, want dat moest al
tijd. Wij waren ervoor gewaar
schuwd dat Duitse piloten die neer
gestort waren, soms net deden of ze
zich overgaven, maar in hun mou
wen handgranaten hadden verstopt.
Die gooiden ze dan naar je toe. Zo
waren al een paar Nederlandse sol
daten omgekomen. En ik wist op
dat moment nog niet wat voor
vliegtuigje het was. Pas toen ik op
een meter of tien was, zag ik het
embleem van de RAF. Het waren
Engelsen, en dan gaat er toch wat
anders kriebelen."
Het neergestorte vliegtuigje is een
licht toestel. Een Blenheim L1401
met de registratie BQ-K. Als Douw
dichterbij komt, ziet hij de piloot
(luitenant Hugh Rowe) vlak bij het
vuur liggen. „Zijn stoel was achter
over geklapt en hij lag met zijn be
nen opgetrokken. Hij zat nog in de
riemen en kon niet los komen. Ik
hoorde de kogels uit het machine
geweer afgaan. Er zat geen kracht
achter, maar het geluid was natuur
lijk angstaanjagend. Met mijn uni-
Bram Douw met het wapenschild dat hij van het 600th squadron kreeg toen hij tot erelid werd benoemd.
form voor mijn gezicht, tegen de
vlammen, ben ik er toen op af ge
gaan. Met mijn mes heb ik de rie
men losgesneden en met stoel en al
heb ik hem eruit getrokken. Die pi
loot had een schotwond in zijn nek
en zat onder het bloed. 'God heeft
me geholpen', zei hij nog tegen me.
Gek dat je op zo'n moment alles
verstaat, want ik sprak geen Engels.
We hebben zo een kwartier in dat
aardappelveld gelegen. Toen kwa
men de bewoners uit het dorp en
andere militairen. Voor mij was het
toen afgelopen", vertelt Douw. „Ik
had mijn dienstgeweer weggegooid
in de actie. Naderhand kon ik het
niet meer terugvinden. Een lekkere
Nederlandse soldaat hè? De kapi
tein zei nog: 'Da's niet echt de juis
te weg om dingen te doen hè.
Douw?' Maar ik zei: 'Het ging nu
om een mensenleven.' De volgende
dag werd het geweer afgegeven."
Wat Douw niet heeft gezien ('van
wege de vlammenzee') is dat er
nóg iemand in het vliegtuig zit. De
eveneens Canadese boordschutter
(tweede luitenant Robert Echlin, 37
jaar en gehuwd) komt om het leven.
„Ik vermoed dat hij al overleden
was vóór het vliegtuig de grond
raakte. Het toestel vuurde namelijk
al even niet meer. Waarschijnlijk is
de schutter al in de lucht doodge
schoten. Maar ik heb hem niet zien
zitten in het toestel", aldus Douw
die in de loop der jaren al diverse
malen het graf van Echlin in Piers
hil bezocht.
De zwaargewonde luitenant Hugh
Rowe wordt afgevoerd naar een
verbandpost in een huisje in Oud-
Beijerland. Alles lijkt voorbij. Maar
de volgende dag komt iemand
Douw halen. „Het was dokter
Kroeze die Rowe verzorgd had. Hij
zei dat hij permissie had om mij
mee te nemen naar Oud-Beijerland.
De piloot had om mij gevraagd",
zegt Douw. „Toen ik daar kwam.
heeft hij me bedankt en zeker een
kwartier mijn pols vastgehouden.
De zuster die hem verpleegde (later
is ze getrouwd met dokter Kroeze)
vertaalde wat vragen in het Engels.
Die piloot wilde weten of ik een
doos gevonden had. Iets van metaal
en ongeveer zo groot als een siga
renkistje. Maar ik had niets gezien.
Ik dacht dat het iets met radar te
maken had of een soort 'zwarte
doos' die je tegenwoordig in vlieg
tuigen hebt. Maar dat was het niet.
Op de herdenkingsbijeenkomst, af
gelopen woensdag in Piershil, wa
ren ook wat oud-strijders. Die ver
telden me dat ze wel wisten wat dat
doosje was. 'Het was iets dat hij
niet mee had mogen nemen op deze
vlucht', zeiden ze tegen me. Een
soort uitvinding die hij testte."
Luitenant Hugh Rowe moet vijf
weken in de verbandpost in Oud-
Beijerland blijven. Tot zijn teleur
stelling kan hij niet terug naar huis.
De Duitsers brengen hem uiteinde
lijk over naar het Zuiderziekenhuis
in Rotterdam waar hij nog ander
halve maand moet blijven. Daarna
is hij zover opgeknapt dat hij naar
een Duits hospitaal wordt overge
bracht en in oktober 1940 beginnen
voor Rowe bijna 55 maanden van
krijgsgevangenschap. In die perio
de heeft dokter Kroeze nog regel
matig contact met hem en stuurt
hem pakketjes (officieren kregen
een andere behandeling dan overige
gevangenen, vertelt Douw). Na de
bevrijding vliegt Rowe meteen naar
Nederland om Kroeze te bedanken.
Maar zijn redder krijgt hij niet te
zien. „Ik heb nog jarenlang contact
gehad met Kroeze. En toch heeft
hij mij nooit het adres gegeven van
die piloot. Nooit heb ik publiciteit
gezocht voor dit verhaal of erken
ning. Maar ik had Rowe nog wel
graag een keer in levenden lijve
ontmoet. En dat kan nu niet meer",
zegt Douw. Hugh Rowe is een paar
jaar geleden overleden in zijn
woonplaats Toronto in Canada. „En
ik ben nog wel een aantal keren in
Toronto geweest."
Voor Douw zelf zijn de gebeurte
nissen met het vliegtuig de span
nendste van zijn tijd als soldaat in
de Tweede Wereldoorlog. „Vijf da
gen later was het immers afgelo
pen. Aanvankelijk zouden we als
versterking naar de brug bij Baren-
drecht worden gestuurd, maar dat
bleek al een verloren zaak. We
moesten eigenlijk alleen maar
wachten tot de Duitsers de geweren
in beslag kwamen nemen. En er
was ook gewaarschuwd dat mensen
van de genie hun emblemen van
hun uniform moesten halen. Want
de Duitsers zochten de genie-troe
pen eruit om mijnen op te ruimen.
Ik heb daar niet op gewacht", zegt
Douw. „Bij Willemstad zonk een
boot met Belgische krijgsgevangen
op weg naar Antwerpen doordat ze
op een zeemijn liep. Nadat de mij
nen daar geveegd waren, hoorde ik
het bericht dat de eerste boot weer
zou gaan varen naar Numansdorp.
'Ik weet niet hoe laat die gaat, maar
ik zal er vroeg zijn', dacht ik toen.
Ik ben op mijn fiets gestapt (zo is
die me twee keer goed van pas ge
komen) en naar de boot gereden.
Bij de aanlegplaats heb ik nog de
lijken zien liggen van die verdron
ken Belgen. Helemaal opgezwollen
en tong uit de mond. Ik ben op die
boot gestapt en zodoende was ik al
snel weer terug in Oud-Vosse-
meer."
Het 600th squadron city of London
werd in 1957 ontbonden. Maar op
last "van het opperbevel van de
Royal Air Force werd het op 23 ja
nuari jongstleden opnieuw opge
richt. Daarbij besloot men eer te
brengen aan de gevallenen van mei
1940, zoals in 1982 eerder al vete
ranen van het squadron hebben ge
daan. Bram Douw werd tot zijn
verrassing uitgenodigd om de
plechtigheid bij te wonen. „Ik heb
die gebeurtenissen eigenlijk nooit
zo naar buiten gebracht. En hoe ze
dan toch bij mijn naam komen?
Mijn zoon en schoonzoon wisten
het natuurlijk, maar verder..."
Om half vier arriveerde het nieuwe
600th squadron bij het gemeente
huis. Het gezelschap vertrok naar
de begraafplaats om eer te brengen
aan de omgekomen Robert Echlin.
Burgemeester B. Kolbach van de
gemeente Korendijk (waarin Piers-
hil ligt) en wingcommander Ri
chard Culver legden kransen bij
het graf. Een geplande 'fly-past'
van twee oude Harvards en een
Spitfire kon niet doorgaan vanwege
slecht weer. In het gemeentehuis
wachtte het squadron en de gasten
een diner. En tijdens dat diner werd
Bram Douw tot erelid van het
squadron benoemd.
„De burgemeester zei: 'Ga niet
zomaar weg. Er moet nog iemand
een interview met u afnemen'. Na
dat we gegeten hadden, heeft een
leraar Engels de vragen en ant
woorden vertaald zodat iedereen
het kon volgen. Normaal gespro
ken krijg je een oorkonde van de
RAF als je één van hun vliegeniers
hebt gered. Maar omdat zowel de
Echlin als Rowe Canadezen waren,
is dat niet gebeurd. In Canada kent
men zoiets niet. Daarom werd ik
tijdens dat diner (na zestig jaar)
benoemd tot erelid. En ik kreeg
het wapenschild van het 600th
squadron city of Londen en een
stropdas die alleen leden van het
squadron mogen dragen én mensen
die zich verdienstelijk hebben ge
maakt voor het squadron. Nog
maals, ik heb er nooit naar gezocht,
maar toch vind ik het heel leuk. Ik
heb een mooie dag gehad. En ik
denk ook nog regelmatig aan wat
er destijds op 10 mei is gebeurd.
Vooral elk jaar op die datum.
Zoiets vergeet je je leven lang niet
„Het college valt uit elkaar in denk
wijze", constateerde P.K.M. Stou
ten (VVD) na het lezen van de ka
dernota (waarin de uitgangspunten
staan voor de begroting 2001). Hij
doelde op de afwijkende stand
punten die SGP-wethouder K.A.
Heijboer, als enige, inneemt. Deze
gaat alleen akkoord met een kos
tendekkend reinigingsrecht vanaf
2002 als de benodigde zeven ton
wordt afgetrokken van de onroeren-
de-zaakbelasting. Verder is hij te
gen extra subsidies voor de biblio
theek (40 mille), de muziekschool
(25 mille), peuterspeelzalen (50
mille) en kinderopvang (50 mille).
En tegen een korting van anderhal
ve ton op het stratenonderhoud. Om
de meerjarenraming voor de ko
mende drie jaar sluitend te krijgen,
vindt het gemeentebestuur extra be
lastingverhoging noodzakelijk. In
2001 is dat 2%, het jaar daarop
4,5% en in 2003 tenslotte 8%. Dit
komt bovenop een verhoging van
5% die al als uitgangspunt dient.
Heijboer wil echter niet van die 5%
afwijken.
Collegepartij aangesproken op verantwoordelijkheid
„Hoe denkt de SGP de zaak op te
lossen?" vroeg Stouten, maar hij
kreeg geen antwoord. Het verbaas
de hem ook dat de staatkundig ge
reformeerden niet zelf met voor
stellen kwamen om de ontbrekende
zeven ton voor het rioleringsplan te
vinden. „Dat verwacht je, nu de
wethouder een afwijkend standpunt
inneemt. Maar in plaats daarvan
vragen ze het college om met alter
natieven te komen."
Het afwijzen van de welzijnssubsi-
dies, waaraan Dijke (die alle be
zwaren van de eigen wethouder
steunde) nog toevoegde de nood
zaak van een nota jeugdbeleid en
een welzijnskoepel niet in te zien,
schoot wethouder I.C. Moerland in
het verkeerde keelgat. „Jammer dat
u tegen bent, want dan krijgen ver
enigingen en kleine organisaties het
moeilijk. U draait ze de nek om,
maar dat is misschien de bedoeling
wel!" Eerder constateerde Moer
land al dat de SGP 'het niet zo op
welzijnsvoorzieningen heeft'.
CDA'er M.A. van Beek sloeg de
SGP-wethouder om de oren met het
collegeprogramma uit 1998 en de
jaarlijks bij de begrotingsbehande
ling ingediende lijst met principiële
bezwaren, waarop bibliotheek, mu
ziekschool en peuterspeelzalen niet
voorkomen. Hij wilde opheldering.
„We praten niet over afschaffen,
maar over vier procent bezuini
gen", reageerde Heijboer. „Wij
willen echter over de hele linie be
zuinigen. Op onderhoud wegen is
al 40% gekort en daar wordt nu nog
eens extra aan getornd", uitte hij
zijn bezwaren. „Wij willen een dui
delijk inzicht in de kosten van wel
zijnsvoorzieningen. Het college
legt het verkeerd uit", verdedigde
Dijke zich. Hij had ook opmerkin
gen gemaakt over de bijdragen van
gebruikers, waarop zowel de wet
houders Moerland als Van Kempen
én commissielid Van den Donker
hem duidelijk maakten dat die hoog
genoeg liggen. En het bezwaar te
gen een nota jeugdbeleid is even
min gerechtvaardigd, want die
wordt binnenkort van rijkswege
verplicht gesteld, hielden mevrouw
M.A.E. Velthuis (PvdA) en Van den
Donker de SGP voor. „Als dat zo
is, dan komt hij er. Maar vanuit ons
principe zijn we tegen", aldus Dij
ke. PvdA-fractievoorzitter M.A.J.
van der Linde hekelde de merk
waardige opstelling ten aanzien van
het jeugdbeleid: „Als jongeren sa
men muziek maken, bent u tegen.
Maar zijn ze vervolgens lastig, dan
wilt u de beuk erin. Dat kunt u niet
verkopen, zelfs niet aan de eigen
achterban."
Ook de afwijkende standpunten van
de SGP zaten Van der Linde niet
lekker. „U noemt op voorhand al
een aantal zaken waar je in feite
niet onderuit kunt. Als collegepartij
moet je die uitvoeren en er niet
voor weglopen of andere college
partijen ermee opzadelen." Dat de
partij niet meer dan 5% belasting
verhoging wil en daarbij verwijst
naar het collegeprogramma, wilde
er bij Stouten niet in. „Daar staat
bij uw voorbehoud meer in dan die
5%, namelijk dat er in bijzondere
omstandigheden van kan worden
afgeweken. En de conclusie moet
zijn dat er geen andere weg moge
lijk is." Overigens stelde Van der
Linde de principes van de SGP te
respecteren. „Voor zaken waar we
principieel tegen zijn, willen wij
geen geld beschikbaar stellen", zei
Dijke nog maar eens.
Om te kunnen bepalen wie er verant
woordelijk is voor een eventuele bo
demverontreiniging (nu of in de toe
komst), moet bij de bouw van
intensieve veehouderijen een bodem
onderzoek (zogenaamd nul-situatie-
onderzoek) plaatsvinden in het kader
van de milieuvergunning. Dat uit
gangspunt brengt de gemeente Tho-
len regelmatig bij de Raad van State
in Den Haag. Want de varkenshou
ders vinden dat ze door deze ver
plichting onnodig op kosten worden
gejaagd. In het kader van de bouw
vergunning wordt namelijk al een bo
demonderzoek uitgevoerd. Maar dat
is essentieel verschillend, werd don
derdag ook weer namens de gemeen
te betoogd. A.J.M. van Genugten en
mevr. A. van der Wouw uit Best zien
het gevraagde onderzoek niet zitten
voor de geplande uitbreiding van hun
bedrijf aan de Noormansweg onder
de rook van Scherpenisse. De bouw
vergunning daarvoor is overigens
door de gemeente geweigerd (wat
door de Raad van State is bekrach
tigd).
De gemeente vindt dat er geen sprake
is van een intensieve veehouderij met
reguliere activiteiten en beroept zich
verder op een rapport over de effec
ten van mestopslag op de kwaliteit
van het grondwater. De bewijslast bij
eventuele verontreinigingen telt
zwaar voor de gemeente, benadrukte
ambtenaar mevr. Hertogs nog maar
eens. Ze legde uit dat het onderzoek
verlangd wordt voor de plaatsen waar
opslag plaatsvindt van reinigings
middelen, brandstoffen, dierlijke
meststoffen en zuren. Verder ging ze
in op het aspect stankoverlast. Toet
sing aan de stankrichtlijn uit 1998 in
plaats van de richtlijn veehouderij en
stankhinder (deze laatste is groten
deels door de Raad van State verwor
pen) levert geen grond op om de mi
lieuvergunning te weigeren, legde ze
uit.
In een aantal eerdere gevallen kreeg
de gemeente geen gelijk van de Raad
van State. Daarom vertrouwt raads
man J. van Groningen erop dat ook
nu zijn cliënten dat extra bodemon
derzoek niet zullen hoeven uitvoeren.
In tegenstelling tot wat we vorige
week berichtten, waren wethouder
K.A. Heijboer en zijn echtgenote
wel aanwezig op de dodenherden
king in Tholen. Wat verscholen ach
ter de burgemeester en gemeentese
cretaris wellicht, maar toch echt
present.
Stukken van de kreukelberm aan de
zeewering op de noordwestkant van
Tholen worden dit jaar aangepakt
door het waterschap Zeeuwse Eilan
den. Aan de oostkant van het haven
kanaal te Stavenisse wordt de glooi
ingsconstructie uitgebreid en de totale
glooiing (415 strekkende meter) met
beton gepenetreerd en vervolgens
breuksteen gestort. Langs de zeedijk
van de Annavosdijkpolder (125 m) en
de Moggershilpolder (305 m) wordt
breuksteen gestort als taludbescher
ming. Datzelfde gebeurt op 250 meter
langs de Oud-Kempenshofstedepol-
der en 160 m langs de Stavenissepol-
der (ter hoogte van de Scheldseweg).
Ook op Schouwen en Noord-Beve
land wordt onderhoud gepleegd aan
kreukelbermen. Paans en Zonen te
Werkendam is met ƒ326.000,- de
laagste inschrijver voor het totale kar
wei, dat 8 september uitgevoerd moet
zijn. De Klerk uit Werkendam schreef
in voor ƒ337.600,-, Kraaieveld te
Sliedrecht voor 343 mille, Zinkon
Dekker (Boskalis) te Rotterdam voor
345 mille, Hakkers Werkendam voor
ƒ352.000,-, Haaften Van Oord te Wer
kendam voor 361 mille en Fernhout
te Zwolle voor ƒ395.000,-.
1
Bij molen De Hoop in Sint-Philipsland ontvangt vrijwillig molenaar J. Reijngoudt (links) bezoekers uit Fijnaart en een kennisje uit het
dorp.
Dan wordt in onze regio het zilveren
jubileum gevierd van De Zeeuwse
Molen, de vereniging tot behoud van
molens in Zeeland. Speciaal voor de
ze gelegenheid maakt A. Boxhoorn-
Urbanus uit Tholen een pentekening
van alle molens op Tholen die op de
ze dag zal worden verkocht, zo ver
telt bestuurslid O. Huiskamp van De
Zeeuwse Molen. „Op die dag zullen
er ook meer molens draaien dan af
gelopen zaterdag. Met een beetje ge
luk ook molen De Jager in Oud-Vos-
semeer."
Vrijwilliger molenaar J. Reijngoudt
van De Hoop wil zaterdag de molen
graag laten draaien en rolt de zeilen
op de wieken uit. Maar eentje is al zo
verweerd en groen uitgeslagen dat de
gaten er in gevallen zijn en het on
bruikbaar is geworden.
Hij heeft nog wel een reservedoek.
Met twee zeilen lukt het nog maar
nauwelijks om de wieken aan de
gang te krijgen. Reijngoudt had de
kap al naar het oosten gekeerd waar
af en toe een beetje wind vandaan
komt, maar zelfs met de twee zeilen
erbij gaat het moeizaam. Marijn mag
zelfs de molen helpen door de wie
ken aan te duwen. Na een paar om
wentelingen hangen ze weer stil.
Vorig jaar maalde Reijngoudt - toen
er wel voldoende wind was om de
grondzeiler te laten draaien - nog
honderd kilo graan tijdens de open
dag. De zakken tarwe staan nu klaar
om gemalen te worden, maar de
28ste nationale molendag voorziet nu
eenmaal niet in wind.
De molen staat wel mooi in de verf,
vindt Reijngoudt. „Ik ben blij dat hij
eind vorig jaar toch nog geverfd is.
Het heeft wel een tijdje geduurd
voordat het zover was. Toen hij klaar
was, was er geen geld meer om de
wieken opnieuw te doen. Jammer."
De wieken met de ijzeren roeden, de
windborden en de latten voor de zei
len zien er belabberd uit. Op vele
plekken is de oude verflaag verdwe
nen of aangetast. Omdat het molen
huis weer als nieuw oogt, hangen de
wieken er wat haveloos bij.
Wat Reijngoudt echter grotere zorgen
baart, is de staart waarmee de kap en
de wieken naar de wind kunnen wor
den gedraaid. „De ijzeren verbindin
gen aan de lange en korte spruit wor
den slecht. Die zouden eigenlijk
vervangen moeten worden. Als ik de
kap draai, dan zakt de staart tegen het
houtwerk. Met een stok moet ik de
staart ervan afhouden."
Dat was nu ook het geval. De molen
is meestal op de heersende zuidwes
tenwind gericht, maar nu kwam het
beetje wind uit het oosten. Reijn
goudt is blij met de jonge bezoeker
uit Fijnaart die geïnteresseerd is in
molens. Volgens de vrijwillig mole
naar zijn die niet talrijk. „In het dorp
ken ik niemand die er echt belang
stelling voor heeft. Ik hoop dit zelf
nog vele jaren te doen, maar ik ben
bang dat we straks iemand van buiten
het dorp moeten zoeken die het over
wil nemen."
De laatste beroepsmolenaar was
C.M. Meijer die in 1969 stopte. In
1971 kocht de voormalige gemeente
Sint-Philipsland de molen. Sinds
1979 - na een opknapbeurt in 1972 -
is Reijngoudt degene die de molen
laat draaien. Hij is met de klein-doch-
ter van de laatste beroepsmolenaar
getrouwd. Tijdens de molendag be
zochten 17 kinderen en 20 volwasse
nen de molen op de kruin van de dijk.
De Zeeuwse Molen gaf De Hoop vo
rig jaar maart een rapportcijfer: 7,5
(een waardering van de technische
staat van de molen).
Vrijwillig molenaar Huiskamp pro
beerde in Tholen de wieken van De
Hoop te laten draaien, maar zelfs met
de zeilen lukte het niet. „Ik heb nog
nooit zo'n slechte molendag gehad.
De wieken hebben over de hele dag
vijf keer rondgedraaid, maar uitslui
tend door aanduwen. Er zijn twintig
mensen geweest. Het was teleurstel
lend, maar een molen die niet draait
is voor de mensen niet interessant.
Net als met een fiets. Daar moet je
mee fietsen. Als hij tegen een muur
staat is het niks."
's Ochtend zat het kleine beetje wind
in het oosten, 's middags draaide ze
naar het zuidwesten, zo legt Huis
kamp uit. Hij draaide de kap, maar
ook dat mocht niet baten. „Zelfs met
de zeilen ging het niet."
Wat hem wel trof, was een jongetje
van een jaar of acht uit Stavenisse dat
samen met zijn oma de molen be
zocht en al heel veel van molens af
wist. Onder de bezoekers was ook
een oud-molenaar uit Midden Bra
bant. Rapportcijfer voor De Hoop: 9.
Bij de oudste molen van Tholen in
Sint-Annaland kwam niemand. Mo
lenaar M.A. Kodde vat het kort sa-
men:„Geen wind en geen volk. Er is
niemand geweest. En ik ben ook niet
de hele dag gebleven." Kodde hoopt
dat er op 24 juni tijdens de regionale
molendag meer wind en bezoekers
komen. „Dan komen er zeker meer
molenaars uit Walcheren en Zuid-Be
veland."
Het rapportcijfer voor de standerd
molen is 7,5. Maar Kodde spreekt
zelf liever over een zes. Net als bij De
Hoop in Sint-Philipsland is de staart
van de standerdmolen slecht. Boven
dien kampt de molen, die in 1966 in
grijpend is gerestaureerd, met bok
torren die het hout aanvreten. De
gemeente is van plan de diertjes te
bestrijden met een hete-luchtmetho-
de, een experiment dat 30.000 gulden
kost. Lukt het niet, dan hoeft de ge
meente niets te betalen.
Woordvoerder W. Staat van De
Zeeuwse Molen laat weten dat Tho
len een parel is in het Nederlandse
molenbezit. „In zo'n afgeronde regio
hebben alle dorpen een molen, en de
meeste zijn nog in een zeer redelijke
staat. Voor zo'n groot gebied is dat
heel bijzonder. Dat vind je bijna ner
gens meer in Nederland. In Zeeland
komt dat alleen op Walcheren voor.
Dat is bijna vergelijkbaar, maar daar
missen twee dorpen hun molen,
Vrouwenpolder en Ritthem. In Sint-
Annaland en Sint-Maartensdijk staan
zelfs nog twee molens. Dat is een
uniek bezit."
De open dag op 24 juni is bestemd
voor het publiek dat op deze manier
kennis kan maken met de molens in
dit gebied. „Op die manier hopen we
wat meer aandacht te krijgen voor de
vereniging. Die steunt maar op een
beperkt aantal leden, nog geen 400.
De meeste mensen zijn wel geïnte
resseerd, maar komen pas in het ge
weer wanneer er een molen uit hun
dorp dreigt te verdwijnen. Dat willen
we voorkomen."
Ook zal er aandacht besteed worden
aan de opleiding tot vrijwillig mole
naar. Het aantal beroepsmolenaars en
oud-molenaars loopt gestaag terug.
Door bedrijfsbeëindiging of overlij
den, zegt Staat. „En vrijwillig mole
naar word je niet zomaar. Daar is een
speciale opleiding voor. Daar kunnen
we dan wat over vertellen."
Ze twijfelden geen moment, toen ze
donderdag de Eendrachtbode opsloe
gen en bij het oorlogsverhaal over
Sint-Philipsland de foto zagen van de
gevangen Duitse soldaten. „We her
kenden in de man met het geweer
meteen onze broer Jan Stols en links
van hem staat Marden Moerland",
vertellen Nellie de Bruin en haar zus
Cor uit Sint-Annaland. Waar de foto
gemaakt is, weten ze niet. Het zou
aan de Ring kunnen zijn, waar op het
schoolplein na de bevrijding de geal
lieerde tanks stonden, of even verder
op bij de hoek van Bierens- en de
Weststraat. Beide mannen waren bij
de ordedienst. „Ze moeten regelma
tig 's avonds met hun geweer naar
een café komen en zaten daar dan te
wachten. Deed er wat op, dan werden
ze door de Engelse en Canadese sol
daten geroepen." Als de geallieerden
dachten dat er Duitse soldaten vanuit
Sint-Philipsland zouden oversteken, -
wat regelmatig is gebeurd, dan wer
den de Sint-Annalanders naar de zee
dijk gestuurd om er de wacht te hou
den en de soldaten op te brengen.»
Hun broer Jan was niet bang uitge
vallen, zeggen beide zussen. Hij is la
ter naar Rotterdam getrokken en daar
op 68-jarige leeftijd overleden.
..AA