'Mijn dienstgeweer was ik wel kwijt, maar het ging om een mensenleven' SGP onder vuur Zelfs met de zeilen vangen molens zaterdag geen wind A.A. Douw onderscheiden voor redden piloot in W. O. II Waterschap versterkt de kreukelbermen Pentekening van alle Thoolse molens voor open dag op 24 juni Donderdag 18 mei 2000 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 3 De 80-jarige Oud-Vossemeerder A.A. Douw is woens dag door het '600th squadron city of London' van de Royal Air Force benoemd tot erelid. Die onderscheiding heeft hij te danken aan het feit dat hij op de eerste dag van de Tweede Wereldoorlog een Canadese piloot van de RAF uit een neergestort vliegtuig redde. Nooit heeft hij dat aan de grote klok gehangen en de uitnodiging om naar Piershil (de plaats waar het allemaal gebeurde) te komen, was voor Douw een grote verrassing. Fiets God heeft me geholpen Verboden doosje Geen oorkonde De SGP moest het in de discussie over de kaderno ta, donderdag in de com missie middelen, nogal eens ontgelden. Het feit dat de fractie tegen bepaal de uitgaven stemt terwijl ze in het college van bur gemeester en wethouders zit, werd diverse keren be kritiseerd door de andere collegepartijen. Ze zou daarmee weglopen voor verantwoordelijkheden Ook de stellingname van de staatkundig gerefor meerden op welzijnster rein ontlokte de nodige op merkingen. Nek omdraaien Bodemonderzoek varkensstal bij Raad van State Heijboer wel bij dodenherdenking Om half twaalf pas komen zaterdag bij molen De Hoop in Sint-Philipsland de eerste bezoekers. Vader en zoon Kaufman uit Fijnaart. Zoon Marijn Kaufman is dol op molens en wilde ook De Hoop zien. Hij vindt hem mooi. Het is bijna windstil. Alle molens die in Tholen hun deu ren hadden geopend, hadden hiermee te kampen. Het pu bliek bleef met het lome weer nagenoeg weg. Op zater dag 24 juni vindt er een herkansing plaats als de Thoolse molens opnieuw worden opengesteld. Teleurstellend Parel Sint-Annalanders met gevangenen •V Op 10 mei 1940 zijn zes Engelse gevechtsvliegtuigen in een luchtge vecht verwikkeld met Duitse toe stellen. Slechts één ervan zal terug keren naar Engeland. Bram Douw is 20 jaar als hij 'voor zijn nummer' in dienst gaat. Hij behoort tot de lichting 1939/1940. „Toen we in mei 1939 opkwamen, moesten we in tenten slapen bij Soesterberg. Dat kwam omdat in die tijd net de overgang was gemaakt van een diensttijd van zes naar elf maanden. De kazerne waar we in moesten, was nog niet leeg. Later werden we in een splinternieuwe kazerne tus sen Utrecht en Amersfoort gele gerd", vertelt Douw die ingedeeld was bij de genie (het legeronder deel belast met het aanleggen en re pareren van wegen, bruggen en mi litaire terreinen). „Toen de mobili satie kwam, werden we met drie dienstplichtigen ingedeeld bij een groep van dertig mannen die voor de rest allemaal gemobiliseerd wa ren. We moesten bij Piershil - dat klinkt misschien heel gek - stellin gen gaan maken tégen de Engelsen. De Duitsers hadden gezegd: 'Jullie bouwen maar bunkers en alle lopen zijn gericht op ons, maar kan Enge land niet binnenvallen dan?' Daar om werd er voor de schijn een stel ling gemaakt daar bij Piershil (in de Hoekse Waard). Maar er is nooit werkelijk iets aangelegd. We heb ben daar al die tijd wat zitten lan terfanten. Er is geloof ik nog wel een bootje met kettingzagen aange komen, maar verder ook niet." Omdat hij zijn fiets heeft laten staan bij zijn broer in Utrecht, laat Douw het rijwiel per trein overko men naar Piershil. Juist op die tien de mei arriveert het rijwiel. „Ik kreeg van de kapiteinspost te horen dat mijn fiets was aangekomen. Ik ben toen naar de halte van de RTM in Piershil gelopen. Het was niet eens een station, maar gewoon een hokje waarin mensen konden staan als het regende. De fiets was er dan ook gewoon afgezet. Die halte lag buiten het dorp. Toen ik mijn fiets had opgehaald, zag ik dat luchtge vecht. Het vliegtuigje van de En gelsen was maar klein en moest het opnemen tegen twee grote Duitse toestellen. In het dorp moesten de mensen op last van de militairen binnen blijven om verwondingen te voorkomen. Er was namelijk al ie mand in zijn schouder geraakt door kogels uit de mitrailleur van één van de vliegtuigen. Op een gegeven moment zakte het Engelse toestel steeds lager en lager. Die Duitser zat al boven hem en ik dacht: 'Dat gaat niet goed'. Er kwam ook al rook uit het vliegtuigje", vertelt Douw. De vliegenier maakt een noodlanding en stort half neer in een aardappelveld. Het vliegtuig vat meteen vlam. „Het gebeurde zo'n 500 meter van mij vandaan. Ik stond op dat moment net voor een dreef in het land. Die liep er recht naartoe. Op de fiets ben ik toen naar het vliegtuig gereden. Op het laatst moest ik nog een meter of twintig door een sloot. Ik had mijn geweer bij me, want dat moest al tijd. Wij waren ervoor gewaar schuwd dat Duitse piloten die neer gestort waren, soms net deden of ze zich overgaven, maar in hun mou wen handgranaten hadden verstopt. Die gooiden ze dan naar je toe. Zo waren al een paar Nederlandse sol daten omgekomen. En ik wist op dat moment nog niet wat voor vliegtuigje het was. Pas toen ik op een meter of tien was, zag ik het embleem van de RAF. Het waren Engelsen, en dan gaat er toch wat anders kriebelen." Het neergestorte vliegtuigje is een licht toestel. Een Blenheim L1401 met de registratie BQ-K. Als Douw dichterbij komt, ziet hij de piloot (luitenant Hugh Rowe) vlak bij het vuur liggen. „Zijn stoel was achter over geklapt en hij lag met zijn be nen opgetrokken. Hij zat nog in de riemen en kon niet los komen. Ik hoorde de kogels uit het machine geweer afgaan. Er zat geen kracht achter, maar het geluid was natuur lijk angstaanjagend. Met mijn uni- Bram Douw met het wapenschild dat hij van het 600th squadron kreeg toen hij tot erelid werd benoemd. form voor mijn gezicht, tegen de vlammen, ben ik er toen op af ge gaan. Met mijn mes heb ik de rie men losgesneden en met stoel en al heb ik hem eruit getrokken. Die pi loot had een schotwond in zijn nek en zat onder het bloed. 'God heeft me geholpen', zei hij nog tegen me. Gek dat je op zo'n moment alles verstaat, want ik sprak geen Engels. We hebben zo een kwartier in dat aardappelveld gelegen. Toen kwa men de bewoners uit het dorp en andere militairen. Voor mij was het toen afgelopen", vertelt Douw. „Ik had mijn dienstgeweer weggegooid in de actie. Naderhand kon ik het niet meer terugvinden. Een lekkere Nederlandse soldaat hè? De kapi tein zei nog: 'Da's niet echt de juis te weg om dingen te doen hè. Douw?' Maar ik zei: 'Het ging nu om een mensenleven.' De volgende dag werd het geweer afgegeven." Wat Douw niet heeft gezien ('van wege de vlammenzee') is dat er nóg iemand in het vliegtuig zit. De eveneens Canadese boordschutter (tweede luitenant Robert Echlin, 37 jaar en gehuwd) komt om het leven. „Ik vermoed dat hij al overleden was vóór het vliegtuig de grond raakte. Het toestel vuurde namelijk al even niet meer. Waarschijnlijk is de schutter al in de lucht doodge schoten. Maar ik heb hem niet zien zitten in het toestel", aldus Douw die in de loop der jaren al diverse malen het graf van Echlin in Piers hil bezocht. De zwaargewonde luitenant Hugh Rowe wordt afgevoerd naar een verbandpost in een huisje in Oud- Beijerland. Alles lijkt voorbij. Maar de volgende dag komt iemand Douw halen. „Het was dokter Kroeze die Rowe verzorgd had. Hij zei dat hij permissie had om mij mee te nemen naar Oud-Beijerland. De piloot had om mij gevraagd", zegt Douw. „Toen ik daar kwam. heeft hij me bedankt en zeker een kwartier mijn pols vastgehouden. De zuster die hem verpleegde (later is ze getrouwd met dokter Kroeze) vertaalde wat vragen in het Engels. Die piloot wilde weten of ik een doos gevonden had. Iets van metaal en ongeveer zo groot als een siga renkistje. Maar ik had niets gezien. Ik dacht dat het iets met radar te maken had of een soort 'zwarte doos' die je tegenwoordig in vlieg tuigen hebt. Maar dat was het niet. Op de herdenkingsbijeenkomst, af gelopen woensdag in Piershil, wa ren ook wat oud-strijders. Die ver telden me dat ze wel wisten wat dat doosje was. 'Het was iets dat hij niet mee had mogen nemen op deze vlucht', zeiden ze tegen me. Een soort uitvinding die hij testte." Luitenant Hugh Rowe moet vijf weken in de verbandpost in Oud- Beijerland blijven. Tot zijn teleur stelling kan hij niet terug naar huis. De Duitsers brengen hem uiteinde lijk over naar het Zuiderziekenhuis in Rotterdam waar hij nog ander halve maand moet blijven. Daarna is hij zover opgeknapt dat hij naar een Duits hospitaal wordt overge bracht en in oktober 1940 beginnen voor Rowe bijna 55 maanden van krijgsgevangenschap. In die perio de heeft dokter Kroeze nog regel matig contact met hem en stuurt hem pakketjes (officieren kregen een andere behandeling dan overige gevangenen, vertelt Douw). Na de bevrijding vliegt Rowe meteen naar Nederland om Kroeze te bedanken. Maar zijn redder krijgt hij niet te zien. „Ik heb nog jarenlang contact gehad met Kroeze. En toch heeft hij mij nooit het adres gegeven van die piloot. Nooit heb ik publiciteit gezocht voor dit verhaal of erken ning. Maar ik had Rowe nog wel graag een keer in levenden lijve ontmoet. En dat kan nu niet meer", zegt Douw. Hugh Rowe is een paar jaar geleden overleden in zijn woonplaats Toronto in Canada. „En ik ben nog wel een aantal keren in Toronto geweest." Voor Douw zelf zijn de gebeurte nissen met het vliegtuig de span nendste van zijn tijd als soldaat in de Tweede Wereldoorlog. „Vijf da gen later was het immers afgelo pen. Aanvankelijk zouden we als versterking naar de brug bij Baren- drecht worden gestuurd, maar dat bleek al een verloren zaak. We moesten eigenlijk alleen maar wachten tot de Duitsers de geweren in beslag kwamen nemen. En er was ook gewaarschuwd dat mensen van de genie hun emblemen van hun uniform moesten halen. Want de Duitsers zochten de genie-troe pen eruit om mijnen op te ruimen. Ik heb daar niet op gewacht", zegt Douw. „Bij Willemstad zonk een boot met Belgische krijgsgevangen op weg naar Antwerpen doordat ze op een zeemijn liep. Nadat de mij nen daar geveegd waren, hoorde ik het bericht dat de eerste boot weer zou gaan varen naar Numansdorp. 'Ik weet niet hoe laat die gaat, maar ik zal er vroeg zijn', dacht ik toen. Ik ben op mijn fiets gestapt (zo is die me twee keer goed van pas ge komen) en naar de boot gereden. Bij de aanlegplaats heb ik nog de lijken zien liggen van die verdron ken Belgen. Helemaal opgezwollen en tong uit de mond. Ik ben op die boot gestapt en zodoende was ik al snel weer terug in Oud-Vosse- meer." Het 600th squadron city of London werd in 1957 ontbonden. Maar op last "van het opperbevel van de Royal Air Force werd het op 23 ja nuari jongstleden opnieuw opge richt. Daarbij besloot men eer te brengen aan de gevallenen van mei 1940, zoals in 1982 eerder al vete ranen van het squadron hebben ge daan. Bram Douw werd tot zijn verrassing uitgenodigd om de plechtigheid bij te wonen. „Ik heb die gebeurtenissen eigenlijk nooit zo naar buiten gebracht. En hoe ze dan toch bij mijn naam komen? Mijn zoon en schoonzoon wisten het natuurlijk, maar verder..." Om half vier arriveerde het nieuwe 600th squadron bij het gemeente huis. Het gezelschap vertrok naar de begraafplaats om eer te brengen aan de omgekomen Robert Echlin. Burgemeester B. Kolbach van de gemeente Korendijk (waarin Piers- hil ligt) en wingcommander Ri chard Culver legden kransen bij het graf. Een geplande 'fly-past' van twee oude Harvards en een Spitfire kon niet doorgaan vanwege slecht weer. In het gemeentehuis wachtte het squadron en de gasten een diner. En tijdens dat diner werd Bram Douw tot erelid van het squadron benoemd. „De burgemeester zei: 'Ga niet zomaar weg. Er moet nog iemand een interview met u afnemen'. Na dat we gegeten hadden, heeft een leraar Engels de vragen en ant woorden vertaald zodat iedereen het kon volgen. Normaal gespro ken krijg je een oorkonde van de RAF als je één van hun vliegeniers hebt gered. Maar omdat zowel de Echlin als Rowe Canadezen waren, is dat niet gebeurd. In Canada kent men zoiets niet. Daarom werd ik tijdens dat diner (na zestig jaar) benoemd tot erelid. En ik kreeg het wapenschild van het 600th squadron city of Londen en een stropdas die alleen leden van het squadron mogen dragen én mensen die zich verdienstelijk hebben ge maakt voor het squadron. Nog maals, ik heb er nooit naar gezocht, maar toch vind ik het heel leuk. Ik heb een mooie dag gehad. En ik denk ook nog regelmatig aan wat er destijds op 10 mei is gebeurd. Vooral elk jaar op die datum. Zoiets vergeet je je leven lang niet „Het college valt uit elkaar in denk wijze", constateerde P.K.M. Stou ten (VVD) na het lezen van de ka dernota (waarin de uitgangspunten staan voor de begroting 2001). Hij doelde op de afwijkende stand punten die SGP-wethouder K.A. Heijboer, als enige, inneemt. Deze gaat alleen akkoord met een kos tendekkend reinigingsrecht vanaf 2002 als de benodigde zeven ton wordt afgetrokken van de onroeren- de-zaakbelasting. Verder is hij te gen extra subsidies voor de biblio theek (40 mille), de muziekschool (25 mille), peuterspeelzalen (50 mille) en kinderopvang (50 mille). En tegen een korting van anderhal ve ton op het stratenonderhoud. Om de meerjarenraming voor de ko mende drie jaar sluitend te krijgen, vindt het gemeentebestuur extra be lastingverhoging noodzakelijk. In 2001 is dat 2%, het jaar daarop 4,5% en in 2003 tenslotte 8%. Dit komt bovenop een verhoging van 5% die al als uitgangspunt dient. Heijboer wil echter niet van die 5% afwijken. Collegepartij aangesproken op verantwoordelijkheid „Hoe denkt de SGP de zaak op te lossen?" vroeg Stouten, maar hij kreeg geen antwoord. Het verbaas de hem ook dat de staatkundig ge reformeerden niet zelf met voor stellen kwamen om de ontbrekende zeven ton voor het rioleringsplan te vinden. „Dat verwacht je, nu de wethouder een afwijkend standpunt inneemt. Maar in plaats daarvan vragen ze het college om met alter natieven te komen." Het afwijzen van de welzijnssubsi- dies, waaraan Dijke (die alle be zwaren van de eigen wethouder steunde) nog toevoegde de nood zaak van een nota jeugdbeleid en een welzijnskoepel niet in te zien, schoot wethouder I.C. Moerland in het verkeerde keelgat. „Jammer dat u tegen bent, want dan krijgen ver enigingen en kleine organisaties het moeilijk. U draait ze de nek om, maar dat is misschien de bedoeling wel!" Eerder constateerde Moer land al dat de SGP 'het niet zo op welzijnsvoorzieningen heeft'. CDA'er M.A. van Beek sloeg de SGP-wethouder om de oren met het collegeprogramma uit 1998 en de jaarlijks bij de begrotingsbehande ling ingediende lijst met principiële bezwaren, waarop bibliotheek, mu ziekschool en peuterspeelzalen niet voorkomen. Hij wilde opheldering. „We praten niet over afschaffen, maar over vier procent bezuini gen", reageerde Heijboer. „Wij willen echter over de hele linie be zuinigen. Op onderhoud wegen is al 40% gekort en daar wordt nu nog eens extra aan getornd", uitte hij zijn bezwaren. „Wij willen een dui delijk inzicht in de kosten van wel zijnsvoorzieningen. Het college legt het verkeerd uit", verdedigde Dijke zich. Hij had ook opmerkin gen gemaakt over de bijdragen van gebruikers, waarop zowel de wet houders Moerland als Van Kempen én commissielid Van den Donker hem duidelijk maakten dat die hoog genoeg liggen. En het bezwaar te gen een nota jeugdbeleid is even min gerechtvaardigd, want die wordt binnenkort van rijkswege verplicht gesteld, hielden mevrouw M.A.E. Velthuis (PvdA) en Van den Donker de SGP voor. „Als dat zo is, dan komt hij er. Maar vanuit ons principe zijn we tegen", aldus Dij ke. PvdA-fractievoorzitter M.A.J. van der Linde hekelde de merk waardige opstelling ten aanzien van het jeugdbeleid: „Als jongeren sa men muziek maken, bent u tegen. Maar zijn ze vervolgens lastig, dan wilt u de beuk erin. Dat kunt u niet verkopen, zelfs niet aan de eigen achterban." Ook de afwijkende standpunten van de SGP zaten Van der Linde niet lekker. „U noemt op voorhand al een aantal zaken waar je in feite niet onderuit kunt. Als collegepartij moet je die uitvoeren en er niet voor weglopen of andere college partijen ermee opzadelen." Dat de partij niet meer dan 5% belasting verhoging wil en daarbij verwijst naar het collegeprogramma, wilde er bij Stouten niet in. „Daar staat bij uw voorbehoud meer in dan die 5%, namelijk dat er in bijzondere omstandigheden van kan worden afgeweken. En de conclusie moet zijn dat er geen andere weg moge lijk is." Overigens stelde Van der Linde de principes van de SGP te respecteren. „Voor zaken waar we principieel tegen zijn, willen wij geen geld beschikbaar stellen", zei Dijke nog maar eens. Om te kunnen bepalen wie er verant woordelijk is voor een eventuele bo demverontreiniging (nu of in de toe komst), moet bij de bouw van intensieve veehouderijen een bodem onderzoek (zogenaamd nul-situatie- onderzoek) plaatsvinden in het kader van de milieuvergunning. Dat uit gangspunt brengt de gemeente Tho- len regelmatig bij de Raad van State in Den Haag. Want de varkenshou ders vinden dat ze door deze ver plichting onnodig op kosten worden gejaagd. In het kader van de bouw vergunning wordt namelijk al een bo demonderzoek uitgevoerd. Maar dat is essentieel verschillend, werd don derdag ook weer namens de gemeen te betoogd. A.J.M. van Genugten en mevr. A. van der Wouw uit Best zien het gevraagde onderzoek niet zitten voor de geplande uitbreiding van hun bedrijf aan de Noormansweg onder de rook van Scherpenisse. De bouw vergunning daarvoor is overigens door de gemeente geweigerd (wat door de Raad van State is bekrach tigd). De gemeente vindt dat er geen sprake is van een intensieve veehouderij met reguliere activiteiten en beroept zich verder op een rapport over de effec ten van mestopslag op de kwaliteit van het grondwater. De bewijslast bij eventuele verontreinigingen telt zwaar voor de gemeente, benadrukte ambtenaar mevr. Hertogs nog maar eens. Ze legde uit dat het onderzoek verlangd wordt voor de plaatsen waar opslag plaatsvindt van reinigings middelen, brandstoffen, dierlijke meststoffen en zuren. Verder ging ze in op het aspect stankoverlast. Toet sing aan de stankrichtlijn uit 1998 in plaats van de richtlijn veehouderij en stankhinder (deze laatste is groten deels door de Raad van State verwor pen) levert geen grond op om de mi lieuvergunning te weigeren, legde ze uit. In een aantal eerdere gevallen kreeg de gemeente geen gelijk van de Raad van State. Daarom vertrouwt raads man J. van Groningen erop dat ook nu zijn cliënten dat extra bodemon derzoek niet zullen hoeven uitvoeren. In tegenstelling tot wat we vorige week berichtten, waren wethouder K.A. Heijboer en zijn echtgenote wel aanwezig op de dodenherden king in Tholen. Wat verscholen ach ter de burgemeester en gemeentese cretaris wellicht, maar toch echt present. Stukken van de kreukelberm aan de zeewering op de noordwestkant van Tholen worden dit jaar aangepakt door het waterschap Zeeuwse Eilan den. Aan de oostkant van het haven kanaal te Stavenisse wordt de glooi ingsconstructie uitgebreid en de totale glooiing (415 strekkende meter) met beton gepenetreerd en vervolgens breuksteen gestort. Langs de zeedijk van de Annavosdijkpolder (125 m) en de Moggershilpolder (305 m) wordt breuksteen gestort als taludbescher ming. Datzelfde gebeurt op 250 meter langs de Oud-Kempenshofstedepol- der en 160 m langs de Stavenissepol- der (ter hoogte van de Scheldseweg). Ook op Schouwen en Noord-Beve land wordt onderhoud gepleegd aan kreukelbermen. Paans en Zonen te Werkendam is met ƒ326.000,- de laagste inschrijver voor het totale kar wei, dat 8 september uitgevoerd moet zijn. De Klerk uit Werkendam schreef in voor ƒ337.600,-, Kraaieveld te Sliedrecht voor 343 mille, Zinkon Dekker (Boskalis) te Rotterdam voor 345 mille, Hakkers Werkendam voor ƒ352.000,-, Haaften Van Oord te Wer kendam voor 361 mille en Fernhout te Zwolle voor ƒ395.000,-. 1 Bij molen De Hoop in Sint-Philipsland ontvangt vrijwillig molenaar J. Reijngoudt (links) bezoekers uit Fijnaart en een kennisje uit het dorp. Dan wordt in onze regio het zilveren jubileum gevierd van De Zeeuwse Molen, de vereniging tot behoud van molens in Zeeland. Speciaal voor de ze gelegenheid maakt A. Boxhoorn- Urbanus uit Tholen een pentekening van alle molens op Tholen die op de ze dag zal worden verkocht, zo ver telt bestuurslid O. Huiskamp van De Zeeuwse Molen. „Op die dag zullen er ook meer molens draaien dan af gelopen zaterdag. Met een beetje ge luk ook molen De Jager in Oud-Vos- semeer." Vrijwilliger molenaar J. Reijngoudt van De Hoop wil zaterdag de molen graag laten draaien en rolt de zeilen op de wieken uit. Maar eentje is al zo verweerd en groen uitgeslagen dat de gaten er in gevallen zijn en het on bruikbaar is geworden. Hij heeft nog wel een reservedoek. Met twee zeilen lukt het nog maar nauwelijks om de wieken aan de gang te krijgen. Reijngoudt had de kap al naar het oosten gekeerd waar af en toe een beetje wind vandaan komt, maar zelfs met de twee zeilen erbij gaat het moeizaam. Marijn mag zelfs de molen helpen door de wie ken aan te duwen. Na een paar om wentelingen hangen ze weer stil. Vorig jaar maalde Reijngoudt - toen er wel voldoende wind was om de grondzeiler te laten draaien - nog honderd kilo graan tijdens de open dag. De zakken tarwe staan nu klaar om gemalen te worden, maar de 28ste nationale molendag voorziet nu eenmaal niet in wind. De molen staat wel mooi in de verf, vindt Reijngoudt. „Ik ben blij dat hij eind vorig jaar toch nog geverfd is. Het heeft wel een tijdje geduurd voordat het zover was. Toen hij klaar was, was er geen geld meer om de wieken opnieuw te doen. Jammer." De wieken met de ijzeren roeden, de windborden en de latten voor de zei len zien er belabberd uit. Op vele plekken is de oude verflaag verdwe nen of aangetast. Omdat het molen huis weer als nieuw oogt, hangen de wieken er wat haveloos bij. Wat Reijngoudt echter grotere zorgen baart, is de staart waarmee de kap en de wieken naar de wind kunnen wor den gedraaid. „De ijzeren verbindin gen aan de lange en korte spruit wor den slecht. Die zouden eigenlijk vervangen moeten worden. Als ik de kap draai, dan zakt de staart tegen het houtwerk. Met een stok moet ik de staart ervan afhouden." Dat was nu ook het geval. De molen is meestal op de heersende zuidwes tenwind gericht, maar nu kwam het beetje wind uit het oosten. Reijn goudt is blij met de jonge bezoeker uit Fijnaart die geïnteresseerd is in molens. Volgens de vrijwillig mole naar zijn die niet talrijk. „In het dorp ken ik niemand die er echt belang stelling voor heeft. Ik hoop dit zelf nog vele jaren te doen, maar ik ben bang dat we straks iemand van buiten het dorp moeten zoeken die het over wil nemen." De laatste beroepsmolenaar was C.M. Meijer die in 1969 stopte. In 1971 kocht de voormalige gemeente Sint-Philipsland de molen. Sinds 1979 - na een opknapbeurt in 1972 - is Reijngoudt degene die de molen laat draaien. Hij is met de klein-doch- ter van de laatste beroepsmolenaar getrouwd. Tijdens de molendag be zochten 17 kinderen en 20 volwasse nen de molen op de kruin van de dijk. De Zeeuwse Molen gaf De Hoop vo rig jaar maart een rapportcijfer: 7,5 (een waardering van de technische staat van de molen). Vrijwillig molenaar Huiskamp pro beerde in Tholen de wieken van De Hoop te laten draaien, maar zelfs met de zeilen lukte het niet. „Ik heb nog nooit zo'n slechte molendag gehad. De wieken hebben over de hele dag vijf keer rondgedraaid, maar uitslui tend door aanduwen. Er zijn twintig mensen geweest. Het was teleurstel lend, maar een molen die niet draait is voor de mensen niet interessant. Net als met een fiets. Daar moet je mee fietsen. Als hij tegen een muur staat is het niks." 's Ochtend zat het kleine beetje wind in het oosten, 's middags draaide ze naar het zuidwesten, zo legt Huis kamp uit. Hij draaide de kap, maar ook dat mocht niet baten. „Zelfs met de zeilen ging het niet." Wat hem wel trof, was een jongetje van een jaar of acht uit Stavenisse dat samen met zijn oma de molen be zocht en al heel veel van molens af wist. Onder de bezoekers was ook een oud-molenaar uit Midden Bra bant. Rapportcijfer voor De Hoop: 9. Bij de oudste molen van Tholen in Sint-Annaland kwam niemand. Mo lenaar M.A. Kodde vat het kort sa- men:„Geen wind en geen volk. Er is niemand geweest. En ik ben ook niet de hele dag gebleven." Kodde hoopt dat er op 24 juni tijdens de regionale molendag meer wind en bezoekers komen. „Dan komen er zeker meer molenaars uit Walcheren en Zuid-Be veland." Het rapportcijfer voor de standerd molen is 7,5. Maar Kodde spreekt zelf liever over een zes. Net als bij De Hoop in Sint-Philipsland is de staart van de standerdmolen slecht. Boven dien kampt de molen, die in 1966 in grijpend is gerestaureerd, met bok torren die het hout aanvreten. De gemeente is van plan de diertjes te bestrijden met een hete-luchtmetho- de, een experiment dat 30.000 gulden kost. Lukt het niet, dan hoeft de ge meente niets te betalen. Woordvoerder W. Staat van De Zeeuwse Molen laat weten dat Tho len een parel is in het Nederlandse molenbezit. „In zo'n afgeronde regio hebben alle dorpen een molen, en de meeste zijn nog in een zeer redelijke staat. Voor zo'n groot gebied is dat heel bijzonder. Dat vind je bijna ner gens meer in Nederland. In Zeeland komt dat alleen op Walcheren voor. Dat is bijna vergelijkbaar, maar daar missen twee dorpen hun molen, Vrouwenpolder en Ritthem. In Sint- Annaland en Sint-Maartensdijk staan zelfs nog twee molens. Dat is een uniek bezit." De open dag op 24 juni is bestemd voor het publiek dat op deze manier kennis kan maken met de molens in dit gebied. „Op die manier hopen we wat meer aandacht te krijgen voor de vereniging. Die steunt maar op een beperkt aantal leden, nog geen 400. De meeste mensen zijn wel geïnte resseerd, maar komen pas in het ge weer wanneer er een molen uit hun dorp dreigt te verdwijnen. Dat willen we voorkomen." Ook zal er aandacht besteed worden aan de opleiding tot vrijwillig mole naar. Het aantal beroepsmolenaars en oud-molenaars loopt gestaag terug. Door bedrijfsbeëindiging of overlij den, zegt Staat. „En vrijwillig mole naar word je niet zomaar. Daar is een speciale opleiding voor. Daar kunnen we dan wat over vertellen." Ze twijfelden geen moment, toen ze donderdag de Eendrachtbode opsloe gen en bij het oorlogsverhaal over Sint-Philipsland de foto zagen van de gevangen Duitse soldaten. „We her kenden in de man met het geweer meteen onze broer Jan Stols en links van hem staat Marden Moerland", vertellen Nellie de Bruin en haar zus Cor uit Sint-Annaland. Waar de foto gemaakt is, weten ze niet. Het zou aan de Ring kunnen zijn, waar op het schoolplein na de bevrijding de geal lieerde tanks stonden, of even verder op bij de hoek van Bierens- en de Weststraat. Beide mannen waren bij de ordedienst. „Ze moeten regelma tig 's avonds met hun geweer naar een café komen en zaten daar dan te wachten. Deed er wat op, dan werden ze door de Engelse en Canadese sol daten geroepen." Als de geallieerden dachten dat er Duitse soldaten vanuit Sint-Philipsland zouden oversteken, - wat regelmatig is gebeurd, dan wer den de Sint-Annalanders naar de zee dijk gestuurd om er de wacht te hou den en de soldaten op te brengen.» Hun broer Jan was niet bang uitge vallen, zeggen beide zussen. Hij is la ter naar Rotterdam getrokken en daar op 68-jarige leeftijd overleden. ..AA

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 2000 | | pagina 3