„Net als bij motorrijders is er onder platbodembezitters een aparte sfeer" Melis van Duivendijk besteedt werk en vrije tijd aan schepen Donderdag 29 juli 1999 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT ie het deurtje bi J naar de werf r V van de firma Van Duivendijk in Tholen doorgaat, stapt in een an dere wereld. Alles draait hier om schepen. Van klei ne bootjes tot grote, luxe jachten. Er lopen ook al tijd mensen rond, bezig met het repareren van hun drijvende huisjes. Gewerkt wordt er altijd wel en het is dan ook niet moeilijk om eigenaar Melis van Duivendijk te vinden. Een scheepsreparateur die niet toevallig ook nog eens gek is op zeilen. Buigen met riet In de praktijk Er zijn veel mensen die graag eens op of aan het water vertoeven. De Zeeuw se wateren en zeker de Oosterschelde hebben een enorme aantrekkings kracht op toeristen en dagjesmensen. Er zijn ook mensen waarbij de 'tic'voor het water veel verder gaat. De fanatici die in de vrije uurtjes de boot, het duikpak of de waterscooter pakken en het water op gaan. Zij kiezen 't Ruume Sop. Spel Investering Een dwarse x$ Iedere Tholenaar kent de werf van Van Duivendijk. De karakteristieke, houten, wat scheve loods aan de Contr' Escarpc is een markant punt in de (door de bevolking) naar de werf genoemde 'Baai van Duiven dijk'. De werf ademt een prachtige sfeer uit. Een mengeling van oud en nieuw. Al meteen bij het betreden van het terrein valt dat op. De toe gang is een klein deurtje in een soort overkapping die aan de werf vast zit. Daardoorheen gegaan, komt men op het buitenterrein waar in de winter boten op de kant in stalling worden gezet. Nu staan er alleen wat lege standaards. Maar in het water liggen twee moderne, gro te motorjachten met daarnaast een klassiek houten scheepje. Ook op de kant slaan twee oude schepen in reparatie. Aan de buitenkant kan de werf - die sinds 1872 in handen is van de familie Van Duivendijk - zo teruggeplaatst worden in de tijd. Hier geen kunststof kozijnen, dub bel glas of aluminium, maar een wat ruwe, authentieke sfeer. De gang tussen het kantoor en een ruimte voor schroeven, moeren en bouten, leidt naar de werkplaats waaruit heel moderne geluiden van stofafzuiging en zaagtafcls komen. Zoon Dirk van Duivendijk (33) is bezig met het bewerken van enkele stukken hout. Vader Melis (59) staat in de ruimte van de boothelling waar schepen met een lier in de werf getrokken kunnen worden. Een stalen jacht is in onderhoud. On der de belangstellende blikken van twee jongens, vijlt Van Duivendijk een afgezaagde metalen ring bij. Binnenin de werf komen letterlijk twee eeuwen bij elkaar. Aan één van de grote steunbalken hangen tiental len, inmiddels roestige, sluitingen, kettingen en andere materialen. Twee stappen daarvandaan staat een moderne houtbewerkingsmachine. „Van dat hoekje zijn al heel wat fo to's gemaakt", zegt Melis van Dui vendijk. Overal staan stukken hout van uiteenlopende lengte en dikte. Er worden hier eiken planken van tien centimeter dikte verwerkt en planken van zo'n vijf centimeter worden nog (met de hand) gebogen voor verwerking in voornamelijk oude schepen. „Dat doen we door het hout te branden met riet. Met een bos riet in je handen, warm je het hout totdat het net niet ver brandt", legt Van Duivendijk uit. Melis van Duivendijk bij de Droncke-Oort aan de steiger bij de werfnatuurlijk tot in de puntjes onderhouden. Zijn zoon voegt eraan toe: „Dat lijkt misschien zwaar, maar het gaat ei genlijk vrij gemakkelijk. Je moet natuurlijk wel uitkijken dat het hout niet kraakt, want dan breekt het." Ondanks de moderne technieken die volledig zijn ingevoerd in het bedrijf, blijven er toch nog volop oude gereedschappen in de werf aanwezig. Nog steeds is er heel veel handwerk. Melis van Duiven dijk loopt voorop naar het kantoor tje. Ook hier heerst de sfeer van vroeger tijden. De kasten, de tafel en de stoelen; ze zijn zeker niet uit een bouwmarkt geplukt. Maar ze voldoen uitstekend en ze passen in deze omgeving. De aquablauw ge verfde deuren en wanden en de in kleine ruitjes verdeelde ramen. Al les is nog zoals Van Duivendijk zich uit zijn jeugd herinnert. Want de werf gaat al meer dan 125 jaar van vader op zoon over. Toch was het geen kwestie van moeten voor Melis van Duivendijk. „Nee, ik mocht wel gaan leren en ik heb ook twee jaar op de hbs gezeten, maar dat was niets voor mij. Ik ben geen kantoortype. Bij mij, mijn zoon, mijn vader en opa is het altijd het zelfde gegaan. Je hobbelt hier al rond vanaf je vierde jaar en je groeit in zo'n bedrijf. Voor dit be roep is ook geen school te vinden. Je leert het in de praktijk. Je vader vertelt hoe iets moet, en dat knoop je in je oren. Gaandeweg leer je zo de kneepjes van het vak", zegt de werfeigenaar. „Nooit heb ik er spijt vinden. Dc firma zoekt namelijk wet een miedewerker, sinds het plot selinge overlijden (in april) van me defirmant Dirk van Duivendijk, een neff van Meljs. |Het was iets vol macht. Vader en opa groeten elkaar en drinken samen wat. Ze helpen elkaar ook altijd. Ik zeg niet dat de sfeer bij de scherpe schepen niet goed is, maar het is bij ons toch wat anders", aldus Van Duivendijk, terwijl hij een sigaret van gehad dat ik in het bedrijf ben gestapt. Behalve het werk, spreken me ook de contacten met mensen aan. Altijd lopen hier mensen rond. Dat brengt een bepaalde sfeer en gezelligheid mee." Het werk op de werf is zo divers, dat je eigenlijk kunt spreken van een mengeling van meerdere beroe pen. Er wordt geschilderd, ge straald, getimmerd, aan motoren ge sleuteld, vloeren gelegd, gelast en elektriciteit aangelegd. „Je moet die dingen ook in de praktijk |gren. Maar iedereen met een beetje ver stand, kan alles leren. Het kan wat langer duren, maar als de motivatie er is, lukt het vroeg of laat toch", zegt Van Duivendijk. Toch is' het niet gemakkelijk om personeel te Dirk van Duivendijkook een zeilliefhebber. aan het werk in een schitterende mengeling van moderne machines en oud gereedschap. heel oud geworden. Maar Dirk as nog maar 64. Ik wordt er nog steeds nietjgocd van als ik eraan denk. Hetpvas wel een neef, maar men opgegroeid, We wa- lijk meer broers. Nu mis- weook in het bedrijf een waar- cht. tn het is niet hidig dat gat op te vullen. Je hier vanalles doen. Ook bij- rbecld het opruimen van het ter- n. Dat hoort er ook bij. Daarnaast njpet iemand ook bereid zijn om te leren. Tot nu toe hebben we nog geen succes gehad. Er komt nog wel iemand op gesprek, dus wel licht kom! daar iets uit", zegt de werfeigenaar. Het werk van Van Duivendijk heeft, niet toevallig, ook een andere bezig heid opgeleverd. De 59-jarige Tho lenaar is een fanatiek zeiler. In de zomer probeert hij elke week met zijn boot te gaan varen. Dat schip is een schokker (een scheepstype dat oorspronkelijk uit dc omgeving van Vollenhove komt) van ruim tien me ter met de fraaie naam Droncke- Oort. Het is een platbodem van staal met een houten opbouw. Het schip is 32 jaar oud en Van Duivendijk is de tweede eigenaar. Hij kocht Droncke-Oort in 1982. Toch heeft hij de liefde voor het zeilen niet van huis uit meegekregen. „Mijn vader was een goede zeiler, maar echt niet fanatiek. Ik weet niet hoe zoiets ontstaat. Het heeft natuurlijk wel met het bedrijf te maken. Het groeit en heeft me altijd getrokken", zegt Van Duivendijk die zeilen zelf leu ker vindt dan het varen op een mo torjacht. „Je hebt tenminste wat te doen. Dat spel met de wind is heel mooi. En we varen ook een aantal wedstrijden op een jaar." Een van die wedstrijden is dc Deltaweek die onlangs werd gehouden. Tijdens de ze week wordt er voor dc ronde en platbodemjachtcn gevaren voor het Nederlands kampioenschap. Dit jaar doet Van Duivendijk niet aan alle wedstrijden voor het NK mee. „Daarvoor zouden we naar het IJs- selmeer moeten en dan ben je zo een week weg. Daar heb ik geen tijd voor", zegt dc scheepsbouwer die vorig jaar nog zevende van Neder land werd. „Dat was best een goede prestatie. En daarvoor doe je ook mee. Om zo hoog mogelijk te eindi gen. Dat het niet altijd goed gaat, moet je accepteren. Het is een spel. Daarnaast is het ook een stukje pro motie voor het bedrijf." In Zeeland varen maar weinig plat bodems meer. Sowieso is het aantal oude schepen (zoals hoogaarzen en hengsten) sterk teruggelopen. „We hebben een verenigingetje 'Vrien den van Zuidwest-Nederland' en elk jaar houden wc een bijeenkomst met een wedstrijd waaraan tussen de 35 en 40 platbodems meedoen. Die platbodembezitters vormen een beetje een aparte groep met een ei gen sfeer. Net zoiets als motorrij ders. Ze zoeken elkaar altijd op. rolt en opsteekt. „Ik houd persoon lijk meer van platbodems. Ik ben een beetje klassiek ingesteld. En het is ook een stuk moeilijker varen. Ie mand die op een platbodem heeft gevaren, kan ook met scherpe sche pen overweg. Andersom niet. Het vaart lastiger met een platbodem, met name het draaien. Het is een logger schip. Maar het is ook mooi er om te zien en je trekt altijd be kijks."^ De Droncke-Oori beeft dus geen kiel. Dat betekent dat de boot ge neigd is opzij te drijven, van de wind vandaan. Om dat te voorko men zijn er 'zwaarden' aan de zij kant gemaakt. Die snijden door het water en hebben zo eigenlijk de zelfde functie als de kiel. Vanwege de zwaarte van het schip kan er ook langer doorgevaren worden bij aan trekkende wind. „Wij zeilen nog bij windkracht 8", zegt Van Duiven dijk die bij wedstrijden een vaste bemanning van vier personen heeft (ook allemaal platbodemliefheb bers). „Met je zeilen kun je dan va riëren. Het grootzeil kun je twee slagen laten zakken. Verder is er een kluiver en een halve winder die je erop kunt zetten. En als je schuin gaat tot een half boord, dan vaar je het lekkerst." De zeilen zijn speci aal gemaakt voor platbodems, van een kunststof die (op een bepaalde manier geweven) niet rekt. „Dat is belangrijk, want als je zeil uit gaat rekken, krijg je teveel zak in je zeil en dat merkje goed bij de wedstrij den." Ook qua touw (eveneens kunststoD zit er heel wat aan de Droncke- Oort; ongeveer 300 meter. Maar dat gaat, ongelukken daargelaten, wel zo'n tien a twaalf jaar mee. Het on derhoud van de schokker vergt evengoed een flinke investering. Zowel in tijd als in geld. „Per jaar denk ik dat we er toch wel zo'n 8000 gulden aan kwijt zijn. Er moet gestraald, geplamuurd en gevernist worden. En de zeilen moeten van tijd tot tijd vervangen worden. Dit jaar is de boot helemaal gestraald. Dan moet er ook houtwerk vervan gen worden. Alleen al met plamu ren zijn we zo'n 220 uren bezig ge weest. En allemaal in de weekeinden en 'avonds. In totaal hebben we er wel 350 uren aan ge werkt. Dus dan is het maar goed dat je daar geen uurloon over hoeft te rekenen", vertelt de Thoolsc werf eigenaar die afgelopen weekeinde alweer in Willemstad aan een wed strijd meedeed in verband met de jaarlijkse reünie van de landelijke vereniging van platbodembezitters. Ook voor andere eigenaren van platbodems en diverse (oude) hou ten schepen is Van Duivendijk blijkbaar een heel bekend adres. Op de kade staat de laatste Zeeuwse poon die nu in handen is van een Antwerpse eigenaar. En tijdens het gesprek in het kantoortje, belt een klant uit Parijs op om een afspraak te maken. Een Duits echtpaar komt vervolgens nog even melden dat het stopt met de werkzaamheden aan de boot. Het regent te hard. „Haben Sic morgen ein Moment um mal zu gucken?", vraagt de man. „Ja, ik kijk er morgen wel even naar", zegt Van Duivendijk. Is die taalbarrière een probleem? „Ach, ze moeten zich maar een beetje aanpassen hoor. Ik kan geen andere talen en ik ga het niet leren ook. Er zijn altijd wel mensen in dc buurt die wel wat talen spreken. En met een beetje aanwijzen kom je er ook wel." Toch is de 59-jarige niet te oud om te leren. Want ook het gebruik van een computer heeft hij zich eigen gemaakt. „Onze boekhouder wilde dat we een computer gingen ge bruiken. Nou, ik had wel eens zo'n ding gezien, maar meer ook niet. Toen hebben we er een aangeschaft en tussen kerst en oud en nieuw (dan werken we niet) heb ik tien dagen lang van zeven uur 's mor gens tot tien uur 's avonds geoe fend. En toen kon ik het. Ze zeiden vooraf tegen me dat ik dat op mijn leeftijd toch niet meer onder de knie zou krijgen. Nou, dan ben ik een dwarse. Dan moet en zal ik het kunnen. En geen cursus, maar met de boeken erbij. Alles valt te le ren." De Thoolse werf werd na het reali seren van de Deltawerken uitge breid. „Toen het nog eb en vloed was, lagen de schepen bij die muur midden op het terrein", zegt Van Duivendijk. „Maar toen de dam men dicht waren, stond het water te laag. We hebben toen een heel stuk terrein erbij gemaakt en daar is nu de kade. Tijdens de ramp stond het water tot hier", vertelt de Thole naar terwijl hij halverwege het raam aanwijst. Toch is het een goe de stek, vindt hij. „Er is veel ruimte hier en we zitten hier prima. Nooit hebben we overwogen om te ver huizen. Ook niet toen alle vissers boten richting Stellendam vertrok ken. Toen zijn we ons toe gaan leggen op jachten en dat gaat goed. We hebben werk zat, mede omdat er niet zoveel werfjes meer zijn die nog houten schepen kunnen repare ren." Voor Van Duivendijk staat het wel vast dat hij het juiste beroep heeft gekozen. En zeilen blijft zijn grote liefhebberij naast het werk. „Maar aan wedstrijden doe ik niet teveel mee. Je bent dan toch een he le poos weg. En dat vindt de vrouw niet goed." De Droncke-Oort in volle vaart. Zelfs bij windkracht 8 varen Melis van Duivendijk en zijn bemanning nog met deze schokker.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1999 | | pagina 9