'Vroeger gingen we na de oefening elke maand naar een ander café' 'Mensen in een rubberbootje met twee oude strijkijzers als anker' 'Na een uitruk eerst een kopje koffie en praten, dan naar huis' Brandmeester M. Moerland 30 jaar in strijd met het vuur Donderdag 20 februari 1997 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 5 In tegenstelling tot grote jaar. Dat iemand het dertig gemeenten in Nederland \/aa! irAlVlAllflofC jaar volhoudt om bij nacht heeft Tholen geen be- Cvi VU1I1U UIICI 5) en ontij paraat te rijn, is roepsbrandweerkorps. De echter bijzonder. Dit jaar brand- en hulpverlening gebeurt op Tholen en Sint- werden op de jaarlijkse brandweeravond maar liefct Philipsland volledig met vrijwilligers. Mensen die als zeven van deze mensen gehuldigd. Daarnaast was er de pieper gaat, alles uit hun handen laten vallen en één die al een kwart eeuw brandweerman is en drie zich zo snel mogelijk naar de brandweerkazerne begeven. Omdat het werk vrijwillig is, is het des te opmerkelijker dat een respectabel aantal van die mensen het erg lang blijft doen: soms zelfs 25 of 30 die het 12,5 jaar hebben volgehouden. Drie van deze jubilarissen komen in deze krant aan het woord. Ze hebben alle drie die tic die ze tot echte brandweerlie den maakt Bakker Siem Schot kan alleen niet uitrukken als de oven vol ligt Zo lang hij bij de brandweer zit, had hij nog nooit de jaar lijkse brandweeravond meegemaakt. Die viel altijd op vrijdag, uitgerekend de drukste dag voor een bakker. Ter wijl zijn collega's gezellig feest vierden, stond Siem Schot uit Sint-Maartensdijk bij zijn oven. Deze keer was de brandweeravond wel op zaterdag en nu kon Schot wel van de partij zijn. De 51-jarige werd in de bloemetjes gezet omdat hij dertig jaar bij de brandweer is. Maar hij trad op deze feestavond ook op als lid van het Smalstads Mannenkoor dat een ode bracht aan de brandweer van Tholen. Stil alarm Deeg leeft Sociale functie Hoewel alle vijf de Thoolse brandweerkorpsen (of blus- groepen zoals ze officieel heten) qua bezetting even groot zijn, is de groep van Stavenisse het kleinst wegens het gebied dat ze bedient en het lage aantal uitrukken per jaar. Desondanks is er in de loop der jaren hier heel wat voorgevallen. Huidige leider van de blusgroep is de 51 - jarige brandmeester M. Moerland. Elke keer als hij de deur uit rent naar de kazerne, die op steenworp afstand van zijn huis staat, roept zijn vrouw hem na: Zul je voor zichtig zijn? En dat is hij, want hij keerde altijd onge deerd naar huis terug, al dertig jaar lang. Opleiding Kattenpoep Op het water Kick Een kwart eeuw is de 52-jarige brandmeester C. van den Hoek uit Sint-Maartensdijk nu al bij de smalstadse brandweer. Een lange periode waarvoor hij zaterdag onderscheiden werd. Net als de meeste brandweerlieden heeft hij een passie voor vuur en het bestrijden ervan. Een pyromaan in een goede betekenis van het woord, zou je kunnen zeggen. Als leider van de blusgroep is hij de verantwoordelijke man bij het blussen van een brand, maar ook bij hulpverlening, iets waar de wagen van de groep Sint-Maartensdijk speciaal voor uitgerust is. Andere aanpak Brandmeester C. v.d. Hoek kwart eeuw tussen rook en vlammen Hecht team Vluchten Vuur verzuipen Twee hobby's op één avond ver enigd. "Het was zeer de moeite waard. We,hebben het optreden van het mannenkoor tot het laatst geheim gehouden." Het zingen op zaterdag schoot er dan ook niet bij in. Want Schot repe teert elke zaterdagavond met het koor. "Vrijdagavond begin ik om elf uur met bakken en ga ik het klokje rond tot elf uur 's ochtends. Daarna ruim ik nog wat op en slaap ik een paar uurtjes. Soms ga ik daarna met pijn in mijn kop naar de repetities van het mannenkoor, maar ik kom altijd zonder hoofdpijn terug." De louterende werking van het zingen. De brandweer en het mannenkoor zijn in zijn leven verweven. "En, ik moet toegeven, het mannenkoor is mijn grootste hobby. Dat heeft ook met mijn leeftijd te maken. Als de pieper gaat en je bent in je eerste slaap dan valt het niet mee om uit je bed te springen. Vroeger was dat geen probleem. Dan was je zo bene den en weg." Schot kwam in 1966 bij de brand weer van Sint-Maartensdijk. Hij werkte bij zijn vader in de bakkerij, had al twee keer uitstel voor militai re dienst gekregen en toen vrijstel ling. "En dat betekende in die tijd dat je bij de BB moest, de dienst bescherming bevolking. Dat was vrij streng. Er waren veel oefenin gen op vrijdag en zaterdag en dat waren toen ook de drukste dagen voor ons in de bakkerij. Ze raadden me aan om dan maar bij de brand weer te gaan zodat ik niet bij de BB zou hoeven." Zo is het gebeurd. Schot meldde zich bij brandweercommandant P. Lindhout maar kwam op een wacht lijst. Op 1 november 1966 lijfde het korps de twaalfde spuitgast in. "Er zaten toen veel middenstanders in en ambachtslieden zoals schilders, een smid, een schoenmaker en tim merlieden van de gemeente." Zijn eerste brand kan Schot zich niet meer herinneren, wel een grote bij oliehandel Lindhout aan de West- Stem Schot is van het korps in de smalstad niet de oudste maar wel het langst lid. vest, in het gebouw waar nu zijn broer Han Schot een autobedrijf heeft. "Er stonden gasflessen in de schuur. We moesten de zaak koel houden want we konden er niet goed bij. De golfplaten op het dak spron gen en dat gaf enorme klappen. De butagasflessen zijn gewoon bom men, maar ze zijn niet ontploft. Wel was het gevaar groot. Er zijn toen mensen uit de buurt geëvacueerd. Pas toen die golfplaten weg waren konden we er goed bij komen om die flessen koel te houden." Siem kijkt met wat weemoed terug op de periode toen het korps wat minder goed was uitgerust. "Je had de kazerne waar de wagen stond, in de centrale aan de Oostvest. Daar was verder niks. Je uniform hing thuis. Elke maand gingen we na de oefening waar je een daalder voor kreeg, naar een van de cafés om een consumptie te gebruiken. Daar was zelfs een roulatieschema voor opge steld: elke maand deed je een ander café aan in het dorp. Dat nostalgi sche is er nu wel een beetje af," lacht Schot. Volgens Schot is het nu in het alge meen wat professioneler. "Als je nu bij de brandweer komt, worden er veel eisen gesteld en zijn de keurin gen vrij streng. De verzekering eist dat overigens ook wel. Tot je veer tigste moet je om de drie jaar wor den gekeurd. Tussen je veertigste en vijftigste elke twee jaar en na je vijf tigste elk jaar." Schot is brandwacht eerste klas. In totaal volgde hij twee cursussen; die van brandwacht tweede klas en voor perslucht. "Brandwacht eerste klas ben ik door de dienstjaren gewor den." Veranderingen die hem zijn opgevallen zijn het omgaan met gevaarlijke stoffen en het uitrukken bij verkeersongevallen. "Maar de grootste verandering vind ik dat we een stil alarm hebben gekregen. Toen die oude sirene nog afging was dat soms zo chaotisch. Iedereen kon het horen. Heel het dorp stond op stelten. De eerste die van ons in de kazerne aankomt, vroeg het brand- adres en dat wordt op een school bord geschreven voor degene die later komt. Dat wist het publiek ook. Het was soms frustrerend als je er met de auto naar toe reed en er fiet ste iemand voor je die ook wilde gaan kijken waar de brand was. De pieper is de grootste verbetering geweest." Bakker en brandweerman, een com binatie die zijn voordelen heeft maar ook zijn nadelen. "Het voordeel is dat je, als geen ander, altijd op het dorp bent. Er is bij ons toch ook een aantal mensen die soms wel eens het dorp af zijn vanwege hun werk. Dat komt bij mij niet voor. Het nadeel is dat ik wel eens niet weg kan als de oven vol ligt. Of als er deeg ligt te rijzen. Daar zit leven in. Dat kun je niet zomaar laten liggen zoals aard appelen. Vroeger ging dat goed toen ik nog in dienst bij mijn vader was, maar later kon ik soms niet weg." Die situatie doet zich niet meer voor. Siems broer Ben Schot is ook bakker in de zaak en ook bij de brandweer. Plus negen jaar jonger. Dus wanneer Siem niet bij de oven weg kan, snelt Ben naar de kazerne. "Ook is het zo dat ik eerder terugga. Het belangrijkste is de boel op gang te brengen. Je rukt wel met vijftien man uit, maar na een paar uur kan er meestal al een deel van de blusgroep naar huis." Hooi-en strobranden zijn vaak langdurige kwesties. Soms zijn de brandweerlieden uren van huis. "Het is verschillende keren voorge komen dat ik dan naar huis belde om te vragen of mijn vrouw 30 of 40 broodjes klaar wilde maken. Dat is toch ook weer het flexibele van een vrijwillige brandweer." Moeten kandidaat brandweerman nen tegenwoordig solliciteren, vroe ger werden ze volgens Schot op een andere manier bij het korps inge lijfd. "Als er nieuwe mensen moes ten komen, dan ging je bij iemand langs die je kende. Zo heb ik Rien de Viet, Rien van Gorsel en Cees van den Hoek de brandweer ingepraat. Ze Werkte dat." Schot gaat nog met veel plezier naar de maandelijkse oefening, ook al is hij wat minder fanatiek dan vroeger. "Zijn er nieuwe zaken, dan doe je daar toch weer aan mee. Het is ook een stukje ontspanning. De onder linge verstandhouding is belangrijk, net als teamgeest in de sport. Als die er niet is, dan blijven de resultaten achter. Je moet op elkaar aankun nen." Als brandweerman vervul je volgens Schot ook een sociale func tie in het dorp. "Je betekent wat voor de gemeenschap. Mensen weten het ook best te waarderen wat je doet. We krijgen gerust nog wel eens een kistje bier of een flesje drank als dank." Want ook al dekt in vele gevallen de verzekering de schade, toch is dat volgens Schot nooit afdoende. "Ze zeggen wel: in de brand uit de brand, maar dat zijn maar kreten. Er is van een verzeke ring nooit iemand beter geworden. Persoonlijke dingen die verloren gaan, kunnen niet in geld uitgedrukt worden. Over materiële schade wordt vaak licht gedacht. Het kost altijd geld." Schot ziet de komende jaren een aantal van zijn collega's vanwege de leeftijd stoppen. Hij noemt er zo zes op, inclusief zichzelf. "Dat kan nog wel eens een probleem worden, alhoewel ik er toch ook altijd weer versteld van sta<hoe snel er nieuwe vrijwilligers bij komen om het korps compleet te houden." moet namelijk geschikt open water vinden om eruit te kunnen pompen. En dan kon het wel eens even duren voordat er water was. Voor een toe schouwer duurt dat lang en de kran ten schreven dan: Het duurde lang voor er water was", legt Moerland uit. "Daarom werd er op wat voor manier dan ook zo snel mogelijk een straaltje water op het vuur gezet, ook al kwam dat maar uit een tuins lang. Het hielp natuurlijk niets, maar het publiek dacht dan wel: 'Kijk, ze hebben nu al water'. Omdat het in de kranten werd geschreven, noemde je Brandmeester M. Moerland bij de trots van de blusgroep Stavenisse, de nieuwe bluswagen. Moerland is een ideale kandidaat voor de brandweer. Hij heeft niet alleen zijn werk op Stavenisse, maar zelfs een eigen zaak (een installatie bedrijf). Op de middag voor het brandweerfeest zit Moerland gemoedelijk in zijn eigen stoel in de kamer. Een hartelijke man die over zijn hobby 'de brandweer' uren zou kunnen praten. Eigenlijk weet hij niet meer zo precies hoe hij op 21- jarige leeftijd in het korps van Sta venisse terecht is gekomen. "Ik werkte toen bij de plaatselijke smid en installateur van gas en electra. We deden eigenlijk van alles. Die man zat in de brandweer en al vaak ging ik mee om te helpen bij een brand", vertelt Moerland. "Want toen deed het er nog niet toe of je nu officieel deel uitmaakte van het korps. En toen mijn baas stopte, heb ik zijn plaats ingenomen. Maar ik zou niet kunnen zeggen of ze me daar toen voor gevraagd hebben. Het ging als vanzelfsprekend." Moerland kwam bij de brandweer op een keerpunt in de organisatie. "Vroeger werd er over opleidingen niet gepraat. Je kwam bij de brand weer en je leerde het vak van je oudere collega's", zegt de Stavenis- senaar. "Toen ik erbij kwam, begon nen net de opleidingen. Je kon toen bijvoorbeeld ook uit de BB (Bescherming Burgerbevolking - red.) blijven als je een baantje bij de brandweer kon krijgen. Maar dan moest je wel cursussen gaan volgen. Dus toen kwamen die opleidingen pas op. Ik weet nog dat we ervoor naar Tholen moesten. Dan gingen we met de taxi en van de comman dant kregen we dan een pakje siga retten mee. Dat was feest." De eerste cursus voor Moerland was die voor brandwacht tweede klas. "In de jaren daarna heb ik de cursussen voor brandwacht eerste klas, hoofd brandwacht, chauffeur-pompbe diende, perslucht en onderbrand meester gedaan." Maar behalve de opleidingen zijn er nog wel meer zaken die ten opzichte van die beginperiode behoorlijk ver anderd zijn. "Ach ja, we hadden des tijds een Ford met alleen hoge druk en één babyspuitje. En hoge druk wil zeggen dat je weinig water in een dunne straal of nevel onder hoge druk eruit spuit", legt de brandmees ter uit. "Dat is wel goed voor de eer ste aanval op een brand en om jezelf of een collega te beschermen, maar verder kun je er een grote brand niet mee aan. Daar heb je lage druk voor nodig. Daarmee spuit je veel meer liters water per minuut en de werp- lengte is aanzienlijk groter. Tegen woordig hebben alle blusgroepen hoge èn lage druk, maar vroeger moesten we assistentie in roepen van bijvoorbeeld Sint-Maartensdijk en die moesten dan ter plaatse zijn voordat je hogedruktanks leeg En dan haalt Moerland ook nog iets op dat hij het 'persstraaltje' noemt. Het blijkt echter niets met geperste lucht of met hoge druk te maken te hebben. "In de tijd dat sommige wagens nog geen hoge druk hadden, moest men het water met lage druk soms van een paar honderd meter halen. In de polder kan het zelfs wel van een kilometer moeten komen. Je dat het 'persstraaltje'. Maar eigenlijk is het heel normaal dat er niet meteen, zodra de brandweer arri veert, een straal water op het vuur gezet wordt. Je gaat eerst met een man of twee de brand verkennen. Hoe ziet de situatie eruit, wat staat er in het gebouw. En je probeert ook informatie van de eigenaar te krij gen. Pas dan kun je verantwoord met de bestrijding beginnen." Dat de uitrusting van de brandweer sterk verbeterd is, is al te zien in de kazerne van Stavenisse. Voor een deel lijkt het wel een brandweermu seum met stokoude helmen, spuit- stukken en zelfs een rood-wit-blau- we stok die vroeger de onderbrand meester bij zich had als teken dat hij de leiding had. "Toen ik begon bij de brandweer, hadden we nog wollen pakken. Daarmee kon je weliswaar de vlam men weerstaan - want wol brandt niet goed - maar het was enorm warm en je zweette je te barsten. Perslucht was er helemaal niet bij. Bovendien ging je toen niet zover naar de brandhaard toe als nu. Tegenwoordig heb je speciale pak ken van brandwerend materiaal en met het persluchtmasker op kom je er met net zo'n frisse adem weer uit als je erin gegaan bent", zegt Moer land die hierover nog een aardige anekdote weet te vertellen. "We houden regelmatig oefeningen en op een keer deden we dat in een boe renschuur. Het was donker en we oefenden met persluchtmaskers op. Toen we weer buiten kwamen, zei den de collega's dat we verschrikke lijk stonken. De schuur lag vol kat tenpoep en wij waren daar op onze knieën en sommigen zelfs op de buik doorgekropen. Dankzij het masker roken we niets, maar toen we het afzetten, begrepen we het snel genoeg! We hebben die pakken toen flink uit moeten schuren." Een bijzonder aspect van de brand weer in Stavenisse is het feit dat ze niet alleen op het land, maar ook op het water terecht kunnen. De blus groep heeft namelijk een eigen vlet ter beschikking. Daarvan wordt ech ter nauwelijks meer gebruik ge maakt. Vroeger was dat wel anders. "Ik weet nog dat in de zomer wel vier of vijf keer uit moesten rukken met ons vlet. Vooral toen de storm vloedkering er nog niet was, had je hier een echt stroomgat met geulen en sterk getijverschil", vertelt Moer land. "Dan had je altijd wel mensen die in nood zaten en die geholpen moesten worden. Iemand die onwel geworden was aan boord of opva renden die overboord waren gesla gen. Helaas hebben we ook verdron ken mensen moeten bergen. Soms gingen ze met een rubberbootje het water op met peddels of zo'n 'naai machinemotortje' erachter. Als er dan een forse stroming staat bij eb, red je het echt niet. Sommigen leg den hun bootje vast aan een baken. En dan werden ze door het opko mende water verrast en het bootje werd onder water getrokken of hing zich bij eb op aan het baken. We hebben er nog wel eens één opge haald die twee van die oude strijkij zers als anker voor zijn rubberbootje gebruikte. Onverstandig." Tegen woordig hoeven we het water nau welijks meer op, want alle boten hebben marifoon en als ze proble men hebben, worden ze meteen door anderen geholpen. Maar vroeger had je dat natuurlijk niet; Het bergen van overleden mensen of zwaargewonden is voor de brand weerlieden vanzelfsprekend het minst aangenaam. Maar ook dat bleef Moerland niet bespaard. "Toe risten die verdronken zijn bijvoor beeld. We hebben wel eens een ver dronken man opgehaald bij het 'kabelbord'. Dat is zo'n kwartier lopen naar het dorp. We hadden toen nog geen brancards en die man heb ben we toen op een ladder naar het dorp gehaald. Maar ook dat hoort erbij en ik kan het gelukkig goed van me afzetten." Tot slot de vraag waarom hij het - ondanks de drukte en de geestelijke druk die het met zich mee brengt - zo lang heeft volgehouden. "Je moet waarschijnlijk wel een beetje gek zijn. Het zit in je, of niet. Als die pieper gaat, dan richt je je er alleen op om zo snel mogelijk bij de kazer ne te zijn en wat daarna komt, dat zien we wel", zegt Moerland. "Het is een kick, maar in de goede zin van het woord. Je denkt op dat moment alleen maar aan die brand en de rest vergeet je." Zijn vrouw knikt en voegt eraan toe: "Hij slaat ook nooit een oefening over. Zelfs op de avond dat hij opa zou worden, moest hij eigenlijk naar een oefening. Met grote moeite heb ik hem ervan kun nen weerhouden." Moerland zal de 35 jaar als vrijwilliger bij de brand weer niet meer volmaken, maar dat ligt bepaald niet aan hem. "De leef tijdsgrens is 55, dus dat haal ik niet meer. Jammer. Wat mij betreft, had ik best tot mijn zestigste door willen gaan. En ik denk dat er vrijwel geen enkele collega is die vrijwillig zal stoppen als hij al meer dan twintig jaar bij de brandweer zit. Het zit gewoon in je." Van den Hoek is in het dagelijks leven werkzaam op timmerfabriek De Pluumpot in Sint-Maartensdijk. Een kwart eeuw geleden werd hij vanuit het korps benaderd om brandweerman te worden. Hij ging erop in en is sindsdien gebleven. Hij werkte zich op via brandwacht tweede en eerste klas en hoofd brandwacht tot onderbrandmeester. Omdat Sint-Maartensdijk gespecia liseerd werd in auto-ongevallen, volgden Van den Hoek en de overi ge brandweerlieden een speciale cursus hulpverlening omdat dit toen nog niet in de algemene opleiding zat. Hoewel het blussen van branden nummer één staat voor een brand weerman, behoort volgens Van den Hoek de hulpverlening er helemaal bij. "Het is de taak van de brand weerman om hulp te verlenen aan mens en dier in nood." Het is een specialistisch karwei om bijvoorbeeld bekneld zittende bestuurders zo voorzichtig en onge schonden mogelijk uit een autowrak te krijgen. De brandweer van Sint- Maartensdijk is daarom uitgerust met allerlei apparaten zoals een sterk luchtkussen om voertuigen op te krikken, slijptollen en pneumati sche tangen om het slachtoffer uit zijn benarde positie te bevrijden. "Het klinkt misschien cru, maar vroeger werd er niet zo op gelet hoe iemand uit een auto kwam. Het doel was om het slachtoffer zo snel mogelijk in veiligheid te brengen, ook als die persoon daar bijvoor beeld nog meer verwondingen bij opliep", legt Van den Hoek uit. "Maar dat is nu toch echt wel anders. Als er brandgevaar is, dan blussen we het en we halen het slachtoffer op aanwijzingen van het ambulance personeel uit de auto. Dat heeft per slot van rekening meer kennis van zaken over hoe iemand eraan toe is. De mensen van de ambulance zeggen dan: haal hem er zus of zo uit en let op dat lichaams deel. In eerste instantie laten we dus het slachtoffer even zitten en probe ren hem of haar op zijn gemak te stellen. Een heel andere aanpak. En waarom deed men dat vroeger niet? Geen idee, het is misschien wel de eerste reactie om zo snel mogelijk van de plaats van het onheil vandaan te komen." Van den Hoek ziet in zijn werk regelmatig gewonde en soms zwaar gewonde of dode mensen. Ook dan gaat het werk gewoon door. "Op zo'n moment denk je daar niet aan. Je bent met je werk bezig. Er zijn wel jongens die het niet goed aan kunnen, maar die geven dat zelf wel aan en die doen dan ander werk, wat ook moet gebeuren", legt de brand meester uit Sint-Maartensdijk uit. "Het is wel zo dat we na een uitruk nooit meteen naar huis gaan. De groep gaat terug naar de kazerne en daar drinken we nog een kopje kof fie en praten na over wat er gebeurd is. Dat is heel openhartig en dat moet ook. Want je moet erover kun nen praten. En als het 's nachts gebeurt, kun je er bij je vrouw toch ook niet meer mee aankomen. Dus het is goed, dat je met je collega's overlegt. En dat werkt prima. Zelf praat ik er thuis ook nog wel met mijn vrouw over. En dan heb ik het de volgende dag wel weer van me af gezet. Je bent het dan niet kwijt, maar je houdt er in elk geval niet zo'n last van." Van den Hoek vindt het sowieso belangrijk dat een blusgroep eensge zind is. "Je werkt als een hecht team, een homo gene groep. Je kunt dan ook als Brandmeester C: groepsleider niet zeggen: Zó heb ik het geleerd en zó moet het ook. Dat kan niet. Je bent ook maar een mens en je kunt fouten maken. Bovendien veranderen de inzichten. Er zijn jongens die nu examen doen en die heel andere dingen leren dan ik destijds kreeg te horen. Dat moet je accepteren en je moet er in over- van den Hoek beschouwt een blusgroep als een hecht team. leg met elkaar uit zien te komen", zegt de brandmeester. Hij trekt zich de kritiek dat de brandweer soms laat op de plaats van bestemming is best aan. "Als je weet dat de gemid delde tijd tussen het moment dat de piepers afgaan en dat we op de kazerne zijn, ongeveer twee a drie minuten is, kun je dat toch niet lang zaam noemen. We zijn in ons eigen gebied binnen zes minuten ter plaat se. Maar het kan natuurlijk wel eens gebeuren dat het even duurt voordat de melding doorgegeven wordt. Irï de centrale moet de dienstdoende man keuzes maken. Als hij eerst nog wat noteert, levert dat vertraging op. En vergeet niet dat de centrale er voor heel West- Brabant en Tholen is en zowel voor de brandweer als de ambulance. Ze moeten soms keu zes maken als er meerdere meldin gen binnen komen. Zo zullen ze misschien eerst ervoor kiezen om een tweede korps even te laten wachten omdat er ergens anders bij een brand nog geen enkel korps is gealarmeerd. Dat scheelt alle maal tijd. Boven dien lijkt elke minuut voor betrokkenen en toeschouwers al langer dan hij is." Over toeschou wers gesproken; daarmee is Van den Hoek niet zc blij. "Vroeger had je nog geen stil alarm, dan ging de sirene. Die moest worden ingedrukt bij het gemeente huis of bij de brandweercomman dant. Mensen kwamen daar op af en ze stonden dan al gauw in de weg. Dat is hinderlijk", zegt de jubileren de brandmeester. "Tegenwoordig is er, zeker bij klei nere branden en ongevallen, veel minder publiek omdat ze geen sire ne meer horen. Bij grote branden komen ze nog wel op de rook en de vlammen af." Branden blijven voor een brand weerman de mooiste problemen om op te lossen. De gedenkwaardigste vuurzee die Van den Hoek heeft bestreden (en waarschijnlijk zullen veel andere brandweerlieden dat beamen) was die waarbij zijn eigen werkplaats - timmerfabriek De Pluumpot - in vlammen opging. "Ik weet het nog precies. Die dag zal ik nooit vergeten. Het was 3 juni 1977 om kwart voor acht 's avonds. Toen we er aankwamen, was het één gro te vuurzee. Ik zag mijn eigen gereedschapskist in vlammen opgaan, net als een aantal prefab woningen die we helemaal hadden klaar gemaakt. En we konden er niets van redden. Toen moest ik toch wel even slikken", vertelt Van den Hoek. "Aan die brand hebben alle korpsen van Tholen en die van Halsteren geblust. Het kostte een volle dag. Het gebouw was van hout, dus het brandde enorm fel. Het dak was van etemiet dat door de enorme hitte sprong en de stukken vlogen rond en brandden zelfs gaten in onze pak ken. We zagen de vlammen als een soort golven vanonder het dak komen en eroverheen rollen. Er kwam zo'n enorme hitte vanaf, dat er brandweermannen waren waarbij de gesp van hun helm in hun vel gebrand zat. Wij stonden op de bin nenplaats achter de doe-het-zelfzaak die naast de fabriek stond. Maar we konden het niet houden. Dat was de enige keer dat we hebben moeten vluchten." Van den Hoek zegt het nog steeds met spijt in zijn stem. Wat blusmethoden betreft, is er in de 25 jaar die Van den Hoek brand weerman is, wel heel veel veran derd. "Vroeger maakte het niet uit wat er in brand stond en wat voor brand het was. Je gooide er een plens water op en verzoop het vuur. En als er dan allerlei dingen geruï neerd waren of het water liep bij de buren de kelder in, daar werd niet naar gekeken", zegt de brandmees ter. "Nu gaat dat heel anders. Je probeert zo weinig mogelijk water te gebrui ken en zoveel mogelijk te sparen. Door diep door te dringen in het pand, kom je zo dicht mogelijk bij de brandhaard en die probeer je zo snel mogelijk te blussen. En natuur lijk zijn er behalve waterpompen ook andere blusmiddelen zoals poe der-, halon- en sneeuwblussers gekomen. En als we een brand blus sen, moet eventueel vervuild water waarin bijvoorbeeld asbestdeeltjes zitten, worden opgevangen en afge voerd voor verwerking. Daarvoor leggen we de straatkolken dicht om te voorkomen dat het water in het riool loopt en soms moet zelfs een sloot tijdelijk afgedamd en leegge pompt worden." De pakken zijn van speciaal brand en hittewerend materiaal met een soort folie als eerste bescherming tegen agressieve chemicaliën. Ook dat is een aspect waarmee de brand weer te maken heeft gekregen. "We hebben daar ook speciale pakken voor in de wagen. Die trek je aan als er ergens bijtende of vluchtige stof fen vrijkomen. We hebben de Europese nummers van al die stoffen in een boek staan. Als er bijvoorbeeld een tankwagen lekt, kunnen we aan het nummer op de tank zien wat erin zou moeten zit ten. Wat dat soort zaken betreft, houdt het brandweervak nu toch wel veel meer in dan vroeger", geeft Van den Hoek toe. Maar hoeveel het vak ook verander de, het vuur waarmee Van den Hoek het doet, is nog steeds hetzelfde. "Je zet je in voor je medemens en dat doe je voor een kat op het dak net zo goed als voor een uitslaande brand. Maar dat laatste is natuurlijk wel spectaculairder."

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1997 | | pagina 5