Toon Bolier stopt, einde aan
drie generaties sluiswachters
Manusje van alles met meetlint
langs peilbuizen in de polders
Zeeuwse Eilanden nieuwe wending
in loopbaan technisch ambtenaar
Bewaking
C. van Dijke kwart eeuw in overheidsdienst
Laatste week
waterschap
Kantonnier J. van Oudenaarde stopt na bijna 31 jaar
Begonnen als 15-jarige in calamiteuze polder Scherpenisse
Donderdag 21 december 1995
EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
17
"Er zijn mensen die graag in de belangstelling staan. Ik
niet." Klaarmeester en machinist A. Bolier uit Scherpe-
nisse is resoluut. Op 1 april was hij veertig jaar in dienst
van het waterschap. Waarnemend dijkgraaf J.L. van Gor-
sel memoreerde het in het voorjaar tijdens de algemene
vergadering maar Bolier was niet van plan zijn verhaal
aan de krant te doen.
Groot alarm
Kreukelberm
Dijkwacht
Visvijver
Een kantonnier is volgens het groot woordenboek der
Nederlandse taal een wegwerker, een vaste arbeider
belast met het dagelijks onderhoud van een deel van de
weg. De uitleg die Van Dale aan het woord geeft, dekt
echter niet de lading die een kantonnier van het water
schap Tholen er aan geeft.
Laat thuis
Met de zeis
Veilig verkeer
Half december. Het weer is rustig. Er is nog geen neer
slag van betekenis gevallen. En stormen zijn er nog niet
geweest. Ongewoon. Ook voor C. van Dijke, tot voor
kort hoofd beheer en onderhoud bij het waterschap Tho
len, nu hoofd waterbeheer in het nieuwe waterschap
Zeeuwse Eilanden.
Extreme neerslag
Minder geld
Ongelijkheid
Als het weer meezit, werkt hij nog
tot 31 december, maar dan stopt hij
ermee. Bolier is nu echter wel bereid
om wat te vertellen al kost het zijn
chef C. van Dijke enige moeite hem
zover te krijgen. Bolier stopt met
zijn 55 jaren op een nog relatief jon
ge leeftijd. Maar hij heeft dan al wel
veertig dienstjaren bij het water
schap volbracht.
Zijn grootvader was sluiswachter,
zijn vader was sluiswachter en Toon
Bolier zou dat ook worden. "Toen
der tijd wilde je wel van alles, maar
je moest met je vader mee om te
werken, vertelt Bolier in zijn
woning aan Zeedijk nummer 1 die
voor zijn grootvader in 1914 is
gebouwd in de boezem van wat toen
behoorde tot het calamiteuze water
schap Scherpenisse.
Het huis staat aan de voet van de
zeedijk en kijkt uit over twee grote
plassen water, omringd door dijken.
Een smal paadje omzoomd met
knotwilgjes en riet, scheidt de plas-
Het waterschap Tholen houdt op 31
december als zelfstandig waterschap
op te bestaan. De fusie met het
waterschap Noord-en Zuid-Beve
land, Schouwen Duiveland, het
waterschap Walcheren en het weg
schap Walcheren is op 1 januari een
feit. Tholen maakt na 37 jaar deel uit
van een groter gebied en gaat op in
het waterschap Zeeuwse Eilanden.
Het Polderhuis in Sint-Maartensdijk
wordt verruild voor een kantoor in
Goes. Wel blijft er een deel (de oude
griffierwoning) voor het waterschap
als steunpunt voor de streek,
beschikbaar.
Vorige week namen bestuurders
afscheid, vrijdag is er voor het per
soneel een bijeenkomst in Haestin-
ge. Dan wordt er ook afscheid geno
men van een kantonnier en een
klaarmeester/machinist. En er is een
jubilaris. Vandaag komen ze aan het
woord; klaarmeester en machinist
A. Bolier, kantonnier J. van Ouden
aarde en C. van Dijke die 25 jaar in
overheidsdienst is.
sen en leidt naar het erf. Als het niet
waait is het er stil en hoor je het
geblaat van schapen of de geluiden
van zeevogels. Als het stormt uit het
zuidwesten stuift het zoute stof en
gruis uit de glooiing van de zeedijk
tegen het huis. Boliers leven is ver
weven met de plek waar hij woont.
"Toen ik van school af kwam, ging
ik al mee om dieptemetingen te doen
op de Obsterschelde. Met een peil-
boot. Dan zeiden ze: Toon, jij moet
varen, want varen doe ik graag. Eén
man bleef aan de dijk met een
afstandslijn, er zat een man aan
boord met het dieplood en een baas
die schreef. Soms werd er om de 150
meter gemeten, soms om de 400
meter. Dat doen ze nog ieder jaar,
maar nu met zijn tweetjes."
Eerst voor het waterschap Scherpe
nisse, later voor het waterschap
Tholen, kwam Bolier langs de hele
zuidwestkant van het eiland. "Hier
voer je dicht onder de dijk omdat het
diep is. Je zit hier zo aan de 25
meter."
En dat is wel eens anders geweest.
Eeuwen geleden lag de zuidkant van
Tholen ongeveer 500 meter verder
in de zeearm. Bolier laat een kaart
zien waarop de oude zeeweringen
staan die in de loop der eeuwen door
het water zijn gesloopt. "Het was
voor het waterschap Scherpenisse
niet op te brengen om die dijken
steeds allemaal te herstellen. Scher
penisse heeft maar een kleine polder
maar wel een lange zeewering. Die
liep tot 1957, toen de Pluimpot werd
afgesloten, van de Schelphoek via
Gorishoek tot de haven in het dorp.
Calamiteus wil zeggen dat het rijk
bij moest springen om de zeewering
te onderhouden."
De enigszins verweerde namen van
de bestuurders van het waterschap
uit het begin van deze eeuw staan in
de gevelsteen naast de voordeur
gebeiteld: Hartog, Noordijke, Van
Dalen, Hage en Van de Velde.
Ook al wordt er jaarlijks gemeten,
het waterschap en de bewoners ach
ter de dijken komen voor verrassin
gen te staan wanneer de Ooster-
schelde grillig aan de oevers tornt en
haar grenzen wil verleggen. Oever-
vallen en dijkvallen zijn voor Bolier
Op de kruin van de zeedijk zit ABolier op zijn bankje voor zijn woning en de voormalige boezem in de Scherpenissepolder.
tastbare begrippen. "In 1976 is er
groot alarm geslagen. Het was op de
verjaardag van mijn vrouw. We had
den gegeten en mijn vader deed een
rondje langs de zeedijk. Hij kwam
thuis en zei dat ik maar eens naar de
dijk moest gaan kijken omdat hij het
niet vertrouwde. Ik ben er toen even
met de werphengel heen gegaan. Op
die plek kon je normaal gesproken
staan, maar toen stond er zeven
meter water. De vooroever was de
diepte in geschoven. En het beloop
van de dijk onderin was meegegaan.
Alles was in rep en roer. Dezelfde
avond kwamen de schepen met de
stortsteen al voorgevaren."
Op de foto's van die kritieke toe
stand is te zien hoe het rijshout,
gewoonlijk onzichtbaar onder de
glooiing, nu blootligt. Ook de twee
lagen stenen daarbovenop zijn zicht
baar, plus het puin waar de glooi
ingstenen in worden gezet.
Het steenzetten leerde Bolier
vreemd genoeg in het Brabantse
Rucphen, ver van de zee af. Hij was
toen 17 jaar. "Alle taluds en trappen,
alles wat op een dijk voorkwam,
werd je daar geleerd aan te leggen.
Als je klaar was, moest je het weer
afbreken voor een ander." Hij was er
samen met Johannes van Eenen-
naam, Ko Verkerke ging hen een
jaar eerder voor. De betonnen trap
voor het huis die naar de kruin van
de dijk loopt, heeft Bolier ook zelf
gelegd. Steil en recht.
Als er bij controle van de zeedijk
'slechte stukken' werden gevonden,
dan moesten de mannen van het
waterschap ze opnieuw zetten.
Basalt, puin en beton werden via
kleine scheepjes van 50 tot 80 ton op
de kreukelberm gebracht, de strook
vóór de glooiing. "We moesten ze
dan met de hand lossen. In die tijd
was er hier heel veel te doen."
Daar hoorde ook het onderhoud van
de uitwateringssluis in de zeedijk bij
en de dieselmotor die het water uit
de Scherpenissepolder in de boezem
maalde. Met laag water openden de
deuren van de sluis (vlakbij de
woning) zich automatisch als het
boezemwater er druk op uitoefende.
De deuren sloten zich weer als het
peil in de Oosterschelde steeg. Toon
hield het in de gaten en trad daarmee
in de voetsporen van zijn grootvader
en vader. En elk jaar moest de sluis
schoongemaakt worden. Dat werk
werd uitbesteed. Vaak aan aanne
mingsbedrijf A. van der Werf. Bo
lier en zijn vrouw bewaren daar bij
zondere herinneringen aan. "De
ploeg kwam altijd eerst hier naar toe
en na het werk werd er een borreltje
geschonken." Mevrouw Bolier
maakte soep maar er werd ook
paling gebakken die gevangen werd
in de boezem.
Bolier: "Die gezelligheid is weg.
Daar is geen tijd meer voor. Mijn
vrouw heeft net zo goed voor het
waterschap gewerkt als ik. Ze moest
er maar voor klaar staan. Tegen
woordig doen ze dat niet meer."
Het echtpaar Bolier ontving ook
'gasten' als er dijkbewaking werd
ingesteld. Voordat de stormvloedke
ring in de Oosterschelde in gebruik
werd genomen, kwam het volgens
Bolier elke winter drie of vier keer
voor dat hij 'dijkwacht' had. "Om de
vijftien minuten moest je dan de
peilschaal aan de andere kant van de
dijk aflezen en de stand doorgeven
aan het kantoor."
De peilschalen staan er nog. Ze zijn
verteerd en verroest, voor een deel
afgebroken. Twee onopvallende
merken op de zijkant herinneren aan
de recente geschiedenis. "Als het
water het onderste punt had bereikt,
werd er dijkwacht ingesteld. Het
bovenste peil was de stand bij de
ramp."
De dijkwachters waren boeren of
inwoners uit Scherpenisse. Bolier
bracht ze bij Gorishoek en Tuttel-
hoek. "Ik liet ze altijd van de wind
lopen. Zo kwamen ze hier naar toe
om de koffie. Meestal was dat 's
nachts, en alleen bij noordwesten
wind. Als je 's nachts van drie tot
vijf gelopen had, moest je 's mid
dags natuurlijk ook weer twee uren."
De dijk heeft het volgens Bolier tij
dens de ramp maar 'net' gehouden.
Ondanks het beuken van de wind tij
dens zware stormen hebben zijn
ouders het huis nooit verlaten. Ook
hij bleef: "Je bent ermee opgegroeid.
Met de ramp zijn we allemaal
geschrokken. Toen wist je pas wat
er kon gebeuren. Hier zag je niks
meer van de dijk. Het was allemaal
water, iedere golf vloog erover
heen."
Bolier had wel vertrouwen in de
dijk. "Het is hier allemaal vette klei.
Zand' zou ineens weglopen als het
water krijgt."
Een paar jaar na de ramp en in 1966
heeft het volgens Bolier er ook nog
om gespannen. De eerste keer sloe
gen de golven gaten in de 'grasbezet
ting', in 1966 waren er ook gaten in
de dijk tussen De Noord en de Heide
in Sint-Maartensdijk.
Vanaf 1975 -toen het waterschap
van de provincie de taak kreeg het
afvalwater te zuiveren- werkt Bolier
als klaarmeester op de zuiveringsin
stallaties in Poortvliet en Sint-Maar
tensdijk en als machinist op de pol
dergemalen. Lachend: "Meer werk
met je hersens, hè. In die tijd heb ik
veel geleerd over electriciteit en
motoren."
Dat was nodig omdat de zuivering
volgens Bolier vaak van slag was.
Het was zaak het proces weer zo
snel mogelijk te herstellen. Hij
genoot ervan als alles weer op peil
was gebracht maar als hij terugkijkt
naar de veertig jaren die achter hem
liggen, bekent hij: "Varen om te pei
len deed ik het liefste."
Controle en onderhoud behoren tot
zijn werkzaamheden maar het hand
matige verdwijnt steeds meer. "De
gemalen De Noord in Sint-Maar
tensdijk, de Luyster in Sint-Philips-
land en de Loohoek in Poortvliet
worden straks computergestuurd.
Het verhogen en verlagen van de
peilen gebeurt dan op afstand, van
uit het kantoor. Met die computers
heb ik me niet meer beziggehou
den."
Doordat het waterschap Scherpenis
se in 1959 opging in het waterschap
Tholen, werd ook het gebied voor
Bolier groter. "Daarvoor deed je
alles in de buurt, toen moest je over
al naar toe. Vooral steenzetten in de
glooiing en het maaien van riet in de
slootkanten was hard werken." Door
de nieuwe fusie kan Bolier in de vut.
"Op 1 april was het veertig jaar, ik
mocht eruit. Dus dan stoppen we
ermee." Zijn hart blijft bij de boe
zem die hij huurt van het water
schap. Enkele jaren geleden gingen
er stemmen op het gebied te veran
deren in een toeristische visvijver
met zalm. "Daar zat ik niet op te
wachten." Het water is er brak en dat
mag van Bolier zo blijven. Hij krijgt
nu meer tijd om te vissen. Naast zijn
stoel ligt een fuik in wording. Elke
winter breit hij er een stuk of twee.
Kantonnier J. van Oudenaarde peilt hier het grondwater in tien ver
schillende buisjes langs de Westkerksedijk in Scherpenisse.
"Een kantonnier is een manusje van
alles," zegt de 59-jarige J. van
Oudenaarde uit Poortvliet. Het
bedienen van gemalen, het meten
van het grondwaterpeil, het repare
ren van een dijkglooiing, het verwij
deren van planten uit sloten, het
maaien van slootkanten, het maken
van beschoeiing langs waterlopen,
behoren tot zijn werkzaamheden. En
de laatste jaren ook het toezicht hou
den op wegen, bermen en fietspaden
ten behoeve van de verkeersveilig
heid.
Van Oudenaarde heeft het allemaal
gedaan. Het zwaardere werk van
1965 tot 1982 toen hij aangepast
werk kreeg vanwege aanhoudende
rugklachten. Vanaf die tijd verricht
te Van Oudenaarde lichtere werk
zaamheden, zoals maaiwerk, het
meten van de grondwaterstanden.
Ook verleende hij hand- en span
diensten voor zijn collega's.
Door de fusie van de waterschappen
kan hij gebruik maken van een vut
regeling. Officieel eindigt zijn
dienstverband op 31 december,
maar Van Oudenaarde is al bijna de
hele maand december thuis omdat
hij nog vakantiedagen had. Hij
werkte nog enkele dagen zijn opvol
ger C. Geluk uit Tholen in, bij het
meten van het grondwaterpeil. "Dat
deed ik het hele jaar door. Elke veer
tien dagen maakte ik een ronde van
135 kilometer op Tholen."
Met een boek met kaartjes waarop
elk meetpunt staat vermeld, reed
Van Oudenaarde van de ene peilbuis
naar de andere. Langs 106 exempla
ren die de ene keer vlakbij de weg
staan, de andere keer midden in een
akker of een weiland. Boven de
grond of verzonken in het maaiveld.
"Ik moest soms een hele blok land
oversteken om er te komen." Het
meten is vrij eenvoudig. De kanton
nier laat een meetlint met een kope
ren huls in de buis zakken tot het
'klok' zegt. Hij meet de diepte af en
schrijft het in het boekje. Elk bema.-
lingsgebied kent zo'n peilbuis.
De cijfers uit het gebied zijn nodig
om te controleren of de grondwater
stand overeenkomt met het peil dat
vastgelegd is in een zogenaamd
peilbesluit. Dat peilbesluit wordt
bekrachtigd door de provincie. Is er
onenigheid over de grondwaterstand
met belanghebbenden dan zijn de
gegevens die door de kantonnier
zijn verzameld van essentieel
belang. De gegevens die de kanton
nier uit de blauwe buizen haalt gaan
naar TNO die onderzoek doet naar
de doorlaatbaarheid van de verschil
lende grondlagen in de Thoolse pol
der. En sinds het zoet-waterplan is
ingevoerd worden ook daarvoor
grondwaterstanden geregistreerd.
Oudenaarde deed dit werk vanaf
1970 nadat hij op 29 maart 1965 in
dienst was gekomen van het water
schap. Het eerste karwei herinnert
hij zich nog goed. "Ik moest met een
mand grond op mijn schouder de
dijk op om de betonnen bakken op
de dijk bij de Schelphoek in het dis
trict Poortvliet vol te gooien." Dat
was zwaar maar Van Oudenaarde
was blij dat hij dicht bij huis werk
had weten te vinden. Na de ramp
was hij los werkman geweest, een
tijdje in de fabriek gestaan en in de
plantsoenen van Rotterdam ge
werkt. "We hadden drie kinderen. Ik
zag ze bijna nooit. Je ging 's och
tends vroeg weg, kwam 's avonds
laat thuis. In die tijd moest je nog
over Breda naar Rotterdam. Nu kon
ik zelfs tussen de middag even naar
huis." Van Oudenaarde heeft van die
beslissing dan ook geen spijt. Zijn
eerste loonstrookje gaf 618 gulden
bruto per maand aan. "Als ik het
over mocht doen, zou ik het weer
doen. Waar je ook werkt, overal zit
ten er mooie en lelijke kanten aan.
Maar als je je best doet, dan lukt het
allemaal wel. Ik wil er positief over
zijn."
Van Oudenaarde heeft ook veel
'gemalen' zoals hij zelf zegt. Want
een kantonnier is ook nog wel eens
machinist van een gemaal die het
polderwater uitslaat, zoals gemaal
De Eendracht in Tholen. Eerst viel
hij in voor machinist J. Meijl maar
toen die zich volledig met de ratten
bestrijding ging bezighouden was
Van Oudenaarde vaak op de gema
len aan de Gemaalweg, de Kadijk en
de Klaas van Steelandpolder te vin
den. Onregelmatig werk wanf het
ontdoen van de polder van overtol
lig water gebeurt ook 's nachts.
"Dan ging je eerst op de fiets naar de
Kadijk en dan naar Tholen. Dan
kwam je om één uur, half twee pas
terug naar huis en ging je 's ochtends
gewoon weer aan het werk."
Van Oudenaarde moest ook stenen
in de glooiing kunnen zetten, maar
dat ging hem niet altijd goed af,
erkent hij. "Dat is echt een vak apart.
Als je een poosje bezig was, en je
dacht dat het recht lag, dan kwam er
een maat en die zei dan dat het
scheef liep. Nee, ik heb dat nooit
goed gekund."
De stormen op de zeewering sloe
gen gaten in de glooiing die heel
snel gerepareerd moesten worden.
"Van Strijenham tot aan Deurloo's
kaadje hebben we wel eens 26
kapotte stukken gehad. Er waren er
bij van 40 tot 50 meter."
Het maken van beschoeiing langs
watergangen en sloten deed Van
Oudenaarde liever. "Vroeger deed je
dat met de hand; palen slaan met een
houten of ijzeren hamer, schotten
van rijshout zetten en het talud aan
vullen met grond. Het was zwaar
werk maar je kon zien wat je gedaan
had. En als je het goed deed, dan
was je er gauw van af." Zwaar was
ook het maaien van dijksloten en
watergangen met de zeis. "Poortvliet
is een grote polder. Daar begin je
begin november mee. Dan mocht je
blij zijn als je met de kerst en nieuw
jaar vrij was."
In 1975 kreeg Van Oudenaarde last
van zijn rug. Hij vertilt zich als hij
probeert een betonblok uit de sloot
te halen. Dat jaar, maar ook in 1977
en 1979 is hij vaak thuis, soms
weken, soms enkele maanden. Drie
jaar later belandt hij in het zieken
huis en wordt gedeeltelijk afge
keurd. Vanaf 1983 krijgt Van
Oudenaarde lichter werk zoals het
onderhouden van de terreinen op de
zuiveringsinstallaties en rond de
gemalen. Financieel betekent het
een aderlating want zijn functie
wordt niet opgeschaald. Het werk is
Van Oudenaarde de laatste dertien
jaar 'redelijk goed' bevallen. "Al
wist ik wel wat ik gedaan had, als ik
's avonds thuis kwam. Ik vond het
wel erg dat je niet meer met de groep
meekon, maar de jongens hadden
daar begrip voor."
Door de fusie van de vier schappen
kan Van Oudenaarde gebruik maken
van een overgangsregeling (pré-vut)
om op zijn 61ste vervroegd uit te
treden. "Als ik niet met mijn rug had
gezeten, was ik nog wel gebleven.
Het is dertien jaar goed gegaan,
maar dat wil niet zeggen dat het nog
drie jaar goed blijft gaan."
Nadat de stormvloedkering was
aangelegd werd de dijkbewa
king overbodig. Van Oudenaar
de hoefde er dan niet meer op
uit maar kon bij storm niet sla
pen. "Thuis leek het altijd erger
dan in de polder. Als je
's nachts onderweg was, vlogen
de takken rond de auto. Dan
had je er geen erg in dat het zo
te keer ging."
Van Oudenaarde zal zijn vrije tijd
zeker gebruiken om zich actief in te
zetten voor de afdeling Tholen van
Veilig Verkeer Nederland. Hij is al
sinds 1977 penningmeester, eerst
van de afdeling Poortvliet/Scherpe-
nisse, sinds het samengaan van de
plaatselijke afdelingen ook van de
afdeling Tholen. Van Oudenaarde
neemt de ogentest af op cursussen
voor ouderen, is actief bij verkeers-
campagnes en bij het opstellen van
plannen om verkeersituaties te ver
beteren. "Het kostte me wel eens een
snipperdag, maar het is mooi en
dankbaar werk. Ik krijg nu ook meer
tijd om aandacht te besteden aan het
verkeersbeleid van de gemeente."
Bij elke storm is er wel schade, maar
zolang die op zich laat wachten
hoeft Van Dijke er zich niet druk om
te maken. Dat hoeft nu ook niet
meer. Zijn aandacht zal in zijn nieu
we functie niet meer uitgaan naar de
zeeweringen. Het beheer van de
waterlopen wordt zijn hoofdtaak in
een gebied dat zich uitstrekt van de
duinen op de kop van Schouwen tot
een sloot in de Moggershilpolder bij
Stavenisse, in district 1
Van Dijke is moeilijk te vinden. Hij
krijgt wel autotelefoon maar de eer
ste weken in het nieuwe water-
schapsverband zwerft hij van Sint-
Maartensdijk naar Goes en van
Goes naar Zierikzee. Soms is hij
onbereikbaar in de polder.
Toch zal hij op den duur meer op
kantoor aan te treffen zijn dan daar
buiten. Elk district heeft een opzich
ter gekregen, de 48-jarige Van Dijke
opereert voortaan voornamelijk van
achter zijn bureau. Soms in de smal-
stad maar meestal in Zierikzee, zo
verwacht hij. Zijn eerste indrukken?
"Het waterbeheer is op Tholen beter
ingevuld. Dat komt door het basis
plan zoet water en de betere peilre-
gistratie. De gemalen zijn geauto
matiseerd. We liggen ver voor op
Schouwen Duiveland." Over het
onderhoud van de werken is de Sint-
Annalander omzichtiger: 'Zeker niet
minder."
En op Schouwen doen boeren zelf
meer aan het onderhoud van water
lopen. En dat komt volgens Van Dij
ke niet altijd even goed uit. Op Tho
len is dat aan het waterschap voor
behouden.
Zeeuwse Eilanden betekent een
nieuwe wending in zijn loopbaan bij
de overheid die in 1971 begon bij de
provincie Zeeland waar Van Dijke
technisch ambtenaar eerste klas
werd. Als opzichter was hij betrok
ken bij de asfaltering van de door
gaande wegen die toen nog uit klin
kers bestonden, zoals de verbinding
tussen Scherpenisse en Sint-Maar
tensdijk, en tussen Sint-Annaland en
Tholen. Ook de aanleg van het
Schelde Rijnkanaal zorgt voor een
drukke periode. "Er moest een nieu
we toegang komen naar de Thoolse
brug. Toen is ook het eerste viaduct
op Tholen gekomen nadat het
bedrijf van boer Van Nieuwenhuy-
zen in Tholen door de provincie was
aangekocht. Dat stond in de as van
de weg."
Ook de weg naar de brug tussen
-Oud- en Nieuw Vossemeer langs de
Hiksekreek dateert uit die tijd.
In 1975 solliciteerde hij bij het
waterschap Tholen toen er een tech
nisch medewerker werd gevraagd,
nadat het waterschap ook de taak
had gekregen het afvalwater te zui
veren. Van Dijke werd samen met
M.J. Klippel aangenomen. Hoofd
technische dienst was toen P. Jagt.
Ing M.J. Giljam was districtsambte
naar en deed de buitendienst. Maar
om het werk van Jagt te verlichten
nam Giljam kantoorwerk over en
werd Van Dijke meer met de buiten
dienst belast.
Bij de provincie voelde Van Dijke
zich meer ambtenaar. "Bij het water
schap werk je bedrijfsmatiger. Het is
een doelcorporatie. Het werk komt
op je af. Je hebt te maken met weers
invloeden zoals stormen en extreme
neerslag, ruilverkavelingen, het zoet
waterplan. Dat drukt behoorlijk op
het personeel."
Maar die drukte is voor Van Dijke
ook de mooie kant van zijn werk.
Het werk na de oeverval van 1976
bij Tuttelhoek staat hem nog helder
voor de geest. "De vooroever was
zeker twintig meter verdiept. Bij het
noodherstel wordt iedereen opge
trommeld, het waterschap, rijkswa
terstaat en de provincie." Ook de
oeverval bij Stavenisse rond die tijd
hield de gemoederen bezig. "Maar
daar was een breed voorland. Daar
was niet direct gevaar bij."
Vanaf 1976 jot 1980 was Van Dijke
betrokken bij de gedeeltelijke dijk
verhoging. "De Oosterschelde zou
afgedamd worden. Toen dat niet
doorging en we op de stormvloedke
ring moesten wachten, wilden de
waterschappen de dijkverhoging
niet langer uitstellen. Daar is strijd
voor geleverd." Want de dreiging
was er altijd. En dat moet je als
waterschap kunnen aantonen, stelt
hij. Ook in 1976 toen op een dag het
water bij een 'superstormvloed' maar
een halve meter beneden het ramp-
peil bleef en er grond uit het dijkli-
chaam van de Stavenissepolder
werd gerukt. Van Dijke beneed de
kantonniers niet. "Die waren soms
slaaf van het dijkherstel. De buiten
weringen lagen zo laag dat ze steeds
kaal werden en gekramd moesten
worden."
De dijkverzwaring werd in de
Noord bij de smalstad het eerst ter
hand genomen, zo richting Tholen.
Het was een groot werk waarbij de
glooiingen vrijwel volledig ver
nieuwd werden. "Maar hoe verder
we in de uitvoering kwamen, hoe
minder geld er was. Zo is de Suzan-
napolder in Sint-Annaland niet meer
C. van Dijke heeft een groter district gekregen, behalve Tholen en
Sint-Philipsland is hij ook hoofd waterbeheer van Schouwen-Duive-
land.
meegenomen." Met de verhoging
werd de kans op een overstroming
verkleind tot 1 keer in de 500 jaar,
terwijl het daarvoor 1 keer in de 100
jaar was.
Door de stormvloedkering is het
beheer ook veranderd. "Bij sluiting
krijg je een aanval op een lager punt
en worden de randen van de oevers
afgeslagen. Het geulenstelsel veran
dert."
Terugkijkend is Van Dijke er geluk
kig mee dat de zeearm open is
gebleven. "Het is een heel mooi
gebied, het is zelfs een staatsnatuur-
monument. Dat zegt wel wat."
Volgens Van Dijke is het water-
schapsgebied Tholen 'in goede staat'
van onderhoud. "Maar je bent er
nooit klaar mee. Het is altijd nodig.
Alleen waar leg je de grens; wan
neer is iets achterstallig? Optimaal
krijg je het nooit. Dat is moeilijk aan
te geven."
Door de veranderde waterhuishou
ding in de zeearm (hoger laag water
en lager hoog water) moest er ook
wat aan de gemalen gebeuren. De
Luyster in Sint-Philipsland en de
Loohoek in Poortvliet werden nieuw
gebouwd. Uitwateringssluizen kwa
men te vervallen. Volgens Van Dij
ke waren die al jarenlang zorgen
kindjes voor het waterschap omdat
ze oud waren en veel onderhoud
vergden.
Als opzichter had Van Dijke met 15
machinisten, kantonniers en andere
medewerkers te maken. Door de
introductie van het zoet waterplan
werd het drukker en werden de
taken verdeeld. Klippel nam de zui
vering geheel over, opzichter L.
Beghtel wierp zich op het zoet
waterplan en Van Dijke op beheer
en onderhoud.
"Het gebied werd niet groter, maar
het basisplan, het toeristisch fiets
pad, natuurontwikkelingsgebieden
in de ruilverkavelingsplannen, de
voorbereiding voor een verdich
tingsplan, het bracht allemaal veel
extra werk."
Ook Van Dijke betreurt dat dit laat
ste plan niet doorgaat. Hij verwacht
dat er nu een strijd om het water zal
ontbranden. "Er komt ongelijkheid.
De gebruikers die dicht bij de inlaat
zitten, hebben voordeel boven dege
nen die achterin zitten. Als de regen
uitblijft, is de schreeuw om zoet
water geweldig."
Dat de buitenwacht van het water
schap vindt, dat het op 'ambtenarij'
lijkt, steekt Van Dijke. "Iedereen is
hier verantwoordelijk voor zijn
werk. Van hoog tot laag hebben we
belangrijke taken. Als je die voor
jezelf zou uitvoeren, zou je ze dan
ook zo doen, vraag ik me weieens
af."
Wel werd het steeds moeilijker om
voor een klein waterschap voldoen
de middelen te vinden om zaken uit
te voeren. "Je moet externe hulp vra
gen omdat er specialisten nodig
zijn."
De afwisseling in het werk blijft
Van Dijke waarderen. "Het nieuwe
gebied is ook een uitdaging met
andere problemen. De recreatiehoek
in Schouwen heeft een heel zorgelij
ke waterloop. De toegankelijkheid
moet er verbeterd worden."