Toon Bolier stopt, einde aan drie generaties sluiswachters Manusje van alles met meetlint langs peilbuizen in de polders Zeeuwse Eilanden nieuwe wending in loopbaan technisch ambtenaar Bewaking C. van Dijke kwart eeuw in overheidsdienst Laatste week waterschap Kantonnier J. van Oudenaarde stopt na bijna 31 jaar Begonnen als 15-jarige in calamiteuze polder Scherpenisse Donderdag 21 december 1995 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 17 "Er zijn mensen die graag in de belangstelling staan. Ik niet." Klaarmeester en machinist A. Bolier uit Scherpe- nisse is resoluut. Op 1 april was hij veertig jaar in dienst van het waterschap. Waarnemend dijkgraaf J.L. van Gor- sel memoreerde het in het voorjaar tijdens de algemene vergadering maar Bolier was niet van plan zijn verhaal aan de krant te doen. Groot alarm Kreukelberm Dijkwacht Visvijver Een kantonnier is volgens het groot woordenboek der Nederlandse taal een wegwerker, een vaste arbeider belast met het dagelijks onderhoud van een deel van de weg. De uitleg die Van Dale aan het woord geeft, dekt echter niet de lading die een kantonnier van het water schap Tholen er aan geeft. Laat thuis Met de zeis Veilig verkeer Half december. Het weer is rustig. Er is nog geen neer slag van betekenis gevallen. En stormen zijn er nog niet geweest. Ongewoon. Ook voor C. van Dijke, tot voor kort hoofd beheer en onderhoud bij het waterschap Tho len, nu hoofd waterbeheer in het nieuwe waterschap Zeeuwse Eilanden. Extreme neerslag Minder geld Ongelijkheid Als het weer meezit, werkt hij nog tot 31 december, maar dan stopt hij ermee. Bolier is nu echter wel bereid om wat te vertellen al kost het zijn chef C. van Dijke enige moeite hem zover te krijgen. Bolier stopt met zijn 55 jaren op een nog relatief jon ge leeftijd. Maar hij heeft dan al wel veertig dienstjaren bij het water schap volbracht. Zijn grootvader was sluiswachter, zijn vader was sluiswachter en Toon Bolier zou dat ook worden. "Toen der tijd wilde je wel van alles, maar je moest met je vader mee om te werken, vertelt Bolier in zijn woning aan Zeedijk nummer 1 die voor zijn grootvader in 1914 is gebouwd in de boezem van wat toen behoorde tot het calamiteuze water schap Scherpenisse. Het huis staat aan de voet van de zeedijk en kijkt uit over twee grote plassen water, omringd door dijken. Een smal paadje omzoomd met knotwilgjes en riet, scheidt de plas- Het waterschap Tholen houdt op 31 december als zelfstandig waterschap op te bestaan. De fusie met het waterschap Noord-en Zuid-Beve land, Schouwen Duiveland, het waterschap Walcheren en het weg schap Walcheren is op 1 januari een feit. Tholen maakt na 37 jaar deel uit van een groter gebied en gaat op in het waterschap Zeeuwse Eilanden. Het Polderhuis in Sint-Maartensdijk wordt verruild voor een kantoor in Goes. Wel blijft er een deel (de oude griffierwoning) voor het waterschap als steunpunt voor de streek, beschikbaar. Vorige week namen bestuurders afscheid, vrijdag is er voor het per soneel een bijeenkomst in Haestin- ge. Dan wordt er ook afscheid geno men van een kantonnier en een klaarmeester/machinist. En er is een jubilaris. Vandaag komen ze aan het woord; klaarmeester en machinist A. Bolier, kantonnier J. van Ouden aarde en C. van Dijke die 25 jaar in overheidsdienst is. sen en leidt naar het erf. Als het niet waait is het er stil en hoor je het geblaat van schapen of de geluiden van zeevogels. Als het stormt uit het zuidwesten stuift het zoute stof en gruis uit de glooiing van de zeedijk tegen het huis. Boliers leven is ver weven met de plek waar hij woont. "Toen ik van school af kwam, ging ik al mee om dieptemetingen te doen op de Obsterschelde. Met een peil- boot. Dan zeiden ze: Toon, jij moet varen, want varen doe ik graag. Eén man bleef aan de dijk met een afstandslijn, er zat een man aan boord met het dieplood en een baas die schreef. Soms werd er om de 150 meter gemeten, soms om de 400 meter. Dat doen ze nog ieder jaar, maar nu met zijn tweetjes." Eerst voor het waterschap Scherpe nisse, later voor het waterschap Tholen, kwam Bolier langs de hele zuidwestkant van het eiland. "Hier voer je dicht onder de dijk omdat het diep is. Je zit hier zo aan de 25 meter." En dat is wel eens anders geweest. Eeuwen geleden lag de zuidkant van Tholen ongeveer 500 meter verder in de zeearm. Bolier laat een kaart zien waarop de oude zeeweringen staan die in de loop der eeuwen door het water zijn gesloopt. "Het was voor het waterschap Scherpenisse niet op te brengen om die dijken steeds allemaal te herstellen. Scher penisse heeft maar een kleine polder maar wel een lange zeewering. Die liep tot 1957, toen de Pluimpot werd afgesloten, van de Schelphoek via Gorishoek tot de haven in het dorp. Calamiteus wil zeggen dat het rijk bij moest springen om de zeewering te onderhouden." De enigszins verweerde namen van de bestuurders van het waterschap uit het begin van deze eeuw staan in de gevelsteen naast de voordeur gebeiteld: Hartog, Noordijke, Van Dalen, Hage en Van de Velde. Ook al wordt er jaarlijks gemeten, het waterschap en de bewoners ach ter de dijken komen voor verrassin gen te staan wanneer de Ooster- schelde grillig aan de oevers tornt en haar grenzen wil verleggen. Oever- vallen en dijkvallen zijn voor Bolier Op de kruin van de zeedijk zit ABolier op zijn bankje voor zijn woning en de voormalige boezem in de Scherpenissepolder. tastbare begrippen. "In 1976 is er groot alarm geslagen. Het was op de verjaardag van mijn vrouw. We had den gegeten en mijn vader deed een rondje langs de zeedijk. Hij kwam thuis en zei dat ik maar eens naar de dijk moest gaan kijken omdat hij het niet vertrouwde. Ik ben er toen even met de werphengel heen gegaan. Op die plek kon je normaal gesproken staan, maar toen stond er zeven meter water. De vooroever was de diepte in geschoven. En het beloop van de dijk onderin was meegegaan. Alles was in rep en roer. Dezelfde avond kwamen de schepen met de stortsteen al voorgevaren." Op de foto's van die kritieke toe stand is te zien hoe het rijshout, gewoonlijk onzichtbaar onder de glooiing, nu blootligt. Ook de twee lagen stenen daarbovenop zijn zicht baar, plus het puin waar de glooi ingstenen in worden gezet. Het steenzetten leerde Bolier vreemd genoeg in het Brabantse Rucphen, ver van de zee af. Hij was toen 17 jaar. "Alle taluds en trappen, alles wat op een dijk voorkwam, werd je daar geleerd aan te leggen. Als je klaar was, moest je het weer afbreken voor een ander." Hij was er samen met Johannes van Eenen- naam, Ko Verkerke ging hen een jaar eerder voor. De betonnen trap voor het huis die naar de kruin van de dijk loopt, heeft Bolier ook zelf gelegd. Steil en recht. Als er bij controle van de zeedijk 'slechte stukken' werden gevonden, dan moesten de mannen van het waterschap ze opnieuw zetten. Basalt, puin en beton werden via kleine scheepjes van 50 tot 80 ton op de kreukelberm gebracht, de strook vóór de glooiing. "We moesten ze dan met de hand lossen. In die tijd was er hier heel veel te doen." Daar hoorde ook het onderhoud van de uitwateringssluis in de zeedijk bij en de dieselmotor die het water uit de Scherpenissepolder in de boezem maalde. Met laag water openden de deuren van de sluis (vlakbij de woning) zich automatisch als het boezemwater er druk op uitoefende. De deuren sloten zich weer als het peil in de Oosterschelde steeg. Toon hield het in de gaten en trad daarmee in de voetsporen van zijn grootvader en vader. En elk jaar moest de sluis schoongemaakt worden. Dat werk werd uitbesteed. Vaak aan aanne mingsbedrijf A. van der Werf. Bo lier en zijn vrouw bewaren daar bij zondere herinneringen aan. "De ploeg kwam altijd eerst hier naar toe en na het werk werd er een borreltje geschonken." Mevrouw Bolier maakte soep maar er werd ook paling gebakken die gevangen werd in de boezem. Bolier: "Die gezelligheid is weg. Daar is geen tijd meer voor. Mijn vrouw heeft net zo goed voor het waterschap gewerkt als ik. Ze moest er maar voor klaar staan. Tegen woordig doen ze dat niet meer." Het echtpaar Bolier ontving ook 'gasten' als er dijkbewaking werd ingesteld. Voordat de stormvloedke ring in de Oosterschelde in gebruik werd genomen, kwam het volgens Bolier elke winter drie of vier keer voor dat hij 'dijkwacht' had. "Om de vijftien minuten moest je dan de peilschaal aan de andere kant van de dijk aflezen en de stand doorgeven aan het kantoor." De peilschalen staan er nog. Ze zijn verteerd en verroest, voor een deel afgebroken. Twee onopvallende merken op de zijkant herinneren aan de recente geschiedenis. "Als het water het onderste punt had bereikt, werd er dijkwacht ingesteld. Het bovenste peil was de stand bij de ramp." De dijkwachters waren boeren of inwoners uit Scherpenisse. Bolier bracht ze bij Gorishoek en Tuttel- hoek. "Ik liet ze altijd van de wind lopen. Zo kwamen ze hier naar toe om de koffie. Meestal was dat 's nachts, en alleen bij noordwesten wind. Als je 's nachts van drie tot vijf gelopen had, moest je 's mid dags natuurlijk ook weer twee uren." De dijk heeft het volgens Bolier tij dens de ramp maar 'net' gehouden. Ondanks het beuken van de wind tij dens zware stormen hebben zijn ouders het huis nooit verlaten. Ook hij bleef: "Je bent ermee opgegroeid. Met de ramp zijn we allemaal geschrokken. Toen wist je pas wat er kon gebeuren. Hier zag je niks meer van de dijk. Het was allemaal water, iedere golf vloog erover heen." Bolier had wel vertrouwen in de dijk. "Het is hier allemaal vette klei. Zand' zou ineens weglopen als het water krijgt." Een paar jaar na de ramp en in 1966 heeft het volgens Bolier er ook nog om gespannen. De eerste keer sloe gen de golven gaten in de 'grasbezet ting', in 1966 waren er ook gaten in de dijk tussen De Noord en de Heide in Sint-Maartensdijk. Vanaf 1975 -toen het waterschap van de provincie de taak kreeg het afvalwater te zuiveren- werkt Bolier als klaarmeester op de zuiveringsin stallaties in Poortvliet en Sint-Maar tensdijk en als machinist op de pol dergemalen. Lachend: "Meer werk met je hersens, hè. In die tijd heb ik veel geleerd over electriciteit en motoren." Dat was nodig omdat de zuivering volgens Bolier vaak van slag was. Het was zaak het proces weer zo snel mogelijk te herstellen. Hij genoot ervan als alles weer op peil was gebracht maar als hij terugkijkt naar de veertig jaren die achter hem liggen, bekent hij: "Varen om te pei len deed ik het liefste." Controle en onderhoud behoren tot zijn werkzaamheden maar het hand matige verdwijnt steeds meer. "De gemalen De Noord in Sint-Maar tensdijk, de Luyster in Sint-Philips- land en de Loohoek in Poortvliet worden straks computergestuurd. Het verhogen en verlagen van de peilen gebeurt dan op afstand, van uit het kantoor. Met die computers heb ik me niet meer beziggehou den." Doordat het waterschap Scherpenis se in 1959 opging in het waterschap Tholen, werd ook het gebied voor Bolier groter. "Daarvoor deed je alles in de buurt, toen moest je over al naar toe. Vooral steenzetten in de glooiing en het maaien van riet in de slootkanten was hard werken." Door de nieuwe fusie kan Bolier in de vut. "Op 1 april was het veertig jaar, ik mocht eruit. Dus dan stoppen we ermee." Zijn hart blijft bij de boe zem die hij huurt van het water schap. Enkele jaren geleden gingen er stemmen op het gebied te veran deren in een toeristische visvijver met zalm. "Daar zat ik niet op te wachten." Het water is er brak en dat mag van Bolier zo blijven. Hij krijgt nu meer tijd om te vissen. Naast zijn stoel ligt een fuik in wording. Elke winter breit hij er een stuk of twee. Kantonnier J. van Oudenaarde peilt hier het grondwater in tien ver schillende buisjes langs de Westkerksedijk in Scherpenisse. "Een kantonnier is een manusje van alles," zegt de 59-jarige J. van Oudenaarde uit Poortvliet. Het bedienen van gemalen, het meten van het grondwaterpeil, het repare ren van een dijkglooiing, het verwij deren van planten uit sloten, het maaien van slootkanten, het maken van beschoeiing langs waterlopen, behoren tot zijn werkzaamheden. En de laatste jaren ook het toezicht hou den op wegen, bermen en fietspaden ten behoeve van de verkeersveilig heid. Van Oudenaarde heeft het allemaal gedaan. Het zwaardere werk van 1965 tot 1982 toen hij aangepast werk kreeg vanwege aanhoudende rugklachten. Vanaf die tijd verricht te Van Oudenaarde lichtere werk zaamheden, zoals maaiwerk, het meten van de grondwaterstanden. Ook verleende hij hand- en span diensten voor zijn collega's. Door de fusie van de waterschappen kan hij gebruik maken van een vut regeling. Officieel eindigt zijn dienstverband op 31 december, maar Van Oudenaarde is al bijna de hele maand december thuis omdat hij nog vakantiedagen had. Hij werkte nog enkele dagen zijn opvol ger C. Geluk uit Tholen in, bij het meten van het grondwaterpeil. "Dat deed ik het hele jaar door. Elke veer tien dagen maakte ik een ronde van 135 kilometer op Tholen." Met een boek met kaartjes waarop elk meetpunt staat vermeld, reed Van Oudenaarde van de ene peilbuis naar de andere. Langs 106 exempla ren die de ene keer vlakbij de weg staan, de andere keer midden in een akker of een weiland. Boven de grond of verzonken in het maaiveld. "Ik moest soms een hele blok land oversteken om er te komen." Het meten is vrij eenvoudig. De kanton nier laat een meetlint met een kope ren huls in de buis zakken tot het 'klok' zegt. Hij meet de diepte af en schrijft het in het boekje. Elk bema.- lingsgebied kent zo'n peilbuis. De cijfers uit het gebied zijn nodig om te controleren of de grondwater stand overeenkomt met het peil dat vastgelegd is in een zogenaamd peilbesluit. Dat peilbesluit wordt bekrachtigd door de provincie. Is er onenigheid over de grondwaterstand met belanghebbenden dan zijn de gegevens die door de kantonnier zijn verzameld van essentieel belang. De gegevens die de kanton nier uit de blauwe buizen haalt gaan naar TNO die onderzoek doet naar de doorlaatbaarheid van de verschil lende grondlagen in de Thoolse pol der. En sinds het zoet-waterplan is ingevoerd worden ook daarvoor grondwaterstanden geregistreerd. Oudenaarde deed dit werk vanaf 1970 nadat hij op 29 maart 1965 in dienst was gekomen van het water schap. Het eerste karwei herinnert hij zich nog goed. "Ik moest met een mand grond op mijn schouder de dijk op om de betonnen bakken op de dijk bij de Schelphoek in het dis trict Poortvliet vol te gooien." Dat was zwaar maar Van Oudenaarde was blij dat hij dicht bij huis werk had weten te vinden. Na de ramp was hij los werkman geweest, een tijdje in de fabriek gestaan en in de plantsoenen van Rotterdam ge werkt. "We hadden drie kinderen. Ik zag ze bijna nooit. Je ging 's och tends vroeg weg, kwam 's avonds laat thuis. In die tijd moest je nog over Breda naar Rotterdam. Nu kon ik zelfs tussen de middag even naar huis." Van Oudenaarde heeft van die beslissing dan ook geen spijt. Zijn eerste loonstrookje gaf 618 gulden bruto per maand aan. "Als ik het over mocht doen, zou ik het weer doen. Waar je ook werkt, overal zit ten er mooie en lelijke kanten aan. Maar als je je best doet, dan lukt het allemaal wel. Ik wil er positief over zijn." Van Oudenaarde heeft ook veel 'gemalen' zoals hij zelf zegt. Want een kantonnier is ook nog wel eens machinist van een gemaal die het polderwater uitslaat, zoals gemaal De Eendracht in Tholen. Eerst viel hij in voor machinist J. Meijl maar toen die zich volledig met de ratten bestrijding ging bezighouden was Van Oudenaarde vaak op de gema len aan de Gemaalweg, de Kadijk en de Klaas van Steelandpolder te vin den. Onregelmatig werk wanf het ontdoen van de polder van overtol lig water gebeurt ook 's nachts. "Dan ging je eerst op de fiets naar de Kadijk en dan naar Tholen. Dan kwam je om één uur, half twee pas terug naar huis en ging je 's ochtends gewoon weer aan het werk." Van Oudenaarde moest ook stenen in de glooiing kunnen zetten, maar dat ging hem niet altijd goed af, erkent hij. "Dat is echt een vak apart. Als je een poosje bezig was, en je dacht dat het recht lag, dan kwam er een maat en die zei dan dat het scheef liep. Nee, ik heb dat nooit goed gekund." De stormen op de zeewering sloe gen gaten in de glooiing die heel snel gerepareerd moesten worden. "Van Strijenham tot aan Deurloo's kaadje hebben we wel eens 26 kapotte stukken gehad. Er waren er bij van 40 tot 50 meter." Het maken van beschoeiing langs watergangen en sloten deed Van Oudenaarde liever. "Vroeger deed je dat met de hand; palen slaan met een houten of ijzeren hamer, schotten van rijshout zetten en het talud aan vullen met grond. Het was zwaar werk maar je kon zien wat je gedaan had. En als je het goed deed, dan was je er gauw van af." Zwaar was ook het maaien van dijksloten en watergangen met de zeis. "Poortvliet is een grote polder. Daar begin je begin november mee. Dan mocht je blij zijn als je met de kerst en nieuw jaar vrij was." In 1975 kreeg Van Oudenaarde last van zijn rug. Hij vertilt zich als hij probeert een betonblok uit de sloot te halen. Dat jaar, maar ook in 1977 en 1979 is hij vaak thuis, soms weken, soms enkele maanden. Drie jaar later belandt hij in het zieken huis en wordt gedeeltelijk afge keurd. Vanaf 1983 krijgt Van Oudenaarde lichter werk zoals het onderhouden van de terreinen op de zuiveringsinstallaties en rond de gemalen. Financieel betekent het een aderlating want zijn functie wordt niet opgeschaald. Het werk is Van Oudenaarde de laatste dertien jaar 'redelijk goed' bevallen. "Al wist ik wel wat ik gedaan had, als ik 's avonds thuis kwam. Ik vond het wel erg dat je niet meer met de groep meekon, maar de jongens hadden daar begrip voor." Door de fusie van de vier schappen kan Van Oudenaarde gebruik maken van een overgangsregeling (pré-vut) om op zijn 61ste vervroegd uit te treden. "Als ik niet met mijn rug had gezeten, was ik nog wel gebleven. Het is dertien jaar goed gegaan, maar dat wil niet zeggen dat het nog drie jaar goed blijft gaan." Nadat de stormvloedkering was aangelegd werd de dijkbewa king overbodig. Van Oudenaar de hoefde er dan niet meer op uit maar kon bij storm niet sla pen. "Thuis leek het altijd erger dan in de polder. Als je 's nachts onderweg was, vlogen de takken rond de auto. Dan had je er geen erg in dat het zo te keer ging." Van Oudenaarde zal zijn vrije tijd zeker gebruiken om zich actief in te zetten voor de afdeling Tholen van Veilig Verkeer Nederland. Hij is al sinds 1977 penningmeester, eerst van de afdeling Poortvliet/Scherpe- nisse, sinds het samengaan van de plaatselijke afdelingen ook van de afdeling Tholen. Van Oudenaarde neemt de ogentest af op cursussen voor ouderen, is actief bij verkeers- campagnes en bij het opstellen van plannen om verkeersituaties te ver beteren. "Het kostte me wel eens een snipperdag, maar het is mooi en dankbaar werk. Ik krijg nu ook meer tijd om aandacht te besteden aan het verkeersbeleid van de gemeente." Bij elke storm is er wel schade, maar zolang die op zich laat wachten hoeft Van Dijke er zich niet druk om te maken. Dat hoeft nu ook niet meer. Zijn aandacht zal in zijn nieu we functie niet meer uitgaan naar de zeeweringen. Het beheer van de waterlopen wordt zijn hoofdtaak in een gebied dat zich uitstrekt van de duinen op de kop van Schouwen tot een sloot in de Moggershilpolder bij Stavenisse, in district 1 Van Dijke is moeilijk te vinden. Hij krijgt wel autotelefoon maar de eer ste weken in het nieuwe water- schapsverband zwerft hij van Sint- Maartensdijk naar Goes en van Goes naar Zierikzee. Soms is hij onbereikbaar in de polder. Toch zal hij op den duur meer op kantoor aan te treffen zijn dan daar buiten. Elk district heeft een opzich ter gekregen, de 48-jarige Van Dijke opereert voortaan voornamelijk van achter zijn bureau. Soms in de smal- stad maar meestal in Zierikzee, zo verwacht hij. Zijn eerste indrukken? "Het waterbeheer is op Tholen beter ingevuld. Dat komt door het basis plan zoet water en de betere peilre- gistratie. De gemalen zijn geauto matiseerd. We liggen ver voor op Schouwen Duiveland." Over het onderhoud van de werken is de Sint- Annalander omzichtiger: 'Zeker niet minder." En op Schouwen doen boeren zelf meer aan het onderhoud van water lopen. En dat komt volgens Van Dij ke niet altijd even goed uit. Op Tho len is dat aan het waterschap voor behouden. Zeeuwse Eilanden betekent een nieuwe wending in zijn loopbaan bij de overheid die in 1971 begon bij de provincie Zeeland waar Van Dijke technisch ambtenaar eerste klas werd. Als opzichter was hij betrok ken bij de asfaltering van de door gaande wegen die toen nog uit klin kers bestonden, zoals de verbinding tussen Scherpenisse en Sint-Maar tensdijk, en tussen Sint-Annaland en Tholen. Ook de aanleg van het Schelde Rijnkanaal zorgt voor een drukke periode. "Er moest een nieu we toegang komen naar de Thoolse brug. Toen is ook het eerste viaduct op Tholen gekomen nadat het bedrijf van boer Van Nieuwenhuy- zen in Tholen door de provincie was aangekocht. Dat stond in de as van de weg." Ook de weg naar de brug tussen -Oud- en Nieuw Vossemeer langs de Hiksekreek dateert uit die tijd. In 1975 solliciteerde hij bij het waterschap Tholen toen er een tech nisch medewerker werd gevraagd, nadat het waterschap ook de taak had gekregen het afvalwater te zui veren. Van Dijke werd samen met M.J. Klippel aangenomen. Hoofd technische dienst was toen P. Jagt. Ing M.J. Giljam was districtsambte naar en deed de buitendienst. Maar om het werk van Jagt te verlichten nam Giljam kantoorwerk over en werd Van Dijke meer met de buiten dienst belast. Bij de provincie voelde Van Dijke zich meer ambtenaar. "Bij het water schap werk je bedrijfsmatiger. Het is een doelcorporatie. Het werk komt op je af. Je hebt te maken met weers invloeden zoals stormen en extreme neerslag, ruilverkavelingen, het zoet waterplan. Dat drukt behoorlijk op het personeel." Maar die drukte is voor Van Dijke ook de mooie kant van zijn werk. Het werk na de oeverval van 1976 bij Tuttelhoek staat hem nog helder voor de geest. "De vooroever was zeker twintig meter verdiept. Bij het noodherstel wordt iedereen opge trommeld, het waterschap, rijkswa terstaat en de provincie." Ook de oeverval bij Stavenisse rond die tijd hield de gemoederen bezig. "Maar daar was een breed voorland. Daar was niet direct gevaar bij." Vanaf 1976 jot 1980 was Van Dijke betrokken bij de gedeeltelijke dijk verhoging. "De Oosterschelde zou afgedamd worden. Toen dat niet doorging en we op de stormvloedke ring moesten wachten, wilden de waterschappen de dijkverhoging niet langer uitstellen. Daar is strijd voor geleverd." Want de dreiging was er altijd. En dat moet je als waterschap kunnen aantonen, stelt hij. Ook in 1976 toen op een dag het water bij een 'superstormvloed' maar een halve meter beneden het ramp- peil bleef en er grond uit het dijkli- chaam van de Stavenissepolder werd gerukt. Van Dijke beneed de kantonniers niet. "Die waren soms slaaf van het dijkherstel. De buiten weringen lagen zo laag dat ze steeds kaal werden en gekramd moesten worden." De dijkverzwaring werd in de Noord bij de smalstad het eerst ter hand genomen, zo richting Tholen. Het was een groot werk waarbij de glooiingen vrijwel volledig ver nieuwd werden. "Maar hoe verder we in de uitvoering kwamen, hoe minder geld er was. Zo is de Suzan- napolder in Sint-Annaland niet meer C. van Dijke heeft een groter district gekregen, behalve Tholen en Sint-Philipsland is hij ook hoofd waterbeheer van Schouwen-Duive- land. meegenomen." Met de verhoging werd de kans op een overstroming verkleind tot 1 keer in de 500 jaar, terwijl het daarvoor 1 keer in de 100 jaar was. Door de stormvloedkering is het beheer ook veranderd. "Bij sluiting krijg je een aanval op een lager punt en worden de randen van de oevers afgeslagen. Het geulenstelsel veran dert." Terugkijkend is Van Dijke er geluk kig mee dat de zeearm open is gebleven. "Het is een heel mooi gebied, het is zelfs een staatsnatuur- monument. Dat zegt wel wat." Volgens Van Dijke is het water- schapsgebied Tholen 'in goede staat' van onderhoud. "Maar je bent er nooit klaar mee. Het is altijd nodig. Alleen waar leg je de grens; wan neer is iets achterstallig? Optimaal krijg je het nooit. Dat is moeilijk aan te geven." Door de veranderde waterhuishou ding in de zeearm (hoger laag water en lager hoog water) moest er ook wat aan de gemalen gebeuren. De Luyster in Sint-Philipsland en de Loohoek in Poortvliet werden nieuw gebouwd. Uitwateringssluizen kwa men te vervallen. Volgens Van Dij ke waren die al jarenlang zorgen kindjes voor het waterschap omdat ze oud waren en veel onderhoud vergden. Als opzichter had Van Dijke met 15 machinisten, kantonniers en andere medewerkers te maken. Door de introductie van het zoet waterplan werd het drukker en werden de taken verdeeld. Klippel nam de zui vering geheel over, opzichter L. Beghtel wierp zich op het zoet waterplan en Van Dijke op beheer en onderhoud. "Het gebied werd niet groter, maar het basisplan, het toeristisch fiets pad, natuurontwikkelingsgebieden in de ruilverkavelingsplannen, de voorbereiding voor een verdich tingsplan, het bracht allemaal veel extra werk." Ook Van Dijke betreurt dat dit laat ste plan niet doorgaat. Hij verwacht dat er nu een strijd om het water zal ontbranden. "Er komt ongelijkheid. De gebruikers die dicht bij de inlaat zitten, hebben voordeel boven dege nen die achterin zitten. Als de regen uitblijft, is de schreeuw om zoet water geweldig." Dat de buitenwacht van het water schap vindt, dat het op 'ambtenarij' lijkt, steekt Van Dijke. "Iedereen is hier verantwoordelijk voor zijn werk. Van hoog tot laag hebben we belangrijke taken. Als je die voor jezelf zou uitvoeren, zou je ze dan ook zo doen, vraag ik me weieens af." Wel werd het steeds moeilijker om voor een klein waterschap voldoen de middelen te vinden om zaken uit te voeren. "Je moet externe hulp vra gen omdat er specialisten nodig zijn." De afwisseling in het werk blijft Van Dijke waarderen. "Het nieuwe gebied is ook een uitdaging met andere problemen. De recreatiehoek in Schouwen heeft een heel zorgelij ke waterloop. De toegankelijkheid moet er verbeterd worden."

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1995 | | pagina 17