Bruijnzeel: "Westkerke is het land waar het leven goed is Veteraan houdt al halve eeuw contact met bevrijder Tholen Kerkstenen 'Spulletjes' van kleine boeren zijn allemaal verdwenen Niemantsverdriet blij met mobilisatie-oorlogskruis Training van Timotheüs in Oesterschelp Donderdag 17 augustus 1995 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 9 Zo'n anderhalve kilometer ten zuidwesten van Scherpe- nisse ligt het gehucht Westkerke. Dit kleine plekje in de Scherpenissepolder is één van de oudste gehuchten van Tholen. Vroeger was het een heerlijkheid met een eigen bestuur, kerk en zelfs een kasteel. De 56-jarige C. Bruijn zeel Azn. woont hier al zijn hele leven in z'n ouderlijk huis aan de Westkerkseweg. Nooit weg Lopend naar school Loonbedrijf Kluuteklapper Meer bewoners Afsplitsing van Poortvliet Getijdewatermolen Geen nieuwe school Blij was J.J. Niemantsverdriet uit Oud-Vossemeer met de uitreiking van het mobilisatie-oorlogskruis. Maar als zovelen heeft hij slechts zijn plicht gedaan, zei hij in zijn dankwoord nadat de burgemeester hem vorige week het bronzen kruis aan een paars met oranje lint had opge speld. Gedreven Werk gedaan Engelsman Vrijdags en zaterdags GEOPEND Westkerke wordt reeds in de eerste helft van de dertiende eeuw genoemd en behoorde toen toe aan het geslacht Westkerke. Graaf Wil lem III van Holland, Zeeland en Henegouwen verkocht het ambacht (inclusief huis, hofstede, molen en andere rechten) in 1327 aan Willem van Duvenvoorde. Westkerke kwam in 1617 in handen van jonker Diede- rick van de Werve wiens geslacht voortaan het grootste deel van de heerlijkheid bezat. Lang behield Van de oorspronkelijke bebou wing van Westkerke is niets meer te zien. Het huis van de familie Bruijnzeel is pas in 1874 gebouwd. Maar er zijn toch nog wat restanten gevon den, ondermeer bakstenen uit de Westkerkse berg. Eén van de bewoners, J.W. Heijboer, heeft in zijn tuin nog twee ste nen die afkomstig zouden zijn uit de kerk van Westkerke die pal achter zijn huis heeft gestaan. "De ene zou een steen zijn waarop de preekstoel werd gebouwd en de andere afkomstig van een pilaar", ver telt Heijboer. Westkerke haar eigen bestuur, bestaande uit een schout, een burge meester (soort wethouder), een secretaris en vier schepenen. Aan deze situatie kwam een einde toen de heerlijkheid in 1816 bij Scherpe- nisse werd gevoegd. Tot de heerlijk heid Westkerke behoorden ook de Geertruipolder en Gorishoek waar een wachthuis stond voor het veer naar Iersekendamme. Het veer bij Gorishoek weet Bruijn zeel zich nog goed te herinneren. "Ik ben zo vaak met die boot meege- weest. We waren geëvacueerd in Yerseke en we hielden nog contact met die mensen", vertelt Bruijnzeel. "Larooij en zijn zoon zijn er veer man geweest. De oude woonde op de plaats waar nu restaurant de Zeester staat. Eigenlijk is het veer er nu nog. Want de Harpoen zet in de zomer ook mensen over. Vroeger werd het veer ook alleen daarvoor gebruikt. Het was geen beurtschip. Voor goederen was er weer een ander schip." Bruijnzeel is een echte Westkerke- naar. Zijn opa, eveneens C. Bruijn zeel, kocht een boerderijtje te West kerke. Diens zoon, A. Bruijnzeel trouwde met mevr. L. Hartog (gebo ren te Scherpenisse) en bleef er wonen. Ook zijn broer die onge trouwd was, woonde bij het gezin. Uit het huwelijk Bruijnzeel-Hartog werd C. Bruijnzeel als enig kind geboren. Ook hij zou zijn ouderlijk huis niet verlaten. "Waarom zou ik weggaan? Daar is geen enkele reden voor. Hier is rust en ruimte en ik kan het goed met de buren vinden. In een dorp moet je maar afwachten wat je krijgt", zegt de Westkerkenaar. "Bovendien ben ik hier geboren en getogen. Dan ga je niet zomaar weg. Ik ga niet op vakantie en dat heb ik ook nooit gedaan. Hooguit eens een dagje naar de RAI in Amsterdam voor een landbouwtentoonstelling, maar dan ben ik altijd weer blij als ik de watertoren in de verte zie. Voor mij is Westkerke het land waar het leven goed is." Momenteel zijn er in het gehuchtje Westkerke maar twee bewoners meer die er geboren en getogen zijn. En dat zijn C. Bruijn zeel en diens neef die eveneens C. Bruijnzeel heet en samen met zijn 93-jarige moeder in het gehucht woont. Bruijnzeel ging in Scherpenisse naar de lagere school. "Ik ging op de fiets, maar in het eerste jaar had ik nog geen fiets en toen moest ik lopen", vertelt de Westkerkenaar, die dit overigens niet bijzonder vindt. "Ach, je was niet anders gewend. Er waren geen auto's. Je reed wel eens met een wagen mee, maar lopen was heel normaal. Als het regende, dacht je wel eens: hè bah, wat een nattigheid. Maar ze waren vroeger niet zo flauw. Moe der zei dan: ga maar gewoon lopen hoor. Tegenwoordig worden de kin deren al bij een spatje regen in de auto gezet en naar school gebracht. Later kreeg ik een fietsje van een handelaar, maar daarvan liep de ket ting er regelmatig af. En in de win ter, als het gesneeuwd had, dan moesten we ook nog wel eens lopend naar school." Bruijnzeel bleef echter niet eten in Scherpenis se. "Iedere dag ging ik tussen de middag naar huis om te eten. Over blijven kon niet, maar sommigen bleven bij familie in het dorp eten", zegt Bruijnzeel. "Ik heb dat nooit gedaan en kwam altijd thuis. Maar daarvoor had je ook wel de tijd, want we hadden twee uur pauze tus sen de middag." De landbouw was zo belangrijk, dat zelfs de scholen er rekening mee moesten houden. In het najaar was er dan ook een twee weken durend landbouwverlof. Dan konden de kinderen uit de hoogste klassen hun ouders helpen op het land. Bruijn zeel kwam na zijn schooltijd, op 14- jarige leeftijd direct op het boeren bedrijf van zijn vader en oom. "Stu deren of ergens anders gaan wonen kwam niet aan de orde", legt de Westkerkenaar uit. "Mijn vader en oom waren allebei al niet meer zo C. Bruijnzeel Azn. met zijn kennis, mevr. N. de Wilde, voor de Westkerkseberg waarop eens een burcht heeft gestaan. De berg is in de loop der tijd behoorlijk afgegraven, maar nu is het een monument. jong en mijn vaders gezondheid was niet optimaal. Bovendien was ik enig kind, dus waren ze al lang blij dat ik van school was. Zo kon ik ten minste meehelpen." Bruijnzeel heeft altijd in de land bouw gewerkt. Aanvankelijk op het eigen bedrijf van de familie (momenteel zo'n 10 hectare groot). "Van 1960 tot 1971 hielp ik in de oogsttijd ook wel eens wat op het loonbedrijf van Wouter Potappel", vertelt Bruijnzeel. "In 1971 nam ik het bedrijf over, want Potappel kon het om gezondheidsredenen niet meer doen. Ik heb het zelfstandig gedaan tot 1986, toen moest ik ook wegens mijn gezondheid stoppen. Jaap de Wilde heeft het van mij overgenomen." De moeder van deze laatse, mevr. N. de Wilde, komt al jaren bij de familie Bruijnzeel en is ook tegenwoordig veel in het huis aan de Westkerkseweg te vinden. Mevr. De Wilde is vlakbij de molen Een blik op de weg Westkerke. Deze liep voorheen richting de kerk en de begraafplaats, waürvan nu alleen nog een heuvel zichtbaar is. van Scherpenisse geboren, woonde 36 jaar aan de Gat weg (toen Noord Matthijshoek genoemd) bij West kerke en is nu woonachtig in Poort vliet. Beiden hebben de landbouw in vijf tig jaar tijd drastisch zien verande ren. Vlak na de oorlog waren er nog vele kleine boertjes. Bruijnzeel kan ze nog achter elkaar opsommen. "Bijna elke boer had wel een paar koeien. Als in de winter de melkwa gen niet kon komen, moest ik de melk op gaan halen", herinnert Bruijnzeel zich. "Dan ging ik zestien adressen langs. Nu zijn er in heel de Scherpenissepolder nog maar vijf koeienboeren over en de stukken land zijn veel groter geworden. In Westkerke zelf zijn er nog maar twee echte landbouwers over en dat zijn mijn neef en ik. Vroeger had je overal kleine spulletjes (boerderij tjes - red.)." "De mensen hadden aan 10 gemeten land - en soms wel min der - genoeg om van te bestaan", voegt mevr. De Wilde eraan toe. Bruijnzeel beaamt dat. "Vroeger waren er genoeg mensen met maar een halve hectare land." Overigens wil Bruijnzeel de oude tijd niet teveel romantiseren. "Het was hard werken. Ik weet nog dat we praktisch alles met de hand moesten doen. 'Paejen' uitsteken met de spa, graan dorsen met de zeekei (sikkel - red.) en de Dorés moesten met de hand gepoot worden. Dan werden er bedden gereden met de ploeg die door een paard getrokken werd, de aardappelen moesten er één voor één ingelegd worden en dan werd het zaakje dicht gegooid met de 'kluutekapper'. Later werd dat anders", zegt Bruijnzeel. "De paarden zijn vervangen door tracto ren. Veel boeren hebben hun paar dentuig toen omgebouwd voor ach ter de tractor. Het begon met een kantelploegje met één schaar en de kanten van het veld werden toen nog met het paard omgeploegd omdat de tractor daar niet kon komen. Maar er kwamen steeds grotere ploegen en nu rijden ze met vier en zes scharen. De suikerbieten moest je vroeger met de spa botten, toen kwam de tang. Dat was al een werkverlichting en daarna werd het bed eerst gelicht zodat je ze er met de hand uit kon trekken. Nu rijden er grote rooiers rond en alles gaat machinaal." De mechanisatie heeft veel arbei ders in de landbouw overbodig gemaakt. Bruijnzeel weet nog zo net niet of dat wel een voordeel is. "Het lijkt wel een razende wereld gewor den. Alles moet snel en niemand heeft er nog tijd. Vroeger was het veel gemoedelijker. Als je bij warm weer graan aan het dorsen was, stond je met twee man boven op de combine om zakken te verwisselen. Dan stopte je eens een paar keer om een borreltje of een biertje te drin ken. Dat komt nu niet meer voor", zegt de Westkerkenaar spijtig. "Er zit één man op een combine en één op een wagen. En vaak zet die de trekker dan nog aan het einde en denkt: zie maar dat je hem vol krijgt." Toch heeft volgens Bruijn zeel de mechanisatie ook veel goed gedaan. "Vrijwel al het zware licha melijke werk is overgenomen door machines. Dat hoeven de arbeiders niet meer te doen. Het soort werk is nu anders. En ik zie ook liever een combine dan een zeekei." Nog veel meer weet Bruijnzeel over Westkerke te vertellen. Wie er gewoond hebben, wat de namen zijn van de stukken land en waar het 'lands pitje' en het 'groaven pitje' lagen. Hij vertelt dat zijn opa nog heeft meegemaakt dat de laatste per soon werd begraven op Westkerke zelf. "Het was een jongen die was verdronken bij de dijk", zegt Bruijn zeel en hij vertelt verder, hoofdzake lijk over de landbouw. Het maaien van de bermen met een schaats ondergebonden om houvast te heb ben in 'de kant van d'n duif. Ook weet hij te vertellen dat er meer hui zen hebben gestaan in Westkerke dan tegenwoordig. "Achter het kerk hof stond vroeger ook een rijtje hui zen. Ik denk dat er toen wel zo'n der tig mensen woonden. En mijn vader herinnerde zich dat er nog veertig inwoners waren", zegt Bruijnzeel. "Nu staan er nog zeven huizen, maar dan tel ik alleen het gehuchtje hier. Eromheen liggen nog meer huizen, maar die horen niet bij het eigenlijke Westkerke." Bruijnzeel zou nog veel meer kunnen vertellen, urenlang. "Maar dan heb ik nog wel even nodig en zo is het wel genoeg", zegt hij lachend. In Westkerke ligt nog steeds een vliedberg, de 'Westkerkse berg' genaamd. Er zijn twee verhogingen in het gehucht te vinden. De meest noordelijke steekt zo'n twee meter boven het maaiveld uit en herbergde oorspronkelijk de kerk en het kerk hof. De vliedberg (van rond het jaar 1000) is aanzienlijk hoger en bevat te waarschijnlijk ooit een soort ver dedigingstoren, mogelijk ommuurd door een palissade. Zeker is echter wel dat er een kasteel te Westkerke heeft gestaan, hoewel dit wat fraaier klinkt dan het in werkelijkheid was. Het ging in die tijd meestal om een versterkte hofstede. Echte, grote kastelen waren niet voor dergelijke dorpjes weggelegd. Een woning van steen was toen al iets heel bijzon ders. Het kasteel werd 'Het Hooge Huys' genoemd en ook wel aange duid met 'het Huis van Westkerke'. Dit huis was op een verhoging gebouwd. Al in de zeventiende eeuw zijn de laatste resten ervan gesloopt. De oude kadastrale naam 'Steenhoek' verwees naar de stenen woning. De herkomst van de naam Westker ke laat zich gemakkelijk raden. Het dorp lag in het westen van het toen malige eiland Scherpenisse en bezat een kerk. Deze kerk was waarschijn lijk een afsplitsing van die van Poortvliet en gewijd aan Sint Adria- nus. Westkerke was vermoedelijk al in de dertiende, maar zeker in de veertiende eeuw een zelfstandige parochie. Vanaf de Reformatie (zes tiende eeuw) behoorde het gehucht kerkelijk tot Scherpenisse. Floris van Borssele stak heel wat geld in de kerk van Westkèrke als verzoening voor de dood van Jan van Westkerke die bij de muren van zijn kasteel werd gedood door Gillis van Baars- dorp. In het midden van de vijftien de eeuw raakte het gebouw echter in verval en deed men een beroep op de paus om aflaatbrieven te mogen geven aan degenen die op bepaalde feestdagen naar de kerk kwamen en de herstelwerkzaamheden financieel steunden. In het begin van de tach tigjarige oorlog (tweede helft zes tiende eeuw) werd de kerk verwoest, net als die in Schakerloo. De leien van het dak werden naar Scherpe nisse gebracht om het kerkdak daar te repareren. Het bestuur van West kerke kreeg tevens een 'bocht' (over dekte kerkbank) in de kerk te Scher penisse. Hoewel de kerk dus verwoest werd, bleef de toren nog lange tijd staan. Hij werd in 1602 gedeeltelijk her steld en heeft nog twee eeuwen het dorpsbeeld gesierd. Hij was op het laatst erg vervallen. In 1709 was het bestuur van Westkerke bang dat de torenklok naar beneden zou komen omdat het constant inregende op de gebinten. Een timmerman voerde een inspectie uit, maar pas in 1724 kwam er een afdakje op de toren. In 1786 is nog een stuk touw gekocht voor de klok die ieder jaar werd gebruikt om de kermis in te luiden. Wanneer de toren is afgebroken, is niet exact bekend, maar in 1825 mag Cornelis de Graaf stenen van de toren gebruiken voor de bouw van zijn huis bij het kerkhof. Nu is er van de hoge, vierkante toren niets meer te zien. Behalve een kasteel en kerk, bezat Westkerke ook een molen. Aanvan kelijk was dit waarschijnlijk een getijdewatermolen die later plaats maakte voor een standerdmolen op de St.Adriaansdijk tegenover de Westkerkseweg. In 1574 hadden de molenaars Pier en Roel ruzie. De onenigheid tussen de twee ging over wie de 'gouden kroon' (waarschijn lijk een versiering) bovenop de molen moest betalen. De molen te Westkerke verdween doordat die van Scherpenisse gemakkelijker bereikbaar was voor de afnemers in dit dorp. Daar waren ook de bakkers gevestigd. Daarnaast speelde mee dat de Scherpenissenaren maalplicht hadden. Dat wil zeggen dat ze hun graan alleen op de molens van hun heer mochten laten malen. In 1681 verbood het bestuur van Scherpenis se de Westkerkse molenaar Pieter van de Marct om zijn meel te verko pen in Scherpenisse. Zijn molen was in 1737 al helemaal vervallen en onbruikbaar. Halverwege de negentiende eeuw telde de voormalige heerlijkheid Westkerke 37 huizen met 240 inwo ners. Deze waren op twee Katholie ken na allemaal Hervormd. Het dorpje zelf telde twaalf huizen en 70 inwoners. Aan de dorpsstraat lagen negen woningen. Aan de noorkant van deze straat stond vroeger de kerk. Een school was er in de twee de helft van de negentiende eeuw al niet meer. Die heeft er voor die tijd wel gestaan. Dit gebouw moest door de schoolmeester worden gehuurd, maar daarvoor ontving hij dan ook een riant salaris. Het schooltje was een pand dat uit één vertrek bestond en het was gedekt met stro. In 1836 scheurden de muren onder het geweld van een storm. Om te voor komen dat dieven aan de haal zou den gaan met bouwmateriaal, werd het gebouw voor afbraak verkocht. Het gemeentebestuur vergaderde over hoe het nu verder moest. Hoe wel een aantal raadsleden het er moeilijk mee had, werd besloten om geen nieuwe school te bouwen. Men vond het beter om dan maar een extra leerkracht in Scherpenisse aan te stellen. Dit dorp was volgens het gemeentebestuur met een kwartier lopen 'gemakkelijk bereikbaar' zowel in de zomer als in de winter. Deze steen, uit de tuin van J.W. Heijboer, zou volgens zijn eigenaar afkomstig zijn uit de kerk van Westkerke. Hij bezit ook nog een sier- steen die van een pilaar afkomstig zou zijn. Toen hij in 1944 in Bergen op Zoom geëvacueerd was, deed de Vosse- meerder al wat eenvoudig verzets werk. "Krantjes verspreiden", zegt hij. In de loop van dat jaar werd het hem daar te heet onder de voeten en Niemantsverdriet dook, met twee anderen, onder in zijn geboortehuis aan de Raadhuisstraat. "Het dorp was nog verlaten, maar ons huis staat wat hoger en was al droog." Nadat Tholen bevrijd was, meldde hij zich voor de OD (Ordedienst). Met een aantal dorpsgenoten liep hij wacht op de zeedijk als lid van de bewakingstroepen van de Binnen landse Strijdkrachten. In februari 1945 werd, als onderdeel van de Nederlandse landmacht, het bataljon 11-14 RI opgericht. Een groot deel van de bewakingstroepen en de rest vrijwilligers meldden zich voor dit legeronderdeel, dat als Bataljon Zeeland bekend is geworden. Ook Niemantsverdriet sloot zich aan bij het bataljon, dat in maart voor een opleiding naar Frankrijk ver trok. "Je was gedreven, kwaad op de Duitsers en wilde helpen bij de bevrijding van Nederland en Euro pa." Het bataljon was vanaf april achtereenvolgens gelegerd bij Ant werpen, in Oost-Zeeuws-Vlaande- ren, het Rijnland en in Noord-Hol land. Via Engeland - waar de man nen werden toegerust voor de tropen - ging men scheep naar Nederlands- Indië. Daar moest een zogenaamde expeditionaire macht komen, omdat er na beëindiging van de Japanse bezetting nauwelijks Nederlandse soldaten in het land aanwezig waren. "We arriveerden er eind 1945, maar mochten niet aan land. Dat was een politieke kwestie, die ertoe leidde dat we teruggingen naar Malakka en pas begin 1946 op Java aankwamen", vertelt de nu 69-jarige Niemantsverdriet. Hij bracht op zowel Java als Sumatra een jaar door, was inmiddels korporaal, en kwam in februari 1948 met de Johan van Oldenbarnevelt terug in Neder land. Zeven jaar geleden was Niemants verdriet terug in Indonesië. "Niet omdat ik er, zoals sommigen, iets zocht. Ik heb er destijds mijn werk gedaan en dan is het over." De plaats Medan (op Sumatra) was na al die jaren nauwelijks veranderd, maar de grote steden zijn onherkenbaar geworden, vertelt de Vossemeerder. Het mobilisatie-oorlogskruis is niet de eerste onderscheiding die Nie mantsverdriet krijgt. Het kruis is bedoeld voor oud-militairen en Nederlanders die tussen 30 augustus 1939 en september 1945 dienst deden aan boord van een zeeschip of vliegtuig en het Nederlands belang dienden. Maar ook voor Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog militair werk hebben gedaan in het belang van het land. Algemeen criterium is verder dat ze in alle opzichten een goede plichtsbetrachting en een goed gedrag hebben getoond. Vol gens de Zeeuwse sociaal comman dant oud-strijders W. Eleveld komen 900 tot 1000 Zeeuwen voor de onderscheiding in aanmerking. Hij vindt het een minpunt dat men sen dit soort onderscheidingen perse zelf moeten aanvragen. Niemants verdriet ontving eerder het ereteken Orde en Vrede, alsmede spelden van Vossemeerder J.J. Niemantsverdriet draagt - het meest links - het mobilisatie-oorlogskruis. de Ordedienst en de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij is lid van de bond van wapen broeders en als zodanig, vaak samen met G. de Kok uit Tholen, regelma tig aanwezig bij herdenkingen van gevallenen. Bijvoorbeeld in Steen bergen en Willemstad. Vijftig jaar lang is Niemantsverdriet al bevriend met een Engelsman uit Coventry, die met de bevrijding ook in Tholen was. "Een keer of twee per jaar komt hij naar hier of gaan wij naar Enge land. En vorig najaar liepen we samen mee in het défilé bij de her denking van de bevrijding van Ber gen op Zoom", aldus de Vossemeer- se oorlogsveteraan. De gerenommeerde LIJSTENMAKER 'eeuwen voor het mm eiland Tholen Molenstraat 13, tel./fax: 01666-4041 4695 CK Sint-Maartensdijk De stichting Kinderwerk Timotheüs organiseert in oktober een cursus voor mensen die actief zijn in kin derwerk, clubs, zondagsscholen en het christelijk onderwijs. De cursus omvat acht woensdagavonden en begint op 3 oktober in het gebouw van de Christengemeente aan de Simon Lindhoutstraat in Tholen. Onderwerpen van de cursus zijn ondermeer voorbereiding van een vertelling,- bijbellezen, onderling contact van de leiding, zangleiding en zingen, christelijke pedagogiek en discipline, bidden en kind en keu ze. Men kan zich tot 25 augustus opgeven op tel. 01677-3266.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1995 | | pagina 9