Als je de mossels zo vaak opvist, ga je ze op den duur kennen Praktisch nieuwbouw Thoolse mosselvisser De Jonge gestopt na bijna vijftig jaar: DONDERDAG 17 NOVEMBER SPECIALE EDITIE EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 39 JUBILEUMNUMMER DE THOOLSE COURANT JUBILEUMNUMMER 1944 1994 DE THOOLSE COURANT 1944 1994 ~T~*\ egelmatig vaart hij nog mee op de Vier L. V Gebroeders, de mos- selkotter TH48. Is hij thuis in de Burgemeester van Berchemstraat in Tholen dan houdt hij telefonisch contact met de Waddenzee waar zijn opvolgers op de mosselen vissen. De 66-jari ge W.J. de Jonge is grootge bracht tussen de mosselen, maar ook groot geworden door de mosselen. Samen met S.L. Schot vertegenwoor digt de familie De Jonge de mossel sector op Tholen. Een door de jaren heen uitgedund gezelschap, maar met een grote omzet. Want de Thoolse mosselkotters behoren niet tot de kleinste schepen onder de 88 Neder landse kwekers. Als De Jonge vertelt over deze van ouds bekende beroepstak op Tholen, is de TH48 actief op de Waddenzee om zaad op te vissen. Dit zaad is vol gens De Jonge te vergelijken met hele kleine bruine boontjes. "Nee, nog iets kleiner,' verbetert hij zichzelf. Over vleesgewicht, zeesterren, moe der natuur en de toekomst van de mos selvisserij. De Jonge heeft afgelopen zomer een punt gezet achter zijn actieve leven als 'mosselaar'. Na bijna vijftig jaar laat hij het werk op de Waddenzee en de Oosterschelde over aan zijn 28-jarige zoon Huub en diens compagnon Adri Comelisse (40), maar hij stapt wel regelmatig aan boord omdat het vaten hejn in het bloed zit. Tenslotte komt hij uit een vissersgeslacht. Daarnaast blijft hij als lid van Zevibel (vereni ging tot bevordering der Zeeuwse vis- serijbelangen) voor de mosselsector zijn mondje roeren, al is De Jonge niet de man die voorop loopt om overal zijn mening te verkondigen. Voor zichtig en bescheiden, maar met grote kennis van zaken, legt hij uit wat er allemaal bij komt kijken voordat een pan met mosselen dampend op tafel staat. Het uitzaaien van de kleine mosselen is eind september/begin oktober in volle gang. Het gebeurt voornamelijk op de Waddenzee, in mindere mate op de Oosterschelde. De vissers hebben van het ministerie van landbouw, natuurbeheer en visserij drie weken gekregen om het zaad op te vissen. Dan moeten die percelen weer met rust gelaten worden. Van het totale areaal aan zaad is dertig procent bestemd voor de mosselvissers. "Zeventig procent is, in voedselarme jaren, voor de vogels. Het is een beet je vreemd maar we kunnen er mee leven. Het is voldoende." Opzichters De Jonge tipt hier meteen de verschil lende belangen aan die op de Wad denzee en in de Oosterschelde een rol spelen: visserij en natuur. De visserij is er aan regels gebonden: "Het zaad op het wad wordt geïnventariseerd. Opzichters (van Rivo en aangewezen kwekers) maken vanuit vliegtuigen foto's en kunnen bepalen hoeveel zaad er ligt." Maar hoeveel zaad er 'valt' is volgens De Jonge altijd maar afwachten. In mei en juni scheidt de volwassen mos sel een soort 'melk' uit dat een tijdje in het oppervlaktewater zweeft. "Al naar gelang de larven rijpen zakken ze naar de bodem en komen, afhankelijk van de bodemgesteldheid en de tempera tuur, tot ontwikkeling." In juli en augustus kunnen ze zich vastzetten op onder meer weerboompjes die op de bodem groeien. "Door een vergroot glas kun je het zaad zien, net spelde- knopjes. Of er genoeg valt is afwach ten. Ik zit mijn hele leven in de mosse len, maar weten doe je het nooit. Het zijn natuurlijke processen." Een mossel die zaad moet produceren, bereidt zich daar al op voor vanaf januari. "Dan gaat hij van lieverlee wat afbouwen totdat hij zijn zaad heeft afgezet. Half juni begint hij nieuw vlees aan te maken. Binnen zes tot acht weken is hij dan geschikt voor consumptie. Dan spreek je over vroe ge mossels, die groeien op percelen met een goede bodemgesteldheid." Maar het kan wel eens voorkomen dat er een paar jaar geen zaadval plaats vindt. Hoe dat komt weet de mossel visser niet, maar ook de biologen staan volgens hem voor een raadsel. "Zij hebben gezegd dat er te weinig mosselmoeders waren, maar nu we bezig zijn blijkt dat er wel heel veel zaad is." De 88 kwekers die een vergunning hebben gekregen om mosselen te vis sen mogen in totaal 300.000 ton zaad uit de Waddenzee opvissen. Dat are aal wordt verdeeld aan de hand van de door het bedrijf geleverde hoeveel heid mosselen over de afgelopen 35 jaar. Ieder bedrijf heeft recht op een bepaald percentage. "De kleintjes kre gen eerst maar 0,3 procent, maar dat is opgetrokken tot een half procent om alle kikkers in de karre te kriege. En te houden." De visserij op mosselen was tot 1825 vrij. Niemand bezat percelen en de visser kon kweken en bewaren waar hij wou. Dat leidde tot onenigheid tus sen de vissers onderling en met vissers van buiten het gebied. De mosselvis sers kregen percelen toegewezen, van af 1870 werden de percelen verpacht. Van een vrije visserij is geen sprake meer. 'Toen kon je dag en nacht vis- De mosselkotter bestaat ook in het klein. Bij De Jonge thuis staat de TH48 in de huiskamer. sen. Dat was een sport. Nu komt er een opzichter aan boord. Iedereen weet waar hij aan toe is en je krijgt voldoende tijd om het op te vissen. Dat zijn pluspunten van het feit dat het in banen is geleid." Zwarte goud Het weekdier (de mytilus edulis) dat uit moet groeien tot het zwarte goud is tweeslachtig. Dat wil zeggen dat het een tijdje mannelijk en een tijdje vrou welijk is. Het voedt zich met plankton. De dieren houden zich aan de bodem vast met (byssus)draden. Volgens De Jonge doet de mossel niets anders dan het water filteren. Het afval laat het dier onder zich vallen. Het hoopt zich op tot ruggen van zwarte zachte slik. Tussen zaad en comsumptiemossel zit 2 tot 3 jaar. "Maar", zo tekent De Jon ge aan, "de meeste mossels zijn twee jaar als ze in de handel terecht komen. Aan mossels van drie jaar zitten risi co's. In de Waddenzee zit je met een hoop instabiele grond. Met storm raak je ze zo kwijt. Relatief brengen ze meer op, maar het kan gebeuren dat ze radicaal wegstormen." Vergeleken bij de Waddenzee is de Oosterschelde een kalm binnenzeetje. In het noorden komen meer stormen voor. Bovendien zijn ze volgens De Jonge heviger. De mosselvisserij is volgens hem nog het best te vergelijken met een boeren bedrijf. Zoals boeren beschikken over een oppervlakte landbouwgrond in een bepaalde polder, zo zijn er mos selkwekers met percelen verdeeld in districten. Er is zaadzaaigrond, perce len waar het zaad op uitgezet wordt, halfwasgrond waar de mosselen na een jaar (halfwas) opgevist worden om naar consumptiegrond gebracht te worden waar ze dan weer opgevist worden voor de handel. Het schelpdier verkast daarom nog al eens. Drie tot vier keer wisselt het dier van ondergrond. Steeds wordt de mossel aan boord gebracht van de Vier Gebroeders. "Op den duur ga je ze kennen, kun je wel zeggen." Is een mossel naar een ander perceel gebracht, dan wordt de grond schoon gemaakt. De laag slik die zich onder de mosselen heeft gevormd wordt weggeschraapt. Volgens De Jonge moet de grond 'uitermate' schoon gehouden worden. "Anders krijg je sterfteverlies als er mossels in de slik komen te liggen." Nat pakhuis De drukste maanden zijn die wanneer de mosselen voor consumptie geschikt zijn. Dan varen de schepen af en aan naar de Oosterschelde om de mosselen op de zogenaamde verwa terplaatsen van de handelaren te depo neren, op de Yerseksche bank nadat ze in de veiling verkocht zijn. "Die bank is een nat pakhuis. Je zaait de mossels tussen de bakens uit naar gelang de handelaar besteld heeft. Er moet steeds voorraad geleverd wor den. Er moet een garantie zijn voor voldoende aanbod want de consu ment, dus de handel, vraagt erom. De handelaar vist ze zelf weer op." Dat gebeurt een paar weken later, als De TH48 Vier Gebroeders is als kotter gebouwd in 1936 bij Van der Windt in Vlaardingen. In de loop der jaren is het schip verbreed en verlengd. Was de TH48 58jaar geleden 4.65 meter breed, nu is het schip 8.65 meter breed. De Vier Gebroeders is ook ongeveer 18 meter langer geworden en meet nu bijna 40 meter. Van de oorspronkelij ke kotter is bijna niets meer terug te vinden. De laatste maal dat het schip onder handen is genomen was in 1989. "Het is praktisch nieuwbouw", zegt Huub de Jonge,"we zijn toen van 700 naar 1400 mosselton gegaan, de mees te kotters kunnen 1200mosselton vervoeren." De TH48 is uitgerust met twee motoren van 365 Pk. Voor een beter rendement zouden volgens de Jonge motoren met een groter vermogen beter zijn, maar de geringe diepgang van de platbodem f nodig om op hoge mosselban- ken te vissenlaat dal niet toe. Het schip is uitgerust met de modernste electronische apparatuur, zoals een rivier en een zeeradar, telefoon, marifoon en een plotter waarmee de bemanning de diepte kan meten van hun visgebie- den. de mossel weer volledig op kracht is na de tocht van de Waddenzee naar de Oosterschelde. "De mossel heeft stress gekregen en moet tot rust komen. Het vuil spuwt hij hier uit, want er zit veel zand in uit de Waddenzee. Het mooie is dat de Oosterschelde daar geschikt voor is." Het verwateren vindt plaats op de oude veenlagen ten oosten van Yerseke, die duizenden jaren geleden gevormd zijn. Ze vormen een harde ondergrond waar de mossel gemakke lijk zand en slib kwijt kan raken. De TH48 is een grote mosselkotter, goed voor 1500 mosselton (een mos selton is 100 kilo) onder de luiken. Het schip is sinds maart 1989 in de vaart en heeft vier netten of korren. Aan de zijkanten zitten onderaan het ruim zogenaamde poortgaten waar de mos sels uitgespoten worden. De Jonge kan het laten zien, omdat de boot op schaal op de televisie staat, nage bouwd door zijn zoon. De kotter heeft met zijn platte bodem een geringe diepgang, leeg 85 tot 90 centimeter. De Vier Gebroeders is De Jonges tweede schip. De Vier Gebroeders is de naam die zijn vader en diens drie broers eraan gaven. De Jonge wil dat zo houden. De tocht naar het noorden gaat via de Noordzee of over de rivieren en kana len en het IJsselmeer: Krammer, Vol kerak, Dordtse Kil, Noord en Lek om bij Vreeswijk het Amsterdam-Rijnka naal op te gaan. In Amsterdam komt de kotter via de sluis op het Marker meer en vaart naar Enkhuizen, om via het IJsselmeer het laatste stuk naar Den Oever af te leggen. "Als het goed weer is gaan we buiten om. Dat is veel korter. Je hoeft ner gens te wachten voor een sluisje. En je hebt meer ruimte en bent vier tot vijf uur korter onderweg. Bij veel zeegang ga je automatisch binnendoor. We hebben ook maar een beperkt certifi caat om via de Noordzee te varen van wege die platte bodem." Ligt de TH48 aan de zoete steiger in Tholen en laat het weer het toe om over de Noordzee te gaan, dan gaat de tocht via het Schelde-Rijnkanaal, het Zoommeer en het Haringvliet naar Stellendam om daar het ruime sop langs de kust te kiezen. Flinke deuk Wil een mosselbedrijf goed renderen dan is de stabiliteit van de grond vol gens de mosselaar een belangrijke voorwaarde. Van de percelen in de Oosterschelde is de visser er vrijwel zeker van dat stormen geen of minder invloed hebben dan in de Waddenzee. Ook een kwestie van wanneer ver plaats je de mosselen tijdens hun groei De bemanning van de TH48, vlnr: Huub de Jonge, Rien Vroegop en Adrie Cornelisse. om risico's zo klein mogelijk te hou den. De percelen in de Waddenzee bevin den zich van Texel tot halverwege Terschelling. De grootste percelen zijn er 800 bij 200 meter, in de Ooster schelde zijn die beduidend kleiner: 300 bij 150 meter. De Jonge heeft nooit overwogen naar het noorden te verhuizen. Dat is vol gens hem ook helemaal niet nodig omdat elke partij mosselen in Yerseke geveild moet worden. Hij herinnert zich de tijd dat de mos selcultuur uit Tholen verdwijnen moest omdat er een bepaalde besmet ting opgetreden was. 'Toen is alles naar Yerseke gegaan en heeft de mos selvisserij hier een flinke deuk gekre gen. De handel is geheel verplaatst. Er stonden wel vier grote loodsen aan de haven. De hele winter waren daarin mensen aan het werk." Voor 1950 kwam De Jonge ook wel eens op de Waddenzee om zaad te halen, maar de Thoolse mosselvissers concentreerden zich op de Ooster schelde en de Grevelingen. "Na 1950 is er veel veranderd. Door een parasiet is hier alles dood gegaan, maar is de mossel in de Waddenzee blijven leven. We hebben toen compensatie- gronden gekregen in de Waddenzee." Door de afsluiting van de Grevelingen viel ook een belangrijk terrein voor de mosselaars weg. En dan was er de mogelijke sluiting van de Ooster schelde. De zeearm zou dicht gaan na de ramp van 1953, zo was in het Del taplan bepaald. Dat ging door protest van de vissers en milieu-actiegroepen echter niet door. "Gelukkig is die open gebleven, anders was het hier hele maal afgelopen. Voor de mosselcul tuur is het een groot pluspunt geweest." De aanleg van het Schelde-Rijnkanaal betekende het einde van Tholen als getijdehaven. De sluis in de Oester- dam bij het Bergsche Diep werd zo klein gemaakt, dat het voor schepen als de TH48 onmogelijk was er door heen te varen. De schepen liggen meestal in de zoute insteekhaven aan de Oosterscheldekant van de Oester- dam, maar De Jonge beschikt ook over een eigen steiger aan de Contr* Escarpe in Tholen. Lekkernij De mosselteelt kent ook bedreigingen uit de natuur zelf. De Jonge noemt de eidereenden die zich in de Waddenzee te goed doen aan de mosselen. "Die vreten ontzettend veel op. De biolo gen zeggen dat ze in aantal afnemen, maar wij hebben ook wel eens tellin gen laten uitvoeren en dan blijkt dat het best meevalt. Maar wij zullen dat niet makkelijk winnen." Ook de zeesterren beschouwen de mosselen als een lekkernij. "Dat kan echt een plaag worden. Die moet je er af zien te vissen. Om de twee of drie weken moet dat gebeuren. Dat is heel belangrijk." Een behandeling met zoet water helpt volgens De Jonge goed. "Je laat de mossels in het ruim zes uur onder zoet water staan. De mossel ondervindt daar geen enkel schadelijk gevolg van, want die sluit zich direct." Dat de mosselvisser volledig van de natuur afhankelijk is, illusteert De Jonge met het volgende: "Drie jaar geleden was er in de Oosterschelde en de Waddenzee geen mossel te vinden. We hebben ze toen uit Duitsland laten komen, kleine halfwasjes. Dat zijn natuurlijke omstandigheden. De bio logen weten ook niet hoe dat kwam." Ook meeuwen kunnen voor overlast zorgen. Zo werd er vorig jaar een ver hoogde concentratie colibacteriën aangetroffen op enkele mosselverwa- terpercelen van handelaren in Yerse ke. Veroorzaakt door de uitwerpselen van meeuwen die daar in groten geta le waren neergestreken om zeesterren te eten die tussen de mosselen zitten. Voor de consument had het geen gevolgen, maar kwekers en handela ren moesten de zeesterren wel hand matig laten verwijderen om erger te voorkomen. Later werd bepaald dat de mossels alleen op percelen gestort mogen worden die de hele dag onder water blijven staan. Verwarrend Het eten van mosselen is toegenomen. Althans wat ons land betreft. Volgens De Jonge kiest de Nederlander de laat ste jaren vaker voor een mosselge recht. Vorig jaar spraken deskundigen van een verdrievoudiging ten opzichte van 1992. België is nog steeds de grootste afnemer. Het aandeel van Frankrijk neemt af. Onze zuiderburen willen grote mosse len. Aan die wens proberen de mos selvissers ook te voldoen. "Er zijn kwekers die op bepaalde percelen een driejarige mossel laten groeien." Die grote mosselen krijgen in de handel speciale namen zoals super, jumbo of turbo, maar volgens De Jonge werkt dat een beetje verwarrend. "De consu ment ziet op den duur door de bomen het bos niet meer." Het produktschap voor vis en vispro- dukten doet er volgens De Jonge alles aan om het produkt in binnen- en bui tenland te promoten. De consument is immers gebaat bij een goed produkt. Vooral in de mosselsector kan er snel roet in het eten komen wanneer iemand door het eten van mosselen ziek wordt. "Als er één ziek wordt, dan lijdt heel de sector eronder. Daarom is de controle ook zo streng. Er worden voortdurend monsters genomen. De sector is daar heel alert op. Alle mon sters worden onderzocht door het rijksinstituut voor visserijondenzoek." De Jonge benadrukt dat de hele mos selvisserij 'goed geleid' wordt. Van een 'wilde visserij' is volgens hem absoluut geen sprake. "De mossel zit behoorlijk in de lift. Kijk maar eens naar de restaurants en hotels waar mossels op het menu staan. Vroeger was dat vooral Limburg, maar je vindt het nu ook in de oostelijk provincies." Uitschieter Om de belangen van de vissers te behartigen is De Jonge al meer dan 25 jaar lid van de mosseladviescommis sie van het produktschap. In het pro duktschap stemmen kwekers en han delaren de belangen op elkaar af. Vol gens De Jonge zijn de wensen van de mosselkwekers altijd gehonoreerd. Het mosselkantoor, waar één Thole- naar werkt, verhuisde in september van Bergen op Zoom naar Yerseke. De prijzen van de mosselen kunnen per partij ver uiteenlopen. "Het is erg afhankelijk van de grootte en het vleesgewicht. De beste prijzen wor den in het begin van het seizoen gemaakt. Dan staat alles te wachten. Op dat moment moet je het geluk heb ben om een goede kwaliteit mossel aan te voeren." Dat de TH48 het goed doet, blijkt uit de berichten in de Zierikzeesche Nieuwsbode die wekelijks de veiling in Yerseke bijhoudt. Zo schrijft de krant op vrijdag 6 augustus 1993 over de mosselen van de TH48 die in de Hammen bij de monding van de Oos terschelde zijn gevist. Het vleesge wicht ligt het hoogste van alle in die week uit de Oosterschelde aangevoer de mosselen, namelijk 26,9 kilo ter wijl anderen 25,3 en 19,8 noteerden. 'Uitschieter bleek de vracht van de TH48, gevist in de Hammen, met een stukstal van 110 en een vleesgewicht van 26,9 kilo. Prins en Dingemanse tastte hiervoor extra diep in de buidel.' De drukke periode betekent voor de mosselvissers dat ze dag en nacht in de weer zijn. "Behalve op zondag, want dan varen we niet." Over een jaar uitgerekend komt een mosselvisser volgens De Jonge wel uit op een 40- urige werkweek, want in de winter ligt het werk een tot twee maanden stil. Volgens De Jonge zijn de natuurlijke invloed, de aard van de percelen en de ervaringen van de kweker doorslagge vend voor het welslagen van zijn onderneming. "Maar als iets drie jaar achtereen goed is gegaan, wil dat niet zeggen dat het het daaropvolgende jaar ook goed zal gaan. Elk seizoen is apart." De toekomst van de mosselkwekerij ziet er volgens De Jonge goed uit. Wel zal de sector pogingen ondernemen om terrein te winnen in voor de visse rij afgesloten gebieden in de Wadden zee. "Het zal, zoals het nu is met beperking wat natuur betreft, wel ongeveer zo blijven. Je moet aan de ene kant de natuur mee hebben en aan de andere kant mogen de natuurbe schermers niet alles winnen. Dan zit er redelijk perspectief in." Op de TH48 werken drie man. Met De Jonge sr. vier "Ik ben wel opgehou den, maar volgende week ga ik weer mee. Ik vind het nog altijd leuk." 1

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1994 | | pagina 63