Van zilverjuun 'de put' van het schip in Op grööteman's kak'uus wille zitte Van Franse rover Cartouche naar het Zeeuwse 'kardoes' Wim Stoutjesdijk uit Sint-Annaland pendelt al 34 jaar naar de haven ■Mill DONDERDAG 17 NOVEMBER SPECIALE EDITIE EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 29 JUBILEUMNUMMER 1944 1994 DE THOOLSE COURANT JUBILEUMNUMMER 1944 1994 DE THOOLSE COURANT Al vierendertig jaar pendelt Wim Stoutjes- dijk (52naar de haven van Rotterdam. In die tijd heeft hij alle ontwikke lingen in de werkomstan digheden van de haven - speerpunt van de Neder landse economie - meege maakt. Van zwaar en vaak ook vies sjouwwerk in de jaren zestig tot aan het sterk gemechaniseerde en zeer verantwoordelijke werk van nu waarbij vuile handen nauwelijks meer voorko men. Terugkijkend zal je Wim Stoutjesdijk niet horen klagen dat hij zijn brood buiten het 'eiland' moest gaan verdie nen. Hij is best tevreden over zijn hui dige functie van terminaltrekker- chauffeur in dienst van de SHB, de havenwerkerspool, die hem meestal te werk stelt bij het containeroverslag bedrijf ECT, de grootste en modernste onderneming van de Rotterdamse haven. Hij werkt nu in een vijfploegensys- teem met een gemiddelde werkweek van 32,5 uur. Een nadeel daarvan is dat hij in dit volcontinu-systeem één keer in de vijf weken 'de late nacht' moet draaien en dat hij vaak ook maar één keer in de vier of vijf weekenden geheel vrij is. "Dat is vervelend. Ik deed veel aan sport en voetballen. Ik ben zelfs KNVB-scheidsrechter geweest. Maar in volcontinu-dienst kun je dat wel schudden, ik ben prak tisch altijd in het weekeinde de klos." Tegenover deze nadelen staat echter wel het voordeel van een behoorlijk inkomen, want de containeroverslag in de haven van Rotterdam behoort tot de bestbetaalde bedrijfssectoren van ons land. Wim krijgt binnenkort trouwens een opleiding tot FTF- chauffeur. Dan mag hij met container treintjes van elk tien containers gaan rijden. Zilverjuun Beginjaren zestig kwam Stoutjesdijk - hij woonde toen nog bij zijn ouders Terminaltrekker-chauffeur Wim Stoutjesdijk krijgt nu een opleiding, waarna hij met 'treintjes' met tien containers over de terreinen van ECT mag gaan rijden. thuis in Sint-Maartensdijk; thans woont hij in Sint-Annaland - met de haven in aanraking. "Mijn oudste broer werkte daar al vanaf 1957. Ik zat zelf met mijn vader in de 'zilverjuun'. Dat was voornamelijk seizoenwerk en door de herverkaveling kregen we steeds minder te doen. Wat doe je dan? Je gaat met je broer mee, want in de haven was er altijd wel werk en je kon er ook meer verdienen. Het ging vanzelf." In die tijd was Wim trouwens niet de enige. Met de voortgaande mechani satie in de landbouw liep in deze tradi tionele Thoolse economische basis sector de werkgelegenheid hard terug. En de Rotterdamse haven, die toen zijn sterkste groei doormaakte, kon nog volop handkracht gebruiken. En zeker de pendelaars uit Tholen - door de brutale Rotterdamse havenarbei ders werden ze 'de boeren' genoemd - hadden toen bij de "havenbaronnen' (werkgevers) een zeer goede naam: zij werkten degelijk en keihard, zeurden niet en waren een stuk minder actiebe- reid dan een groot aantal klassestrijd voerende 'communisten' uit de stad die de haven als 'sociaal broeinest' zagen. In die tijd reden elke werkdag nog vijf autobussen, elk met veertig tot vijftig man, vanuit Tholen naar de Rotter damse haven. Wim Stoutjesdijk: "We moesten toen nog helemaal via Breda naar Rotterdam rijden. Elke dag dus 2,5 uur heen en 2,5 uur terug. In de haven begon je met het zwaarste en eenvoudigste werk: in de 'put' dus, het ruim van het schip in. Daar moest je balen, vaten, en talloze andere stuk goederen naar de hijs toe sjouwen zodat ze uit het schip konden worden gehesen. En zo hard mogelijk werken natuurlijk. Er was nog volop hand werk. Ik heb heel wat baaltjes van 30 tot 35 kilo moeten versjouwen. Strot "Van alles heb ik gedaan. Ik heb tot mijn strot in de balen met asbest gestaan. Niemand maakte zich daar over toen nog druk. In de sinaasap pels, in de balen koffie, bevroren vlees, dat je op je schouders moest nemen, grote trossen bananen van 70 kilo, en stinkende gedroogde kadavers die als veevoeder en voor voedsel voor dierentuinen in de haven werden aangevoerd. Zwaar werk was ook 'op stroom' werken, schepen die aan de boeien in de Waalhaven of Maasha ven lagen, waarvan de lading - bij voorbeeld kunstmest, stutten of palen - werd overgeladen in binnensche pen." Vanaf beginjaren zeventig liep het 'klassieke stukgoed' echter sterk terug door de invoering van de containers, waardoor het hand- en sjouwwerk ook steeds minder werd in de haven, als mede de werkgelegenheid. De auto bussen met pendelaars van Tholen zijn inmiddels teruggebracht tot een paar busjes en personenauto's. Wim Stoutjesdijk rijdt nu in een Golfje van de SHB met twee of drie collega's naar Rotterdam. Twee jaar geleden werd hij terminaltrekker-chauffeur voor het verplaatsen van containers op de terreinen van ECT/Unitcentre. 'Vroeger kwam je doodmoe en smerig thuis. Nu is het heel anders. Je moet geweldig attent wezen dat je geen schade maakt want je gaat met voer tuigen en containers om die soms mil joenen waard zijn. Het werk op zich zelf is natuurlijk wel een stuk beter geworden. De mentaliteit is echter ook veranderd. Vroeger vormde je als havenploeg één groep. Je had veel meer voor elkaar over. Als er iemand naar onze mening ten onrechte slecht werd behandeld, dan ging je met z'n allen de poort uit tot de zaak was rechtgezet. We zijn nu allemaal individuelen geworden. Echte havenarbeiders, mensen die in de haven zijn opge groeid, kom je bij ECT ook niet meer zo tegen. Gezegd wordt dat het nu melkboeren, bakkers en vrachtwagen chauffeurs zijn die er komen werken. Vroeger in het klassieke stukgoed werd er tijdens het werk ook wel eens een behoorlijk slokje gedronken. Drank is nu met al die verantwoorde lijkheden uiteraard volstrekt verbo den. Als je daarop betrapt wordt, kun je gelijk vertrekken." Klassestrijd Alle grote havenstakingen (vooral die van 1971 en 1979 zijn in de sociaal- economische geschiedenis van ons land 'beroemd' geworden) heeft Wim Stoutjesdijk meegemaakt. In de haven liepen ook veel 'revolutionairen' rond, vaak politiek gemotiveerde studenten (marxisten-leninisten) die een studie opgaven om in de havens en in de industrie de klassestrijd te prediken. "Dat soort figuren zie je nu nauwelijks meer. Bij de SHB lopen er nog een paar rond, maar ze krijgen nauwelijks een voet aan de grond. Wij van Tholen waren vroeger over het algemeen veel gematigder. Wij wilden nooit zo graag staken, tenzij onze vakbond dat echt noodzakelijk vond. Maar er zijn wilde stakingen geweest, zoals die van 1979, die door die harde jongens wer den georganiseerd. Die staking heb ben we ook compleet verloren. Wij wilden eigenlijk niet meedoen, maar we moesten wel, want als je dan tegen de zin van die Rotterdammers in zou gaan werken, dan werd je behoorlijk bedreigd." TT Tal herinner ik me 1/1/ van mijn verblijf F F in Oud-Vosse- meer? Niets en dat ligt voor de hand. Ik werd er geboren in 1943 in de Voorstraat. Een laag, mooi huis. Mijn moeder baarde mij in de bedstee. Een goed jaar later moesten we evacueren, want het eiland werd onder water gezet. Waarom we juist naar Bergen op Zoom en niet naar Roosendaal of Steenbergen vertrokken is me nooit helemaal duidelijk geworden. Misschien omdat mijn vader - hij was bakker - daar een winkel kon betrekken om zijn nering voort te zetten. Die eerste 11/2 jaar van mijn leven heb ben geen sporen van Oud-Vossemeer in mijn geest nagelaten. De fietstoch ten die we later vanuit Bergen op Zoom naar mijn geboortedorp maak ten wel. Ze zijn onuitwisbaar. Wat je in je jongste jeugd meemaakt, graaft zich het diepst je hersenen in. Langs de Halsterseweg reden we (tot mijn 7de zat ik bij mijn moeder ach terop; later hobbelde ik op mijn kleine fietsje zelf trappend naast haar voort) en bij de uitspanning Vogelenzang volgden we, scherp naar links gaande, de weg naar Zeeland. De bomen ston den er schuin, door altijd maar die wind uit dezelfde richting. Het hoog tepunt van de tocht was het moment dat je de brug over de Eendracht zag. Daarachter lag een andere wereld. Daar was Zeeland. Het landschap werd anders. Je reed over een smalle dijk en de mensen waren vriendelijk. Ze groetten met een half opgestoken hand. Uit hun mond klonk een kort 'bin je dèèr wéér1. Ook de taal was hier veranderd en die taal is me altijd bij gebleven. Oude-Tonge Hoewel? Is het wel de Vossemeerse taal die ik ken? Mijn vader kwam niet van Vossemeer: hij was van Oude- Tonge. Ook mijn moeder kwam er niet vandaan. Ze was zelfs helemaal geen Nederlandse. Als een van de vele vluchtelingetjes uit Oostenrijk was ze na de Eerste Wereldoorlog in Neder land blijven hangen. Ze groeide op op een grote hofstee in Den Bommel (Flakkee). In Vossemeer woonde latet nog zo'n vluchtelingetje, uit Honga rije, en omdat ze een lotgenote was van mijn moeder noemden we haai tante. Tant Juul. Het dialect dat mijn vader en moedei spraken zal dus niet zuiver Vosse- meers zijn geweest. Over de woorden die ik van hen heb overgenomen of die ik in Oud-Vossemeer heb gehoord, toen ik bij tante Juul of ome Toon of tante Jo was, wil ik hier schrijven. Om er helemaal zeker van te zijn dat ze niet toevallig uit Flakkee stammen of uit West-Brabant, heb ik er het 'Woordenboek der Zeeuwse Dialecten' van dr. Ha.C.M. Ghijsen (4de druk uit 1974) op nageslagen. (Als u dat woordenboek niet kent: het is het beste dialectwoordenboek uit het Nederlandse taalgebied. Alle Zeeuwse woorden en uitdrukkingen staan er in. Mocht u het willen bestel len: het boek is uitgegeven bij Van Goor Zonen in Den Haag. Het kost veel (f 150,-, dacht ik), maar dan hebt u ook een werk waar u avond aan avond in kunt lezen). Al de hier te behandelen woorden zijn volgens het Woordenboek op het eiland Tholen te horen, soms zelfs specifiek in Oud- Vossemeer. Ik vermeld elke keer de betekenis, de plaats waar het voor komt en zo nodig de herkomst. 1joosje (h)oosje) pik, de duivel, de boeman (Tholen). In Scherpenisse bedoelen ze met joosje pik vooral de boeman die, volgens het kindergeloof, in of achter de spiegel zit. Daar bestaat ook het versje: hoosje-pik zit achter de spiegel, as je d'r in kiekt, krieg j'n klap van z'n paerepööt paardepoot: de duivel wordt vaak voorgesteld met paardepoten in plaats van gewone benen). Op 't eiland bestaat ook oas- jepik-s'n-'eten voor paddestoelen. Die worden ook wel duivelsbrood genoemd. Joosje komt, hoe raar het ook klinkt, uit het Javaans. Daar werd het beeld van een Chinese godheid dejos genoemd, dat zelf weer is ontleend aan het Portugese deos 'god'. Pik duidt op het zwarte van de duivel. 2. Kaemer of kaomer, pronkkamer, beste kamer (Tholen). Men gebruikt kaemer tegenover d'n uzen, de huiska mer in de hofstee. Het Woordenboek geeft een mooi voorbeeldzinnetje. As Pie:r gae trouwe, dan gaen ons in de kaemer weune en 't joenge stel in d'n uzen. Daar waar je het merendeel van de tijd doorbracht, was je thuis en dat noemde je d'n uzen. De mooie kamer was gewoon kaemer. In Scherpenisse was 't kaemertje voor al het slaapkamertje boven de (melk)kelder, 't opkamertje'. 3. Kaert, kaart (briefkaart, speelkaart). In Sint-Maartensdijk kent men de uit drukking boven an de kaerte staen bie, zeer geliefd zijn bij; zeer in aanzien staan bij. 4. kak'uus, w.c., toilet. In Scherpenisse en Oud-Vossemeer bestaat de uitdruk king op grööteman's kak(h)uus wille zitte, de grote heer uit willen hangen. 5. hakje, kakje. In Scherpenisse kent men de uitdrukking ze (h)eit allied 'n kakje of'n pis je om weg te komme, ze heeft altijd een smoesje om er vandoor te gaan. Eigenlijk dus: ze zegt altijd dat ze moet poepen of plassen en dan smeert ze 'm. 6. kaonis, dijp, rond mandje om er vis in te bewaren (Oud-Vossemeer). De herkomst van het woord is niet bekend, maar waarschijnlijk komt het uit het Latijn. In een oud spreekwoor denboek uit 1870, van P.J. Harre- bomée, staat de zegswijze: hij deugt niet om mee uit visschen te gaan, want hij vreet het deeg op en schijt in het kanisje. 7. kardoes, in: 't is 'n bende van Jan Kardoes, een luidruchtige, onbehou wen troep, een kwajongenstroep; ook: een slordig, rommelig huishouden, een erge rommel (Sint-Annaland, Poortvliet). Jan Kardoes is de verbas tering van de naam Cartouche, een beruchte Franse rover die leefde van 1693 tot 1721In de jaren '60 is er een film over zijn roversactiviteiten gemaakt met Jean Paul Belmondo in de hoofdrol. 8. kardoesje, lievelingsnaam van een kind (Oud-Vossemeer, Scherpenisse). In Burgh komt 't versje voor Loureintjs Kardoesje, want eij'in je zak? 'n Flesje jenever in 'n pruumpje tabak. Kardoesje heeft waarschijnlijk niets te maken met de kardoes van hierboven (onder 6), hoe wel er veel woorden zijn die 'boef betekenen die je liefkozend kunt gebruiken. Denk maar aan boefje), schurk(je). Misschien is kar does de verkorting van kardoeshond, 'n soort van krulhond. 9. karre, kar. In: de kar kippe, een miskraam krijgen, met de bijgedachte dat er opzet in het spel is (Scherpenis se). Letterlijk betekent de kar kippe, de kar omstorten zodat de lading eruit op de grond terecht komt. 10. kar(re)bies, ker(re)bies, sluitmand voor boodschappen (Tholen, Oud- Vossemeer). Het woord is een verbas tering van het Franse cabas dat ook 'mandje' betekent. 11 .de (of't) kasboek, de folio-uitgave van de werken van Vader Cats, de zeer populaire volksdichter uit de 17de eeuw. Vroeger, tot ongeveer 1900, vormden, naast de Bijbel, de werken van Jacob Cats de enige lec tuur op het platteland. Volgens het Zeeuwse woordenboek is kasboek verouderd, maar ik weet zeker dat ik het oudere mensen op Tholen nog heb horen gebruiken. 12. kasjesvint, iemand die langs de deur kwam om iets te verkopen, mars kramer (Tholen, Sint-Annaland). Hij droeg een bak voor zijn buik waarin allerlei spulletjes lagen. Die bak fun geerde als kastje, als opbergruimte. 13. kattewasje, 'n zeer oppervlakkig wasje, zonder zeep, even handen onder de kraan, wat water er over en dan door het gezicht halen; een katte wasje vergt ongeveer 15 seconden (Tholen). Als je een kat zich z'n poot je ziet likken om dat vervolgens over z'n gezicht te bewegen, dan weet je precies waar kattewasje vandaan komt. Alleen: de kat kan er uren over doen. Tot aan de evacuatie had Hans Heestermans' vader een bakkerij in dit pandje op de hoek van de Voorstraat en de Ring in Oud-Vossemeer. Naderhand verkocht de familie Nelisse er groente en fruit. Tot voor kort dacht ik altijd dat katte wasje over heel Nederland bekend was. Dat bleek niet waar te zijn. Een kleine enquête onder mijn collega's van het Woordenboek der Nederland- sche Taal leerde me dat geen van hen, allemaal uit Zuid- en Noord-Holland afkomstig, wist wat het was. 14. Kerzakje, mouwvest, boezeroen, meestal schipperskleding (Tholen). Vroeger, in de 16de eeuw, was het een soldatendracht, een soort lange over jas. Het is een van de vele Franse woorden in 'ons' dialect; het Frans heeft casaque. 15. kerkgang, gang naar de kerk, met name de eerste kerkgang van een vrouw na de bevalling. Tot in het begin van deze eeuw was het de gewoonte dat de vrouw voor deze kerkgang niet naar de markt of op bezoek ging. 16. keuman, (kindertaal) varken (Oud- Vossemeer, Scherpenisse, Sint-Anna land). Er bestaat een aardig kinder rijmpje waarin de keuman de hoofdrol speelt: Keuman mö nè schole gae 'k Wil nie, zei keuman: Stok, je mö keuman slae 'k Wil nie, zei stok; Vie:r je mö stok brande 'k Wil nie, zei vie:r; Waeter, je mö vie:r blusse 'k Wil nie, zei waeter; Koeie.je mö waeter slinde; En toen de koeie achter 't waeter; 't waeter achter 't vie:r; 't vie:r achter de stok; de stok achter keuman; en zo is keuman nè de schole gegae. 17. keuteprie, kussentje versierd met strikken en linten, om het damesach terwerk meer vorm te geven (Tholen, Scherpenisse, Poortvliet). Een verbastering van het Franse queue de Paris. Het behoorde tot de damesmode van ongeveer 1880. In West-Brabant kwam keuteprie ook voor in de betekenis 'ouderwetse onderbroek waaruit het kruis is weg gelaten'. 18. keuvel, boerinnemuts, rondstaand om het hoofd en op de rug afhangend met zeer lange en wijde staart. Voor zover ik weet, komt de keuvel nu niet meer voor op Tholen. Vroeger wel. Dat blijkt uit de uitdrukking erges kapp'en keuvel an waege, er alles voor over hebben, er alles voor op het spel zetten, die, alweer, in Scherpenisse voorkomt. Ook kappe betekent 'boe rinnemuts'. Als je zowel je kappe als je keuvel op het spel zet, dan kun je je Hans Heestenmans (51) werd in Oud-Vossemeer geboren, maar groeide op in Bergen op Zoom. Hij studeerde Neder landse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Nijmegen, met als specialisatie oudere taalkunde, dialectiek en semantiek. Heestermans werkt bij het instituut voor Neder landse lexicologie te Leiden als redacteur van het Woor denboek der Nederlandsche Taal en is hoofdredacteur van Van Dale Groot Woorden boek der Nederlandse Taal. Verder is hij redactielid van het Tijdschrift voor Neder- landseTaal- en Letterkunde en bestuurslid van de stichting Let Op Uw Taal. Regelmatig publiceert hij over taal in NRC Handelsblad en het tijdschrift Onze Taal. In Brabants Nieuwsblad verzorgde hij tot voor kort de rubriek 'Witte Nog' over Westbrabants dia lect. Voor zijn artikelen over dialect kreeg hij vijf jaar gele den de Sakko-prijs, de cultuur prijs van Bergen op Zoom. kostbaarste bezittingen verliezen. Zie voor de herkomst het volgende woord. 19. keuvelesse, kuvelesse, kleine dak kapel of verticaal staand kozijnvenster in het dak (Tholen, Poortvliet). Het lijkt een Frans woord, maar dat is slechts half waar. Het is een verbaste ring van keuvel-ends het uiteinde van de keuvel, de naam van de kap van een molen. Keuvel is wel uit het Frans afkomstig (euvele) en vroeger in het algemeen Nederlands gebruikelijk om er een soort hoofddeksel mee aan te duiden dat zowel het hoofd als de wangen bedekt. De keuvel bezat ook een aanhangsel dat de nek en de hals omgaf (zoals we hierboven onder 18) zagen) en werd ook wel kraagkap genoemd. Waarschijnlijk is onze bete kenis 'dakkapel' te verklaren als zo'n aanhangsel, maar dan van het dak. 20. klapsmoel, klikspaan (Tholen, Oud-Vossemeer, Poortvliet), klappen is hetzelfde als verklappen en een klapsmoel is dus een 'mond die ver klapt'. Op Zuid-Beveland noemen ze een 'klikspaan' een klapper cn in Baar land kennen ze het volgende spotvers je op hem (of haar): Klapper uut de stad Mie'n brie:fje op je gat Mie'n brie.fje op je mouwe Dan kaje 't goed omt' ouwe 21kleppermeule, ratel, als vogelver schrikker in een boomgaard geplaatst (Oud-Vossemeer). Het zal me benieuwen welke woorden u nog kent.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1994 | | pagina 53