Het Thoolse
pendelgilde
'Een pilsje zweet je er zo uit'
'H
'Keientovenaar' Kees Goedegebuure legt straatjes
■■nHT
Certificaatlasser Anton den Engelsman werkt aan offshore-constructies
X X h
28
SPECIALE EDITIE EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT
DONDERDAG17 NOVEMBER
JUBILEUMNUMMER
1944 1994
DE THOOLSE COURANT
JUBILEUMNUMMER
1944 1994
DE THOOLSE COURANT
^jSMPITÉfc
de produktie van de
metaalindustrie beho
ren de certificaatlassers
tot de meest gewilde werk
nemers. Als een bedrijf moet
reorganiseren of failliet
gaat, gaan zij als laatsten
'er uit' of hebben als eersten
weer een nieuwe baan.
Anton den Engelsman (44)
uit Sint-Annaland behoort
tot dit 'gilde' van vaklieden.
Door zich steeds te laten
bijscholen heeft hij zijn cer
tificaten tot en met 6G-C02
gehaald, waardoor hij de
meest hoogwaardige lassen,
die er in de wereld zijn, mag
uitvoeren. Van de classifica
tiebureaus, zoals Lloyd's
Register, moet hij z'n eigen
lasnummer (1349) in elke
constructie achterlaten
zodat na controle altijd
weer achterhaald kan wor
den wie eventueel de fout
heeft gemaakt.
Met deze scherpe controles van z'n
werk heeft Anton geen moeite. Het is
volgens hem ook puur noodzakelijk
voor de hoogwaardige constructies
waaraan hij werkt. Want lasfouten
daarin zouden rampzalige consequen
ties kunnen hebben. Vandaar ook dat
zijn werk nauwgezet wordt gecontro
leerd door onafhankelijke instanties.
Dat gebeurt door röntgenfoto's, ultra-
sonor onderzoek (geluidsgolven) of
door magnetisch onderzoek, waarbij
haarscheurtjes kunnen worden ont
dekt. "In mijn werk moet je constant
volgens bepaalde procedures werken.
Terecht worden hele hoge eisen aan
het lassen gesteld."
Sinds 1981 reist hij elke werkdag naar
Grootint in Zwijndrecht, een van de
meest vooraanstaande leveranciers in
Europa van offshore-installaties (veel
al olieproduktie-platforms). Op het
ogenblik werkt hij aan een olieplat
form (4500 ton) voor de maatschappij
Elf Congo. Dit platform (en een twee
de dat ook bij Grootint wordt
gebouwd) wordt geplaatst voor de
kust van Congo, waar een olieveld is
gevonden dat in 1996 in produktie
moet worden genomen.
Het is moeilijk te beschrijven hoe de
hoogwaardige lassen door Anton wor
den gedaan. Het is volgens hem een
kwestie van concentratie, inzicht en
handvaardigheid. Zijn lassen zien er in
ieder geval volstrekt anders uit dan de
vaak gebobbelde huis-tuin-en-keu-
ken-lassen die bij breuk van buizen,
ijzer of staal worden toegepast.
Nauwgezet, laag voor laag brengt hij
de las aan, waardoor de pijpen of stuk
ken staal die aan elkaar gelast worden,
als het ware één constructie vormen.
"Het komt voor dat je soms een hele
werkdag bezig bent met één las, bij
voorbeeld voor stalen balken die als
frame voor fundaties dienen of bij
zware grote pijpen. In hoogwaardige
offshore-constructies gaan dan ook
enorm veel arbeidsuren zitten want
alles wordt puntje precies gedaan."
Lasoeen
Anton den Engelsman behoort tot de
m lén op de twee wer-
rf kenden in de
XJ gemeente Tholen
pendelt naar buiten de
gemeentegrens voor zijn
dagelijkse werkzaamhe
den. Bijna zesendertig pro
cent van de werkende
bevolking reist daarvoor
naar Noord-Brabant, veel
al naar het nog dichtbij
gelegen Bergen op Zoom.
Maar nog altijd 15,5 pro
cent - ofwel één op de
zeven - moet elke dag voor
zijn of haar beroep naar
de randstad (Zuid-Hol
land), een afstand van
minstens 50 a 60 kilome
ter.
Deze gegevens uit het door de
gemeente Tholen gehouden pendel-
onderzoek begin dit jaar waren voor
Hans Roodenburg uit Sint-Anna-
land, financieel-economisch redac
teur bij het Rotterdams Dagblad - en
als zodanig ook behorend tot het uit
gebreide Thoolse pendelgilde - aan
leiding voor de jubileumkrant van de
Eendrachtbode een themapagina te
maken over deze grote mobiliteit
van de Thoolse beroepsbevolking.
Het intrigeerde hem dat hij 's mor
gens vroeg zoveel mede-inwoners in
auto's en busjes richting randstad
zag rijden om daar de kost te gaan
verdienen. Voor deze pagina koos
'hij dan ook drie voorbeelden van tra
ditionele Thoolse pendelberoepen:
een havenwerker, een metaalbewer
ker en een bouwvakker (stratenma
ker). Van mensen ook die in de rand
stad zeer gewild zijn, want de Thool
se pendelaars hebben bij werkgevers
en opdrachtgevers een zeer goede
naam. Daarnaast belicht Hans
Roodenburg, die voorzitter is van de
Rotterdamse afdeling van de Neder
landse Vereniging van Journalisten,
in een column het Thoolse media
landschap met daarin als centraal
informatie-orgaan de jubilerende
Eendrachtbode.
Gezellig
Hans Roodenburg (49) kwam in
1979 in Sint-Annaland wonen. Dat
was volgens hem om twee redenen:
„Ten eerste ik had een Setallandse,
Nel Vroegop, ontmoet en was daar
mee getrouwd. Ten tweede kozen
we Sint- Annaland als woonplaats
omdat het ook mij een zeer leefbaar
en gezellig dorp leek in een mooi
gebied. Bijkomstig voordeel was,
dat je hier toen nog een mooi huis
met een tuin kon kopen voor een
prijs waarvoor je in de randstad nau
welijks een eenvoudige flat kon krij
gen. Nadeel was dat ik elke dag naar
Rotterdam moest reizen, maar dat
had ik voor mooi en fijn wonen over.
Trouwens, die reistijd wordt zwaar
overschat. Buiten de spitsuren zit ik
in drie kwartier in het centrum van
Rotterdam of andersom thuis." Hans
Roodenburg is al meer dan vijfen
twintig jaar economisch journalist.
Het grootste deel (vanaf 1973) van
zijn carrière heeft hij doorgebracht
bij Het Vrije Volk, de krant die na
afkalving van het abonneebestand
(„Gevolg van de ontzuiling in
Nederland.") in 1991 een fusie met
het Rotterdams Nieuwsblad aanging
waaruit het nieuwe en succesvolle
Rotterdams Dagblad ontstond. Het
einde van het sociaal-democratische
Het Vrije Volk - beginjaren zestig de
grootste krant van Nederland - heeft
in de Nederlandse journalistieke
wereld veel aandacht gehad. Bij dit
weloverwogen besluit is Hans
Roodenburg als voorzitter van de
ondernemingsraad nauw betrokken
geweest.
„Ik heb als het ware als laatste jour
nalist van een bijzondere krant in
Nederland het licht moeten uitdoen.
Sommigen van mijn collega's, voor
al degenen die in sferen 'van een
hechte arbeidersbeweging' leefden,
hadden daar grote moeite mee. Maar
het kon volgens mij niet anders. Het
abonneebestand liep te snel terug om
nog een gezonde economische basis
te hebben. En achteraf is het een
goed besluit geweest.
Want het Rotterdams Dagblad is een
zeer gezonde krant geworden met
een oplage van 118.000 die nu nog
steeds groeit."
Elke las moet perfect zijn
Anton den Engelsman gaat geen enkele hoogwaardige las meer uit de weg.
vaste kern van ruim tachtig certificaat
lassers die bij Grootint, een onderdee,
van de Heerema Fabrication Group, in
vaste dienst zijn. Vorig jaar is er bij dit
bedrijf nog een reorganisatie doorge
voerd waardoor omstreeks 100
arbeidsplaatsen vervielen (niet de vak
lieden zoals Anton, maar vooral zoge
noemde 'overhead' en kantoorbanen).-
"Dit soort betkijven werkt steeds meer
met een zo klein mogelijke kem van
vaste, eigen mensen. Voor de rest
lenen ze in. Je ziet het bij de bouw van
die grote platforms of andere zware
constructies. Er zijn fases bij waarin
erg veel memen nodig zijn. Dan
wordt op grote schaal ingeleend. Het
komt voor dat n piekperiodes er zo'n
500 ingeleender van andere bedrijven
bij zo'n project betrokken zijn."
Anton heeft bj Grootint aan vele
spectaculaire constructies gewerkt,
platforms voor praktisch alle grote
oliemaatschappijm, de nieuwe (twee
de) Van Brieneroordbrug en aan de
pijlerdam in de Cbsterschelde.
De arbeidsomstaidigheden voor las
sers zijn in de Ioo| der tijden aanzien
lijk verbeterd, "hoor de Arbo-wet
worden zware eisin gesteld aan vei
ligheid en om te voorkomen dat je gif
tige lasdampen irademt. Je werkt
tegenwoordig met gavanceerde kap
pen, met filters en vmtilatiesystemen.
Of ik wel eens last hè gehad van las
ogen? Ja, één keer, mar daarvan heb
ik goed geleerd. Je miet altijd de vei
ligheid in acht nemen.
Toch moet je het maar Unnen, de hele
dag door zo'n kap kijkeien je concen
treren op een 'flits en en stuk staal'.
Anton den Engelsman: ")ch, ik heb er
geen hekel aan. Zoals ioerecn heb je
wel eens moeilijke dagen n makkelij
ke. Voor de variatie zou k wel eens
wat anders willen doen, mar dan zal
ik waarschijnlijk ook in salaris moeten
zakken. Want als eert i'caat lasser
behoor ik tot de hoogste tongroep
voor produktiewerkers."
Verolme
Hij pendelt elke dag met drie cdega's
naar Zwijndrecht. Hij heeft alid al
gependeld. Na zijn lts-opleidin ais
constructie-bankwerker heeft hij ind
jaren zestig nog wel een paar jaabij
Goedhart in Sint- Maartensijk
gewerkt. Maar daarna ging hij et
'eiland' af. Vaak via onderaannemei -
van wie sommigen naderhand pit
koppelbazen bleken te zijn - werd fj
te werk gesteld bij vrijwel all
scheepswerven in het Rijnmondge
bied die toen nog toptijden meemaak
ten en die vaak voor meer dan 50 pro
cent van hun produktie afhankelijk
waren van 'ingeleenden'. Anton heeft
zelfs nog aan mammoettankers bij
Verolme in Rozenburg gewerkt. "Bij
die ondernemers en koppelbazen kon
je toen ontzettend veel verdienen. Ze
boden tegen elkaar op: er was enorme
krapte op de arbeidsmarkt. Als pende
laars kon je zelfs je reisuren uitbetaald
krijgen. Dat is er tegenwoordig niet
meer bij. Ik krijg nu natuurlijk nog wel
een reiskostenvergoeding."
Via de al lang weer failliete Neder
lands-Amerikaanse Pijpleiding Maat
schappij (NAPL) in Vlissingen kwam
hij uiteindelijk in 1981 bij Grootint in
Zwijndrecht terecht. Met het elke dag
zo'n 140 kilometer heen en weer rei
zen heeft hij niet zo'n moeite. "Ik ben
het gewend. En om hier op het eiland
op mijn terrein werk te vinden, lijkt
me moeilijk. En dan is het nog maar
Je vraag of ze me hetzelfde kunnen
betalen."
"et reizen elke
dag? Och, daar
heb ik geen dol
mee. Ik doe het werk graag.
Natuurlijk is het wel eens
zwaar. Als je de hele dag
trottoirbanden hebt gesteld,
dan kun je het 's avonds
behoorlijk in je rug hebben.
Maar als je dan de volgen
de dag weer begint, dan ben
je dat binnen een uurtje
weer kwijt. Van het werken
word je rug ook weer soe
pel."
Heel nuchter kan Kees Goedegebuure
(38) uit Sint-Annaland vertellen over
een van de zwaarste beroepen die er
is: stratenmaker. Tholen - en vooral
Sint-Annaland - staat bekend als een
'stratenmakersparadijs'. Er zijn nog
vele stratenmakersbedrijven die volop
heen en weer pendelen naar de rand
stad, zuidwest-Nederland en zelfs
naar België om vakwerk te leveren.
Kees Goedgebuure rolde als het ware
vanzelf in dit beroep. Bij zijn oom
Arjoan, die een stratenmakersbedrijf
in Sint-Annaland had, ging hij als
schooljongen in de vakantie af en toe
'opperen'. 'Toen was er nog veel werk
op het eiland. Onderhoudswerk aan de
dijken die nog bestraat waren. Die
werden allemaal geasfalteerd, waar
door het straatwerk op het eiland een
stuk minder is geworden. De aanne
mers moesten hun karweien buiten het
eiland gaan zoeken."
Goedegebuure trad in I975 in dienst
bij de Gebroeders Moerland in Sint-
Annaland, die veel werk hadden
gekregen in Rotterdam, met name in
de nieuwe wijk Ommoord. Na een
zakelijke breuk tussen de gebroeders
ging Kees Goedegebuure mee met Jan
Moerland die een nieuw bedrijf in
Sint-Maartensdijk startte. Meestal
moest hij op werk in Rotterdam, totdat
Jan Moerland failliet ging waarna hij
vier jaar geleden in dienst trad bij
Aannemingsbedrijf Strijen van Bui
tendijk in de Hoekse Waard. Sinds die
tijd pendelt hij elke dag met zijn
bedrijfsbusje naar dit gebied waar hij
meestal straatwerk moet verrichten.
Wie 's morgens tussen half zes en half
zeven in Tholen de weg op gaat, ziet
vele van deze busjes van diverse aan
nemingsbedrijven rijden. In de bouw
is het altijd vroeg uit de veren.
Kees Goedegebuure: "Ik kan heel
gemakkelijk vroeg opstaan. Als ik me
eenmaal per jaar verslaap is het veel.
Hoe leer je het vak? Door eerst
gewoon te helpen, opperen. Daarna
gaat het vanzelf en word je stratenma
ker."
Kasseien
Alle soorten straatjes heeft Kees al
gelegd. Zelfs met de Belgische kassei
en ('kinderkoppies') heeft hij geen
moeite. "Die zijn volstrekt ongelijk. Je
zet ze met de hamer in een zandbed
waardoor in elk geval de bovenkant
gelijk is. Je smeert zand er tegen aan
en zo plak je ze als het ware aan
elkaar. De ongelijke delen worden
met zand opgevuld. Zo'n straatje is
natuurlijk nog steeds mooi om te zien.
Het vergt extra aandacht en tijd bij het
zetten. Zoveel kom je ze niet meer
tegen. In Zeeuws-Vlaanderen zie je ze
nog wel eens, en af en toe in histori
sche straatjes of in dorpjes rond de
kerk."
Kees Goedegebuure beseft dat hij een
beroep heeft gekozen waarin maar
weinig mensen als dagelijkse straten
maker met pensioen gaan. Velen krij
gen op oudere leeftijd rugklachten of
raken zelfs in de WAO. "De kans is
inderdaad in mijn beroep groot dat je
vroeg of laat last krijgt van je rug, pol
sen of knieën. Maar ja, wat wil je, aan
elk vak zitten wel nadelen. Ik doe dit
werk erg graag en zolang ik het vol
kan houden, blijf ik het doen," aldus
de nuchtere Sint-Annalander.
Dat blijkt ook uit z'n opstelling toen
jaren geleden op een project in Rotter
dam een vakbondsdelegatie een
oproep kwam doen om te gaan staken
voor een betere CAO. "Wij hadden
daar eigenlijk niet zoveel trek in. Maar
we wilden ook de vakbond niet voor
het hoofd stoten. Dus toen zijn we
maar even gestopt. Zodra de heren
weg waren, zijn we gewoon verder
gegaan."
Stakingen kunnen volgens hem ook
alleen maar succes hebben als grote
spraakmakende bouwprojecten wor
den stilgelegd; kleine werkjes 'plat
leggen' zet geen zoden aan de dijk en
kan de kleine aannemers, van wie de
kosten doorgaan, in financiële moei
lijkheden brengen.
Overdreven
Stratenmakers hebben altijd veel
bekijks. De 'keientovenaars' krijgen
dan ook in bewoonde straten wel eens
koffie of een pilsje aangeboden. Het
verhaal dat stratenmakers de hele dag
door bier en jenever zuipen is volgens
Kees Goedegebuure echter overdre
ven. "Misschien is dat in het verleden
wel eens voorgekomen. Maar ik maak
het niet mee. We drinken best een paar
pilsjes, wel eens drie op een dag. Maar
dat kan toch geen
kwaad? Met dit werk zweet je dat er
toch weer zo uit ook."
Kees Goedegebuure hier aan de
slag op een project in Numansdorp.