'Als natuur tegen was hadden we geen eten' Sportcomplex Sint-Philipsland in wording Rijkssubsidie voor project watersnood 'Slachtoffers nu vaak surfers en zwemmers' De Afscheiding Thoolse oud-kapitein Kees Schot (67) van reddingsboot KZHMRS Donderdag 31 mei 1990 EENDRACHTBODE, DE THOOLSE COURANT 15 TAALPRAATJE KAAK Vissers verhalen over hun leven in de delta "Maar als het lang koud bleef ving je geen fluit. Want om botjes te vissen moet eerst de kou uit het water zijn. Dan komen ze 'n beetje de kant op. Ik heb het meermalen meegemaakt dat we tot ver in het voorjaar bijna niks vingen, gewoon omdat het te koud bleef. Maar tóch ging je er iedere week op uit....soms ving je niet meer dan dertig pond en ging alles op aan de on kosten. Nee, als de natuur tegen was hadden we geen eten." Uit alle macht wordt langs de Rijksweg in Sint- Philipsland gewerkt aan de aanleg van twee tennisba nen en een tweede voetbalveld. Tennisvereniging De Ruucstoppelen heeft al een clubgebouw geplaatst bij de banen in wording. Oesterput Het ministerie van verkeer en waterstaat heeft besloten subsidie te verlenen aan de Universiteit van Amster dam voor het onderzoek naar de geschiedenis van de ervaring van de watersnoodramp van 1953. Daardoor kan dit project op grotere schaal worden opgezet. Ook op Tholen en Sint-Philipsland is de inwoners gevraagd mee te werken; te vertellen over hoe zij de ramp heb ben meegemaakt en hoe zij denken dat de ramp heeft bijgedragen aan de verandering op beide voormalige eilanden. Gewone mensen De oudste nog in leven zijnde schipper van de Konin klijke Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen (KZHMRS) woont in Tholen. Het is de nu 67-jarige Kees Schot, die in 1965 zijn ge boorteplaats verliet om kapitein te worden op de red dingsboot President Jan Leis. Schot was kortgeleden betrokken bij de onthulling - in Burghsluis op Schou wen - van een monument als eerbetoon aan de redders van de KZHMRS. Brandweer Voor de grap Dankbaar Stormvloedkering -4 Naast de Rijksweg in Sint-Philipsland Wordt druk gewerkt aan de tennisbanen van De Ruucstoppelen. Achter het clubgebouw wordt het tweede voetbalveld voor Noad '67 aangelegd. Aan het woord is Jan Schot uit Tholen, visser van beroep. Hij is één van de 52 vissers en vissers vrouwen uit de delta die meewerk ten aan het boek 'Vissers verhalen over hun leven in de delta'. Aan de hand van gesprekken op de band beschreven oud-Scherpenissenaar Kees Slager (ook auteur van 'Lan darbeiders') en Paul de Schipper - beiden journalist - het verhaal van de visserij in de eerste zestig jaar van deze eeuw. Niet alleen de ver halen van de mannen, ook van de vrouwen. Vier komen er uit Tho len: Wilhelmina Verkamman- Bogert (89), Johannes Schot (81), Jan Schot (66) en Lenie Schot-van den Berge (61). Van elk van hen is een portret in het boek opgeno men met een korte levensbe schrijving. Het boek verhaalt over het werken in de loodsen van de pelbazen, mosselboeren en oesterbaronnen, over het leuren met zware manden vis, over al die eenzame uren al leen thuis en over de paar guldens die de vissers vaak aan het einde van de week in handen gedrukt kregen. Verhalen over de sfeer vroeger thuis en op het dorp, over de kunst van het zeilen, over de verre tochten der mosselvissers naar de Waddenzee en België, over de barre jaren van de crisis, over de komst van de eerste mo tortjes, over de ellende van de oorlog en over de heldenrol die sommige vissers speelden tijdens de ramp van 1953. In het boek zijn ongeveer 200 fo to's opgenomen, waaronder de haven van Tholen, de oesterput van P. Baay in 1910, verkoop van vis aan huis (Tholen, 1932), een in aanbouw zijnde hoogaars bij Van Duivendijk (1932), schaftend per soneel van een Thoolse mossel- loods (1937) en de TH 3 met de vlag halfstok in Bergen op Zoom (1953). Het boek telt 256 pagina's en is voorzien van een verklarende woordenlijst, alsmede een lijst van bronnen en geraadpleegde li teratuur. Het eerste exemplaar van 'Vissers verhalen over hun leven in de del ta' wordt op 8 juni in Colijnsplaat aangeboden aan oud-Zevibel voorzitter en oud-gedeputeerde J. van den Bos uit Tholen. De ge luidsbanden met de gesprekken worden tegelijkertijd overgedra gen aan het Zeeuws Documenta tiecentrum. 'Vissers verhalen over hun leven in de delta' is een uitgave van De Koperen Tuin te Goes. Gebonden kost het boek f. 45,- en ingenaaid f. 37,50. Het is vanaf 9 juni in de boekhandel verkrijgbaar. De nieuwe velden voor voetbalve reniging Noad '67 uit Sint- Philipsland naderen hun voltooi ing. Deze week hoopt aannemer Molhoek uit Sleeuwijk de werk zaamheden - op het inzaaien na - af te kunnen ronden. Vorige week is begonnen met het karwei: het voorziet in een nieuw hoofdveld naast het hoofdveld en een nieuw oefenveld. Dat laatste wordt 50 bij 70 meter en dat betekent een ver betering ten opzichte van het hui dige oefenveld dat minder groot is. De velden worden aangelegd volgens de richtlijnen van de KNVB met drainage en verschra- lingszand. In augustus of septem ber wordt het gras ingezaaid zodat met ingang van het volgend sei zoen de velden bespeelbaar zijn voor de 4 senioren elftallen en de 5 jeugdelftallen waarover Noad '67 beschikt. Door de aanleg van het nieuwe veld kan de vereniging ook gaan denken aan de renovatie van het bestaande hoofdveld. Tot op heden was dat volgens voorzit ter A. van Dijke niet mogelijk omdat een opknapbeurtje bete kent dat het voetbal enige maan den stil komt te liggen. Het huidige veld is in 1972 aangelegd. Voor de renovatie heeft Noad 12.000 gulden van de gemeente toegezegd gekregen. Dit bedrag zou de club wel willen gebruiken om de aanlegkosten van de nieu we velden (100.000 gulden) te be kostigen (als aflossing van de lening), maar dat wil de gemeente volgens de voorzitter niet toe staan. "Het onderhoud zal eer daags ook wel naar ons toeko men", legt Van Dijke uit. Door de contributie te verhogen van de 190 leden en sponsors aan te trekken, hoopt Noad de touwtjes aan el kaar te knopen. "Wij kunnen hier niet even naar een bedrijf stappen om te vragen of ze met 10.000 gul den over de brug willen komen. Zo eenvoudig ligt dat niet". De nieuwe velden worden in twee ge deelten aangelegd. Als alles mee zit, worden ze deze week opgele verd. Over een aantal lichaamsdelen schreven we al eerder wat Taai praatjes. Thans is de kaak aan de beurt. Men onderscheidt de bovenkaak, die onbeweeglijk is, in tegenstel ling tot de beweeglijke onderkaak. Dat is bij alle gewervelde dieren het geval, behalve bij krokodillen. Bij die dieren is de onderkaak on beweeglijk en de bovenkaak be weeglijk. De taak van de kaken is malen of verkleinen van de spij zen. Daarvan is de uitdrukking ontstaan "de kaken roeren" voor druk praten. Daartegenover staat "met stijve kaken" in de beteke nis van onverschrokken, brutaal, boudweg, onbeschaamd. Iets met stijve kaken beweren. Tegenwoor dig is die uitdrukking verouderd en vervangen door: met een strak of stalen gezicht. De zegswijze "alles door de kaken jagen" bete kent verslinden, verbrassen en ver kwisten. Het bevel eindelijk stil te zijn en te zwijgen werd iemand duidelijk gemaakt door het brute "hou je kaken!" Als vergelijking met een dreigende, open muil zegt men in figuurlijke betekenis vaak "de kaken van de dood" (en van het graf). Vandaar: iemand red den uit de kaken des doods (van het graf, de hel). Die dreiging spreekt eveneens mee in de uit drukking "iemand in de kaken zeilen". Betekenis: in zijn macht komen. Een enkele maal duidt men de wang aan met het woord kaak. Nog terug te vinden in de sa menstelling kaakslag, het woord dat in de plaats kwam van het veel oudere kaaksmeet. Een weinig meer gebezigde allite ratie luidde "kaak bij koone" in de betekenis van vlak naast elkaar. Waarschijnlijk afkomstig van het Engelse cheek by cheek. Andere zegswijzen waren "iets tegen zijn Begin mei werd in deze krant een oproep geplaatst om medewer king aan het onderzoek te verle nen. "In tegenstelling tot onze oproep op Goeree-Overflakkee kregen we zeer weinig reacties," vertelt mevrouw Leijdesdorff van de Universiteit van Amsterdam. Ze is teleurgesteld, omdat het haar bedoeling is Tholen en Sint- Philipsland expliciet bij de ge schiedschrijving van de ramp te betrekken. "Maar," zo verzucht ze, "je bent ervan afhankelijk of mensen willen helpen. Zonder hen gaat het niet. Misschien zijn wij niet duidelijk genoeg geweest over het feit dat we echt mensen nodig hebben. Misschien dacht ieder een: er zijn er genoeg, waarom zou ik helpen. Maar als we alle maal zo denken gebeurt er niets." Mevrouw Leijdesdorff zegt echt nog meer verhalen nodig te heb ben. "Van gewone mensen, die een paar uurtjes voor ons uit wil len trekken om te vertellen over wat ze hebben meegemaakt. Het is toch ondenkbaar een geschiede nis te schrijven zonder ook maar één verhaal over Stavenisse te heb ben gehoord! Misschien zijn men sen ook bang dat wij hen in een boek ten tonele zullen voeren als duidelijk herkenbare mensen. En hebben wij er niet genoeg op ge wezen dat wij ons meer dan wie ook bewust zijn van de noodzaak tot privacy. Als wij alsnog mensen kunnen geruststellen, dan wil ik daar alles voor doen," aldus me vrouw Leijdesdorff." Het gaat niet alleen om de geschiedenis door de ogen van hen die verantwoorde lijkheden hadden voor het bestuur van het eiland, maar juist ook om het feit dat wij zo goed weten hoe geschiedenis ook ge maakt wordt door de gewone daagse ervaring." De ervaringen op de andere eilan den zijn over het algemeen goed. "Zelf was ik eerst beducht voor een mogelijke culturele kloof tus sen de studenten en de mensen die bereid waren hun verhaal te vertel len. Maar ik heb gelijk gehad door te denken dat het feit dat studenten zo gemotiveerd zijn, die verschillen zou doen wegvallen. Veel mensen vinden het leuk dat iemand zo in zijn of haar verhaal geïnteresseerd is. Zij ontdekken hoeveel er te vertellen is, wat an deren niet weten. En zij beschou wen het als een opdracht mee te werken aan de geschiedschrijving. De eerste resultaten zijn voor de buitenstaander - en dat ben ik - fascinerend. Het blijkt dat er zo veel is wat wij niet weten en wat we alleen op deze manier te weten kunnen komen. Ik hoop werkelijk dat we nog veel meer te horen krijgen," besluit mevrouw Leij desdorff. Op 16 juni houdt zij, voor het eerst na een jaar onder zoek, een lezing in "het Zeeuws Documentatiecentrum te Middel burg voor de Nederlandse vereni ging voor sociale geschiedenis. Lezers die willen meewerken aan het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam kunnen zich tele fonisch opgeven bij de redactie (01665-2752) of bij het Documen tatie Centrum voor Nieuwste ge schiedenis, O.Z. Voorburgwal 237, Amsterdam, tel. 020-5253006. In alle gevallen, ook als het gaat om meer informatie, wordt contact met u opgenomen. Bij uitgeverij De Vuurbaak ver scheen kortgeleden dr. Wesselings tweede deel van 'De Afscheiding van 1834 in Zeeland'. De auteur heeft de verschijning van dit boek helaas niet mogen beleven. Dit boek begint met een 'ten geleide' van dr. C. Smits, waarin deze te rugkijkt op het leven en werk van jyn beminde vriend dr. Wesseling. iGok persoonlijk hebben we veel contact gehad met dr. Wesseling en hem leren kennen als een zeer bescheiden en innemend man, die de mening van anderen zeer wist te respecteren. Wesseling behandelt in zijn boek Walcheren, Tholen, Schouwen- Duiveland en Sint-Philipsland. Hij opent met Biggekerke en Me- liskerke, waar direct ds. Budding op het kerkelijke toneel verschijnt. Wesseling is erin geslaagd om toch weer nieuwe dingen van deze wonderlijke figuur boven water te halen. Daarna krijgt Middelburg uitvoerig aandacht. Wesseling neemt ons mee naar Willem Brombacher, Lankhorst, Klijn, Middel, de Antitogabeweging, de gemeente onder het kruis en de buitenplaats van Versluis op Sint- Jan ten Heere (één van de bolwer ken van de Ledeboerianen). Wat betreft Schouwen-Duiveland, krijgen we eerst te doen met Dirk van Farowé, de 'manager' van Nieuwerkerk. Dan komen we te recht bij Sterkenburg en een stuk je landverhuizing. Via Haamstede komen we in Zierikzee, waar in de rumoerige tijd der scheiding ook nogal veel gebeurd is. Op Tholen komen we eerst in Oud Vossemeer, \yaar Wesseling ons ■uitvoerig bepaalt bij Jan de Later en Jan van Hiele, alsmede de pre dikanten H. van den Oever en C. Kloppenberg. Ook de stad Tholen heeft een rijke historie. Bij Poort vliet, Scherpenisse, Sint- Maartensdijk, St. Annaland en Stavenisse is het allemaal wat be knopter, omdat uit die tijd niet zoveel bewaard bleef. Wat betreft Sint-Philipsland is de geschiede nis bekend. Wesseling beperkt zich tot een korte samenvatting van wat reeds uitvoerig over deze gemeente gepubliceerd is. De stijl van Wesseling leest pret tig; er is een vakman uit het on derwijs aan het woord en de soms wel heel persoonlijke opmerkin gen geven aan dit boek toch wel een heel eigen sfeer. Over ds. Le- deboer schrijft Wesseling (pag. 159) dat deze 'overal heentrok om waar het maar even kon gemeen ten te stichten...' Maar dit was juist niet het geval! Zijn kerkelijk standpunt sprak over schuld en te rugkeer tot de kerk van vóór 1816. Vooral in Zuid-Holland, waar Le- deboer woonde, zijn gemeenten nauwelijks van de grond geko men. Maar al met al dus voor de liefhebbers een waardevolle uitga ve. De uitgever had wat mij betreft best wat minder mogen schrap pen! Het boek telt bijna 300 blad zijden en de prijs is 59, J.M.V. Stadswandelingen. In de maan den juni, juli en augustus worden op maandag, woensdag en don derdag wandelingen door de bin nenstad van Goes georganiseerd. Vertrek om 14.00 uur vanaf het stadhuis op de Grote Markt. Op 18 en 25 juli en op 8 en 15 augus tus zijn er 's morgens om half elf extra wandelingen. kaken slaan". Gezegd van iemand die gulzig het eten naar binnen werkte en inslikte. En "iets op zijn kaak slaan". Met andere woorden zich iets onrechtmatig toeëigenen of achterhouden, in zijn zak steken om iets te ver duisteren. Kaken in de betekenis van wangen komt voor in het nog altijd dik wijls gebezigde "het schaamrood stijgt (slaat, vliegt) hem naar de kaken". In Vlaanderen: mee roo kaken staan. Eveneens in "kaken gelijk appelen" voor een gezonde, rode gelaatskleur hebben en in "kaken gelijk een trompetter" om dikke, bolle wangen aan te duiden. Daartegenover staat: hol le, magere, ingevallen kaken, vooral gezegd van oude of zieke mensen. Wat vreemd doet daarom de zegs wijze aan "hoe dikker beurs, hoe magerder kaken". Waarschijnlijk afkomstig van hoe rijker, hoe gie riger. Schertsend vergeleek men iemands billen wel met kaken. "De kaken zonder neus". "Hij zal het met de kaken van zijn gat mogen aannemen". Hij zal het nooit krijgen. Ogier: "De kaken zonder neus kussen" in zijn klucht "Belachelijk misverstant ofte boere geck". Willem Ogier, Vlaams letterkundige, geboren 1618 en overleden in 1689 in Ant werpen. Een kies werd vroeger een kaak tand genoemd. Vandaar iemand een kaaktand lossen voor iemand teveel laten betalen, afzetten. Een geheel andere betekenis van kaak is schandpaal, klein schavo.t, rechtspilaar. In het algemeen een verhevenheid waarop voorheen booswichten of misdadigers tot straf te "pronk" werden gezet. Volgens sommigen was de kaak oorspronkelijk in de rechtspleging een vat of ton. Waarschijnlijker is echter dat het een soort stellage of stelling was en niets met een ton te maken had. Al te vinden in het Midden-Nederlandse woorden boek van Verdam: "Cake, kake, caec is een schandpaal met een breed bovenvlak, waarop misda digers te pronk worden gezet". Vandaar "iemand op de kaak zet ten (stellen)". Een schandelijke straf. Op de kaak werd men in het openbaar gebrandmerkt, gege seld, verminkt of geschopt (met de schopstoel), vaak openlijk bespot door toeschouwers. Nog altijd bestaat de uitdrukking "op de schopstoel zitten" in de beteke nis van altijd de kans lopen ont slagen of verjaagd te worden. Vergelijk: het hoekje waar de sla gen vallen. Later veranderde de zegswijze in "iets of iemand aan de kaak stellen". Ook thans nog algemeen gebruikelijk voor ie mand openlijk wijzen op een ver keerde manier van handelen. Iemand hekelen, bespotten, te schande maken. Een strenge en onmenselijke straf was met een oor aan de kaak te worden gespij kerd. In tegenstelling daarmee ontstonden de zegswijzen "zijn oren mogen schudden dat ze klap pen" voor: met opgeheven hoofd onder de mensen mogen komen, geen kwaad gedaan hebben, en "nog met de oortjes kunnen klap pen", zuiver, van onbesproken ge drag zijn. Kees Schot stamt - hoe kan het an ders - uit een vissersgeslacht. "Mijn vader moest een keer voor de kantonrechter komen omdat ik eigenlijk nog drie maanden naar school moest. Maar hij betaalde toen drie rijksdaalders boete en zo werd ik visser. Dat heb ik gedaan tot 1965. Ik was altijd garnalen- visser. De kotter Tholen 1, dat was onze boot. We waren met twee man aan boord en 's zondags nachts voeren we altijd uit, zoals iedereen. Maar in 1965 vond ik het zo slecht in de visserij - en je moest zo hard werken voor je geld - dat ik, toen ik een aanbod kreeg van de KZHMRS, dat maar heb aangegrepen. De kotter heb ik toen aan Piet Baay verkocht," ver telt Schot. "Toen ik ja gezegd had op de vraag van inspecteur De Jong be tekende dat wel, dat ik moest ver huizen naar Burgh. Daar woonden we naast de machinist van de reddingsboot. Wij waren de vaste bemanning aan boord, maar als we moesten uitvaren wa ren er ook vrijwilligers bij (zoge naamde opstappers). Met zeven mensen waren we voltallig. Wij hadden trouwens vanaf 1972 de eerste vrouwelijke opstapper aan boord, Corrie van der Have. Ze was verpleegkundige. C. Schot bij het monument met oud-minister mevr. Gardeniers die de onthulling verrichtte. De reddingsboot president Jan Leis waarop schipper C. Schot heeft gevaren. Natuurlijk kon je als schipper wel varen, maar je moest ook iets we ten van EHBO. En ik kreeg ook een brandweeropleiding. Nee, schadelijke stoffen en dergelijke nog niet, dat was toen nog niet zo aan de orde. Dagelijks ging ik rond acht uur naar boord, voor onderhoud en zo. Eens per maand werd een oefening gehouden, dan probeerden we de boot helemaal goed uit. Meestal gebeurde dat in de geulen van de Banjaard. Als kapitein van een reddingsboot heb je een vreemde dienst. Soms heb je een maand lang niets te doen, en dan weer ben je dagelijks in de weer. Je bent wel altijd ge bonden. Er was toen namelijk nog geen oproepsysteem en dus moest je in de buurt van de tele foon blijven," zegt Schot. "Maar eens in de maand hadden we een vrij weekend," vult zijn vrouw aan. Ook zij was sterk betrokken bij het werk van haar man. Als er hulp geboden moest worden stond de telefoon roodgloeiend. Geluk kig was de bemanning meestal snel bij elkaar geroepen. "Of ik weieens bang was? Eigen lijk nooit, maar ik was natuurlijk al schippersvrouw en ik heb ver trouwd op de deskundigheid van m'n man," vertelt mevrouw Schot. Dat haar man in zijn bijna twintig jaar durende loopbaan ongeveer 500 mensen heeft gered, bekijkt ze nogal nuchter. Kees Schot kreeg daarvoor wel een medaille van de maatschappij. De grootste redding die hij in zijn logboek heeft is het weghalen van de 23-koppige bemanning van een sportvissersboot waarvan de mo tor kapot ging. Schot's schip de President Jan Leis (een dubbelschroef motor reddingsboot) was sinds 1930 gestationeerd in Hoek van Hol land en kwam in de zeventiger ja ren naar Schouwen toe. In 1984 werd de boot vervangen door de Koningin Beatrix. Dat nieuwe schip ligt nog steeds op station bij Neeltje Jans. De Jan Leis is terug gebracht naar Hoek van Holland en staat daar op de wal, in feite dus ook een monument voor de redders. De reddingen op zich hebben in de loop van de eeuw natuurlijk een ander karakter gekregen. Red dingen na strandingen, zoals men heel vroeger meemaakte, waren voor kapitein Schot niet meer aan de orde. Hij voer met zijn beman ning meer in de zomermaanden uit dan bij herfst- of winterstor men. "Je hebt bijvoorbeeld va kantiegangers die voor de grap bellen. Dan ga je zoeken, daar valt nu eenmaal niets tegen te doen. De surfers en de zwemmers vormen nu een groot deel van de slachtoffers. Bij hen spelen onder koeling en angst een hele grote rol. Of de mensen altijd dankbaar wa ren? Als een mens in paniek is, reageert hij dikwijls heel vreemd. We hebben weieens twee mensen van een boot gehaald die niet zei den dat er nog twee vrouwen aan boord waren! Eén geval van dank baarheid kan ik wel noemen. Dat betreft een Belgische meneer die we uit een open sloep hadden ge red. Hij organiseert af en toe mo deshows en dan is de opbrengst bestemd voor de reddingsmaat schappij," vertelt Schot. "Vele keren moet een reddings boot in het geweer korpen door de onkunde van de mensen. Want i meer dan eens gebeurden er bijna ongelukken omdat de benzine op was, of omdat het kompas niet in orde was. En dan kan men ook in de problemen raken." Maar reddingen gebeuren niet al tijd op het water. De boot werd ook wel geroepen bij gewonden op het strand. Dan voer de huis-, arts van Haamstede mee en met een hulpboot die goed bij het strand kon komen werd het slacht offer opgehaald. Men voer ermee, naar de punt, waar dan de ambu lance gereedstond. Ook met de misdaad kreeg de bemanning te maken, want eens moesten ze op het strand bij de vuurtoren van Haamstede enkele personen op pikken, die met een in Rotterdam gestolen boot tegen een palenrij waren gevaren. De stormvloedkering heeft weer nieuwe gevaren gebracht voor al les, wat zich in de directe omge-" ving van dit staaltje van technisch vernuft bevindt. Er staat namelijk een erg sterke stroming tussen de pijlers. En al is - ter voorkoming van ongelukken - een veilig- heidslijn aan beide zijden van de dam aangebracht, toch gebeurt er weieens wat. Dan moeten de hui dige redders, varend op de Konin gin Beatrix en de Harder, in actie komen. Want de bemanning is bereid om met dezelfde inzet als al hun voor gangers hulp te bieden. Zo waren ze betrokken bij het tragische on geval met de veerboot Harold of Free Enterprise. Hoewel een red dingsdienst een 'vaste route' heeft, komt de bemanning overal in actie waar men nodig is. Als een eerbetoon aan al die hulpver leners is in Burghsluis door oud minister mevrouw M. Gardeniers- Berendsen en Kees Schot een mo nument onthuld. Het laat het sil houet zien van een redder, compleet met zuidwester, uit gespaard in een granieten zuil. Het kunstwerk werd gemaakt door Miems van Citters. Voor Kees Schot uit Tholen is het reddingswerk verleden tijd. Hij gaat zo af en toe weer een dagje mee vissen, want het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1990 | | pagina 15