De havens van de stad Tholen.
Bejaardentehuizen alleen voor hen
die dringend hulp nodig hebben
Cai
y/atering
Voorjaarsmode Lilian Tholen
Stroomstoring normaal
bedrijfsrisico ondernemer.
BEL
020-21.44.44
PUZZELLIJN
Donderdag 5 april 1979
EENDRACHTBODE
13
De haven van de stad Tholen
Met het oog op de plannen
voor een betere accommoda
tie voor de pleziervaart en de
beroepsvisserij in Tholen gaat
gemeentear is J.P.B. Zuurdeeg
in twee artikelen in op de ha
vens van de stad Tholen.
De kogge.
Ontstaan van de haven.
Stormvloeden.
WÉ
- 'U M
Ligging van de haven.
Havenreglement.
Scheepstypen
Bezoek koning Lodewijk
Napoleon.
Verplaatsing van de
haven.
De los- en laadplaats
tegenover de stad.
Indicatiecommissie bejaardenoorden Tholen over plaatsing:
Werkwijze commissie
Drie tehuizen
Uit voorzorg melden geen
garantie
Spoed-beslissing.
Urgentie
MODEBRILtEN
Voorzienbaar risico
Niet afwentelen
Door J.P.B. Zuurdeeg
archivaris van de gemeente
Tholen
Elke stad heeft zijn ontstaansgeschiede
nis. Voor Tholen heeft het water een
belangrijke rol gespeeld. Algemeen
wordt aangenomen dat het begin van
Tholen gezocht moet worden in een
verplaatsing van de tol van de hertogen
van Brabant - die tot de aanslibbing van
de Striene te Schakerloo was gevestigd -
naar de dijk van de voor 1220 bedijkte
Vijftienhonderdgemetenpolder. Over
de tol en het tenietgaan ervan is echter
niets bekend.
Wel is bekend, dat er op de Eendracht
geleide- of bakengeld werd geheven.
Een 14de eeuwse tekst uit het Antwerpse
Clementijnboek noemt ais het meest
noordelijke deel waarin bakengeld werd
geheven, het perceel Vosvliethille -
Eendrachtermuide, dus van Oud-Vos-
semeer tot de mond van de Eendracht.
De plaats waar Tholen is ontstaan lag
om drie redenen gunstig. Het lag aan de
drukke vaarweg tussen Antwerpen en
Dordrecht. De schepen op de rede wer
den door de zeedijk tegen de veelal
westelijke winden beschut en het wantij,
het punt waar de twee vloedstromen
rond het eiland Tholen elkaar bereikten,
lag ter hoogte van deze plaats. Later
verplaatste het wantij zich naar het
noorden, De naam Botshoofd is van het
botsen van beide vloedstromen afgeleid.
Tholen moet aan het eind van de 13de
eeuw reeds enige betekenis hebben ge
had met een belangrijke zoutnering.
Zout was vroeger een belangrijk conser
veringsmiddel van voedsel. Het aantal
zoutketen bedroeg in 1340 niet minder
dan 38.
Ook waren Tholenaren bij de scheep
vaart betrokken, getuige de vrijdom van
tol op de Honte en Schelde voor Thole
naren, hetgeen in 1291 werd verleend en
het privilege van het stapelvrij mogen
varen met koren in het gebied van graaf
Willem van Henegouwen, Holland en
Zeeland van 1335.
Ook in het buitenland vertoonden zich
schippers uit Tholen. Voor 1400 werden
ze enkele malen in Franse havens aan
getroffen en in de zoutstad Lüneburg
werd in 1397 een poorter uit Tholen
gearresteerd. In de volgende eeuw ko
men ze ook in Engelse havens voor.
Op 3 september 1400 ordonneerde Al-
brecht, hertog van Beieren, graaf van
Holland en Zeeland, dat wanneer hij
oorlog moest voeren, de stad Tholen
hem moest dienen met een kogge be
mand met 31 koppen. Ook het stadsze
gel geeft steun aan de veronderstelling
dat Tholen bij de kustvaart was betrok
ken.'Zoals op zegels van andere bekende
zeesteden, is er op het stadszegel van
Tholen een zeeschip afgebeeld. Dit ze
gel, dat in de 14de eeuw zal zijn ont
staan, vertoont een onttakelde kogge.
De eerste tijd na het ontstaan van Tho
len zullen de schepen voor de Hoog
straat, een deel van de dijk van de Vijf
tienhonderdgemetenpolder, hebben ge
legen. In 1364 bedijkt Jan van Blois de
Dalemsepolder tegen de eerderge
noemde polder. De Dalemsestraat is een
deel van de nieuwe dijk. Hierna zal de
inham voor deze zeedijken door aan
slibbing en ophoging met zelkas - een
restant van de zoutnering- voor bewo
ning bruikbaar zijn geworden. Hierop is
de z.g. buitenstad gebouwd. In dit deel is
in de 14de of 15de eeuw een haven met
spuikom aangelegd. De spuikom zelf is
ontstaan door de aanleg van een dam
tussen^ de dijk van de Dalemsepolder
(Dalemsestraat) en de haven. Langs de
ze dam zijn later huizen gebouwd en zo
kon de naam Bebouwdendam ontstaan.
Met de spuikom kon men de aan ver
zanding onderhevige getijdehaven op
diepte houden door deze bij eb te schu
ren met water uit de spuikom. Van het
uitstromende water maakte ook een
tussen 1499 en 1538 gebouwde water
molen gebruik om koren te malen. Vele
eeuwen werd deze door de stad ver
huurd, doch in 1806 werd het loopwerk
voor afbraak verkocht. De spuikom zelf
werd na het verleggen van de haven in
1834 gedempt. In 1452 brandde 5/6 deel
van de stad af. Met ijver wierp men zich
met steun van de landsheer op het her
stel. Omstreeks 1458 werd het huidige
stadhuis gebouwd en de poorten werden
in 1460 hersteld. De stad verkeerde ech
ter in een hachelijke financiële positie.
In 1477 klaagde het stadsbestuur dat
Tholen reeds enkele jaren de nering had
verloren en nog maar weinig kooplui
telde. Niettemin werd in 1495 door
Cornelis Jacopzn., timmerman te Berg
en op Zoom voor £35.13.4 een nieuwe
houten kade gemaakt, die 27 roeden (98
m) lang was. Buiten het bestek werd ook
aan de oostzijde van de haven gewerkt.
Pier Cornelissen, Jorys Jansen en Gillis
Meeussen brachten de haven op diepte.
De stadsrekening van 1495/96 vermeldt
verder, dat de straat bij de kade werd
gemaakt.
De 16de eeuw kenmerkt zich door bui
tengewoon hoge stormvloeden. Tholen
inundeerdein 1530, 1532, 1551, 1552 en
in 1570. Bij andere stormvloedne werd
veel schade aangericht. In 1511 stortte
een deel van de stadsmuren in en spoel
de de vest dicht. Op 4 mei 1539 brak de
dam (contrescarp) bij de haven door en
moest de haven van de grond af aan
worden vernieuwd. In 1565 vi er weer
een gat bij de haven en vijf el/ jaar later
V;» -
W-r.;\.\v
Detail van de plattegrond
van de stad Tholen. Uit Bleau;
Theatrum urbium (1648).
verzocht de magistraat een extra heffing
om de haven na de laatste stormvloed te
kunnen vernieuwen.
Dat er ondanks alle moeilijkheden toch
bedrijvigheid in de Thoolse haven was,
getuigde de oude Thoolse schipper Joris
Jacobse in 1555 in verband met plannen
voor de afdamming van de Eendracht
bij Vossemeer. Hij zei dat er wel 26 ge
wone vrachtschepen in zijn tijd van
Tholen op Holland voeren. Anderen
getuigden, dat de Eendracht aan het
eind van de 15de en begin van de 16de
eeuw het gewone vaarwater voor de
binnenvaart was met een levendig
scheepvaartverkeer. Tholen zal hier ze
ker voordeel van hebben gehad.
Door de stadsplattegrond van Jacob van
Deventer van ca. 1560 weten we dat de
ligging van de haven voor 1826 niet is
veranderd en binnen de stadswal lag op
de plaats waar nu de dijk op het haven
plateau en de parkeerplaats aan de
Kaay ligt. Aan de buitenzijde van deze
stadswal lag de Zoute vest die door een
'dam, de contrescarp, van de Eendracht
was gescheiden. Terwijl de vestingwer
ken in de eerste jaren van de Tachtigja
rige oorlog ingrijpend zijn uitgebreid en
er tussen 1603 en 1606 een bijna geheel
nieuwe omwalling met bastions werd
gemaakt, veranderde de toestand bij de
haven nauwelijks. In het kader van de
stadsverdediging werden 's avonds de
poorten en het gat van de haven geslo
ten. Dit laatste vond plaats door een
draaiboom tussen de stadswallen, welke
afsluiting in 1590 totaal werd ver
nieuwd. Tegelijkertijd werd er over de
draaiboom een voetbrug gelegd om een
betere verbinding tussen de stadswallen
te krijgen.
Uit de stadsrekening van 1589/90 blijkt
dat de kade reeds grotendeels van steen
is. Er komt dat jaar echter een geheel
nieuwe kademuur, waarvoor stenen van
de oude kademuur en van de stadsmuur
bij de Oudelandsepoort werden ge
bruikt. Deze werden aangevuld met
52000 nieuwe bakstenen. De kademuur
werd afgedekt met 11 meter te Rei-
merswaal gekochte arduinsteen, 17
(grafjstenen uit de Grote Kerk en oude
dekstenen. Er werden ook meerpalen
ingeheid. Dat jaar betaalde de stad
£362,15.6 voor deze werken.
In de 17de en 18de eeuw vermelden de
stadsrekeningen weinig over werken aan
de haven.
In de tweede helft van de 17de eeuw
maakte men veel gebruik van de haven.
Het schippersgilde telde evenals in de
volgende eeuw ongeveer 50 gildeleden,
waarvan er ruim tien geen boot gehad
zullen hebben.
Door de dagelijks voorkomende "grote
inconvenienten en de disordren" inzake
het in- en uitvaren van de haven en het
aanleggen van schepen, werd op 28 mei
1654 Anthony Brantswijck door de ma
gistraat als havenmeester aangesteld.
Op dezelfde dag werd het havenregle
ment goedgekeurd, waarin onder meer
was bepaald, dat alle turf- en houtsche
pen twee aan twee met de steven naar de
kade op de aangewezen plaats moesten
liggen. Verder mocht men alleen aan de
kade liggen om te lossen. Het slopen van
schepen werd alleen toegestaan buiten
de haven bij de stenen beer (waterkering
in een vestinggracht). Thans is op deze
plaats de scheepswerf van Duivendijk
gevestigd.
Vuur en licht aan boord van schepen
was in verband met het brandgevaar 's
winters na 8 uur en 's zomers na 9 uur
verboden. Verder was het verboden vuil
en stenen in de haven te werpen. Dit kon
immers makkelijk door de houten
scheepswand dringen wanneer de sche
pen op de zate droogvielen.
De havenmeester werd door de schip
pers betaald naar gelag de grootte van
hun schip.
Het havenreglement van 1654 spreekt
nog alleen van een smak-en beurtschip,
grote en kleine turfponten en kleinere
schepen. Het reglement van 1682 noemt
bovendien nog een pleit of drimmelaar,
een smalschip, damloper, cromsteven of
commela en een kaeghe. Dat jaar werd
Cornelis Verheye als havenmeester
aangesteld. Naast een goede orde moest
hij ook zorgen dat de vismarkt en het
visperk als van ouds behoorlijk werden
schoongemaakt.
In 1815 is het reglement nog niet veel
veranderd. Alleen worden er andere
scheepstypen genoemd, zoals de kraak,
sprietschip, en kopjacht of grote poon,
waarvoor 30 stuivers havengeld moest
worden betaald. De helft goedkoper
waren de droge visschuit of Brabantse
snik en de hengst met luiken en spriet of
bazaantuig. Verder meerden in de
Thoolse haven nog de hengst zonder
luiken en de kleine poon of draaiover-
boord. Van hengsten of zogenaamde
hoogaarsschuiten, die te Tholen hun
thuishaven, hadden, betaalde men 20
stuivers per jaar.
De ligging van Tholen aan het water had
ook nadelen. Bij hoge stormvloeden
spoelde het zeewater de stad in zoals in
1808. Er ontstond nogal wat schade,
hetgeen men in de toekomst wilde
voorkomen.
Toen koning Lodewijk Napoleon bij de
aanvang van zijn bezoek aan Zeeland op
4 mei 1809 in de stad logeerde, heeft het
stadsbestuur met hem over de bouw van
een keersluis in het gat van de haven
gesproken. Door technische en finan
ciële moeilijkheden werd aan de plan
nen geen uitvoering gegeven. Tholen
moest nogmaals overstromen voordat de
stad afdoende werd beveiligd.
De vloed van 5 februari 1825 bereikte
een hoogte van 4,25 m NAP. Dit be
tekent dat er in de Brugstraat en de Vis-
straat 1,40 m water stond. Hoewel men
getracht heeft het water bij de Kerk
straat, Stoofstraat en Dalemsestraat te
keren, bezweken de kistdammen en
baande het water zich met geweld een
weg naar het laagste deel van de stad. De
straten spoelden weg en ook bij de Ou-
delandse en Vossemeerse poort ont
stonden grote ontgrondingen, zodat
men dagenlang, noch met paard en wa
gen, noch te voet daar kon passeren.
Direkt werd een aanvang gemaakt met
het herstel, doch in juli waren de Stoof
straat en Dalemsestraat nog niet te be
rijden. Opnieuw werden plannen be
raamd om de stad tegen het zeewater te
beveiligen. Fr kwamen drie plannen. De
eerste, de aanleg van een keersluis in het
gat van de haven, het afsluiten van de
Waterpoort en het aanbrengen van een
klep voor de spuisluis vond de ingenieur
van de Waterstaat te duur. Ook vreesde
hij dat het na verloop van jaren niet het
gewenste effect zou geven. Hij opperde
de mogelijkheid een muur rond dè ha
ven te bouwen met een coupure. De
kosten zouden slechts 10000,- bedra
gen en het onderhoud zou aanzienlijk
minder kosten dan dat van een sluis. Bij
nader onderzoek vreesde men echter
onderloopsheid en het afglijden van de
havenmuur in de haven. Ook zou de
doorgang naar de Waterpoort, de
hoofdverbinding tussen het eiland Tho
len en het vasteland te smal worden.
Uiteindelijk besloot men de haven te
verplaatsen naar de zoute vest en een
dijk op de gedempte haven te leggen.
Voor de uitvoering van dit plan kreeg de
stad van het Rijk 10000,- subsidie en
een renteloze lening van hetzelfde be
drag. Dit laatste bedrag werd later met
2000,- verhoogd toen bleek dat de
plannen duurder werden. In juli 1826
waren deze gereed en op de lóste van
die maand werd het werk aanbesteed.
De laagste inschrijver. Lambertus Hei
mans uit Uithoorn, werd voor
21900,— met de uitvoering belasj.
Bij het werk hoorde ook de aanleg van
een spuisluis, het verhogen van de uit
gang van de Waterpoort en het opbou
wen van een commieshuis in de zeewe
ring bij deze poort. Het wachthuis en
andere gebouwen ten zuiden van de
poort moesten hiervoor worden afge
broken.
De nieuwe haven kreeg een houten be
schoeiing. Dit alles moest in drie maan
den worden opgeleverd.
Om schade aan de nieuwe sjadseigen-
dommen te voorkomen, werd het aan
kinderen verboden tegen de taluds van
de dijk en op de nieuwe loskade te lo
pen. De boete werd gesteld op 1,-.
doch wanneer dit niet hielp kon men een
dag gevangenisstraf krijgen.
Met de verplaatsing van de haven werd
ook de wip verplaatst. In de stadsreke
ning van 1630 is deze voor het eerst ver
meld. De wip werd dat jaar vernieuwd.
Deze eenvoudige hijsinstallatie om
zware vrachten uit schepen te hijsen
komt voor op een door Cornelis Pronk
in 1743 vervaardigde tekening van de
Waterpoort. De wip werd in de 19de
eeuw nog regelmatig vernieuwd. De ge
meenteraad besloot deze echter in 1867
dit niet meer te doen, omdat er geen
zware vrachten geladen of gelost werden
en er ook te St. Maartensdijk, Oud-Vos
semeer en St. Annaland geen wip was.
Door de verplaatsing van de haven
werden het 'Landsmagazijn, waar Voor
1814 materiaal werd bewaard voor de
militairverdediging van het eiland en de
hiernaast gelegen ruiterstallen tegen
over het gat van de haven door de nieu
we dijk van het water gescheiden. De
ruiterstallen, die reeds gedeeltelijk wa
ren ingestort werden in 1828 verkocht
voor afbraak. Het 's Landsmagazijn, in
de 18de en 19de eeuw ook Stadsmaga-
zijn genoemd, werd in 1835 afgebroken.
Aan de Brabantse zijde van de Een
dracht is vermoedelijk in de 19de eeuw
een losplaats ontstaan ten zuiden van de
veerdam. Het hier liggende militaire
verdedigingswerk, het hoornwerk Slik-
kenburg, werd in 1814 in eigendom aan
de gemeente Tholen overgedragen.
De Auvergnepolder heeft vermoedelijk
in de veronderstelling dat het eigenaar
van deze grond was, ten zuiden van de
Rijksweg nabij het veer een losplaats
aangelegd. Deze wordt in 1858 ge
noemd.
Aan het eind van die eeuw is er over het
eigendom en de onderhoudsplicht van
de zeewering bij het hoornwerk veel te
doen geweest. Zowel de polder als de
gemeente Tholen lieten rechten gelden.
Plotseling plaatste het Rijk in 1890 rond
de losplaats paaltjes met eigendoms
merken, doch dit bleek later op een
misverstand te berusten.
Bij akte van delimitatie van 30 januari
1894 kreeg de Auvergnepolder het ei
gendom van deze los- en laadplaats aan
de Eendracht met de beschoeiing, paal
werk, trap enz. toebedeeld. De hierop
liggende bestrating werd in 1876 aange
legd. Thans ligt hier op het grondgebied
van de gemeente Halsteren een grote
drijvende olieopslagplaats tegen de wal.
Vermoedelijk zal in verband met de
aanleg van het Schelde-Rijnkanaal de
provincie- en gemeentegrenzen worden
gewijzigd. De Tos- en laadplaats zal dan
in de gemeente Tholen komen te liggen.
"De Commissie kan slechts meewerken
aan een beleid, dat erop gericht is de
beschikbare plaatsen in de verzorgings
tehuizen te bestemmen voor die perso
nen, die deze vorm van hulp dringend
nodig hebben". De indicatiecommissie
bejaardenoorden Zuid- en Noord-Beve
land en Tholen, ingesteld op grond van
artikel 6j van de Wet op de Bejaarde
noorden, zegt dat in het jaarverslag 1978.
Uit onze streek maakt de Poortvlietse
arts mevr. L.A. Padt-Visser deel uit van
de commissie.
Gegeven'het nog korte bestaan van de
Commissie, vindt men het nog te vroeg
reeds nu conclusies te trekken in het vlak
van vraag en aanbod. Wellicht is aan de
plaats en het werk van de Commissie in
het afgelopen jaar nog niet voldpende
bekendheid gegeven. Binnenkort zal
aan dit stukje voorlichting via de ge
meentelijke infonmatiebronnen op
nieuw de nodige aandacht worden ge
schonken. Dit laatste geldt ook voor de
contacten met alle instellingen en per
sonen die werkzaam zijn op het gebied
van de bejaardenzorg. In hoeverre het
de taak van de commissie is, haar beleid
af te stemmen op het werk van die an
deren en aansluiting te zoeken bij die
instellingen wanneer en waar dat moge
lijk en noodzakelijk is, zal een steeds
weerkerend onderwerp van gesprek
moeten blijven, aldus de commissie.
Wie in een bejaardentehuis wil, moet
een positief advies van de indicatiecom
missie hebben. De commissie, gevestigd
aan de Oostwal 31 te Goes (tel.
01100-21212), heeft vorig jaar veertien
keer vergaderd en 288 indicaties uitge
bracht.
Bij een aanvraag onderzoekt maat
schappelijk werkster mevr. W.M.A.
Nielen uit Goes eerst de toestand van de
bejaarde in zijn woning. Hiervan wordt
een rapport gemaakt. Zonodig kan zo
wel de arts als de maatschappelijk
werkster in een afzonderlijk rapport
verdere informatie verstrekken. In
voorkomende gevallen wordt nog advies
ingewonnen bij specifieke deskundigen.
De commissie beraadslaagt aan de hand
van de gegevens en stelt vervolgens
overeenkomstig de voorschriften haar
advies vast. Verzoeken tot herziening
van een advies zijn steeds mogelijk.
procent minder dan Borssele en 4 pro
cent minder dan Reimerswaal.
De verdeling van de uitgebrachte ad
viezen per bejaardenoord ziet er voor
Tholen als volgt uit: de Schutse (capaci
teit 72) uitgebracht 8, afgewerkt 3, niet
afgewerkt 5, Ten Anker (16) 8-1-7, Sint
Maartenshof (68) 11-5-6.
Volgens gegevens uit 1976 waren er op
Tholen 2524 bejaarden bij een inwoner
tal van nu 17213 en 156 verzorgings
bedden. Het percentage bejaarden is Ï4.
7%, wat een verhouding is van 1: 16
verzorgingsbedden/bejaarden. Voor
Noord-Beveland met 18.9% bejaarden is
dat 1:6 en voor Zuid-Beveland (14.4%)
1:11. Op Tholen blijft er 7.2% van de
bejaarden in verzorgingstehuizen, ter
wijl volgens de nota bejaardenbeleid de
norm 7% is. Zuid-Beveland heeft een
percentage van 9.4, Noord-Beveland
15.5%.
Het aantal niet afgewerkte urgente aan
vragen op het einde van het verslagjaar
is moeilijk aan te geven. Bij de aanvang
van de werkzaamheden van de com
missie, zijn alje personen die bij de te
huizen binnen de regio op de wachtlij
sten stonden, aangeschreven. Een ge
deelte van die mensen heeft op de brief
gereageerd door middel van het invullen
van een aanvraagformulier, terwijl zij
daarbij tevens te kennen hebben gege
ven, voorlopig niet voor plaatsing in
aanmerking te willen komen. Het is de
bedoeling dat al deze mensen in de loop
van de komende tijd worden bezocht,
maar duidelijk is inmiddels wel, dat ve
len een dergelijke aanmelding hebben
gedaan uit voorzorg. Deze onderzoeken
zullen nog enige tijd vergen. Een con
creet overzicht van de op dit moment
nog in behandeling zijnde aanvragen is
om die reden dan ook niet te geven.
Voor velen is het 'uit voorzorg melden'
een begrip, dat een stuk zekerheid moet
verschaffen. Dit voor het geval de per
soonlijke situatie om een of andere re
den zeer acuut een verslechtering on
dergaat. In het verleden is dit echter
geen garantie geweest voor een spoedige
oplossing, terwijl dat evenmin na het
instellen van de commissie het geval is.
Belangrijk is het uiteraard te weten, dat
de medewerking van de commissie
spoedshalve kan worden gevraagd wan
neer in een acute situatie op korte ter-:
mijn een bewijs dat tot opneming strekt,
moet worden afgegeven. Een dergelijke
spoed-beslissing kan buiten de commis
sie om door de voorzitter tussentijds
worden genomen. In een zodanig geval
moet men het adres van de secretaris
van de Commissie (p/a gemeente Goes)
bij de hand hebben. Is dat bekend? en
kent men de procedure? (b.v. huisarts,
ziekenhuis en Via gemeentelijke voor
lichting wil de indicatiecommissie Be
jaardenoorden hier de nodige aandacht
aan schenken, aldus het jaarverslag
1978.
Bij de vaststelling van een advies zijn
drie situaties mogelijk: 1. een positief
advies 2. Een afwijzend advies voor op
name in een bejaardentehuis, maar wel
een positief advies voor een andere
voorziening. 3. Een afwijzend advies.
Indien de indicatie 'Opneming in een
Bejaardenoord' is verleend, dient tevens
de urgentie te worden aangegeven. Er
bestaan zeven urgentiegraden, die lopen
van 1 (de laagste) tot 7 (de hoogste)
graad. De hoogste urgentie heeft uit
sluitend de bejaarde, die afkomstig is uit
een bejaardenoord dat is of wordt op
geheven. Het toekennen van de overige
urgentiegraden is afhankelijk van het
functioneren van de bejaarde en van het
al dan niet geboden worden van hulp
door instellingen of door personen van
buiten het gezin van betrokken bejaar
de.
Van de vorig jaar totaal 42 uitgebrachte
adviezen voor bejaarden in de gemeente
Tholen waren er 35 positief en 7 nega
tief. Van deze laatste zeven waren er 2
met een verwijzing naar andere voor
zieningen en 5 zonder.
In procenten uitgedrukt betrof het
Thoolse totaal 15% van de adviezen in
het werkgebied van de commissie, 1
G.S. over vorstschade St. Annalandse tuinder:
Vorstschade aan bloemen en groenten in
warenhuizen moeten we tot de normale
bedrijfsrisico's van ondernemers reke
nen. Ook een schade die enkel en alleen
veroorzaakt zou worden door een
stroomstoring moet in principe tot de
normale bedrijfsrisico's worden gere
kend. G.S. van Zeeland antwoordden dat
op vragen van het VVD-statenlid dr. Ir.
C.W.C. van Beekom over het bevriezen
van gewassen in St. Annalandse waren
huizen na het uitvallen van de elektrici
teit. vrijwel volledig verloren gaan van de
oogst van bloemen en groenten in zes
warenhuizen te St. Annaland'. De
PZEM had slechts een schademelding
van 1 bedrijf ontvangen. 'Omtrent de
omvang van deze schade zijn haar sterk
variërende bedragen «enoemd. Een ex
acte opgave ontbreekt, evenals een ver
melding van het soort gewas dat is ge
troffen', aldus G.S. Volgens het college
waren het uitsluitend de weersomstan
digheden die direct en indirect tot de
schade in dit enige G.S. bekende geval
hebben geleid. De lage buitentempera
tuur was er de oorzaak van, dat ofschoon
de stroomstoring zich slechts twee uur
Steenbergsestraat - Tel. 34228
BERGEN OP ZOOM
Advertentie IM
In de sfeervolle zaal van Hof van Hol
land, die aangekleed was met planten
van bloemisterij v.d.Berge, uit Tholen,
moesten woensdagavond 28 maart weer
stoelen bijgezet worden door de gewel
dige opkomst voor de Voorjaarsmode
show van Boddiesjop Lilian uit de
Stoofstraat. Vier topmannequins, Tine
ke. Brigitte. Marion en Anneke, toonde
de Lente- en Zomermode, wat vaak
groot applaus oogstte. De combinaties
waren door/üe twee medewerksters van
Lilian, Nel Dalebout-Clarisse en Wim-
mie van den Berge-van den Hoek, zelf
bedacht. Zowel voor maat 36 als 44 kun
je bij de Boddiesjop een garderobe sa
menstellen.
De zomerjaponnetjes - merken als Shu-
bette, Sua-Sua en Lotus - doen ons weer
denken aan grootmoederstijd, bijvoor
beeld door kapmouwtjes, brede cein
tuurs, en plooitjes vanuit de schouders.
De strakke rok heeft loopsplitten, voor
meer bewegingsvrijheid.
De vleermuismouwen zien we veel in de
zomermode, zowel bij japonnen als
blouses, van dun katoen, dun Georgette,
zijden Jersey, maar ook van zuiver wol,
van Viscose en zelfs van glansgaren.
Voor de jeugd natuurlijk ook de disco
mode. Een voorbeeld: een japon met
splitten en daaronder een pantalon in de
modetinten rood, geel, kobaltblauw en
lila tot paars.
Ook de badkleding sloeg enorm goed
aan, zoals de bikini's, badpakken en
badjasjes. Dit alles werd leuk naar voren
gebracht met hoedjes, tasjes, sieraden en
sjaals, die ook allemaal te krijgen zijn in
de Boddiesjop, tegen zeer redelijke prij
zen.
Wegens ziekte van mevr. Vanwesen-
beeck, eigenaresse van de naar haar ge
noemde Boddiesjop Lilian, bedankte
mevr. v.d. Berge alle medewerksters met
een bloemetje. Zij konden terugkijken
op een geweldige tweede modeshow van
de jonge Thoolse modezaak.
heeft voorgedaan, de temperatuur in de
kas(sen) snel is gedaald. De door een
stormachtige wind opgejaagde sneeuw
drong door de ventilatie-openingen van
het transformatorstation ter plaatse,
waardoor kortsluiting ontstond en de
stroom uitviel.
De wijze van bedrijfsvoering door de
N V. PZEM en de hedendaagse stand
der techniek zijn van dien aard, dat
stroomstoringen uitzonderingen zijn.
Desondanks kunnen zij niet voorkomen
worden. Stroomstoringen vormen dan
ook een reeël en onvoorzienbaar risico,
dat naarmate de bedrijfsvoering meer
afhankelijk is van een ononderbroken
energielevering, tot het gewone onder
nemingsrisico behoort. In de betrokken
bedrijfstak wordt dit ook algemeen als
zodanig aanvaard, reden waarom men
normalerwijze steeds maatregelen
neemt zoals: a. installeren van een ver
warmingsketel die zowel op gas als olie
kan worden gestookt, b. Aanwezig doen
zijn van een noodaggregaat. c. Dekken
van mogelijke bedrijfsschade door een
behoorlijke verzekering, aldus G.S.
Dhr. van Beekom had gesuggereerd, dat
enige tegemoetkoming door de PZEM -
hoewel daartoe wellicht niet in rechten
verplicht - moreel te rechtvaardigen zou
zijn, temeer daar de glastuinders toch
reeds gebukt gaan onder zware extra
stookkosten om de kassen vorstvrij te
houden. G.S. wijzen dat af, want derge
lijke risico's zouden in de tarieven ver
taald moet worden. De daarmee ge
paard gaande aanzienlijke verhogingen
van de tarieven zouden verregaande
economische consequenties hebben
voor heel Zeeland. G.S. achten het
maatschappelijk en moreel volstrekt
aanvaardbaar dat de PZEM niet de ver
antwoordelijkheid draagt voor de hier-
bedoelde risico's en dat zij haar juridi
sche aansprakelijkheid in algemene of
bijzonder leveringsvoorwaarden heeft
uitgesloten.
Het feit dat glastuinders gebukt gaan
onder zware stookkosten, kan niet als
bijzondere omstandigheden gelden om
dat dit niet alleen voor tuinders geldt.
Bovendien hebben deze in het nabije
verleden ook geprofiteerd van de reeks
zeer zachte winters van de voorafgaande
jaren.
G.S. wijzen er nogmaals op, dat het in de
tuinbouw gebruikelijk is dat men voor
deze normale, voorzienbare bedrijfsrisi
co's maatregelen treft zoals genoemd.
'Vanzelfsprekend staat het de indivi
duele ondernemer vrij van dit gebruik af
te wijken en deze maatregelen achter
wege te laten. Het gaat dan echter niet
aan de gevolgen daarvan op anderen, in
dit geval de PZEM, af te wentelen', al
dus g.s. in antwoord op de vragen van
Statenlid van Beekom. Het Provinciaal
Bestuur deelt tenslotte nog mee, dat de
PZEM voornemens is om, afhankelijk
van de omstandigheden, in overleg met
de getroffene(n) een soepele regeling te
treffen ten aanzien van de betaling van
hun verbruiksnota's.
Cs avonds of in 't weekend)