door
J. P. B. Zuurdeeg,
archivaris der
gemeente Thoien
J N?
Donderdag 23 september 1976
EENDRACHTBODE
7
HET RAADHUIS
VAN SCHERPENISSE
Naast een aantal prachtige oude kerken zijn de zeven plaatsen op het eiland Tholen vier
gemeentehuizen rijk die van voor 1800 dateren. Het oudste hiervan is het omstreeks 1460
gebouwde stadhuis te Tholen. Het raadhuis van Scherpenisse van 1594 is de tweede in
ouderdom.
Het is niet waarschijnlijk dat deze vermoedelijk oudst bewoonde plaats op het eiland voor 1 594
een rechthuis heeft bezeten. Het bestuur en de rechtspraak zal wel, zoals gebruikelijk was in de
kleine plaatsen, zijn uitgeoefend in een aparte kamer in een herberg. Wanneer het dorp wel een
dergelijk gebouw heeft bezeten, dan is het bij de grote brand in 1531 of tijdens de woelige
eerste jaren van de Tachtigjarige oorlog, die Scherpenisse, evenals de andere plaatsen op
Tholen niet onberoerd hebben gelaten, verloren gegaan.
Bouwplannen.
De eerste gegevens over plannen voor de bouw
van het raadhuis worden vermeld in de dorpsre
kening van 1591/92. Op 18 april 1592 waren de
baljuw, rentmeester, schout en schepenen bijeen
om zich te beraden over de koop van een perceel
grond. Later wordt echter een huis aangekocht van
de erfgenamen van Govaert Ockertszn. Inmiddels
was men tot het besef gekomen dat de bouw niet
uit de dorpsmiddelen bekostigd kon worden. De
baljuw Lieven Weckendeth, zijn Jcnecht en de
ontvanger van de dorpsaccijns Jan Janszn. Bran-
dijn reisden daarop naar Delft om gravin Maria
van Nassau, een dochter van Prins Willem I van
Oranje en Anna van Buren, in de hoedanigheid
van ambachtsvrouwe van Scherpenisse om hulp te
verzoeken.
De posten in de dorpsrekening van deze
tien-daagse reis, geven een aardig inzicht in de
problemen van het reizen in die tijd, toen reizen
over land door de onbegaanbaarheid van de we
gen- vooral in het natte jaargetijde- niet goed mo
gelijk was en men de voorkeur gaf aan het reizen
per schip in het bijzonder in het waterrijke eilan-
dengebied.
Op 24 augustus 1593 ving de reis aan met een tocht
naar St. Annaland, waar een hevig onweer voor
het nodige oponthoud zorgde. Van deze plaats
voer men naar Delfshaven, vanwaar het ge
zelschap met een wagen naar Delft reisde. In deze
stad werden de bouwplannen met een timmerman
en een metselaar besproken. Ook aan de
ambachtsvrouwe werden de plannen voorgelegd.
Zij schonk f. 1000,— voor de bouw en stond toe dat
de accijns op een ton bier van 10 op 20 stuivers
werd gebracht. De bewoners die door het ontbre
ken van göed zoet-water op bier waren aangewe
zen om hun dorst te lessen, zullen hier echter
weinig mee ingenomen zijn geweest. Ook de im
post (belasting) op wijn werd verhoogd.
Na dit welbestede bezoek werd de terugWeg aan
vaard. Met een wagen gingen de reizigers naar
Maassluis, waar ze met een boot naar Den Briel
voeren. Vandaar ging het met een wagen naar 't
Horensveer (bij Hellevoetsluis), waar ze naar
Sommelsdijk zijn overgevaren. De volgende
etappe werd weer per wagen afgelegd naar Oude
Tonge, waar men weer scheep ging en via het
Slaak naar de uitwateringssluis van Poortvliet aan
de noordzijde van het eiland zeilde. Dat zo'n uit
stapje een gebeurtenis was blijkt wel uit de verte-
ringskosten van 2.- toen de baljuw en de ontvanger
rapport uitbrachten van hun wedervaren. y
Het huis van Govaert Ockertszn. werd nu gekocht.
De bouwbestekken van de metselaar Geert Joris
en de timmerman Reyer Pieterse, beiden uit Delft,
waren op 15 december 1593 gereed. Ook aan de
metselaar Nicolaas Latoun wordt een bestek voor
het metselwerk gevraagd en aan een steenhouwer
en een metselaar in Middelburg een prijsopgaaf.
De bouw blijkt nu echter duurder dan was voor
zien en de baljuw trok opnieuw naar Delft met
Marinus Jasperse Block om nog een verhoging van
5 schellingen op de bieraccijns te verzoeken, die
eveneens wordt toegestaan.
Bouw.
Uiteindelijk wordt de bouw aanbesteed, waarvoor
een ruime belangstelling was uit Goes, Vlissingen,
Middelburg, Veere, Tholen en Bergen op Zoom;
circa 33 timmerlieden en metselaars toonden be
langstelling. Voor het houtwerk was Cornelis Ja-
cops Smijtegelt uit Tholen de laagste inschrijver
met een bedrag van 258.6.8. Het metselwerk en de
levering van de steen werd gegund aan Jan van
Latoun voor een bedrag van 500.-. Het ijzerwerk,
zoals de muurankers met de flambouwhouders
zijn door de plaatselijke smid Jacob Pierss Priem
ook wel Jacob de smid genoemd, geleverd voor
49.16.6. Het maken van het leien dak heeft nog
enige moeilijkheden opgeleverd. De eerste poging
om in Dordrecht een aannemer te vinden lukte
niet. Later blijkt dat Leendert Stuers het 21 roeden
en 9 voeten grote dak heeft gedekt en de leien en
nagels heeft geleverd voor '16.3.9 en de kap van het
traptorentje voor '5, terwijl Jan Janss Schram ruim
38 vierkante voet glas leverde voor de ramen.
De laatste betalingstermijn van de metselaar en de
timmerman verviel op 1 oktober 1595, waaruit we
kunnen opmaken dat het gebouw toen voltooid
was. Naast bovengenoemde posten worden er in
de dorpsrekeningen nog een aantal bedragen ge
noemd betreffende aardewerk, het maken van
deursloten en andere kleine bedragen. In de
hierna volgende jaren werd het raadhuis verfraaid.
Beschrijving en rekonstructie.
Uit de diverse posten in de dorpsrekeningen blijkt
weinig over het gebouw zelf, daar steeds verwezen
wordt naar de bestekken van het werk, die verlo
ren zijn gegaan. De ChronyN van Smallegange
van 1696 bevat, hoewel deze Scherpenisse nauwe
lijks vermeldt, een fraaie prent van het dorp in
vogelvlucht gezien over de Pluimpot. De twee be
langrijkste gebouwen die er op te zien zijn, zijn de
grote kruiskerk en het hoog oprijzende raadhuis
aan de Hoge Markt, die beide nog niet door slo
pershamers zijn bewerkt.
Uit het een en ander is op te maken dat het gebouw
van het type zaalhuis met een deels onder de grond
gelegen kelder en verdieping was, welk type vooral
bij grafelijke gebouwen, kastelen en raadhuizen in
de 15de en 16de eeuw is toegepast.
Zowel de kelder als de er boven gelegen rechtzaal
waren bereikbaar van af de Hoge Markt via een
deur in het midden van de gevel. 1)
De gevels waren versierd met een trapgevel. De
ramen waren voorzien van kruis-kozijnen, waar
van nog sporen zijn te zien. In het oorspronkelijke
plan was het de bedoeling dat men de op de ver
dieping gelegen gildekamer en de erlboven lig
gende zolder met een houten wenteltrap in het
midden van het gebouw zou kunnen bereiken.
M en heeft er echter van af gezien, omdat de trap te
veel plaats zou innemen en het vierkant van de
zalen zou bederven. Een oplossing hiervoor vond
men in de aanbouw van een achtkantig trapto
rentje tegen de achtergevel aan de Spuidamstraat,
waarvan de fundamenten zijn terug gevonden in
het in 1847 gebouwde brandweerhuisje. De zolder
had een hoge kap met vermoedelijk een dakkapel
aan de oostzijde
Oorspronkelijk was alleen de op de verdieping
gelegen gildekamer verwarmd. Roetsporen van
een stookplaats zijn terug gevonden in het midden
van de westgevel.
Waarschijnlijk is naast het traptorentje ook aan de
voorzijde van het gebouw een torentje geweest.
Van der Aa vermeldt in het Aardrijkskundig
woordenboek van 1847 "Het gemeentehuis in de
kom van het dorp is een hoog ouderwets gebouw
hebbende aan de voor en achterkant op de hoeken
een achtkante toren met s|>its en het jaartal 1594 in
de voorgevel". Het is mogelijk dat het torentje aan
de voorzijde van het gebouw 2) een ter hoogte van
de gildekamer uit het gebouw stekend arkelto-
rentje is geweest, waarin het dorpsuurwerk was
ondergebracht. De metselaar, timmerman en
schaliedekker ontvingen in 1614 of 1615 een
bedrag "in 't optrekken van het torenken op 't
heeren rechthuys". In hetzelfde jaar leverde Pieter
Heys, "horlogemaker" te Bergen op Zoom voor
30.7.4. een uurwerk voor het rechthuis. Ook de
wijzerplaat kwam uit die stad.
De zonnewijzer van het gebouw is in de loop der
jaren regelmatig verguld, terwijl hiervoor in 1764
een nieuwe koperen plaat is aangekocht.
Het dorp hoefde niet alles van het raadhuis te
betalen Naast de f. 1000.- schonk Maria van Nas
sau nog 200 gulden tot "siraet" van het rechthuis.
Misschien is met dit bedrag in 1599 of 1600 het 73
pond zware luidklokje bij Ma(rinus) Cornelis
Dingnis te Middelburg gekocht 3), welk onder een
luifeltje aan de pui van het rechthuis is gehangen.
Schout en schepenen schonken het dorp een deel
van de glazen ruiten en van de vloer van rode
tichelen in de rechtkamer.
Bankroet.
Het ging het dorp in het midden van de 17de eeuw
niet voor de wind. De bouw en het onderhoud van
het rechthuis, de veelvuldige calamiteiten aan de
kade en spuikom en de overstroming van 30 janu
ari 1645 brachten de plaats aan de rand van een
bankroet. Door het onvermogen van het dorp
werd van 1646 af geen rente meer voor de geleende
kapitalen uitgekeerd. De schuldeisers namen dit
niet en begonnen onder leiding van Marinus
•Struyve een procedure voor het Hof van Holland
met als inzet het dorpshuis en de impost op de
Reconstructie van het raadhuis van Scherpenisse
zoals het er in het begin van de 17de eeuw heeft
uitgezien.
Tekening H J. Meijer.
tappers. Het kwam zover dat de substituut schout
Limburch in Den Haag in 1660 op kosten van het
dorp is gegijzeld en dat het Hof een curator aan
stelde, die het raadhuis met het uurwerk en het in
1666 afgebroken schuurtje achter het raadhuis op
12 juni 1662 verkocht aan de dijkgraaf en schepen
Yeman de Waeyer voor een bedrag van "102.-.
Deze kocht het door achterstallig onderhoud ver
vallen gebouw om te voorkomen dat de verkoop
aan anderen zou leiden tot verder ongeluk van het
dorp en in het bijzonder tot "disrespect van de
ambachtsheer, de Prins van Oranje".4)
De magistraat verzoekt nu de Oranje's om de koop
van het gebouw over te nemen en een bedrag te
schenken voor het herstel van het rechthuis, de
kade en het spui. Amelie van Oranje stelt dan '200
Raadhuis van Scherpenisse ca. 1920.
Foto Rijksdienst van de Monumentenzorg.
beschikbaar met de uitdrukkelijke voorwaarde dat
het gebouw steeds door het dorp moet worden
onderhouden. De overdracht en de koop zijn op 22
december 1664 door het Hof van Holland be
vestigd, zodat in feite het gebouw toen eigendom
van de Oranjes was geworden. Merkwaardig ge
noeg staat het raadhuis bij de instelling van het
kadaster in 1832 ten name van de burgerlijke ge
meente Scherpenisse, terwijl uit niets blijkt dat de
gemeente het gebouw heeft terug gekocht.
Verbouwingen.
Bijna twee eeuwen verstrijken. Inmiddels is met de
Franse tijd een gemeentebestuur gekomen, zoals
we dat in grote lijnen nog kennen. Economisch
gezien is in het bijzonder de eerste helft van de
negentiende eeuw een zeer slechte tijd. Het dorp
heeft ternauwernood middelen om de allernood
zakelijkste herstellingen uit te voeren. Het
raadhuis, evenals b.v. de onderwijzerswoning zijn
bouwvallig. Hoe dringend herstel nodig is, getuigt
een instorting van het keldergewelf met een groot
deel van de vloer van de bovenliggende zaal in de
eerste maanden van 1842. Kort voordien had de
gemeenteraad besloten het gebouw, dat de
bestuurders te groot en ongerieflijk vonden, doel
matiger in te richten door het verplaatsen van de
voordeur uit het midden naar de plaats van het
linker raam en een binnenmuur op te trekken.
Het keldergewelf dat niet meer voor herstel
vatbaar was, is dat jaar afgebroken en opgevuld
met grond uit de spuikom. De vervanging van de
ingestorte stenen vloer door een houten moest tot
het volgende jaar wachten. Wel werd de voorheen
onderkelderde "voorvloer" met een binnenmuur
afgescheiden als vergaderkamer. De toestand van
het gebouw blijft echter zorgwekkend. Uit de
raadsnotulen van 7 augustus 1846 blijkt dat ver
dere herstellingen dringend noodzakelijk zijn om
ongelukken te voorkomen. Vermoedelijk waren
de hoge zijgevels sterk uitgeweken, zoals dat nu
nog te zien is aan de resterende zijgevels.
Een plan tot herstel van het gebouw in een tijdvak
van 6 jaar werd geraamd op f. 3226.20, terwijl de
bouw van een nieuw gemeentehuis met het mate
riaal van het oude gebouw geraamd werd op
f.2400.-.
De tijd om deze plannen te verwezenlijken was
echter niet gunstig. Door de mislukte aardappel
en roggeoogst, het volksvoedsel bij uitstek, van
1845 en 1846 dreigde de honger. De gemeente
heeft toen leningen gesloten voor voedselaanko-
pen. In de winter van 1845/1846 was de situatie zo
erg, dat 433 van de 1175 zielen tellende bevolking
van Scherpenisse op deze hulp was aangewezen.
Deze plannen waren gezien de geldzorgen niet
uitvoerbaar. Men wilde het gebouw echter ook
niet afbreken en in een herberg trekken, zoals in
veel andere gemeenten het geval was. In de sep-
tember-vergadering van dat jaar kwam de bur
gemeester met een nieuw voorstel. Het gebouw
met de torens en schoorstenen zou tot op zekere
hoogte worden afgebroken en vervolgens opnieuw
onder de vermaakte oude kap worden gebracht,
terwijl aan de achterzijde een brandspuithuisje
zou worden gebouwd. De gildekamer op de ver
dieping zou door een houten schot in tweeën wor
den gedeeld en bereikbaar worden via een trap in
het gebouw. Met aftrek van de te verkopen af
braak zou dit slechts f. 331.12 bedragen. Nog het
zelfde jaar werd hiertoe besloten en in 1847 uitge
voerd. Het leien dak is toen vervangen door een
pannen dak. Om tot een grotere besparing van de
gemeentelijke uitgaven te komen besloot de ge
meenteraad het 17de eeuwse dorpsuurwerk te
verkopen, wat f.40.- aan onderhoud en bezoldi
ging zou besparen. Later blijkt echter dat het uur
werk, dat geen halfuurslag bevatte, niet is ver
kocht. Waarschijnlijk heeft men toen alsnog een
klokketorentje op het dak geplaatst.
Vijftig jaar later was dit torentje verrot, terwijl het
oude uurwerk was versleten. Beide zijn in 1897
vervangen en ook heeft men toen een vierde wij
zerplaat aangebracht.
De twee voorste ramen aan de Spuidamstraat zijn
in 1849 dichtgemetseld, waarschijnlijk om meer
kastruimte te krijgen.
Ook in deze eeuw is er aan het raadhuis verbouwd.
De toenemende administratie deed de behoefte
aan meer ruimte ontstaan. Voor de berging van het
archief vond men een uitweg door de bouw van
een archiefkluis onder de openbare lagere school
in 1939. Deze ruimte was echter dermate vochtig
dat het archief hier onherstelbare schade heeft
geleden. Voordien was de handbrandspuit reeds
overgebracht naar de kerk en heeft men het
brandspuithuisje verbouwd tot twee gevan
geniscellen.
Het raadhuis zelf is in 1937 weer enigszins op
geknapt. De binnenmuren zijn toen afgebroken en
op een andere plaats weer opgemetseld, zodat men
nu via de gang de raads-, tevens trouwzaal kon
betreden wat voordien alleen mogelijk was via de
secretarie. Ook de trap is toen vervangen.
Hierna vervalt het gebouw weer snel. Er was een
nijpend ruimtegebrek. Zo werd de raadszaal tot in
1946 ook als distributiekantoor gebruikt en in 1958
erkenden burgemeester en wethouders dat het ge
bouw een krot was. Er komen dan plannen voor
nieuwbouw. Een eerder plan voor verbetering in
1946 was te ondoelmatig en te duur bevonden.
Men zoekt het nu in nieuwbouw. De plannen voor
een gemeentelijke herindeling, eerst een samen
gaan van Scherpenisse en St.Maartensdijk en later
van alle 7 gemeenten op het eiland Tholen, door
kruisen deze echter. Wel heeft de gemeente de uit
de dertiger jaren daterende stenen pui vervangen
door een lagere van oude stenen en heeft men in
1962 het oude torenuurwerk vervangen door een
electrisch uurwerk, terwijl de wijzerplaat toen is
verlicht.
Kort voor de herindeling is er nog centrale ver
warming aangelegd.
Gebruik van het gebouw.
Het rechthuis was in de eerste plaats bedoeld als
representatief onderdak van de vierschaar
bestaande uit een baljuw en zeven schepenen, die
de rechtspraak beoefenden in criminele en civiele
zaken en de vrijwillige rechtspraak. Hier is de
naam rechthuis van afkomstig. Ook de nog weinig
omvangrijke bestuurlijke aangelegenheden wer
den door dit college behandeld. De weeskamer die
zich bezig hield met de bezittingen van de min
derjarige wezen zal eveneens in het gebouw ge
vestigd zijn geweest. De Franse tijd bracht de
scheiding der wetgevende, uitvoerende en rech
terlijke macht. De rechterlijke bevoegdheden van
het dorpsbestuur vervielen toen. Tot de herinde
ling van de gemeenten op Tholen in juli 1971 was
het gebouw de zetel van de gemeente.
Het nog bestaande Cloveniersgilde heeft ver
moedelijk van de stichting in 1594 af, gebruik ge
maakt van de gildekamer op de verdieping van het
raadhuis. In de dorpsrekeningen vinden we in
1676 voor het eerst de gildekamer vermeld. De
kamer was dat jaar verhuurd voor -.16.8., doch zou
hierna niet meer zo goedkoop worden verhuurd.
Ook in 1692 was deze ruimte die nog de hele
bovenverdieping besloeg, enige maanden ver
huurd voor de opslag van een partij koolzaad. De
magistraat besluit hierna tot nader order hier geen
granen meer op te slaan.
In tijden van nood is de gildekamer gebruikt als
nood-onderkomen. Het Aardrijkskundig woor
denboek vermeldt dat in 1811 en 1812 te Scherpe
nisse een kwaadaardige ziekte heerste, welke vele
ingezetenen ten grave sleepte. De gildekamer is
toen ingericht als tijdelijke ziekenzaal waar lijders
aan deze ziekte werden verpleegd, door ook van
elders komende geneesheren. In 1914 zijn een
aantal Belgische vluchtelingen in de gildekamer
ondergebracht en werden nog vele doortrekken-
den op het gemeentehuis van brood en koffie
voorzien.
Naast de gildekamer is ook de zolder van het ge
bouw verhuurd geweest. Direkt na het gereedko
men van het gebouw huurde de baljuw de zolder
in 1596 en 1597. Het jaar hierna was de huur niet
mogelijk in verband met wachthouden. In 1609 en
1610 is deze ruimte weer verhuurd. Later lezen we
in de dorpsrekeningen dat er in 1622 een corps de
garde (wachthuis) is gemaakt. In de tijd dat het
dorp bankroet dreigde te gaan, is ook de
"stadhuiskamer" verhuurd, o.a. in 1660 voor de
opslag van boekweit, nog in 1664 wordt de the
saurier gelast deze kamer het volgende jaar te
verhuren. Ook later zijn nog delen van dit gebouw
verhuurd.
De kelder van het gebouw bevatte een wel. In 1635
werd er een nieuwe wel aangelegd en een
dorpspomp aangebracht, waarschijnlijk voor al
gemeen gebruik. Deze waterpomp schijnt niet zo'n
succes te zijn geweest, want reeds twintig jaar later
betaalt Jan Schram '1.12.6 voor lood dat afkomstig
is van deze pomp. Verder lezen we niets meer van
de kelder tot 1842 toen het gewelf instortte en de
kelder met grond is gevuld
Het is te hopen, dat de plannen voor een ingrij
pende restauratie van het raadhuis, dat in de
dorpsrekeningen vele malen vol trots als stadhuis
is vermeld, spoedig zullen worden gereali-
seerd,zodat het snel voortschrijdende verval van
dit monument een halt wordt toegeroepen en het
weer een passende bestemming kan krijgen.
augustus 1976.
Bronnen: Gemeentearchief Tholen. Het archief
van de voormalige gemeente Scherpenisse.
van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek van
1847.
Noten
1) De 16de of 17de eeuwse voorgeboden (een soort
politieverordening van Scherpenisse, verboden de
kinderen om met koten (bikkels) op de trappen
van het rechthuis te spelen.
2) Ook in een begroting van 1846 is er sprake van
meer dan één toren.
3) Het klokje is in 1943 door de Duitsers gevorderd
en niet meer teruggekomen.
4) Dit was dus tijdens het eerste stadhouderloze
tijdperk van 1650- 1672.