Schijn van vrijheid Romeinse overheersing Nieuw reglement van orde met minstens 3 rondvragen per jaar Meerderheidsvoorstel voor ambtsgebed aan begin van Thoolse ra ads ver g aderin gen Tentoonstelling Reimerswaal Commissie voor muziekprijs Jan Overeenkam het Kind Ter overdenking Ik ben 't tm de toehoorders 23 december 1971 EENDRACHTBODE Godsdienstigheid had contact met de levenspraktijk verloren Schijn van vrijheid Verdeelde leiders Leiders en volk Naar het einde I Mogelijk hebt u er niet eerder bij stilgestaan, hoe de lofzang van Maria eigenlijk een heel wonderlijk, ja zelfs modern jied is. Men zou. wanneer"men de bijbel niet kende, kunnen aannemen, dat het in onze tijd is geschreven. Door mensen die het evangelie alleen maar kunnen zien in intermenselijke verhoudingen, in ontwikkelingshulp, in werelddiakonaat, in politieke daden. De lofzang van Marial Luistert u maar: „Hij heeft de machtigen van de troon gestoten.... rijken heeft Hij ledig weggezonden." Maar ook zegt Maria: „Hij heeft de een vo ud igen verhoogd.hongerigen heeft Hij met goederen vervuld." Die uitspraken kunnen zowel maat schappelijk als geestelijk worden benaderd. Eigenlijk mag het e'en niet zonder het ander. Alleen maar vergeestelijken wil dan uit die woorden concluderen, dat de goederen, waarop Maria spreekt, geestelijke zegeningen zijn van God en dat verhoging van de eenvoudigen alleen maar slaat op hun plaats in de hemel. Nemen we de woorden letterlijk, dan komen -we mogelijk dichter bij de waarheid. De Zaligmaker is op aarde neergedaald om de mensheid taak en plaats te wijzen. Hij kwam op aarde om de uitgestotenen hun deel te geven van Gods rijke .schepping. Om hen die rijk werden ten koste van anderen, te vernederen. Hij kwam om eens op aarde het nieuwe Jeruzalem te vestigen. Daartoe is het ook in 1972 goed de Lofzang van Maria eens te lezen. En te overdenken. Het is jaarlijks hetzelfde liedje, za] menige realist spottend opmerken. Tegen en tijdens de kerstdagen hoort men het lied van de tegenstelling. Van de „Vrede op aarde" en van de werkelijke „toestand in de wereld". Meestal wordt er dan aan dat lied nog enkele coupletten toegevoegd die betrekking hebben op de kerk, want daar is het ook de meest geschikte tijd van het jaar voor om er op af te geven een kerk, die het zo lelijk heeft laten zitten. Dat die kerk door zovelen, daarin en daarbuiten, in de kou werd gezet, wordt dan gemakshalve vergeten. Men heeft een hond gevonden om met de stok te slaan. Er zit iets on waarachtigs in deze jammerklachten. Wanneer men de mensen zouvragen.svèt ze nu eigenlijk bedoelen met die wens naar „vrede op aarde", dan blijkt dat verlangen meestal puur egoïstisch. Vrede - nou ja, geen oorlog meer, geen angst meer. Al het geld dat nu aan defensie wordt uitgegeven kan voor veel nuttiger zaken worden besteed. Geen jongens meer in dienst, geen woordelijk of daad werkelijk sabelgekletter. Dan zouden we de hemel op aarde hebben. Dat dit niet zo is, ligt nooit aan onszèlf. Wie je ook spreekt, iedereen wil vrede; men bereidt zich ten oorlog terwille van de vrede, diplomaten, legeraanvoerders, parlementariërs...met het versje kan men zeggen: „koning, keizer, admiraal, vrede willen z'allemaal.".... We kunnen ons daarvan al evenmin distanciëren door demonstratie en agitatie, dan wel door een droef- berustend accepteren van de feiten, dat het altijd wel zo zal blijven. Dat er zoveel landen zijn, waar men oorlog ziet als een groots avontuur, zoveel mensen die bereid zijn bloed te vergieten en zelfs hun eigen bloed te storten voor de een of andere zogenaamde Grote Zaak. Er zit dus schijnbaar niets anders op dan te huilen met de wolven in 't bos. Zolang we hetzij anderen, hetzij de omstandigheden, de schuld geven, moeten we maar niet poseren als mensen vol vredesverlangen. Vrede betekent niet: ontwapening. Dat kan wellicht een laatste gevolg zijn en we moeten er maar niet op rekenen dat wij dit nog meemaken. Dat hindert echter niet, want men heeft eerst gefaald, wanneer men het streven heeft opgegeven. De grote strijd moeten we voeren met onszelf. Het kan wel eens bitter amusant zijn net te constateren, hoe oorlogszuchtig een pacifist kan zijn, in feite zien we daarbij onszelf in de lachspiegel. Met al ons verlangen naar vrede is het ons egoisme, onze afgunst, unze discriminerende zelfingenomenheid, die een klimaat schept, waarin ieder vredes-streven verstikt. Overarfiëerst oorlog, soms schroeiend heet, soms ijzig koud. In gezinnen en families, in kerken en partijen. Het felle chauvinisme eist slachtoffers op sportvelden. Het streven naar voorrang maait de mensen bij duizenden neer op de wegen. Het ziet collega's als con currenten. „Ik laat niet over me lopen. Wee degeen die me te na komt." Ieder voor zich....en dan voegen we er nog kwasivroom aan toe...en god voor ons allen. De Britten zijn eerlijker, die voegen er aan toe: de duivel hale de rest. Zo lang wij allen, elke dag opnieuw, zó leven, moeten we maar geen krokodillentranen storten bij de kerst. boom en klagen over de tegenstelling tussen de engelenzang en de werkelijkheid. Laten dan nog maar liever met Revius zeggen: „Ik ben 't o Heer, ik ben 't.... die U dat heeft misdaan. Uit die schuldvolle bekentenis zou inderdaad wel eens kerstvrede kunnen voortkomen. Het joodse volk in Anno Domini 1 De geboorte van Christus had plaats in een tfjdperk van geestelijk en staatkundig verval van het joodse volk. De romeinen beheersten het land. De kloof tussen volk en leidslieden scheen bfjna onoverbrugbaar. En die leidslieden zélf waren onderling verdeeld. In deze situatie ging de geboorte van de door allen verwachte „Messias" vrijwel onopgemerkt voorbij.... De Joden! Een aantal, slechts door gemeen schappelijke religie bijeengehouden, stammen onder Saoel gevormd tot een koninkrijk, groeide onder David en Salomo tot zelfstandigheid en bloei, werd in tweeën gescheurd tijdens een door Jerobeam (later koning) geleide volksopstand. Dan volgen voor beide rijken, Juda en Israël perioden van bloei, afgewisseld met perioden van diepe neergang, worden zij satelliet staten van Egypte, Babel, Assyrië. Een nieuwe tijd breekt aan onder de Makkabeeën, maar ook hier steken twist en verdeeldheid de kop op en dan halen de Makkabeeërs het Paard van Troje binnen, door de hulp der Romeinen in te roepen tegen Antiochus. Dan is echter tegelijk Israëls lot beslist: vazalstaat, nog erger: wingewest van het wereldrijk Rome. De Romeinen zijn handige kolonisators. Ze weten dat je halt moet houden bij de religie. Anders komt er onrust. Dus houdt het Joodse volk een schijn van zelfstandigheid in de uitoefening van zijn godsdienst, die het stempel zet op heel het openbaar leven. Men was Jood, en daarmee automatisch lid van de „kerk" öf men was vreemdeling, buitenstaander, ook in letterlijke zin. Want men moest buiten de tem pelgebouwen blijven staan Een eigen rechtbank, het Sanhedrin, sprak recht. Alleen doodvonnissen moesten door de Romeinse gezaghebber worden bekrachtigd (vandaar de rol van Pilatus bij Jezus' veroordeling). De Hogepriester was een persoon van groot aanzien, en de Romeinen vreesden zijn invloed. Vandaar dat ze geen doorlopend hogepriesterschap wilden, maar een zeteiwlsseling. De vesting Antoma, 111 net hart van Jeruzalem, en het paleis van de procurator van Rome mochten dan stenen des aanstoots zijn, in vele opzichten leeft het Joodse volk nog als in de dagen van zijn grote koning. Alles draait om de machtige, prachtige tempel, die door Herodes buitengewoon was verfraaid en uitgebreid. Maar talrijk zijn ook de Joodse kolonies buiten Palestina waarvan Alexandrië de grootste is, en vandaaruit begint de Griekse gedachtenwereld invloed uit te oefenen op het Joodse denken. De leiding van het Joodse volk berustte bij de geestelijkheid, de priesters en de schriftgeleerden. Men had hen nodig van de wieg tot het graf en op ieder gewichtig moment daar tussen in. Het maatschappelijk leven werd opgehangen aan religieuze voor schriften en met de bepaling en de uitleg daarvan en het commentaar er op hielden de theologen zich gedurig bezig, met grote voorkeur voor haarkloverijen en muggenzifterijen. De grote scheur liep tussen de Farizeeërs en de Sadduceeërs. De Farizeeërs (afgezonderden) behoorden tot de strenge orthodoxie. Zij vormden de kern van het Jodendom, religieus en nationaal. Hun slechte reputatie dankten ze vooral hieraan, dat ze de letter waardeerden boven de geest, de vorm boven de inhoud, waardoor hun godsdienstigheid het contact met de levenspraktijk verloor. De Sadduceeërs waren geen haar beter, maar poseerden graag als de meer „verlichten". Ze koketteerden met de Griekse wijsbegeerte, ze hadden eigen ideeën over dood en eeuwig leven. Zij vormden 'n geestelijke aristocratie, die als het ware met zorgvuldig bijeengehouden gewaad, uit vrees zich te bezoedelen, hooghartig heenschreed door „de schare die de wet niet kent". De macht, die priesters en schrift geleerden over dit volk uitoefenden, was nog altijd zeer groot. Zij belichaamden tenslotte de laatste rest nationale onafhankelijkheid.! Maar zij regeerden ook het maat schappelijk leven en hun banvloek betekende practisch een boycot. Velen „Almachtige en Eeuwige God, wij bidden U om Uwen Zegen over de volbrenging der werkzaamheden, die Gij ons hebt opgelegd. Schenk ons wtysheid en voorzichtigheid, verlevendig in ons een diep besef van onze afhankelijkheid van U, en doe onze beraadslagingen strekken tot bevordering der ware belangen dezer gemeente. Amen". Zo luidt het ambtsgebed dat de voorzitter der Thoolse gemeenteraad elke keer bij het begin van de vergadering uitspreekt. Dit bestond al in het stadje Tholen, waarvan het reglement van orde ftjdeiyk voor de nieuwe gemeente geldt. Dinsdagavond sprak de gemeenteraad van Tholen over een nieuw ontwerp-reglement van orde voor de raadsvergaderingen. Dit wjjkt weinig af van het thans gebruikte reglement. Met de commissie ad hoe uit de gemeenteraad, hebben b en w al uitvoerig overleg gepleegd. Wat het ambtsgebed betreft was er sprake van een meerderheidsvoorstel. trokken zich daar niets van aan, zoals b.v. de tollenaren, die in dienst der Romeinen hun landgenoten uitzogen- maar een rechtgeaarde Jood spuwde dan ook op de grond, wanneer hij zo iemand passeerde. In dit licht is de grote verontwaardiging over het op treden van Jezus (hij eet met de tollenaars en zondaars!) te begrijpen... het vormde een regelrechte uitdaging van de macht der geestelijke overheid. Vrijwel niemand zag de kans de duizenden wetten en Bepalingen na te komen, het geperfectioneerde leven te leiden dat de geestelijke leiders voor schreven. Daardoor ontstond een fatale onverschilligheid met als een waakvlammetje de hoop op het Onder; de toekomst van de Messias die, hoé wist nien'niet precies, alles weer in orde zou brengen, en het Godsrijk op aarde. Dat de haat tegen de Romeinen de Messiasverwachting een sterk militante en nationalistische kleur gaf, spreekt wel vanzelf. En zo vertelt ook een der bij bel schrijvers, dat Jezus moest /luchten omdat hij vreesde, dat het volk hem, met geweld koning zou maken. De geboorte van een kind uit arme ouders in Bethlehem, al was dat ook de „Davidsstad", was bij zulk een Messiasverwachting een verschijnsel, waaraan slechts door weinigen en dan nog onaanzienliiken, waarde werd gehecht. En toen Jezus zich later als de verwachte Messias openbaarde, toen hij de godsdienstigheid der leiders voor waardeloos verklaarde en het volk in zijn nationale gevoelens teleurstelde, miste het Joodse volk zijn kans op een réveil en offerde zijn eigen nieuwe toekomst op Golgotha. Van toen af ging het steeds verder bergaf. De christenen werden vervolgd, de patriotten wonnen aan invloed. Een opstandige beweging waarin o.a. de later bekend geworden schrijver Flavius Josephus als overloper een bedenkelijke rol speelde, bezegelde het lot van Jeruzalem, dat in vlammen opging. De opstand van Bar Kochba, de „Zoon der Ster", vernietigde tenslotte de laatste rest van Israëls zelfstandigheid. Pas bijna twintig eeuwen later zou het volk van Israël opnieuw een nationaal tehuis vinden. In een toelichting bij het voorstel wijst het college erop dat een reglement van orde een groot aantal incidentele en weinig principiële zaken regelt. Het is er om een orderlijk verloop van de raadsvergaderingen te bewerkstelligen. Geregeld wordt: agendering, notulering, wijze van stemmen, wijze van behan deling van agendapunten, mogelijkheden van vragenstelling enz. Volgens het ontwerp-reglement is de voorzitter belast met het geven van gelegenheid aan de leden tot het ongestoord voordragen van hun mening, het stellen van conclusies waarover al dan niet gestemd zal worden, en het nauwgezet in acht nemen en doen naleven van het reglement. De vergadering wordt uiterlijk 15 minuten na het bepaalde tijdstip door de voorzitter geopend. Daarbij spreekt' deze het bij afzonderlijk raadsbesluit vast te stellen gebed uit. In zeer bijzondere omstandigheden is de voorzitter bevoegd een vrij gebed uit te spreken. De leden die zonder naar het oordeel van de voorzitter geldige reden na de opening der vergadering bin nenkomen of deze voor de sluiting verlaten en niet meer terugkeren, ontvangen voor deze vergadering geen presentiegeld. Elk half jaar krijgen de raadsleden hun vergoeding voor raads- en commissie - vergaderingen uitgekeerd. Het stellen van schriftelijke vragen, kort en duidelijk geformuleerd, blijft. Binnen vier weken moeten b en w een antwoord geven. Kan dat niet, dat moet het college dit onder opgaaf van redenen ter kennis van het desbetreffende raadslid brengen. Als het antwoord gegeven is, kan het raadslid dat de vraag gesteld heeft in de eerstvolgende vergadering nadere inlichtingen vragen omtrent het ant woord van b en w. Dit is thans niet mogelijk. Dat geldt ook voor de mondelinge rondvraag, die in vele voormalige gemeenten bestond. Volgens het ont werp-reglement van orde van Groot Tholen geeft de voorzitter aan het einde van tenminste 1 vergadering per periode van 4 maanden de aanwezige leden gelegenheid vragen te stellen omtrent spoedeisende of actuele aangelegenheden inzake het bestuur van de huishouding der gemeente. De vragen dienen kort en duidelijk gefor muleerd aan de voorzitter te worden gesteld. De voorzitter of de wethouder die het aangaat, beantwoordt deze vragen zo mogelijk terstond. Over vragen en antwoorden wordt als regel niet beraadslaagd. Tot zover een enkele greep uit het ontwerp-reglement van orde van de nieuwe gemeente Tholen. U mag best de raads vergadering van Tholen bijwonen. Er staat een stoel klaar en u krijgt op tijd koffie en later op de avond zelfs nog een (fris) drankje. Aan een paar dingen moet u zich echter houden, zo blijkt uit het ontwerp-reglement van orde 1De toehoorders mogen alleen op de voor hen bestemde plaatsen de vergadering bijwonen. 2. Het spreken, het geven van tekenen van goed- of afkeuring, het laten zien van spandoeken en andere voorwerpen waarbij een mening wordt kenbaar gemaakt, is verboden. 3. Toehoorders, die het hiervoor bepaalde overtreden of zich niet gedragen naar de aanwijzingen van de voorzitter, worden op zijn last onmiddellijk uit de vergaderzaal verwijderd. Tentoonstelling „Een verdronken stad - Reimerswaal" in het Rijksarchief in Zeeland, St. Pieterstraat 38 te Mid delburg van 20 december 1971 tot en met 19 februari 1972. Deze tentoonstelling zal tot stand komen door samenwerking van het Rijksarchief in Zeeland met de Nederlandse Jeugdbond ter bestudering van de Geschiedenis en wil een indruk geven van de lotgevallen van de derde stad in Zeeland, Reimerswaal. Mid delburg en Zierikzee waren de eerste en de tweede stad van Zeeland. Thans is Reimerswaal, de meest oostelijke gemeente van Zuid-Beveland, geregeld in het nieuws door het Reimers- waalplan. Reimerswaal wordt voor het eerst genoemd in 1203. In de veertiende eeuw kreeg het als handelsnederzetting aan de (Ooster)Schelde veel voorrechten, wat in 1375 bekroond werd met stadsrechten. De bloei van de stad zet door tot 1450, wanneer een groot gedeelte van de houten huizen en zoutketen verbrandt. Maar deze ramp overleefde de stad en zelfs kwam ze weer tot een zekere bloei. Met de St. Felixvloed van 1530 verloor Reimers-; waal echter haar achterland en daarmee de belangrijkste grond van haar bestaan. In 1631 werd Reimerswaal ontruimd, de opstal en de straatstenen werden verkocht. Slechts de fundamenten van huizen en gebouwen bleven over. Deze zomer heeft de Nederlandse Jeugdbond ter bestudering van de Geschiedenis op de plaats van het verdronken Reimerswaal archeologische onderzoekingen gedaan. Een keur uit de door hen gevonden voorwerpen zal op deze tentoonstelling worden geëxposeerd. In verband met de voorgenomen toekenning van de Provinciale Aan moedigingsprijs jong Zeeuws talent op het gebied van kunsten of weten schappen in de sector muziek hebben gedeputeerde staten van Zeeland een commissie ad hoe ingesteld. Deze commissie, voorgeschreven in Artikel 4, eerste lid van het reglement op de toekenning van die prijs, bestaat uit de heren Ed. Flipse te Etten-Leur, voor zitter, R. Schoute te Hilversum en Th. Olof te Amsterdam, leden. De heer J.J. de Reij, ambtenaar voor culturele aangelegenheden ter provinciale griffie van Zeeland, voert het secretariaat. Deze commissie moet het college van gedeputeerde staten een voordracht doen tot toekenning van de prijs. De commissie streeft ernaar de voor dracht eind januari 1972 bij gedeputeerde staten in te dienen, waarna het college op de kortst mogelijke termijn tot toekenning van de prijs hoopt te kunnen besluiten. Thans gaan we weer de blijde boodschap horen, Waaraan juist nu zo heel veel wordt gedacht, Van 'n Kindeke eens i/«en stal geboren. En aan een ster. die straalde in de nacht. Een ezeltje ging langs wat verre wegen, Twee mensen trokken op naar Bethlehem, Twee mensen hadden een bevel gekregen, En achter hen klonk telkens weer die stem... En aan hun doel dan eind'lijk aangekomen, Toen liepen daar zovelen zoekend rond, Zovele huizen waren ingenomen, Zodat men nergens meer een plaatsje vond. De vrouw was moe, de man terneergeslagen, Wat zou van alles wel het einde zijn? 't Was zo rumoerig juist in deze dagen, Ze voelden zich verlaten en zo klein. Ze zochten en ze zochten en ze keken, 't Werd koud en donker in de stille nacht. En alle hoop scheen uit hun hart geweken, Was er dan niemand die wat uitkomst bracht? Er stond een staldeur ergens nog geopend, En even zijn ze toen nog blijven staan, Toen zijn ze op een laatste uitkomst hopend Met 't ezeltje naar binnen toe gegaan Daar was wat stro, maar niets om toe te dekken. Een weiflend licht, dat schamel rond hen scheen. Geen leger om zich even uit te strekken, En man en vrouw ze waren zo alleen. Toen...uit de kribbe klonk een nieuw geluidje. Het huilen van een pasgeboren kind, Datin een stal bij 'n dof beslagen ruitje Zijn pas ontwaakte leventje begint. Toen zijn twee mensen dankbaar neer gaan knielen. En zagen stil dit grote wonder aan, Er ging een diepe vreugde door hun zielen. En toen ineens was 't met hun leed gedaan! In kerken, zangen wordt dit blij herdacht. Die stal, die kribbe, 't Kindje in die nacht!!

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1971 | | pagina 9