Van landbouwcrisis (1880)
tot wereldbrand (1940)
23 december 1970 EENDRACHTBODE
SINT-ANNALAND, HISTORIE EN HERINNERING
(XVIII)
Een reeks vorige eeuwse gemeenschapsschetsen
èn uit een meer recent weleer
door Han Dekker
twee gillende biggen twisten met een gans, en boven alles klinkt gekletter
van gereinigd wordende melkemmers. Tableau van hard werkende mensen
kippegekakel en vliegen verjagende paardestaarten. Maar dan inqens, als
verwondt zich Doornroosje aan 't spinnewiel, zo verstart bij toverslag dit
nijvere buitenbeeld, wanneer een ronkend-sputteren de komst meldt van...
„een vliegmesienGeen honderd-jarig slagen thans, integendeel, maar
honderd seconden vol spanning naar boven zien ademloos tussen naar
die einde aller wereldwonders, en 't plechtige dezer ogenblikken, wordt
door het vee zelfs aangevoeld... 't Enkele,rondjes draaiende militaire
„tweedekkertje" glinstert in de ijle lucht, de mensen in verrukking bren
gend, en als 't eindelijk aan de horizon verdwijnt, wordt diep zuchtend
de ban verbroken, kijkt men werk hervattend elkaar vreemd-bewogen aan,
en vele nachten droomt men nog, dan „dat vliegmesien dat boven d'ostie
vloog...," een belevenis man, om nooit meer te vergeten!...
„Roaring twenties" vervloeiden tot „crisisjaren", 't bezettingslijden tot
het na-oorlogse, en inzonderheid sinds „'drieënvijftig", volgt regionaal dè
grote „stroomversnellingstijd..." Op zekere dag, in 't midden der jaren
zestig, vinden we voornoemde Maris, die sedert 1949 als klein-land-
bouwer aan Sint Annalands Hoenderweg boert, terug in 'n comfortabel
passagierstoestel der Canadian Pacific Airlines, op reis voor een Canada
vakantie bij z'n zoons. Zijn met hem vliegende dochter houdt 'n papieren
,,tolk"-in-zakformaat gereed, want ze héten wel den Engelsman, maar
spreken daarom die taal nog niet... Een chauvinistisch Franse mede
passagier, die in vele hoofdsteden reeds dineerde, verklaart vrij luid,
met dichterlijke vervoering, dat toch ter wereld slechts bestaat: un Paris!
en Maris, die alleen dit laatste juist nog hoort, zegt overeind komend:
„Kiek 'es in 't boekje Cor, die 'eit g'loaf 'k over de juunpries...," want
zelfs pal boven de Noordpoolcirkel, verloochent zich d'aard des Thoolsen
landmans niet... Acht uren duurt de vlucht: Amsterdam-Calgary, via
Edmonton; wat onwennig ondergaat Maris 't vele nieuwe. Vliegveld-
drukte, 'n cacofonie van neusklanken en een kleurpalet van alle mense
lijke huidsoorten ter wereld... Schelle neon-reclames roepen „Welcome
aboard Pacific Western Airlines!breken een lans voor kauwgom, whis
ky of benzine. Bulderend start even later de zo pas door hen verlaten,
vier(straal)motorige DC-8 voor het einddoel van 't (lijn)-traject: Vancou
ver, en onwillekeurig denkt Maris daarbij flitsend toch nog eventjes terug
aan 't bij dit huidig-gigantische zo uit de toon vallend luchtscharminkeltje
-van-toen, dat nooit vergeten „vliegmesien"...
„Bengelend" hangt daar ,,'t levensmedaillon", onbewust vaak „spelend"
door ouderen „ter hand genomen", vooral als eenzaamheid haar schaduw
vallen laat... Stil mediterend „glijden" wisselende herinneringsbeelden
„door vingers", waaraan in feite door de jaren al zo heel veel is ont
glipt... Jeugdige doelstreven, weemoedig terugzien, en een steeds méér
vergrijzen in 's werelds „wachtkamer" der tijdelijkheid, die ondanks ('t
gelukkig!) sociaal-maatschappelijk zo verbeterde, niettemin ,,'n wacht-
vertrek" gebleven isen zeer'beslist geen „levensstad" die blijft!...
nogmaals beginnen we met: die jeugd van toentertijd, die, thans „middel
baar" geworden, tal van herinneringsfragmenten, al mijmerend opnieuw
beziet...
Wonderlijk-vertrouwde ervaring, zo'n inlevende „terugkeer" naar 'n
voltooid verleden tijd, en uit de vele, elkaar verdringende kinderbedden,
blijkt bovenal een volkomen anders-zijn met nu, zelfs het straatvuil,
zie maar zelfOnderwijl gemeentewerkman Hage talrijk-aanzienlijke
„straatmarkeringen" van koeien en paarden in z'n ijzeren tuimelkar
verdwijnen laat, loert onze dorpspolitie op fietsen zonder (belasting)
plaatje... Politie Baas, voor ons kinders even onsympathiek als dorpsveld
wachter Flipse voor Dik Trom, heeft in die jaren nog een andere, weke-
lijks-specifieke taak, 't verkoopregelen namelijk, in het ter verdeling aan
de beurt zijnde winkeltjes, der zgn. „crisisbutter"... Aan de hand van een
meegebrachte naamlijst controleert hij de op deze (goedkope) margarine
rechthebbenden en buiten scharrelt intussen een moeilijk lopende, maar
meestal opgewekte Leen van der Jagt voorbij, op weg naar z'n Java-
dijkse woninkje... Tot voor kort dan, leurde deze met wat „boodschappen
per hondekar de polder in, en de start dezer „equipage" deed telkens
weer een „Van Ostade-beeld" herleven, vooral als katten de trekdieren
irriteerden, en luidruchtige schoolbengels vrolijk „supporten" voor baas
Leen... Op zijn wijze even meedribbelend, liet hij zich meestal plots de
kar „inrollen" wat als vertreksein gold voor 't span, en onder 't rijden
werd al dra, kwijlend-gesticulerend van pret en aktievoering, een kraaien
de Leen dan zichtbaar boven de rand van 't nauwe wagenbakje... Leen
was spastisch, maar dat wisten nog slechts weinigen. Behalve wellicht
voor huisarts, wijkverpleegster, dominee en een paar schoolmeesters, was
hij volksmondig ,,'n ongelukkigen" of „een bitje 'n raoren..." Maar afge
zien van z'n constitutiefout, was de wereld waarin Leen destijds leefde
„raorder" dan hij zelf, en waren er relatief misschien nóg minder, die
daarin een juiste diagnose stellen konden!
Terugdenkend zien we ons als kind weer ogenknipperend tegen de zon
het horzelig-ronkende K.L.M.-Fokkertje zoeken, dat van uit Brabant naar
Schouwen overvliegt om daar mede 's werelds korste luchtlijn (Haam
stede - Vlissingen) te onderhouden, en toevallig, terwijl we dit zo neer
schrijven, ontlokt een hedendaagse, de luchtbarrière geweld aandoende
Starfighter ons een machtig lelijk woord, 'n vluchtig kijken tevens, of de
ruiten niet gebarsten zijn... Een „medaillon" met twee resp. „tegen-
stellingensbeelden", miniatuurtjes van vóór- en na de grote wereldbrand,
één aan elke kant, „bengelend" aan 't menselijk „geheugencollier", waar
bij nu eens deze, dan weer de andere zijde „zichtbaar" wordt, en nog even
blijven we in deze „aëronautisch-overpeinzend" ingesteld...
Warm is deze van landwerk gonzende zomerdag; 't is midden in de
tarwe-oogst. Rondom heerst 'n bedrijvigheid, die 't pastorale mengt met
zeeuwse zweetdruppels; derhalve een beeld scheppend vol „arcadisch-
thoolse" schilderachtigheid. Ook op de hoeve van boer Nelisse ziet men
Jetses' „Volle Leven" terug in even volle glorie, alleen heet Bos hier
Maris en hebben Piet, Hein en Mientje eveneens een ander naam. Zojuist
zijn baas Piet en Maris elk met een hoog afgeladen boerewagen voor-
zichtig-wiegend het erf opgereden, met boven op de keurig getaste graan-
schoofvoeren een luid spektakelende jeugd. Mannen en paarden zweten
om het hardst, koeien verdringen elkaar nieuwsgierig achter d'omheining,
HET BENGELENDE LEVENSMEDAILLON
Terwijl de Duce zijn aanhangers in extase deed toehoren op de Piazzale
Loreto te Milaan, en een geëxalteerde Führer de massa in vervoering
bracht op 't Berlijnse Maifeld, waren 't op Sint Annalandse kaai gelukkig
minder gevaarlijke kunstemakers, die daar op zomeravonden het „hoog
geëerd publiek" in hoge mate boeiden. Bij tientallen trokken deze derde-
rangsartisten de boer op. „Hedenavond, om halfacht, circus op de kaai!
Luidkeels galmde bijna wekelijks dorpsomroeper Arij (Weijler) kort te
voren deze aankondiging de lucht in, en even later was 't dan ter haven
hoogte al meteen een gezellige drukte van geanimeerd-wachtende dor
pelingen. Meestal waren 't zo maar individueel optredende „acrobaten",
met een minimum aan vakattributen. Provisorisch richtte men een trapeze
op, of iets wat daar voor door moest gaan. Talloze malen moest een be
roep worden gedaan op hulpvaardigheid en geduld der goegemeente, als
't hele spul een keer of wat in elkaar was gezakt, en vaak verschafte zo'n
„oponthoud" méér plezier dan de eigenlijke voorstelling... Tussen de
nummers ging men met een busje rond. Veel verlangde men niet, daar
was 't gepresteerde niet naar, en zelfs dat weinige kwam lang niet altijd
even vlot binnen; daar waren sommige toeschouwers weer niet naar, en
onderwijl dagelijks tal van straatmuzikanten zich aan de huisjes presente
ren, onder wie de zogenoemde „koperen-Ko" beslist een eigen plaats
innam. Als men een voordeur trof die niet voor „Sarie Marijs" ontvanke
lijk bleek, dan had de speelman pech natuurlijk, maar 't kon ook gebeuren
dat een aan de (lekke) trekharmonica ontlokt Speenhoff-melodietje, be
halve een bestolings per schortepunt verwijderde „gemoedstraan", een
paar solied-bronzen (crisis) centen opleverde, en met 'n hartroerend
„Heb medelij' Jet", stapte spelend en hopend zo'n arme drommel lang
zaam verder...
Een ander typisch malaiseverschijnsel, was een schare van in woonwa
gens rondtrekkende zigeuners, kermisgasten, Venters etc. meestal gedomici-
lieerden uit Brabant of Drente. Bij St. Annalandse destijdse, gemeen
telijke stortplaats voor huisvuil, onder de schaduw der oude standaard-
molen, was het toen 's zomers een komen en gaan van deze, veelal door
een mager maar taai soort paardjes getrokken, mobiele woningen. Als een
nieuw groepje arriveerde, merkte het dorp 't al spoedig. Vaak smoeze
lige, leurende vrouwen, haar allerkleinsten bij zich dragend ter „deer
niswekkende effectvergroting", scharenslijpende mannen en jochies die zin
gend van huis tot huis kwamen voordragen, dat hun Half van tussen en de
kleren uitkomend marmotje toch vooral „zo'n aardig beestje" was...
Het leven werd wel bar goedkoop, maar de mensen hadden er maar
weinig aan. 't Allergoedkoopste is nóg te duur, als het geld er voor ont
breekt, en wat waren er toch machtig veel winkeltjes op 't dorp. Aan de
meeste kruideniers werd geleverd èn... krediet verstrekt door de Thoolse
firma Cense. Dat kon ook haast niet anders, want velen moesten op hun
beurt weer betalingsuitstel verlenen aan de klantenkring, die doorgaans
enkel bestond uit wat familie en kennissen. Aan een voor- of zijgevel dezer
zaakjes waren soms kolossale, geëmailleerde reclameborden bevestigd, die
tevens door een zekere „pokdaligheid" getuigden van sterke aantrekkings
kracht op met stener^ gooiende belhamels... Omgeven vaak door „lit
tekens" vertelden de resp. aanprijzingsteksten over koffie, thee en kachel
glans. „Wees slim, koop Glim" of „Persil blijft Persil"; de vertegenwoor
diger voor dit zeepprodukt bezocht op Sint Annaland zevenenveertig
adressen, en dan verkocht hij echt niet particulier. Klein waren de orders,
maar volgens de slogan bleef 't wasmiddel zich zelf. De boeren konden
't van hun banktegoed niet zeggen, want dat slonk zienderogen... Men
rookte (prima) sigaren van 3 a 4 cent, en lang niet elke dag. Gemiddeld
kostten de sigaretten f 0,15 per twintig stuks; een doosje Chief Whip een
kwartje. Deze rokend geurde men „statussymbolisch", en de best ver
kochte sigaret op 't dorp was ongetwijfeld Triumf, a vijftien cent per
pakje. Dit bleek onder meer uit een destijds gedaan kinderspelletje met
sigarettedoosjes, waarbij het vooral ging om 't merkenassortiment. De
blauwe „triumfkaarten" namelijk, mochten daarbij niet „meedoen", daar
waren er te veel van in omloop. Veel mannen namen genoegen met hun
wekelijks pakje Ibisshag van een dubbeltje, en onderwijl sukkelde in deze
laagconjunctuur 't bedrijfsleven triestig voort. Zorgen drukten de men
sen, men werd er vaak moedeloos onder. In landbouw, handel en ambacht
leefde men letterlijk bij-de-(crisis)dag, waarin wij,, uiteraard nog zorge
loze jeugd van toen, afwisselend zongen over „Lippe-Deamold", „Hoe
zee Colijn...", „Een vaste Burg" of „We gaan naar Rome!", sterk af
hankelijk van stemming, plaats, en... wie het toevallig horen kon!
Die jeugd van toen..., heus niet beter dan de hedendaagse, alleen mis
schien wat „dommer", als overal, waar inzonderheid armoe zo isolements-
bevorderend werken kan... Een Sint Annalandse dominee was 't opgeval
len, dat reeds geruime tijd, een anders trouw ter kerke komend gezin,
's zondags hierin verstek liet gaan. Eerder waren deze, uiteraard korte
„verzuimperioden" daar ook al voorgekomen, zodat de predikant ten
huize informeren kwam. „Domenie", zei een woordvoerende, verdrietige
huismoeder ter verklaring, „a j'ons nie' in kareke ziet, mó'j mar dienke
da'k gêên 'aolefjes kan misse, om de kinders in 't zakje te laete doen."
(historisch) Gebrek aan halve (collecte) centen, plus een zekere, mensen
eigene trots, verstoorden hier zelfs de communicatie: kerk - gezin..., en
Volgende week
T GEDULDIG WAAKZAAM KOSTERTJE
Alsof zij turen naar d'onbekende „toekomsthorizon", zo zitten er de gebroeders Jan en Adriaan Kodde boven in Sint Annalands
oude standaardmolen, onder wiens schaduw destijds ook de woonwagens stonden, en men genoegelijk te converseren wist.
'Poserend bij ,,'t meulkotje" treffen we daar (van links naar rechts) aan: Math. (Teeuwtje) den Engelsman; Jan Kodde (die als
molenaar te Ouwerkerk samen daar met echtgenote Adrle Rijnberg-Kodde, de zwarte rampnacht anno 1953 niet zal overleven...)
Johannis van; 't Hof (onze vriendelijk-opgewekte mede-dorpsgenoot, die in 1944 in het beruchte concentratiekamp Neuengamme,
bij Hamburg, zijn jeugdig leven zo nameloos tragisch eindigen zal...); Klaas Neef; Adriaan Kodde en diens broer Kees.
Kniesteunend, op de voorgrond, is ook nachtwaker Bart van Oudenaarde van de partij, en stil mediterend bezien we ook dit innig-
menselijk herinneringsbeeld, 's levens betrekkelijkheid dieptreffend illustrerend!
Werkloze schippers (en anderen) op de haven; stilliggende binnenvaartschepen er in. In afwachting der jaarlijkse aardappelcam
pagne, kreeg menig Sint-Annalandse tjalk of klipper op „d'oage zaete" 'n opknapbeurt, dat het een lust was om te zien.
De Sint Annalandse veiling in crisistijd had op het toen al verbrede oude havenplein Nog een agrarisch beeld uit de dertiger jaren, toen het bietenlossen in het najaar
opslagruimte nodig voor de kisten. Het begin van de vroege-aardappeltijd gloorde, wat weer een zekere categorie mensen uit de werkloosheid haalde om er enkele we-
ondanks de rond 1931 zo sombere vooruitzichten later met name de kleine boer ge- ken later nog dieper in weg te zinken,
durende menig jaar geen windeieren heeft gelegd, ook; al werd (en wordt) de veiling-
noodzaak niet altijd begrepen.
„...terwijl de Duce zijn aanhangers in extade deed toehoren op de Piazzale Lo
reto te Milaan en een geëxalteerde Führer de massa in vervoering bracht op 't
Berlijnse Maifeld, waren er op de Sint-Annalandse kaai gelukkig minder ge
vaarlijke kunstemakers...", met als enig synoniem, dat ze zich eveneens op een
verhouding omvangrijk belangstelling konden beroepen.