Vit de historie van Sint-Philipsland fl marie-anne wordt gewoon „Tussen Alsluitdammen en Deltadijken" DsPontiaen van Pattern (i) EENDRACHTBODE deel III door M. H. WILDEROM, ing. door D« Roozemond 30 juli 1970 5 Een 450 pagina's boekwerk is niet in een handomdraai gelezen, laat staan, wanneer zo'n werk nog gevuld is met prachtige foto's, kaarten, statistieken, tabellen en pagina voor pagina talrijke inte ressante gegeyens bevat. Wanneer men kans ziet naast zijn werk als technisch hoofd ambtenaar bij de Rijkswaterstaat voor de derde maal een dergelijk werk het licht te doen zien, dan mag daarvoor het petje gerust worden afgenomen. Doet u dat dan maar voor ingenieur M. H. Wilderom te Vlissingen. In 1961 publiceerde hij het eerste deel, dat over Noord-Beveland, in 1965 volgde het tweede deel ,dat over Noord-Zeeland waarvoor begrijpelijk ook in onze streek de meeste belangstelling bestond en vorig jaar kwam dan het derde deel uit. hande lende over Walcheren en Zuid-Beveland. Het kwartet is compleet, wanneer over en kele jaren ook de Zeeuws Vlaamse uitgave van de drukker komt. Wanneer men die 450 pagina's heeft doorgenomen - nog niet eens werkelijk ge lezen, dan weet men nog minder wat men er voor een recensie het eerst uit zal gaan lichten ,dan op het moment ,dat men de eerste pagina's voor zich ziet met de fraaie in authentieke kleur afgedrukte wapens van het Walcherse en Zuid-Bevelandse water schap. Een boek niet alleen maar zuiver tech nisch „waterkerendmaar evengoed een stuk geschiedenis van elke gemeente in het ibeftrokkiem gebied. Eigenlijk wel logisch, wat nauw verbonden met iedere inpolde ring is de geschiedenis van de gemeente waartoe het gebied behoort ALGEMENE GESCHIEDENIS Er komt in 66 pagina's eerst een stuk algemene geschiedenis Midden-Zeeland met topografische en geografische omschrijving, tegelijk ook toegelicht via kaart en foto. Terecht lezen we op pagina 9: „Aan de gedachte dat enige gedetailleerde kennis van de betrokken gebieden voor geïnteres seerden in ruime kring geen overbodige luxe hoeft te zijn, is in dit werk gepoogd tege moet te komen." Het eerste hoofdstuk sluit met gedetail leerde kaarten van Walcheren en Zuid-Be veland en een omschrijving van de wa pens van de waterschappen, na op vorige pagina's al veel historische gegevens van stad, dorp en polder te hebben verwerkt. In het tweede hoofdstuk zijn een vijftig pagina's gevuld met de waterstaatkundige en historische gegevens van de polders van Midden-Zeeland. Achtereenvolgens krijgen de polders van Walcheren en Zuid- Beveland daarin een goede beurt, Interes sant is door de aktualiteit van het mo ment in dit hoofdstuk vooral de geschie denis van de inpolderingen rond het Sloe. Dat de ook in onze contreien zo bekende Zuid-Bevelands Wilhelminapolder eerst Lodewijkspolder heette, maar bij K.B. van 8 maart 1815 genoemd is naar de gemalin van Koning Willem I zal wellicht minder bekend zijn. Al die interessante historische gegevens komt men trouwens voor elke polder tegen, ook de verkopen, de namen van de indijkers ,vaak ook de verkoopbe dragen LANDVERLIES Het volgende - derde - hoofdstuk - be handelt het landverlies door dijkvallen, af schuivingen, door stormvloeden en inunda ties. Dat bij het onderdeel militaire inunda ties ook het bombardement op de Walcher se dijken een belangrijke plaats, inneemt, ligt voor de hand. We citeren daarvan het begin: ,,De gebeurtenissen van oktober 1944 stelde alle vroegere maatregelen (tijdens de bezetting) in de schaduw. Sinds D-day 6 juni 1944 - waren de geallieerde legers in opmars ,de haven van Antwerpen was onbeschadigd in hun handen gevallen. Maar de toegang tot die haven moest vrij gemaakt worden. De oevers van de Wester- schelde dienden daartoe in geallieerde han den te zijn en hiervoor moest vooral Wal cheren duur betalen." En dan even verder: ,,In de middag van 3 oktober kwam een rij van 243 zware vier motorige Lancaster bommenwerpers van de R.A.F. vanuit de richting Noordzee, op Westkapelle aangevlogen. Kleurige bran dende fakkels, de z.g. „pathfinders" dwar relden al spoedig omlaag op de zeedijk en in het dorp. Bommen van ca. 6.000 kg. die op tijd waren afgesteld .volgden. Het bom bardement duurde van 's middags 1 uur tot ca kwart over drie. De gevolgen waren ontzettend Het is bekend en het wordt ook door Wilderom vermeld, hoe duur de bevrijding van Walcheren werd betaald. Van het mas, sagraf in de dijkmolen, ook van de 16.200 hectare vruchtbaar polderland ,dat werd overstroomd. DAMMEN EN DIJKEN In het vierde hoofdstuk komt vooral de verdediging tegen het water aan de orde. En ook daarbij grijpt de schrijver via tal rijke bronnen terug in de oudheid. Terug tot de vluchtbergen, terug tot de oorsprong van vele dorpen, het ontstaan van de ha vens, de veerdiensten, de spoorlijn ,tot het toenemend onderzoek van oeverbewegingen en grondsoorten, de complete oeververdedi gingen met alle mogelijkheden, belicht via dwarsprofielen .situatieschetsen, maar ook vele duidelijke foto's. In de vierde paragraaf van dit hoofdstuk komt de strijd tegen het binnenwater in de belangstelling. Immers ook de hoge polderwaterstanden hebben de ingelanden in de loop der eeuwpn al heel wat overlast bezorgd en schade be rokkend. Alle vormen van gemalen zijn bij deze paragraaf betrokken. IN CULTUUR GEBRACHT Daarover handelt hoofdstuk V en de eerste zin begint er met een woordfout. „De oudste bewoning van menselijk bewo ning op Walcheren", zal moeten zijn „De oudste vondsten of kenmerken. En dan zien we de geleidelijke ontwikkeling be schreven van de bergjes- of terpencultuur naar stad en platteland. Het onderscheid tussen stel- en vliedbergen, Stelbergen .die op onbedijkte schorren voorkwamen. Als* nog duidelijk voorbeeld wordt genoemd de stelberg in Sint Philipsland, de zgn. Bruinisser stelberg. Interessant is hierbij ook de benaming, die aan boerderijen werd gegeven. Zo is een opvallende boerderij naam aan de weg Grijpskerke en Middel burg „Acht is meer waard dan Duizend". Vermoedt wordt dat de naamgever bedoel de, dat achting meer waard is dan rijkdom. Telkens weer zijn naast menig technisch aspect zovele interessante historische ge gevens vermeld, die het boekwerk ook po pulair maken. Bijvoorbeeld ook de tweede paragraaf van dit hoofdstuk de „middelen van be staan", ook de openbare energie, en nuts bedrijven. Wist u dat rond 1800 de „Ne derlandse brievenposterij" voor het centrum van Zeeland moest plaatsvinden via de zgn „postroute over. Tholen naar "Zuid-Be- veland en Walcheren COMMUNICATIE In het zesde hoofdstuk worden achter eenvolgens de communicatiemogelijkheden beschreven, eerst via de havens, daarna de wegen ,de veren (tot 1960 het veer Yerse- kedam - Gorishoek), eertijds onderdeel van de hiervoor genoemde postroute), vervol gens het rail- en vliegverkeer, de kanalen waarbij de Schelde-Rijn wordt genoemd als reeds spelend vanaf de zestiende eeuw. In vogelvlucht hebben we het derde deel van Tussen afsluitdammen en deltadijken doorgenomen, een omvangrijk interessant boek, 450 pagina's, zo'n 200 tekeningen, kaartreprodukties en foto's, wel bijzonder, maar niet alleen intéressant voor water schapsdeskundigen, maar evengoed voor ie der 'ingelande', wiens bewondering zal toe nemen voor de strijd tegen het water vroeger en nu, die tegelijkertijd zoveel meer kennis zal vergaren over dorp en stad, polder en dijk, bestaan en leven in eigen gewest. Dat er nog zo'n uitgave op de markt kan komen voor nog geen 30,met zoveel foto's, tekeningen, grafieken en tabellen, met zovteel wetenswaardigheden uit eigen omgeving, een blijvend interessant standaardwerk, dat mag velen nopen het tot een eigen duurzaam be zit te maken. Het kan worden besteld via boekhandel of bij M. H. van Wilderom, Gerbrandystraat 71, Vlissingen. Met thans de mogelijkheid, dat ook deel I (Noord-Beveland) en deel II (Noord-Zeeland, dus ook ons gebied, waar van de eerste druk is uitverkocht, een nieuwe oplage krijgt. Over deze predikant, die op het einde van de 17e eeuw zoveel beroe ring in het kerkelijk leven in Zeeland teweeg bracht, willen we iets ver tellen in deze artikelen. ZIJN JEUGD Op 1 maart 1645 werd in het bij de lezers zo bekende Bergen op Zoom een zoon ten doop gehouden van Diederick (ook als Dirk geschreven) van Hattem en zijn vrouw Johanna Muijshondt, die de naam van Pon tiaen ontving. Behalve het zojuist genoemde kind, werden er nog 7 kin deren uit dit huwelijk geboren. We weten dat er later in ieder geval nog één broer (Samuel) en twee zusters van hem in leven waren. De stad Bergen op Zoom telde in die dagen ongeveer 7000 inwoners. Het liep tegen het einde van de 80-jarige oorlog en veel schokkende oor logshandelingen vonden er niet meer plaats. SPI NOL A'S AANVAL OP BERGEN OP ZOOM In 1622 daarentegen rukte de bekwame Spaanse veldheer Spinola op naar de stad. Gelukkig had men de storm aan zien komen en waren er 50 compagnieën troepen (ongeveer staatse 12500 manschappen) in aller ijl in de stad gelegerd. De inkwartiering van deze soldaten was al een probleem op zichzelf. De Spanjaarden rukten ondertussen via Wouw op naar Steenbergen, wat reeds op de eerste dag na een artillerie beschieting, in Spaanse handen viel. De hoofdmacht van de Spaanse troepen lag in Galmpthout en viel pas de volgende dag op 19 juli 1622 de stad aan. Ondertussen waren met schepen nieuwe troepen aangevoerd en vrouwen en kinderen uit de belegerde stad naar elders gebracht. Er is verbeten om de stad gevochten én honderden militairen lieten het leven. Tevergeefs trachtte de vijand do haven af te sluiten. Marinus Hollaer, vice-admiraal trad ook hier weer bekwaam en heldhaftig op. Voor het eiland Tholen vreesde men eveneens een inval der Spanjaarden, wat mede door Hollaer's optreden, gelukkig werd verhoed. Ondertussen zat de zoon van de „Vader des Vaderlands", Prins Mau- rits, eveneens een zeer bekwaam veldheer, niet stil, maar rukte met een leger tot ontzet der stad op. Toch was het ondertussen begin October ge worden. Op 2 October is hij tot Roosendaal genaderd en 3 October (zelfde datum als Leiden's ontzet) trekt Spinola haastig terug. De stad was ontzet! Ongetwijfeld heeft de jonge van Hattem deze verhalen meermalen horen vertellen, evenals wij de verhalen van de Eerste- en Tweede Wereldoorlog menigmaal hoorden. Doch nu (dat is na 1648) waren deze onrustige tijden voorbij. IN BERGEN'S STRATEN In gedachten zien we de kleine Pontiaen door Bergen's straten dwalen. Hij zal wel net als alle jongens van alle eeuwen een soort „ontdekkings- drang" in zich gehad hebben. We zien hem over het marktplein lopen, vol ontzag starend naar het stadhuis, op welks gevel prijkt: Mille periculis supersum 1611", hetgeen zoveel beduidt als: „duizend gevaren ben ik te boven gekomen". Aan de andere zijde de grote kerk, „de St Geertrudiskerk" met toren, die pas na de verwoesting van 1747 en de herbouw van 1750" de Peperbus" zou genoemd worden. Dan het markiezenhof, ontworpen door de bekende Vlaamse bouw meesters Keldermans. In dit gebouw woonden de heren van Bergen op Zoom. Verder de vele oude huizen, nauwe straatjes, poorten, grachten, wal len en niet te vergeten de haven. Voldoende om ook een jongen in de 17e eeuw het nodige vertier te bezorgen. NAAR SCHOOL Waarschijnlijk volgde Pontiaen zijn eerste onderwijs op de zogenaamde stadsschool, die gevestigd was in de oude St. Maartenskapel in de Wouvv- sestraat. (Dit gebouw bestaat thans niet meer). Het vervolg onderwijs zal hij wel genoten hebben op de Latijnse school (tegenwoordig zouden we dat het Gymnasium noemen), die sinds 1650 was gevestigd in het zogenaamde Cellezustersconvent. Op 4 mei 1661 werd hij ingeschreven als theologisch student aan de universiteit van Leiden. Er wordt beweerd, dat hij ook nog aan de aca demie van Saumur heeft gestudeerd, doch zekerheid hierover heeft men niet. In Leiden zou hij kennis hebben gemaakt met de wijsgeer Baruch Spinoza, of met diens geschriften. Overigens heeft men in zijn studententijd geen enkele onrechtzinnigheid bij hem ontdekt, gelijk uit het vervolg blijkt. PROPONENT. Op 11 januari 1667 meldde hij zich te Tholen bij de Classis voor zijn proponents-examen, dat op 22 maart 1667 werd afgenomen. De voorzitter had hem voorgeschreven om deze tekst te behandelen: Rom. 3 28 „Wy besluyten dan dat de mensche door het geloove geregtveerdigt wordt, sonder de wereken der wet." Alles verliep geheel naar wens en hij werd als proponent aangenomen. Op 2 april 1669 stelde de Classis hem beroepbaar, terwijl zij hem tevens aanbeval voor de openstaande predikantsplaats te Wouw en te Haerle. BEROEPEN TE ST. PHILIPSLAND Gelijk het meermalen in de 17e eeuw voorkwam, dat afgestudeerde theologen „ledig op de markt" moesten staan (ik denk hier bijvoorbeeld aan de in Zeeland zo bekende ds. Smytegelt), zo was het ook met Pon tiaen van Hattem. In november 1671 werd echter door de Classis het beroep van ds. Vincent Bolle uit St. Philipsland naar Serooskerke in Schouwen goed gekeurd en nu werd op 16 november door het collegium qualificatum besloten om tot beroeping over te gaan. Dit college bestond uit kerkeraads- leden plus 2 leden van de burgerlijke gemeente. De kerkeraadsleden wa ren de ouderlingen Aelbrecht Lambrechtsen en Willm Willemsen Meijer, de diakenen Cornelis Pover en Dignus de Bruijn. De gedeputeerden van de ambachtsvrouwe Cornelia van der Nisse waren Cornelis Lambrechts en Abraham Co melissen Cruijthof. De consulent was ds. Egidus Burs van Oud-Vossemeer. Men besloot ds. Nathan Vay van Haerle te gaan beluisteren benevens „alle" de proponenten die tot de classis behoorden, te weten: Keetman, Stuart, Fernij en van Hattem. Om kort te zijn: op 17 maart 1672 werd met eenparigheid van stem men de proponent Pontiaen van Hattem te St. Philipsland beroepen. De schoolmeester Pieter Roelantse van Suurvelt moest per missive dit beroep overbrengen. STRUBBELINGEN Het verliep echter toch niet geheel naar wens. Er rezen moeilijkheden Zo vond de consulent ds Burs het juist, dat de nieuw beroepen proponent de gemaakte onkosten vanwege het beroepingswerk voor zijn rekening nam. Tevens moest van Hattem de woning die zijn voorganger ds Bolle had laten bouwen, overnemen. Wat het eerste betreft, de onkosten, dit was natuurlijk volkomen onjuist. Wat het tweede betreft, de overname van de woning, dit kwam meermalen voor. Zo bleek me o.a. uit een onder zoek te Stavenisse, dat daar ter plaatse jarenlang de predikant persoonlijk een woning moest kopen, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de chirurgijn, die in een woning woonde die de ambachtsheer beschikbaar stelde. Van Hattem voelde zich bezwaard om op deze voorwaarden het be roep aan te nemen. De classis stond volkomen achter van Hattem en ont sloeg zelfs ds. Burs van zijn consulentschap. De Ambachtsvrouwe wilde echter niet toegeven. Pas na veel moeite gaf ze toe en volgde er een nieuw beroep op van Hattem op 27 mei 1672. Ten overvloede zij hier nog eens benadrukt, dat in onze vaderlandse kerk de „inspraak" van de burgerlijke overheid vele malen een bron van veel narigheid is gewest. De heer Smits uit Stavenisse heeft daarover in zijn laatste serie ook nog voorbeelden aangehaald. Bij velen leeft namelijk de gedachte dat de inmenging van de overheid in de kerk ontstond toen Koning Willem I in 1816 het in de kerkgeschiedenis berucht geworden Algemeen Reglement invoerde. Dat is echter onjuist. De macht van de overheid in de kerk bestond toen reeds nagenoeg 200 jaar. De artikelen IV en V van de Dordtse kerkorde stelden de verhouding overheid-kerk zo onschuldig en eenvoudig voor, doch in de praktijk gaf het vaak veel moeilijkehden. De Achterweg met op de achtergrond de kerk van ds P. van Dijke heden. Met veel geduld begon hij van meet af aan. Ze leerde hanepoten schrijven, zorgvuldig tussen de lijn tjes van het geliniëerd papier Na een paar weken kende ze de letters en kon begonnen worden met „echt schrij- door LEO FAUST 11 de Mocht dat niet het geval zijn, dan zal je ook vakantie moeten studeren... Beloof je me, dat je je best zal doen? Oui, maman. Goed. Want, denk eraan: die lessen kosten je vader en mij 'n hoop geld. En ik zou graag willen, dat wij van de zomer niet voor jou hoeven thuis te blijven... Je leraar zal ons elke week een rapport uitbrengen, en iedere keer als dat rapport bevredigend is, krijg je van mij een extra-beloning. Zo begon voor Marie-Anne nog weer een nieuwe beproeving. Maar ze was niet dom. Integendeel. En ze wilde werkelijk leren. Bovendien viel de nieuwe meester nogal mee. Het was een student, een jongmens. Hij be greep haar en gaf zich rekenschap van al haar moeilijk ven Ze had er zelf plezier in. Ze begreep nu ook al wat meer van wat dè juffrouw op school vertelde. En het leven daar zou haar bijna prettig zijn geweest, als de andere meisjes haar niet hoe langer hoe meer waren gaan plagen. Ze wilde niet klikken. Ze gevoelde, dat klikken ge meen was: en ze was bang voor de gevolgen. Want de ergste „pestkoppen" bedreigden haar: Als je ons verraadt, vermoorden we je!... Een keer prikte het kind, dat achter haar zat, haar met een puntig potlood hard in haar rug. Marie-Anne, geschrokken, slaakte een gil. Wat overkomt jou? vroeg de onderwijzeres. Niets, juffrouw. Ik had opeens 'n steek in mijn zij Dat heb ik wel meer. Ga in de hoek staan tot het eind van de les. En als je nog weer eens een steek in je zij hebt, stuur ik je naar huis Dan moet de dokter je maar eens onder handen nemen. Die middag, echter, had Marie-Anne een vriendin gewonnen. Bij het uitgaan van de school liep het meisje, dat de prik gegeven had, haar achterop, en zei: Sjiek van je, dat je me niet verraden hebt! Dé volgende ochtend, op school, voor het begin van de les, zei de juffrouw aan Marie-Anne op de achterste bank te gaan zitten, die met de leuning tegen de muur stond. Het kind, dat daar zat, moest verhuizen en kreeg nu de plaats van „die domme gans". En in het speelkwartier, op het voorpleintje, kwam het andere meisje bij haar staan en vroeg: Wil je mijn vriendin worden? Een warmte gloeide op in Marie-Anne en kleurde haar wangen. Ik wil wel, antwoordde ze. Zal ik je eens wat vertellen? vroeg daarop haar nieu we vriendin. Ik ben vanochtend, vóór de les, naar de juffrouw toe gegaan en heb haar verteld wat ik je ge daan had. Waarom deed je dat? Dat had je niet moeten doen De juffrouw was helemaal niet boos op me. Ze zei: „Dat je het biecht, maakt je slechte daad ongedaan". Vanaf die dag zag men die twee altijd samen. De woning van haar nieuwe vriendin lag aan de weg waar Marie-Anne langs moest als ze naar school ging en het meisje stond bij het hek van de villa haar op te wachten. Samen gingen ze naar het leslokaal en samen altijd druk keuvelend, gingen ze om 12 uur en om half- vijf naar huis. Het gesprek was, als dat van alle kin deren van haar leeftijd, oppervlakkig en gewichtig: het ging natuurlijk over de les en de juffrouw, de kameraad jes en de cijfers op het rapport, over de zondag en de familie. Het vriendinnetje heette Denise, zij had lieve ouders en een broer, Gerard, drie jaar ouder dan zij en een „echt mispunt". Marie-Anne had niets; alleen maar een mispunt van een tweede moeder, en een vader, die wel lief was, maar zich door „dat wijf" op zijn kop liet zitten! Verder had ze niet veel, thuis, alleen maar leren, eten en naar bed. Zelfs zondags bemoeide zich niemand met haar. Vader schilderde, in z'n atelier, en als ze eens naar hem toe ging"om, zoals vroeger, over zijn werk te praten, moest ze op de deur kloppen en ontving hij haar meestal zo slecht, dat ze niet lang dorst te blijven. Hij zat lelijk onder de pantoffel en luisterde altijd of hij z'n vrouw ergens hoorde... Je moest zondag maar bij ons komen, opperde Denise. Hè ja, dat zou heerlijk zijn!... Zou je moeder het aan „ons" willen vragen? We hebben telefoon. Jullie ook? Nee, wij niet. Laat ze dan een briefje sturen. Ik zal weieens zien... Zo ging Marie-Anne de volgende zondag op visite bij Denise. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1970 | | pagina 5