Uit de historie van
Stavenisse
marie-anne
wordt gewoon
Het Rode Kruis Korpsv
het hart van het Rode Kruis
Op en rondom de Stoof dijk (vin)
STICHTING MAATSCHAPPELIJK
WERK SLAAKT NOODKREET
Gemeenten moeten subsidie
verdubbelen, anders wordt verder
werken bijna onmogelijk
EENDRACHTBODE
Ons nieuwe feuilleton
Gewoon een plezierig verhaal of een
gewoon plezierig verhaai
door A» J* Smits
Morgenavond raad in Stavenisse
Fa. F. C. de Valk
21 mei 1970
5
Het Rode Kruis Korps wordt wel het
hart van het (Nederlandse) Rode Kruis ge
noemd. Tot de voornaamste taken van het
Rode Kruis moet immer het verlenen van
hulp aan slachtoffers van rampen worden
gerekend. En het is het Rode Kruis Korps
met twaalfduizend vrijwillig-(st)ers en
grote hoeveelheden materieel dat daarvoor
zorg draagt. Verspreid over geheel Neder
land zijn er op het ogenblik ongeveer 250
plaatselijke colonnes Rode Kruis Korps.
Het vele materieel is aanwezig bij deze
colonnes, in regionale rampenmagazijnen en
-depots, terwijl het Nederlandsche Roode
Kruis ook over een groot centraal maga
zijn en een voertuigenpark beschikt en ten
slotte nog het hospitaalschip J. Henry Du
nant als rampenschip kan inzetten. Zo werd
de Dunant eind februari van dit jaar van
zijn winterligplaats Rotterdam naar Gorkum
gedirigeerd en werden ook leden van het
Rode Kruis Korps gealarmeerd om bij een
eventuele overstroming van de Bommeler-
waard direct hulp te kunnen bieden.
Diverse plaatselijke RKK-formaties be
schikken voor het vervoer van zieken en
gewonden over ambulances, die van een
adequate uitrusting zijn voorzien, en het
daarvoor benodigde personeel. Sedert 1968
worden plannen verwezenlijkt om colonnes
uit te rusten met aanhangwagens met een
geneeskundige standaarduitrusting, ten be
hoeve van de verlening van hulp aan slacht
offers van rampen en ongelukken. Daarmee
werd een begin gemaakt in de provincie Gel
derland, waarna andere provincies volgden.
Thans wordt over ruim 80 van deze aan
hangwagens met uitrusting beschikt, terwijl
in de naaste toekomst zeker nog een veertig
tal zal volgen.
Zeer belangrijk ook is het werk van de
ambulances langs de autosnelwegen, die tij
dens de weekeinden en op feestdagen paraat
zijn. Op het ogenblik zijn het er zes (voor
zien van mobilifooninstallaties en bemand
met vrijwillig RKK-personeel)maar in de
loop van dit jaar komen er nog drie bij.. Dat
deze posten in een grote behoefte voorzien
mag blijken uit het feit dat in 1969 bij 72
ongevallen aan 126 slachtoffers in de kortst
mogelijke tijd daadwerkelijk hulp werd ver
leend.
Een jaarlijks terugkerende vorm van hulp
verlening is de bijstand van het Rode Kruis
Korps tijdens de Vierdaagse te Nijmegen.
Honderdtwintig leden houden een week lang
een noodhospitael en een aantal wisselende
hulpposten langs de marsroute in bedrijf.
Vorig jaar werd 16 km kleefpleister en
tien liter jodium gebruikt, werden 6463 blaren
behandeld en werden 1188 massages ver
richt.
Steeds terugkerend is de hulp van het
Rode Kruis Korps bij sportevenementen, mas
sale bijeenkomsten, in strandposten e.d., maar
ook in incidentele gevallen wordt aan ver
zoek om hulp direct voldaan. Zo werden
vorig jaar bij de verhuizing van twee zie
kenhuizen alle patiënten vervoerd, werden
zieken en bejaarden geëvacueerd bij-de de
montage van een bij graafwerk aangetroffen
onontpkfte vliegtuigbom, werd geholpen
bij de identificatie en opbaring van de
slachtoffers van de busramp in Dinant, wer
den twaalf Biafraanse oorlogsgewonden ver
voerd, werden schipbreukelingen van een
gestrand schip verzorgd en werd hulp ge
boden na de ontploffing van een mijn in
Zierikzee.
Van heel andere aard zijn de diensten die
het Rode Kruis Korps verricht ten behoeve
van de vakantieweken voor chronisch zie
ken en invaliden in het Dunanthuis te Zeist
de Valkenberg te Rheden of met het hospi
taalschip J. Henry Dunant. Voor de ver
zorging van de jaarlijks ongeveer 3500 gasten
Zijn ongeveer tweeduizend vrijwilligers nodig,
van wie tweederde afkomstig is van het Rode
Kruis Korps, het hart van het Rode Kruis.
Na de voor velen toch boeiende streek
roman, waarmee ons vorig feuilleton kan
worden gekwalificeerd, komen we nu eens
met een verhaal dat het ook bij de tiener
en twen van 1970 nog wel zal doen.
En niet alleen daarbij, maar ook bij alle
demes zal er wel interesse zijn voor het
weliswaar eenvoudig, maar toch lief ver
haal, waarmee we deze week starten.
Daarbij komt het wel unieke geval, dat
de schrijver hiervan een streekbewoner is.
Niet alleen daarom uniek, maar bovendien
is hij thans 92 jaar. Het is de heer Leo
Faust, een oud-journalist, die het herfsttijd
van zijn leven slijt in het bejaardencentrum
,,De Schutse" te Sint Annaland. De titel van
het nieuwe feuilleton:
MARIE-ANNE WORDT GEWOON
He tverhaal speelt voor het grootste deel
in Parijs, waar Faust na 12 jaar journalist
in "Den Haag en nog twee in de toenmalige
Batavia, dertig jaar woonde. Daar - in
Parijs was hij correspondent van verschil
lende Nederlandse en Indische dagbladen en
tijdschriften. In de Franse hoofdstad was hij
ook vele jaren algemeen secretaris van de
buitenlandse persvereniging.
In Frankrijk leerde Faust zijn vrouw ken
nen, een Frangaise, waarmee hij in 1920 in
het huwelijk trad. Catharine Nicoly - me
vrouw Faust - was een nicht van René
Nicoly, de administrateur van de Parijse
Grote Opera en andere staatsschouwburgen
aldaar.
Opgevoed in het café-restaurantbedrijf,
richtte zij in 1924 op Montmartre, het res
taurant „Hollandais'' op, dat tot in het
begin van de tweede wereldoorlog het ont
moetingspunt was van een gemengd Frans-
Hollandse publiek.
Intussen reisde Leo Faust zowel beroeps
halve als voor zijn plezier - heel Europa
af. Gedurende de weinige vrije uren, welke
dit alles hem liet, zag hij kans nog enkele
romans (uitgegeven bij Bruna - Utrecht)
en menige reisgids van Parijs te schrijven.
Zijn „nieuwe gids van Parijs (uitg. Meulen-
hoff) beleefde acht herdrukken.
Kort ria het begin van de tweede wereld
oorlog deed het echtpaar Faust het restau
rant van de hand, toen Duitse dwang maat
regelen aan zijn rechtsgevoel tekort zou heb
ben gedaan.
Hij offerde er eveneens de journalistieke
loopbaan aan op, om na de oorlog naar
Dordrecht te verhuizen, waar dhr. Faust
werd benoemd tot Frans correspondent en
techinisch vertaler op de scheepswerf „De
Biesbosch".
Tot 31 december 1967 heeft hij deze func_
tie vervuld en zelfs nu nog werkt hij mee aan
het door hem destijds opgerichte personeels
orgaan van deze werf.
In augustus 1969 kwam mevrouw Faust
te overlijden, waarna Leo Faust in 1968 als
een der eerste bewoners van „De Schutse"
zich in het Thoolse land vestigde. Van zijn
aanbieding tot plaatsing van dit feuilleton
werd door ons graag gebruik gemaakt. We
hopen dat de avonturen in de „Ville Lu-
mière" van het kleine Hollandse meisje
Marie-Anna onze lezers evenveel genoegen
zullen verschaffen als zij dit vonden in het
vorige vervolgverhaal.
Een foto van de 92 jarige Leo Faust in zijn flatkamer van „De Schutse" te Sint
Annaland.
Water en vuur, zijn gezworen vijanden. Niet alleen van elkaar, maar
ook van de mensheid. Tenminste wanneer ze in ongebreidelde kracht,
land stad en dorp tormenteren.
De strijd tegen het water, zit de Zeeuwen in het bloed. De eeuwen door
hebben ze niet anders gedaan, dan dammen en dijken verzwaard. Na
iedere hoge vloed, weer een stukje hoger. Dan had men gedaan wat men
kon.
De dreiging van vuur is heel iet3 anders. Brand ontstaat zo heel on
verwachts; het effect is daardoor zo verrassend. Bij een overstroming
blijft huis en hof nog wel eens overeind, maar vuur laat alleen maar as na.
Zo op Sint Annaland in 1692, de dorpskom brandde eraf op de kerk
na; in 1452 lag vijfzesde van de stad Tholen in as.
En onze voorouders stonden bij gebrek aan „brandgevaar" zo machte
loos. Deden ze dan helemaal niets? Natuurlijk, ze waren altijd waakzaam;
liep de nachtwaker niet alle uren van de nacht door het dorp?
VOORKOMEN IS BETER DAN
Houten huizen, houten schuren, rieten daken; zo was een dorp in de
middeleeuwen. Als het dan ergens begon te branden Dat heeft wat
ramp en leed gebracht. Daar moest nodig iets veranderen op Stavenisse
kreeg men de gelegenheid daartoe.
We hebben u verteld, dat na de bedijking van Stavenisse in 1599, de
Ambachtsheren 10 gemeten grond afzonderden tot het stichten van een
dorp. Ieder kon een perceel in erfpacht krijgen om een huis op te bouwen.
Althans als de adspirant bouwers zich aan de voorwaarden hielden door
Ambachtsheren gesteld.
Een der voorwaarden had betrekking op de brandveiligheid want;
„alle degene die eenighe erffen te chijns neemt, sal gehouden sijn, binnen
één Jaer daerop te timmeren tamelijcke bequame huysinghe ende die
decken met hart dak".
Houten gevels en wanten was dus nog toegestaan, maar geen strooijen
of rieten daken meer. Een speciale clausule geldt voor de Voorstraat „ende
zoo wije Erffen betimmert en aenneempt op de marct of In de breede
strate zal gehouden zijn te macken eenen steenen gevel vooren aen de
strate en het voorhuijs besolderen, en oock hart dack als boven".
Die stenen voorgevel, zal wel niet alleen op de brandveiligheid slaan;
we bespeuren er enig besef van bouwkundige schoonheid in.
„VAN BACKOVENS TE MAKEN"
Broodbakken deed in die dagen ieder voor zich. De meeste huizen
haddèn dan ook hun eigen bakoven. Men ziet ze nog wel bij oude boer
derijen. De stookplaats van de oven was aan de buitenkant, maar de eigen
lijke oven was binnen, in de bakkeete.
Hoe en waar de oven gebouwd moest worden was - alweer „om de brand
veiligheid - aangegeven in de „Voorbooden en Keuren" van 1606; het best
te vergelijken met een gemeentelijke politieverordening.
Men mocht en bakoven bouwen, maar dan alleen tegen een opgaanden
stenengevel en „moet daer beneffens hebben eenen put met water", en
dan nog behoudens „oorloff ende express consent van de Ambachtsheren
of haeren Schout en Schepenen".
„den 3 January 1755 is door Baljuw en Schepenen ommegang gedaen
op den assie en hebben alles redelijk wel bevonden, uijtgesondert bij de
volgende; de smit Lambregt van Rooyen heeft in sijn hof agter 't huys
een hoop assie gehad, aijnd hiervoor in de Boete gedaan ter som van 5
schellingen".
Met hem worden nog een viertal personen beboet, omdat ze as bij hun
hui9 hadden. Mocht dit dan niet? Nee, want bij verordening was bepaald,
dat warme as uit haarden, ovens of waarvandaan ook in ijzeren potten
of ketels verzameld zou worden en de koud geworden as te storten op de
Dorpsasbak.
Deze „Dorpsassiebak" nu stond aan de Stoofdijk „achter de redoute",
ongeveer waar nu het voormalige weegbrughuisje staat. Het zal een soort
openbare stortplaats geweest zijn.
Ieder jaar werd de inhoud als mest verkocht; zo op 18 Februari 1828,
wordt de inhoud voor vijf achtereenvolgende jaren aan de man gebracht.
„Gemijnd door Hendrik Okkerse voor f 35,- 's jaars", lezen we.
„EENE ONVERMIJDELIJKE REPARATIE",
is nodig in 1820. De 2 Maart van dat jaar woedde er een zware storm,
het water kwam op de Stoofdijk. „Den aschbak", misschien oud en wrak
werd zwaar beschadigd. Een stuk muur werd door de golven weggeslagen
„en speciaal aan pilaren of steun Beeren, was schade". Overigens schijnt
het nog wel meegevallen te zijn want de herstelkosten werden begroot op
f 33,58. Van de opbrengst van één jaar hield men dan toch nog een
daalder over.
Maar geld was schaars in die dagen; de weeën van de Franse tijd
trokken nog lang na. Het was „op de kleintjes passen" en toch kwam
men rond.
Rechts op de joto waar het schuurtje staat,
lag de „assybak"
De kleuters in Stavenisse kunnen zich niet
voldoende uitleven. Daarom heeft het be
stuur van de 'De Van der Lek - de Clerq
Kleuterschool' de gemeenteraad om finan
ciële medewerking gevraagd voor de aan
koop van nieuw materiaal. Het gaat hier om
tekenborden, schilderborden, ontwikkelings
materiaal, bouwkist en aanvullingslade,
vloermozaïek enz. De inspecteur van het
kleuteronderwijs acht de aanschaf daarvan
noodzakelijk.
Burgemeester en wethouders van Stave
nisse vinden het verzoek gerechtvaardigd, en
in overeenstemming met de Kleuteronder
wijswet. Als de gemeenteraad zijn medewer
king aan het voorstel van b en w verleend,
kan het schoolbestuur een begroting ter
goedkeuring aan de inspecteur voorleggen.
Ter zijner tijd zal dan aan de gemeenteraad
om geld worden gevraagd.
De kleine agenda, die morgenavond om
half acht moet werden afgewerkt, telt ver
der nog een wijziging van de gemeentebe
groting 1969 en 1970, een wijziging van de
Bezoldingsverordening 1968 en een voorstel
tot verhoging van de subsidie aan de Stich
ting Maatschappelijk Werk en Gezinsver
zorging op het eiland Tholen.
Deze instelling, die volgens b en w van
Stavenisse niet meer uit de Thoolse samen
leving is weg te denken, zit op de begroting
1970 met een tekort van dertigduizend gul
den, Een bedrag van f 22.545,00 komt hier
van op rekening van gezinsverzorging en
f 7688,00 voor maatschappelijk werk. Het
grote tekort komt voornamelijk door de grote
stijging van de salarissen. Behalve de nor
male verhoging moest voor de sector gezins
verzorging nog een extra Iconsverhoging van
zeven procent worden gegeven. Daardoor
stegen de salarisonkosten van f 113.081,00
in 1968 tot f 171.000,00 op de begroting
1970.
MEER PERSONEEL
In de sector maatschappelijk werk zijn twee
assistenten, die nog in Breda studeren, de
heer W. C. van der Stel komen helpen.
Bovendien is er op het nieuwe kantoor
In Sint Maartensdijk nu een administratieve
kracht voor hele dagen. Hierdoor stegen de
salarisposten van f 26.208,00 in 1968 tot
f 69.495,00 op de begroting 1970.
Het totale tekort van dertigduizend gulden
is er, ondanks dat men vcor 1970 al gerekend
heeft op f 25.000,00 meer van de gemeenten
Deze hoge raming is opzettelijk opgenomen
om een maximale rijkssubsidie te kunnen ont
vangen.
Het rijk geeft namenlijk hetzelfde bedrag
aan subsidie als de gemeenten. Geven de
De betere tuingereedschappen
Meststoffen - Zaden
Speciaal Wolf graszaad
gazon mest 1
Grasmaaimachines en
motormaaiers.
Kortcmeestraat 9 -
Bergen op Zoom
13
Adv. ingez. med.
gemeenten dus minder, dan het rijk ook. Als
daarom de gemeentelijke subsidie niet wordt
opgetrekken, zou het voor de Stichting prak
tisch onmogelijk zijn verder te werken, zo
schrijft het bestuur aan de gemeenten.
door
LEO FAUST
De goede opvoeding, voor een groot gedeelte, bestaat
niet uit liefdevol zijn,, begrip of zelfvergeten, maar uit
het verbergen van uw eigen gevoelens.
(Romano Guardini. „DE HEER")
De opvoeding van Marie-Anne druiste in tegen alle
regels en aanbevelingen der pedagogie. Toen ze vijf jaar
oud was, bracht Jan van Over zijn vrouw naar een sana
in de Franse Alpen, en zo had het kind nu al twee jaren
geleefd alleen met haar vader, die een Hollandse kunst
schilder was op Montparnasse, in Parijs.
Dat zou reeds voldoende zijn geweest om een meisje
van haar vijfde tot haar zevende jaar een ongewone op
voeding te geven. Maar het eigenaardige karakter van
de man, die in de grote stad haar enige toeverlaat was,
maakte het nog veel erger. Hij was niet alleen en bohé
mien. Al zijn familieleden en kennissen in Holland, allen
die met hem in aanraking kwamen in Parijs, bestempel
den hem als niet recht snik. Alleen zijn dochtertje vond
hem de liefste en de knapste.
Als Van Over aan een schilderij bezig was, bestond
er niets anders voor hem dan dat werk. Letterlijk niets.
Hij at wat en dronk wat onder 't werken, op de meest
ongezette tijden, wanneer honger of dorst hem al te erg
begon te kwellen.
Zolang er een doek op de ezel stond, was het of zelfs
zijn vrouw en zijn kind niet voor hem bestonden.
Oprecht meende hij aan al zijn plichten tegenover
zijn gezin te hebben voldaan als hij maar zorgde, dat er
genoeg geld voor de dagelijkse kleine uitgaven lag in het
sardineblikje bovenop de kast. Marie-Anne putte daaruit
toen haar moeder er niet meer was, zonder vragen en
zonder zich enige zorgen te maken voor de volgende
dag.
Had ze veel trek en er lag genoeg geld daarvoor, dan
nam ze voor 'n biefstukje en 'n kilo aardappels, en soms
verstoutte ze zich dan, aan haar vader te vragen.
Wil je ook een stukje?
Andere dagen volstond ze met 'n croissant, 'n baton
de chocolat of 'n ijsje. Ze bakte en at op het potkacheltje
in de winter en op 'n gascomfoortje de rest van het jaar
'n paar eieren of 'n plak ham.
Hoe het was .geweest voordat ze groot genoeg was
om, zonder op een stoel te klimmen, op het potkacheltje
te komen, dat kon ze zich niet herinneren. Ze wist niet
beter of 't was altijd zo gegaan als het nu ging
Haar vader had weinig verandering gebracht in z'n
manier van leven nadat hij zijn vrouw had weggebracht
naar hij dacht slechts voor enkele maanden. Zijn om
geving noemde hem een reuze-egoist, die nooit had
mogen trouwen. Alleen de werkelijk imponerende
schoonheid van zijn schilderijen verzoende enigszins met
hem.
Maar nauwelijks was het doek af en had hij een laat
ste liefdevolle blik erop geworpen vóór hij 't wegbracht
naar de kunsthandelaar in de rue de Seine die alles van
hem nam, tegen een vast maandgeld, om het weg te
zetten op de zolder, of hij ontdekte zijn Marie-Anne,
het vroeg-wijze dochtertje, dat zonder de geringste wrok
voor de lange veronachtzaming, verheugd weer bij hem
kwam. Samen hadden ze dan de gelukkigste dagen en...
dikwijls halve nachten. Samen gingen ze dan eten bij
de bistro op de boulevard de Montparnasse of in een
klein restaurantje nog wat verder uit de buurt, brachten
langdurige bezoeken aan tentoonstellingen en musea, en
meer nog aan ateliers, waar het werk van andere schil
ders door hen beiden critisch werd bekeken en filoso
fische „bomen" werden opgezet zonder eind.
En ook als ze dan weer thuis waren, de schuwe, war-
harige artist en het meisje van zeven, voerden ze nog
diepzinnige gesprekken, in "t Hollands en 't Frans door
elkaar. Het kind, zonder goed te weten wat ze beweerde
babbelde in 't schildersjargon, waarin ze de hele avond
gezwommen had; en hij, de man van in de dertig,
luisterde naar haar met de grootste ernst.
I In een harstochtelijk debat met z'n kunsthandelaar had
hij trouwens eens als zijn overtuiging uitgesproken, dat
een kind wijzer en ontvankelijker voor schoonheid zo-
j wel als voor aandoening was dan 'n volwassene, wiens
oordeel werd vertroebeld door rede, mode en ervaring.
Die zaligheid duurde zo voort, enkele dagen, soms
een paar weken. Dan nam de inspiratie-duivel of de on
geduldige kunsthandelaar Von Óver opnieuw in beslag
en Marie-Anne stond weer alleen.
Ze kende dit sinds de eerste jaren van bewustzijn en
vond het slechts natuurlijk en normaal. Ze zocht haar
heil bij de kinderen op de binnenplaats, op het trottoir,
of bij de buren in de straat.
De rue Notre Dame des Champs is de minst Parijse
van alle straten. De meeste huizen zijn daar ofwel 'n
soort bijenkorf van ateliers, vol schilders en beeldhou
wers, ofwel zeer oude en voor de buitenwereld bijna
geheel afgesloten kloosters. Bovendien is de straat vrij
wel evenwijdig aan de gezellige boulevard de Montpar
nasse, op enkele meters afstand en dus komt niemand
erdoor die er niets te maken heeft. Het is een ,,rue
morte", een dode straat, en dus een ideaal speelterrein,
(Wordt vervolgd)