Historie van de
gemeente Stavenisse
de omweg
Zuinige Baas
en kwistige
Samkalden
'V
De Wagenmaker (in)
Normen voor
woningverdeling door
provinciaal bestuur
EENDRACHTBODE
door wim heijboer
door D. Roozemond
5 maart 1970
5
Sint-Annalands burgemeester W.
Baas heeft onlangs op de jaarverga
dering van de zestig-jarige schiet
vereniging Prinses Juliana gezegd
maar één keer in zijn leven met een
geweer geschoten te hebben. Dat
was in zijn vorige gemeente, Sint-
Laurens, tijdens de opening van een
nieuwe schietbaan. Tot zijn verba
zing schoot de heer Baas precies in
de roos.
De burgemeester heeft zich nu op
nieuw aan een schot gewaagd. Een
figuurlijk schot.
Hij schreef een brief aan minister Beer-
nink en de leden van de vaste commissie van
binnenlandse zaken uit de Tweede Kamer,
met argumenten tegen de voorgenomen her
indeling van het eiland Tholen. De heer
Baas probeert hierin het motief van betere
financiële armslag na samenvoeging te kra
ken. Als Sint Annaland per inwoner net
zoveel uit het gemeentefonds zou krijgen
als Amsterdam, dan zou zijn gemeente er
financieel nog sterker voorstaan dan nu, en
zeker waard zijn om zelfstandig te blijven.
Dit schot van de AR B-burgemeester wordt
verschillend beoordeeld. Op een KVP-blj-
eenkomst in Oud-Vossemeer vond men dat
de heer Baas de spijker precies op de kop
sloeg. Wethouder L. Kloet noemde op de
raadsvergadering in Sint Maartensdijk de
vergelijking van de Sint Annalandse burge
meester nonsens.
VEEL MEER NODIG
Een vergelijking van de hoofdstad van
Nederland en het kleine Sint Annaland
gaat, dacht ik inderdaad niet °P-
Amsterdam moet immers voor veel en veel
meer voorzieningen zorgen dan Sint Anna
land. Die grotere taken lopen niet evenredig
met het meerdere geld dat men uit het ge
meentefonds krijgt vanwege het hogere in
wonertal. Neem alleen het verkeer maar
eens in Amsterdam. Behalve een enorm
aantal straten, moeten er ook nog dure
voorzieningen op die wegen gemaakt wor
den: verkeerslichten en -borden, ongelijk
vloerse kruisingen, verkeerspleinen en vlucht
heuvels. Bovendien moet er een klamp met
geld worden uitgegeven aan gladheidsbe-
strijding, zoals nu het geval is.
Daarnaast heeft Amsterdam een dicht net
van openbaar vervoer, een eigen politiekorps
en een beroepsbrandweer.
Ook zijn er bijzonder veel soorten onder
wijs twee universiteiten en vele vormen
van hoger beroeps-, middelbaar- en lager
onderwijs.
Hoewel men daarvoor geld van het rijk
krijgt, brengen die uitstekende voorzieningen
voor de hoofdstad nog kosten met zich mee.
Voorts moet Amsterdam zorgen voor een
groot aantal sportvelden, gymnastiekzalen,
zwembaden, jeugdhuizen, schouwburgen en
parken.
In het nog frisse, wijdse Thoolse land zijn
er geen parken nodig, terwijl bijvoorbeeld een
schouwburg en een sporthal onrendabel en
onbereikbaar zijn.
•^§§§§§S§MMfg
UITERSTEN
Het zijn maar een paar voorbeelden van
de grotere talten. Amsterdam moet zich als
hoofdstad van Nederland met een paleis en
een nationaal monument op de Dam cok
representatiekosten kunnen veroorloven.
Bovendien is de vergelijking van het zui
nige Sint Annaland en het kwistige Amster
dam wel gezocht. Het is bekend dat de
grootste gemeente van Nederland - en niet
alleen de grootste financieel in het slop
zit.
Er is een log gemeentelijk apparaat, van
secretariepersonecl tot het personeel bij de
gemeentewerken, waardoor er niet altijd even
ecznomisch en doelmatig gewerkt wordt.
Amsterdam is eigenlijk te groot om het
goed te kunnen besturen. In Den Haag ziet
men dat ook in, getuige de Nota over de
Bestuurlijke Organisatie en het spreken over
gewesten en wijkraden.
Een vergelijking tuss;n tw»» uitersten moet
de weegschaal wel sterk naar één kant doen
doorslaan.
ONJUISTE VERDELING
Het is onbegrijpelijk dat burgemeester Baas
het grootste deel van zijn brief wijdt aan
deze verkeerde vergelijking Amsterdam-Sint
Annaland. Een veel belangrijker punt doet
hij met een paar regels af: gemeenten van
2000 tot 50.000 inwoners krijgen evenveel
per inwoner uit het gemeentefonds. Dat is
namelijk een bijzonder onrechtvaardige ver
deling. Een zaak, die voor de toekomstige
herindeling van het eiland Tholen van veel
meer belang is.
Eén gemeente Tholen gaat er direct niet
financieel op vooruit. Indirect misschien wel,
maar daarover een andere keer.
Voor andere gemeenten is de huidige in-
leling in gemeenteklassen nog erger: Gouda
bijvoorbeeld (zoals A.C.W. van der Vet in
Op Langer Zicht schrijft) met bijna 50.000
inwoners krijgt evenveel per inwoner uit
het gemeentefonds dan. één Tholen van
16.000 inwoners.
De financiering van de gemeenten zit dus
helemaal scheef en daar zal zeker iets aan
moeten veranderen. Misschien een punt voor
een politieke partij, de verkiezingen staan
immers voor de deur.
KOELKASTEN
DIEPVRIEZERS
VERHOEVEN
Koeltechniek
Llcvevrouwestroat 33 - Tel. 4898
Bergen op Zoom
WiÊUB
adv. lng. med.
ONDERWIJS
Dat Amsterdam per inwoner meer uit het
gemeentefonds krijgt dan Sint Annaland, acht
ik juist, zoals reeds toegelicht is. Dat men
echter voor het onderwijs meer krijgt begrijp
ik, met burgemeester Baas, totaal niet. Of nu
hier of in Amsterdam een school wc,rdt
schoon gemaakt, moet financieel niets uit
maken.
Ook het onderwijs moet gelijk zijn, zodat
men in beide gemeenten evenveel aan leer
middelen mag besteden. Het kan natuurlijk
zijn dat ik van deze ingewikkelde zaak niets
begrijp, hoewel ik er al heel wat uurtjes
over heb gedacht. Het is daarom met des
te groter belangstelling, dat ik het antwoord
op de brief van de heer Baas tegemoet zie.
ONREDELIJK
Eén en dezelfde uitkering per inwoner
uit het gemeentefonds voor alle Nederlandse
gemeenten vind ik echter onredelijk. Welke
criteria er voor de verdeling aangelegd
moeten worden is een moeilijke vraag. Nu
is het echter onjuist. Volgens artikel 5 en
volgende van de Financiële Verhoudings
wet 1960 is de hoofduitkering uit het ge
meentefonds gebaseerd op het inwonertal
en de oppervlakte (onderscheiden in ge
bouwd en engebouwd)
Daarnaast wordt rekening gehouden met
bepaalde taken van de gemeente, als onder
wijs en sociale zorg. Tenslotte kunnen de
gemeenten nog enkele belastingen heffen.
Evenals de staatsrechtgeleerde prof. mr.
A. D. Belinfante vind ik het duidelijk dat
een evengroot aandeel in het gemeentefonds
voor Amsterdam en Oudewater (een voor
beeld van Belinfante) hoogst onredelijk zou
zijn.
ACTIE
H:e het ook zij, behalve de minder ge
lukkige vergelijking, zitten er twee kernpun
ten in de brief van burgemeester Baas: de
huidige onjuiste indeling in gemeenteklas
sen en de verschillende vergoedingen voor
het onderwijs. Het is al voor de tweede keer
dat dhr Baas in zijn eentje een brief over
de herindeling Tholen schrijft. Hij schijnt
één van de weinigen te zijn die het lange
wachten meer dan beu is. De CHUer W.
K. Quist en de VVDer L. A. M. Elenbaas
hebben respectievelijk in de gemeenteraad
van Tholen en Scherpenisse al esns gepro
beerd de raad mee te krijgen om op spoed
aan te dringen bij een beslissing over de
herindeling. Beide pogingen mislukten.
Wethouder M. J.. Geuze zei in de Poort-
vlietse raad ,in tegenstelling tot burge
meester van Boeijen .zelfs een vijfde herin
delingslustrum mee te willen maken.
Een volgende keer meer ever de herin
deling, vcordelen en politieke aspecten.
Het Statenlid J. A. van Bennekom te Mid
delburg stelde gedeputeerde staten een twee
tal vragen met betrekking tot de woning-
In het vorige artikel zijn een viertal wagenmakers genoemd, die
een aantal mensen nog persoonlijk gekend hebben. Thans komen
we aan een tijdperk waarin namen voorkomen, die slechts uit over
levering bekend zijn, of waarvan misschien de oudsten van het
dorp nog enige weet hebben.
LEENDERT SER IER 1859 - 1900
De familie Serier (op Stavenisse sprak men altijd van Selier) hebben
de ouderen nog wel gekend.
„Mietje en Lin", zeggen ze dan. Maria Jacoba Serier is op 19 October
1913 overleden. Ze was de zuster van Leendert Serier. Bij de bouw van
de tegenwoordige Hervormde kerk in 1910 heeft ze afstand gedaan
van een paar huisjes die vroeger stonden tussen de oude kerk en de
woning waar thans D. I. Dorst woont
Haar broer Leendert evenals zij ongehuwd, was de wagenmaker.
De familie Serier is van oorsprong niet van Stavenisse afkomstig. De
vader van L. Serier, kwam uit Noord Beveland (uit Kortgene) en
trouwde in 1816 met een meisje van Stavenisse. Hij was kleermaker.
L. Serier is geboren op de boerderij waar thans de herbouwde boer
derij van M. A. Stouten staat. Dit boerderijtje was in 1799 gebouwd
voor Witte Potappel.
Ter plaatse waar thans het postkantoor staat, was vroeger een grote
waterput, waarin het hout van de wagenmaker werd gewaterd, zoals op
de hierbij geplaatste foto te zien is.
Leendert Serier oefende oorspronkelijk zijn bedrijf uit ter plaatse
waar de zo juist bedoelde huisjes stonden, die in 1910 zijn afgebroken.
Daar was jarenlang de wagenmaker, in de schaduw van de eenvoudige
dorjiskerk, in de onmiddellijke nabijheid van het kerkhof, werkzaam.
Leendert Serier is op de dag voor Kerstmis, 24 december 1900 ge
storven
JOHANNES QUIST 1836 - 1859.
Vóór Serier was op Stavenisse een zekere Johannes Quist wagenmaker.
De.naam zou het vermoeden op kunnen wekken, dat hij van Stavenisse
afkomstig was, doch dat was niet zo. Hij was in 1801 te Tholen geboren.
De bakermat van het geslacht Quist, althans voor zover dit thans bekend
is, is Ouwerkerk in Duiveland. Vandaar zijn ze omstreeks 1615 te
Stavenisse gekomen en zo verspreid over het gehele eiland.
Gelijk alle mensen is hem lief en leed niet bespaard gebleven. Op
14 december 1837 overleed n.l. zijn vrouw Aaltje Dorst op de leeftijd
van 39 jaar. Op 2 juli 1840 huwde hij voor de tweede maal, nu met
Maggelina van Weizen, evenals Aaltje Dorst, te Stavenisse geboren.
Uit dit huwelijk zijn 3 kinderen geboren, die helaas alle drie in
J8d4 overleden, zodat de ouders treurend achterbleven.
Op 4 januari 1859 overleed Johanns Quist, op 57-jarige leeftijd.
Behalve persoonlijk verdriet, heeft hij ook een tijd van zorgen mee
gemaakt, in verband met de achteruitgang in de landbouw. Eén van
de grootste inkomstenbronnen, de teelt van de meekrap, liep na 1820
door de Franse concurrentie sterk terug. Daarna begonnen omstreeks
1833 de graanprijzen te dalen, terwijl tenslotte de aardappelziekte de
oogst van 1846 en de volgende jaren deed mislukken. De armoede
deed alom haar intrede. De wagenmaker, zo nauw verbonden met de
landbouw heeft van deze economische teruggang zonder meer de
gevolgen direct gevoeld.
JACOB KORSTEN 1816-1836
We zijn nu gekomen aan het begin van de 19e eeuw. Veel weet ik
niet van deze wagenmaker. Hij was gehuwd met Neeltje Kamp, geboor
tig uit Stavenisse. Zijn vrouw overleed op 15 augustus 1824. Zelf is
hij naar Scherpenisse vertrokken, waar hij in 1836 wagenmaker was.
In het tijdvak toen hij wagenmaker te Stavenisse was, viel de strenge
en lange winter van 1829-30. Wel 13 weken lang duurde de vorst. Dit
had voor de wagenmaker ook gevolgen. De boeren haalden immers
hun arreslee tevoorschijn, waarvoor de met bellen opgetuigde paarden
werden gespannen. Levend in onze tijd, is het vaak moeilijk om je de
toestanden van vroeger goed in te denken.
Wat zal alles er prachtig en ongerept uitgezien hebben na sneeuwval.
De plattelandsbewoner verkeert ook thans nog in de gunstige omstandig
heid, dat hij op de velden de sneeuw ongerept kan aanschouwen. De
stedeling kan dat slechts direct na het vallen, want weldra verschijnen
de pekeiauto's, die de reine, witte sneeuw omzetten in een vieze, gore,
papperige massa.
Vroeger toen deze gladheidsbestrijding niet bestond, (en ook niet
nodig was), lag in een strenge winter de sneeuw natuurlijk wekenlang
op de binnenwegen, terwijl die zelfde wegen in de winter als het niet
vroor, onbegaanbaar waren. Herhaaldelijk staat dit in de kerkeraads-
notulen aangetekend. Tijdens langdurige winters, waarin de werkzaam
heden immers ook grotendeels stil lagen, trok men er met de arresleeën
op uit. Dit leverde voor de wagenmaker weer werk op. Waar zijn al
die arresleeën toch gebleven? Ook dit was weer een kunstwerk van de
wagenmaker, wat eveneens zo fraai in het geheel paste.
CHRIST1AAN GELOK 1810-1816
Tijdens de laatste jaren van de Franse overheersing en de eerste
jaren daarna, was Christiaan Gelok wagenmaker te Stavenisse. Hij was
gehuwd met Henderina Rijnberg.
Was deze Gelok een voorvader van de in het tweede artikel gemoem-
de Adriaan Hendrik Gelok 1899-1913 We weten het niet, hoewel
het heel goed mogelijk is ,daar er meerdere voorbeelden zijn ,dat
sommige beroepen eeuwenlang in bepaalde families voorkwamen.
Van deze wagenmaker weten we eveneens niet veel. Zijn buurman
(thans woning D. I. Dorst) was Cornelis Oostdijk de stamvader van
de familie Oostdijk te Stavenisse, en Johannes Cornoelje ,de schoon
vader van Cornelis Oostdijk. De naam Cornoelje (ook wel als Kornoelje
en Karnoelje geschreven) kwam voor het laatst te Stavenise voor, toen
Elisabeth Karnoelje in 1860 overleed.
Johanes Cornoelje was in 1778 „nagtwaker" en wordt op een andere
|>laats ook „aflegger" genoemd.
STA7f«m£
De put waarin hout van de wagemaker lag, nu postkantoor.
verdeling.
In de eerste vraag werd geinforraeerd of
het college concrete normen hanteert bij de
woningverdeling voor de verschillende
Zeeuwse gemeenten en vervolgens is er de
vraag van dit Statenlid, welke normen dat
zijn.
Het antwoordt hierop van gedeputeerden
luidt als volgt:
1 Bij de verdeling van het aan de pro
vincie toegewezen contingent woningwet
woningen en gepremiëerde woningen han
teert ons college geen concrete normen, in
die zin dat daaruit min of meer automatisch
de verdeling over de gemeenten zou voort
vloeien.
2 Bij de verdeling over de gemeenten
betrekt ons college de volgende factoren in
de overwegingen:
a de afwikkelingen van lopende bouw-
stromen en andere bouwprojecten waar
van de bouw in meer dan één jaar valt:
b de bouwactiviteiten in de zuiver parti
culiere sector;
c de verwachtingen met betrekking tot de
nieuwe ontwikkelingen;
d het bevolkingsverloop;
e het aantal slechte woningen;
f de activiteiten tot .verbetering van de
volkshuisvesting ontwikkeld door de ge
meentebesturen;
g dc verhouding tussen de woningbehoe-
venden en het aantal beschikbare wonin
gen.
Bovendien wordt rekening gehouden met
een in de praktijk gebleken noodzakelijke
minimale omvang van de toewijzingen.
Hierdoor worden een grote versnippering
van het contingent en niet realiseerbare
bouwplannen vermeden.
Op gezette tijden worden, uitgaande van
een bepaald verwachtingenpatroon ten aan
zien van een periode van ongeveer 5 jaren
moment-cpnamen gemaakt van de woning
situatie. De daaruit blijkende tekorten of
overschotten, uiteraard niet meer dan een
benadering, worden mede in beschouwing
genomen.
In onze brief van 3j december 1968 aan
de colleges van burgemeester en wethou
ders van de gemeenten in Zeeland hebben wij
aangekondigd, dat te beginnen met de toe
wijzing voor het jaar 1970, in het bijzonder
rekening zal worden gehouden met het aan
tal aan de woningvoorraad onttrokken wo
ningen, en dat zo mogelijk een zelfde ge
dragslijn gevolgd zal worden ten aanzien van
de mate waarin de doorstroming op gang
is gekomen.
door
MAARTJE ZELDENRIJK 55
,,lk denk ,dat ze dit ook te zwaar tilt. Dirk is een
verstandige jongen en heeft veel van Bert weg. Wat
Cillie betreft, kon Bets zich wel eens lelijk vergis
sen..."
Na dien kwamen Dirk en Cillie vaker 's avonds een
paar uurtjes naar de boerderij van Lena. Dan voelde
ze zich weer jong en lachte hartelijk mee, als er ge
lachen kon worden.
Het was al volop najaar, toen Meeuwis onverwacht
op een avond binnenstapte. Jopie had haar vrije avond,
zodat ze alleen zat.
„Je zult wel gedacht hebben: hij komt niet, he?" zei
hij opgewekt. „Ik ben een poosje ziek geweest. Wel niet
erg gelukkig, maar de dokter vond het beter, dat ik
het kalm aan deed en daarom bleef ik doorgaans thuis.
Ze wees hem een stoel, „Ga zitten. En hoe voel je
je nu?
„O, weer helemaal opgeknapt.
Tijdens het gesprek zei ze, dat ze er wel een goeie
melkkoe bij kon hebben. Hij antwoordde: „Laat dat nou
eens aan mij over, he? Ik zal een beestje voor je uit
zoeken, zoals je misschien nog nooit gehad hebt. Met
melklijsten. En ik haal je het vel niet over de neus."
Om tien uur stond hij op en zei, dat het een prettige
avond voor hem was geweest, Toen ze hem de hand
drukte, hield hij de hare wat langer vast als behoorde,
doch ze vond het niet erg. „Kom nog maar eens aan,"
zei ze.
In haar slaapkamer dacht ze, terwijl ze zich uitkleed
de: Hij is een aardige kerel. Op de een of andere ma
nier vind ik hem sympathiek. Als ik wat voor hem kan
voelen ,wil ik de kennismaking voortzetten. Ik heb
oneindig veel van Bert gehouden en ik zal hem vast
nooit vergeten, maar ik kan toch niet mijn hele verdere
leven alleen blijven op deze grote boerderij. Dat kan
men niet van me vergen. Tenslotte ben ik pas dertig
jaar. Meeuwis is geschikt. Maar we doen het kalm aan.
In elk'geval moet ik heel zeker van mezelf zijn ,voor ik
het aandurf.
Op één november kreeg ze een pakket met de bode
mee. Het was duidelijk aan haar geadresseerd, hoewel
ze niets besteld had. Nieuwsgierig maakte ze het open
en trof een electrische broodrooster aan. Met een brife-
je. Tot haar grote verbazing was het een schrijven van
Jaap Witvliet uit de stad. Hij deelde haar mede, dat
hij het laatste bedrag aan rente en aflossing aan haar
had terugbetaald. Met een paar dagen zou ze van haar
bank wel de bevestiging van de overschrijving ontvan
gen. Hij zei heel dankbaar te zijn voor het geld, dat
hij van haar geleend, maar dat hij het niet meer nodig
had. j £,**1
„Mijn zaak loopt gelukkig uitstekend. Met een paar
jaar hoop ik geheel schuldvrij te zijn. En ik heb vol
doende handelskapitaal." Als bewijs van zijn erkente
lijkheid sloot hij deze broodrooster bij het schrijven in
de hoop, dat ze hem zou kunnen gebruiken. „Als je er
al een hebt mag je hem bij me ruilen voor wat anders."
Nee, ze had geen broodrooster, hoewel ze wel eens
van plan was geweest er een aan te schaffen. Nu kreeg
ze hem kado „als bewijs van erkentelijkheid."
In elk geval hadden haar tienduizend gulden hem die
eerste paar jaar kunnen helpen. Zo had ze er tenminste
zelf ook plezier van gehad. Terwijl ze geen cent aan
hem tekort was gekomen.
Een paar dagen later moest ze in de stad zijn en
betrad ze zijn winkel. Maar hij was er niet, zei de win
keljuffrouw. Om zich een houding te geven, kocht ze
een zaklamp, die ze ook nodig had en vroeg de juf
frouw meneer iWtvliet haar groeten over te brengen.
Nauwelijks terug in huis ging de telefoon. Tot haar
verrassing hoorde ze de stem van Jaap Witvliet. „Wat
spijt het me ,dat ik er niet was, Lena. Ik hoorde, dat je
in de winkel was.
„Ja. Ik had je willen bedanken voor de broodrooster."
„En? Is ie naar je zin?"
„Geweldig. Laat ik je vertellen; ik was eigenlijk van
plan eens zo n ding aan te schaffen.
„Dan had ik dus geen betere keus kunnen maken."
„Ik stel het bijzonder op prijs. En ben blij, dat het
je zo goed gaat."
„Goed. De omstandigheden in aanmerking nemende.
„Groeit je zoon al een beetje?"
Verwonderd wachtte ze even, voor ze antwoordde:
„Hoe weet jij, dat ik een zoon heb?"
„Ik kom overal. Lena" antwoordde hij lachend. „Ook
in de Beemster. En overal hoor je wat. Ik wist dus
ook van het verschrikkelijke ongeval."
„Het was van korte duur, Jaap, ons geluk."
„Ik weet ervan mee te praten, Lena."
„Hoezo?"
„Ik vertel het je later misschien wel eens. Zeg, ik
zal je niet langer lastig vallen. O ja, nu ik je toch
aan de telefoon heb: Nogmaals heel veel dank, omdat
je me indertijd financieel hielp. Dat gaf een prachtige
ruggesteun."
„Het doet me genoegen. O ja, Jaap...ik meende het
vanmiddag al in de winkel te zeggen en vergat het en
nu zou ik er bijna weer niet aan denken. Het is de t-.v."
„Doet-ie het niet goed? (wordt vervolgd)