Historie van de
gemeente Poortvliet
mm
■p
x
- |j| W IpIKjp.
De twee molens
12 februari 1970
EENDRACHTBODE
5
door ir M. A. Geuze
$Wmm
wflPI
m a®
A V y a' 4>it ar -><■/' SA Ï-'A*.
È't¥K^ éÈê- '<yy//i1wiÊ&Êt !f ,s
iiiilillSili
fkisM
Si/°. J
ïmÊÈêm
Twee zaken of misschien drie bepalen in hoofdzaak hel gezicht van
Nederland in het buitenlandklompen, molens en tulpen. De eerste twee
vindt ge in ieder geval op Delfts blauwde tulpen nog niet, dacht ik.
In de vorige eeuw telde ons land rond 9000 windmolens, waarvan al
leen al één tiende in de Zaanstreek. Niet voor niets zongen onze groot
ouders: En dan gaan we met z'n allen naar de Zaan, waar de wieken
van de molens lustig gaan. Daarbij waren overigens een heleboel indus
triemolens.
Waterradmolens, waarbij dus stromend water een rad met schoepen
in beweging brengt, waren al bij de Romeinen bekend. Pas ruim 1000
jaar geleden wordt in Egypte gewag gemaakt van de eerste windmolen.
In Nederland (S. J. van der Molen in Visie 28) is het oudste gegeven
een privilege van Graaf Floris V uit 1274, waarm tij tegenover de poorters
van Haarlem op een zodanige wijze zich uitlaat over de windmolen, dat
daaruit de konklusie getrokken mag worden dat in of bij deze stad
windmolens algemeen bekende werktuigen waren.
Tholen heeft ruimschoots watermolens gekend. In 1598 kreeg namelijk
Dominicus van Melchenbeke te Middelburg oktrooi op „sekere water-
moeien, waervan de conste leyt in een tonne, beslegen met ij sere banden,
lanck omtrent veerthien voeten en de wijt op het cruys vijff voeten",
waarmee hij in Tholen zulke uitstekende resultaten behaalde.
Tot de vele rechten die de Grafelijkheid in de middeleeuwen han
teerde, behoorde het recht van wind. Hollestelle vermeldt het gelijktijdig
bestaan van vier molens te Poortvliet (1318). Zij werden als ambachts
gevolg vanwege de Grafelijkheid nog verpacht. Wanneer men dan ook
naar de verklaring van een naam als Sassegrave vraagt, moet men onge
twijfeld aan een (water) molen-sas of sluiskil denken. Op zijn aller-een-
voudigst gezegd het water aan of naar de molen-sluis. Ergens waar nu de
Backersdijk aan het eind van de Poortvlietsedijk ligt zal een watermolen
voor die van Poortvliet water uitgeslagen hebben in de richting van waar
vroeger de Pluimpot liep.
DE KORENAAR
Wij hebben vandaag nog slechts te doen met korenmolens. Het oudste
type is ongetwijfeld de houten standaardmolen, zoals die te Sint Annaland
is bewaard gebleven en zoals er in mijn jeugd nog een ten Zuiden van
Scherpenisse stond. Dit type molen ontleent zijn naam aan de standerd,
de zware vertikaal staande spil, waarom het gehele molenhuis (met de
daarin aanwezige maalstenen) draaibaar is. De standerd rust op een
kruis van zware eikenhouten balken, al of niet open of betimmerd.
De oudste molen in Poortvliet, de Korenaar, (thans van L. A. Verhage)
moet voor 1710 ook een standerdmolen geweest zijn. In 1956 bij graaf
werkzaamheden stootte men onder de molen op de vier teerlingen van
een standerdmolen. In 1710 werd de molen gebouwd als stellingmolen.
Dit type ontleent zijn naam aan de op zekere hoogte aan de buitenzijde
aangebrachte zwichtstelling, van waaraf wieken, zeilen en kruisrad be
diend kunnen worden. Wij spreken van gaenderiëe of galleriëe (galerij).
Deze molens plegen ten dele of geheel in steen opgetrokken te zijn. In
Zeeland komt overigens veel het lagere type grondkorenmolen voor: men
heeft dan als het ware de gaanderij op de grond.
DE WITTE EN DE GELE
Alle gegevens over de Korenaar vindt men in het boek „De molens van
Zeeland" van M. van Hoogstraten (1964).
De prachtige molen is van gele baksteen gebouwd en geheel gewit. Ons
dorp sprak dan ook altijd van de witte molen tegenover de gele molen
„De Graanhalm". Het is een bovenkruier, d.w.z. dat de kap gedraaid
wordt. De hoogte van de stelling, de gaanderij is W2 meter; er zijn 4
zolders.
Omdat ter plaatse een oudere molen gestaan heeft, veronderstelt van
Hoogstraten dat het de molenaar van deze molen is geweest, die in 1534
op de markt is gegeseld wegens ketterij en als straf enige weken in de pro
cessie moest lopen in wollen hemd en barrevoets, zoals in een geschrift
wordt vermeld, dat in de Hervormde Kerk te Bergen op Zoom nog aan
wezig moet zijn.
In verschillende akten wordt „de Korenaar" genoemd. Bij de oprichting
van het kadaster stond hij ten name van J. Vijverberg, molenaar en M.
J. Gaaswijck, burgemeester te Poortvliet, elk voor de helft. Op 17 oktober
1839 verkopen de erven Gaaswijck hun deel aan C. Stoutjesdijk, molenaar
te Tholen, die dit op 25 april 1840 aan Vijverberg doorverkoopt, zodat
deze volle eigenaar is. Op 6 dec. 1854< is de molen publiek verkocht;
koper werd P. Daane, grondeigenaar te Tholen. Via diens nalatenschap
wordt de molen toebedeeld aan N. T. W. van Kerkwijck-van Stapele te
ljsselmonde. Zijn weduwe verkoopt de molen op 1 april 1878 aan J.
Jansen, bakker, die op 23 aug. 1888 verkoopt aan zijn zoon Jacob. Deze
verkoopt op 29 april 1909 aan M. K. Krijger, verkoopt aan G. K. J.
Krijger op 12 juni 1930, terwijl tenslotte L. A. Verhage 22 december
1942 de molen in eigendom verkreeg.
Onder de stelling aan de noordzijde bevindt zich een gevelsteen van
92 x 61 cm. Onder een wapenschild, waarvan de oorspronkelijke teke
ning (vermoedelijk in de franse revolutie-tijd) is weggekapt, is een tekst
(zie afbeelding).
Op een gedeelte van het wapenschild heeft men een soort wapen, door
een kroon gedekt, geschilderd, met er naast twee kleine, klimmende
leeuwen als wapendragers. In het gedeelte tussen de tekst is een neder-
landse vlag. Het schild is vertikaal rood-wit-rood; de witte baan is schuin
zwart gearceerd. In de rode banen elk een zwarte ronde bal. Van de
kroon zijn de fleurons afwisselend rood en geel gekleurd. De gevelsteen
is zwart, de ingehakte tekst geel. Fraai is de rand van de steen.
Opvallend is in de molen tegen de zuidwestzij de de aanwezigheid van
een tegelplint (blauw gedekoreerde tegels) en een tableau (in paars) veel
hoger: restanten van de vroegere woning. Ook het tegelplint is bij het
graven in 1956 te voorschijn gekomen.
DE GRAANHALM
Staat deze molen op een molenberg om zoveel mogelijk wind te kun
nen vangen), niet het geval is dat met de resten van de op 4 november
1957 bij een sorm losgeslagen en afgebrande stellingkorenmolen, de Graan
halm, aan het begin van de Lange Zandweg.
Hoewel deze molen veel jonger is en daarom vroeger de nieuwe molen
genoemd werd heb ik meer moeite gehad om de geschiedenis te bemach
tigen. Gedateerd de 27e september 1850 vonden wij in het gemeente-ar
chief een verzoekschrift luidende:
Sire! Christoffel C. de Graaff, wonende in de Gemeente Poortvliet
(provincie Zeeland) verlangd de toelating van Uwe Majesteit! tot het
bouwen van een steenen windkorenmolen in de voormelde Gemeente.
De adressant verlangd in de nabijheid van het Dorp Poortvliet op het
perceel land Sectie F. N. 1. en waarvan hierbij een Extract uit het
kadastrale plan word overgelegd, te bouwen een steenen wind-korenmolen.
Hij vermeend dat de plaats tot bouwing op voormeld Extract aange
diend, geen bezwaar kan opleveren, noch uit het oogpunt van policie,
noch uit dat van surveillance, en durfd daarom de, volgend de Wet tot
die bouwens, van Uwe Majesteit vereischten waarom de adressant zich
wend tot Uwe Majesteit! met onderdanig verzoek dat het Uwe Majesteit
moge behagen hem requestrant machtiging te verleenen tot het bouwen
van een steenen windkoornmolen onder de gemeente van Poortvliet op
Perceel Kadastraal F.N.l. Hetwelk is doende.
DE HINDERWET
Nu moet men echter niet denken dat het daarna zomaar ging. Er trad
ook al een stukje demokratie in werking. Vandaag zouden wij zeggen: de
Hinderwet. Want op 25 oktober 1850 verschenen in de vergadering van
Burgemeester en Assessoren van de gemeente Poortvliet, de schriftelijk
opgeroepenenMaarten Gerard van Nièuwenhurae, Landman, Joost
Marinus Bestenbroer, Landman, Hermanus Uyl, Landman, Jacobus Zuid-
weg als Boekhouder der Nieuwe Meestoof, weduwe Jacob Smits, Arbeid
ster en Cornells Noom, Arbeider, allen wonende te Poortvliet, de twee
eerstgenoemden met de landen bij hen in gebruik gelegen tegen het Per
ceel hierna te vermelden en de vier laatst gmelde gebruikers van gebou
wen neven of over het evenbedoeld perceel staande.
B en w zetten dan het verzoek van de Graaff uiteen, terwijl blijkt dat
het de bedoeling is de molen te bouwen op 60 ellen van de provinciale
steenweg en 50 ellen van de buurtweg, genaamd de Lange Zandweg naar
Nieuwstrijen.
De comparanten worden vervolgens ieder afzonderlijk gehoord en allen,
met uitzondering van Maarten Cornelis (fout) van Nieuwenhuizen, ver
klaarden geen de minste bezwaren te hebben tegen de bouw op de aan
geduide plaats. Terwijl M. G. van Nieuwenhuyze te kennen gaf, dat zijn
land gelegen is nevens het perceel land, waarop de koornmolen zoude ge
bouwd worden en bij de bearbeiding van zijn land, hij gevaar loopt dat
zijne paarden bij het malen van den molen schichtig worden en hollen
tot nadeel van hem comparant en hij om die reden is tegen den bouw
van bedoelden koornmolen. Alle comparanten tekenden het proces-verbaal
en daaruit blijkt dat P. v. d. Slikke als burgemeester en oud-molenaar
Vijverberg als wethouder voor de gemeente optraden. Bij de stukken
was de hieronder afggdrukte tekening gevoegd.
Vier dagen later schrijven B en W vervolgens aan G.S. van Zeeland,
dat bij ons uit het oogpunt eener goede policie geen bezwaar bestaat tegen
de inwilliging van het verzoek - en dat het bezwaar voor M. G. van
Nieuwenhuyzen blijkens voormelde akte gemaakt naar ons inzien geen
afdoende reden alleen is om het verzoek af te wijzen, blijvende diens paar
den minstens 19 ellen van den koornmolen verwijderd. Men dient er een
grote sloot tussen te denken. De zaak wordt tenslotte afgedaan (en snel!)
blijkens een extract uit het verbaal van G.S. van Zeeland van 6 dec. 1850
„gelezen zijnde eene resolutie van Z. E. den Minister van Financiën van
den 22 November N. 2 afdeeling Accijnsen (rechten op granen!) waarbij
uit krachte van 's Konings daartoe verstrekte qualificatie aan C. C. de
Graaff wordt vergund" kortom te bouwen. Echter één voorwaarde:
de vergunning zal worden ingetrokken, als er na verloop van één jaar nog
geen gebruik van zal zijn gemaakt.
Op 19 februari werd de eerste steen voor de 22 meter hoge molen door
C. C. de Graaff zelf gelegd, blijkens een gevelsteentje boven de deur
De Graaff kwam van Oud-Vossemeer. Hij was een zoon van de beurt
schipper Marinus de Graaff en van Adriana Quist. Dit zal de vrouw zijn
die als eigenares van het bouwperceel staat vermeld. C. C. de Graaff
trouwde met Janna v. d. Velde uit Tholen. Hij overleed te Poortvliet op 16
januari 1881, 65 jaar oud.
Het echtpaar had geen kinderen en wij mogen aannemen dat de molen
toen of eerder reeds gekomen is aan Jan van Zorge, die in 1879 (27 jaar
oud) van Stavenisse was ingekomen en getrouwd in eerste huwelijk met
Catharina Hage.
DE VIJF MOLENZOLDERS
De molen kwam dus in handen van Jan van Zorge en rond 1912 woon
de er Johs Krijger, de grootvader van metselaar Krijger. Jan van Zorge
heeft gerentenierd waar nu de gemeente-ontvanger woont. Hij was erg
doof, reeds als molenaar en kwam iedere Zondagavond bij mijn groot
vader O]» de Zandhoeve buurten. Zijn dochter Catharina (Kaatje) is pas
anderhalf jaar geleden gestorven (echtgenote van G. K. Krijger). Jan van
Zorge s knecht was Willem de Jager. Johs Krijger, die metselaar was,
kocht na 1910 de molen van van Zorge met de bedoeling zijn zoon Chris
later molenaar te maken. Hij ging er zelf wonen en deed na «en aantal
jaren de molen aan zijn zoon, die er in het begin van de twintiger jaren
de huidige woning tegen de molen heeft doen bouwen. Knecht was Kees
van den Hoven. Chr. Krijger heeft nog in de molenkamer (doorsnede
7 m) gewoond. In deze molenkamer bevonden zich links en rechts van
de deur twee bedsteden. Op de eerste zolder was nog een slaapkamertje.
De trap naar boven was onmiddellijk achter de deur bij binnenkomst. De
molen had 5 zolders, van boven naar beneden pakzolder, luizolder, steen
zolder, maalzolder en builzolder. In 1951 werd C. M. Donken molenaar.
Na de brand wordt het restant van de molen gebruikt als pakhuis, terwijl
zich nog twee pakhuizen achter de romp bevinden.
Vele jaren geleden hebben wij een week of zes een Franse schilder te
logeren gehad: R. Lavergne. Deze heeft een heel groot olieverfdoek van
de gele molen geschilderd, dat nu ergens in Frankrijk vertoeft. Achteraf tot
mijn spijt. Ook hebben we eens een weekeinde een Egyptische en een In
dische student over gehad. Op de vraag wat zij 't liefste wilden zien, ko
zen zij de molen (een industrie
die zij vanuit hun streek kon-
den begrijpen) en zij kwamen
niet uitgepraat in hun bewon
dering en verbazing over wat
zij zagen op de vele zolders
van het imponerendee bouw
werk dat een molen altijd is.
De nieuwe molen de Graanhalm in de 20 er jaren.
Gevelsteen uit de Korenaar
A V
'W:m
Kaartje bij de
aanvrage om.
vergunning
voor de nieuwe
molen.
'Si,,
V S
■M■MH I
S S :i