Historie van de
gemeente Poortvliet
I
tas/'
■Akm
Zestigjarige „Prinses Juliana
in Sint- Annaland
De bieten-ploeg in Engeland - 1912
5 februari 1970
EENDRACHTBODE
5
IX
door ir M. A. Geuze
DRIEHONDERD MAN NAAR ENGELAND
DE LEDIKANTEN STONDEN WEL KLAAR
1
Weerbaarheidsvereniging nu schietclub
Dit jaar zal het 58 jaar geleden zijn dat talrijke inwoners van Tholen
en West-Brabant twee perioden van telkens zowat drie maanden in Enge
land gingen werken. Dat was een grote gebeurtenis, want hoewel het meer
voorkwam dat men elders ging werken - tot in Rotterdam of Duitsland,
of b.v. als vlastrekker - Engeland was een volkomen nieuw terrein. Ik heb
met een viertal van de toenmalige pioniers dezer dagen gesproken en
daarbij van alles genoteerd, wat U hierna zult aantreffen. Ik ben niet
altijd zeker van sommige punten, want na zovele jaren is de herinnering
vervaagd en sommige dingen kloppen niet helemaal met elkaar.
Toch zal het algemene beeld wel een goede indruk geven, mag ik ver
onderstellen.
Zelf heb ik enige weken geleden ook met die vervaging van de herinne
ring te kampen gehad, toen ik schreef dat mijn huidige buurman uit de
Lange Zandweg destijds bijna in de Stenen Vaete was verdronken. Ik
wist uit mijn eigen herinnering niet beter, maar het moest de put van Mos
selman zijn. Ik zal wel verondersteld hebben dat timmerman Isaac Nortier
uit zijn werkplaats, die aan de Vaete grensde, te hulp snelde, terwijl hij,
naar mij nu bleek, toevallig langs de torenput passeerde en daar twee
klompjes zag drijven. Voorts zal de lezer begrepen hebben dat de zetter
fout was door op deze put huizen te laten bouwen in 1824 i.p.v. in 1924.
VAN MEEKRAP - NAAR RIETENTEELT.
Terwijl wij in Nederland, door Napoleon gedwongen, in het begin van de
19e eeuw reeds kennis maakten met de teelt van suikerbieten, welke teelt
na de teruggang van de meekrapteelt na 1860 - 1870 geweldig opkwam,
kende men het gewas in Engeland nauwelijks. Engeland was een bandels-
natie met veel koloniën en door een speciale invoerpolitiek, door premie
stelsels, door afschaffing van accijns e.d. wist het zich steeds zeer goed
koop met suiker van over zee te bevoorraden.
Het is de grote verdienste van een Nederlandse suikerfabrikant geweest
om de suikerbietenteelt en binnenlandse suikerproduktie in England aan
de gang te helpen. Deze man was J. P. van Rossum, oorspronkelijk direc
teur van de suikerfabriek „De Mark" te Oudenbosch en daarna in 1908
- met de Belg Wittouck - oprichter van de Algemene Suiker Mij te Breda
(Asmij), waarin vier fabrieken werden verenigd. In 1919 zou van Ros
sum met Dr. van Loon uit Steenbergen grondlegger worden van de C.S.M.
de Bond zoals men op Tholen onuitroeibaar is blijven zeggen.
Van Rossum was in de fabriek een ongemakkelijk en keihard zakenman,
zoals men in zijn levensbeschrijving door A. Hallema kan leren, maar hij
was tevens een zeer ondernemend man, die zijn vak van a tot z had leren
kennen en daarbij zeer kundig en een vechtjas. In 1910 hadden Neder
landse fabrikanten hun blik laten vallen op Oost-Engeland. De pogingen
van de heren Hummelinck (zuivelmensen van Hollandia, Vlaardingen)
mislukte, maar J. P. van Rossum zette door en zo werden nog in dat
zelfde jaar in de graafschappen Lincoln en Norfolk onder Hollandse lei
ding en toezicht voor een Nederlands syndicaat suikerbieten verbouwd.
De poging tot samenwerking leidde in 1911 tot Stichting van de „Anglo
Netherland Sugar Corporation Ltd.", een N.V., waarvan van Rossum
de ziel was en die zich verbond met de Asmij in Nederland, welke voor
het kapitaal zorgde.
Af en toe waren in Engeland ook al bieten verbouwd voor o.a. Duitse en
Franse suikerfabrieken en in 1910 gingen ook weer bieten naar het vaste
land, in oktober een schip met 400 ton naar Nederland. In 1911 werden
opnieuw belangrijke aankopen van Engelse bieten voor Nederlandse sui
kerfabrikanten gedaan (1000 acres gemeten, dus 400 ha). De ver
scheping geschiedde meest uit Greath Yarmouth, Lowestoft of Kings Lynn
naar Bergen op Zoom.
OOK EEN SUIKERFABRIEK
In 1910 had de heer Ali Cohen, die voor van Rossum in Norfolk oper
eerde, de Engelse boeren al moeten beloven dat er een suikerfabriek in de
streek gesticht zou worden, mits zij voor voldoende bieten zouden zorgen.
Hulp van Nederlandse zijde bij de bietencultuur, vrij zaad en zaaiers enz.
werd eveneens aangeboden. De bietenprijs zou 20 shilling-ton vrij schip
of 18 shilling 6 pence-ton aan de weg geleverd zijn f 12,-). Aanvanke
lijk wilde men de gesloten Oudenbossche suikerfabriek „De Mark" naar
Engeland overbrengen. Dit lukte echter niet, maar wel slaagde men er
in vóór de campagne 1912 een groot deel van de machineriën en inven
taris van een stilgelegde suikerfabriek te Dordrecht (Meeus Dubbeldam)
over te brengen.
De fabriek werd gebouwd te Cantley, ergens tussen Norwich, de hoofd
plaats van het graafschap Norfolk en de belangrijke haven Great Yar
mouth. Zij werkte tot 1916, later weer vanaf 1920 en deze fabriek be
tekende toch de start van Engelands bietsuikerindustrie, zoals ze thans
is. Jarenlang zouden de Engelse overzeese belangen deze industrie bestrij
den en in 1923 verkondigde nog een Engelse Lord, lid van het Hoger
huis, dat men beter ananas op de top van de Snowdon (de hoogste berg
van Wales) kon verbouwen, dan suikerbieten in Engeland.
De toezegging ook hulp bij de verbouw te geven, heeft er toe geleid dat
er in 1911, 1912 en 1913 mensen uit onze streek naar Engeland zijn ge
weest. In 1911 nog slechts weinigen, ik meen meest uit Oud-Vossemeer.
In 1912 is dat een grote stoot geweest, misschien wel 300 man. Jan van
Agtmaal uit Steenbergen, die verbonden was geweest aan de suikerfa
briek St. Antoine te Standaardbuiten, gem. Oud-Gastel, trad op als land
bouwkundige. Hij was een broer van de grootvader van Jan van Agtmaal,
de huidige koelhuisexploitant en agent van de Hero te Tholen.
Hij leerde de Engelse boeren de knepen van de teelt, met name het opeen-
zetten en het gebruik van de schrabber daarbij, benevens het rooien met
het spaatje. Verder wierf hij de mensen in Tholen en West-Brabant om
over te komen.
Voor Tholen werd Ko Bazen uit Sint Maartensdijk onderagent. Het was
in die jaren thuis niet zo vet in de Landbouw met de verdiensten.
Men moest blij zijn als arbeider aan f 1,- daggeld te kunnen komen, en
in Engeland, bleek al in 1911, was meer te verdienen. Zo vertrok op 31
mei 1912 met de nachtboot van Hoek van Holland naar Harwich een
grote bietenploeg om op 25 augustus weer terug te keren, op enkele na
die bleven. Toen stonden niet alle bieten opeen. In oktober is men weer
terug gegaan voor het rooien, om met Oudjaar terug te zijn.
De eerste reis verliep niet zonder moeilijkheden, 's Ochtends in Harwich
was er geen tijd om te eten; Van Agtmaal belde naar Ipswich om een
maal, maar daar gearriveerd was het niet voor elkaar en moest men weer
verder. In de voorlaatste stopplaats, 's middags om 4 uur kreeg men ein
delijk te eten, maar het hete brood, zo uit de oven en de Engelse kaas
waren voor de meesten een grote teleurstelling en er vielen harde woorden.
Het dorp waar de Vroegoppen en van Zetten's van de Rand, de Anthonis-
sens, van der Stels en van Tiggelen's van Poortvliet terechtkwamen heette
Rutham in het graafschap Norfolk en wel in het buurtschap Tattershed.
Op de boerderij stonden in een grote schuur 61 nieuwe ledikanten klaar.
Naast de schuur waar men sliep was een lege schaapskooi, die dienst
deed voor keuken en eetzaal in de zomer. Chr. Plandsoen (van Oud-Vos
semeer) was kok met 2 bij-koks. In het najaar was Jeroense kok, de stief
vader van P. Chr. van Houdt. Op een keer toen de harde erwten niet
gaar wilden koken aldus Bram de Groen, kwam er wat teveel soda bij en
dat gaf toen wel buikpijn.
Er werd veel schapenvlees opgediend, daarnaast varkensvlees en corned
beaf gegeten. De kost was er zeer goed, ook eieren en kaas, verder uien
tegen scheurbuik. Over vitaminen was toen immers nog niet al te veel
bekend. Water, thee werden gedronken van de zaak. Ale en Whisky
leerde men kennen in het café, maar het Engelse bier was wel zwaar.
Men werkte van 6- 6 uur met twee maal schaften. Naar het werk werd
men vaak met paarden en wagens gebracht; als het ver weg moest soms
met een bus. Slechts enkelen hadden een fiets.
STAKING
Zonder moeilijkheden is het niet altijd gegaan. Van Agtmaal wilde de man
nen in het aangenomen laten werken, maar de Engelse opzichter was
daartegen en zodoende werd er een dag of wat gestaakt, zodat de laatste
zijn zin kreeg. Later zijn er nog eens moeilijkheden geweest met de uit
betaling. De achtergebleven families en vrouwen van de Engeland-gangers
konden per week f 14,50, later f 15,- halen bij Bazen. De totale verdienste
bedroeg VA pond per week, dat was dus ongeveer f 18,-. Men behield
f 3,- aan zakgeld.
Arjaan de Viet was in het najaar opzichter en uitbetaler. Het zakgeld
werd betaald in 2 shillingstukken, shillings en sixpence. Anderen kregen
in het najaar direct uitbetaald in goudgeld 1 guinea en 1 halfje en wis
selden dat bij terugkomst om. De jongste met 17 jaar was Daan van
Houdt van Scherpenisse. Hij ging van het begin af aan Engels leren uit
een boekje; de uitspraak leerde hij door met schoolkinderen om te gaan.
Thuisgekomen leerde hij verder en kwam zodoende later op het telegraaf
kantoor in Rotterdam. Dies Vroegop van de Rand was 18 jaar. Een mooie
kans voor die jonge kerels om wat van de wereld te zien, die dankbaar
werd aangegrepen. Voor de meesten was het een handicap dat men de
taal niet sprak. De woordvoerder was Van Beveren die wel Engels machtig
was.
Er waren in de zomer soms vijf man uit één gezin, zo van Ko Polderman,
de melkboer uit Sint Maartensdijk; verder 4 gebroeders Keur uit Sint
Annaland en 3 gebroeders Plandsoen uit Oud-Vossemeer. De mensen uit
Scherpenisse en nog een gedeelte uit Poortvliet lagen in het najaar op het
dorp thuis in een café. Die van de Rand die buiten in de polder verbleven,
ruilden toen met die van Poortvliet. De goede bekenden zaten liefst bij
elkaar. Flip Monteau, van de winkel in de Langestraat, was er tegen dat
men naar Engeland was gegaan. Hij waarschuwde: „Dat loopt nie goed
af, j'elp je konkurrent in 't zael!"
BOERIN TE PAARD.
De opbrengsten van de bieten waren in het najaar zeer verschillend. Er
waren er die tijd opeen gezet waren, die van 15.000 tot 18.000 kg per
acre (gemet) kwamen, er waren late op steenachtige zandige grond die
maar 6.000 tot 7.000 kg haalden. De bieten werden met wagens met 3 a
4 paarden soms ervoor van het land gereden. De oppervlaktes waren
voor Thoolse begrippen enorm, op een gegeven moment stond men met
zijn allen op een blok van 150 gemet zonder sloten, maar met de voor
Engeland typische doornheggen er rond (dan kan men schapen weiden
zonder herder).
De boerin kwam, aldus Piet van der Male, per paard controleren en ging
ook te paard over de heg.
MECHANISATIE
Er werd zelfs al geprobeerd mechanisch te rooien, met twee draaiende
schijven, die de bieten omhoog uit de grond drukten. Met tientallen men
sen liep men er achter om de bieten op te zoeken en schoon te maken,
maar er gebeurde geen werk, ook al omdat de machine telkens stilstond
door verstopping of kapot ging. Op de steenachtige grond ging het hele
maal niet. Toon Heyboer uit de Molenstraat, van Sint Maartensdijk af
komstig, werkte een keer met een ploegje in de buurt van het station van
Sandringham, toen er een trein op den hol langs kwam. Het gevaar was
doorgetelefoneerd, zodat de kraampjes die voorbij het stootblok stonden
nog ontruimd konden worden. De lokomotief sloeg met een geweldige
klap door het blok en ramde Hotel Sandringham binnen. De passagiers
hadden zich naar achter in de trein kunnen begeven en kwamen er goed
af, maar de machinist, op zijn post gebleven, werd zwaar gewond.
De Engelsen hadden de kunst van op zijn Hollands bieten telen snel af
gekeken, zodat in 1913 maar weinig mensen meer terug geweest zijn. Wel
zijn verschillende oude fabrieken later na de oorlog nog overgeplaatst
naar Engeland, zo „de Mark" naar Ely en „St. Antoine" naar Ipswich.
Zo vertoefden vele mensen van Poortvliet - men kan een aantal op de
foto zien - in 1912 tot 27 weken in Norfolk, Engeland. Er ontbreken er
ook wel, b.v. Kees van Zorge. Er zullen nog velen, ook uit andere dorpen,
in leven zijn. Mochten zij verbeteringen of aanvullingen op dit verhaal
hebben, laat zij mij berichten.
B a. y$:.
-• 5
®F
De Poortvlietse bietenrooiers in 1912 in Engeland (een foto, die in Walsingham werd gepost). Van links naar rechts,
bovenste rij: Piet v. d. Male, Kees v. d. Klooster, Bram de Groen, Alb. v. d. Werf, Piet Deurloo, Manas van Gorsel.
tweede rij: Jeroense, P. v. d. Stel, Gomm. van Ast, Kees Bevelander, Hub. van Zetten en twee onbekende Engelsen,
derde rij: Willem Anthonisse, Piet van Tiggelen, Jan Anthonisse, Ko van Houdt, Arjaan van Tiggelen sr.
onderste rij: Johs. v. d. Stel, Jacob Nieuwkerk, Kees van Tiggelen, Ben Scherpenisse.
i
r l m
SS
-j-fk. •■v'-i'ï- E'
Mü Si '.i f - iViSs
De Hoogstraat in Walsingham, een centrum van het noordelijk deel van Norfolk.
Enige eeuwen geleden legde Cornelis Vermuyden van Sint Maartensdijk (de familie Ver-
muyden had als buitenhuis de Kettingshoeve in Schakerloo) grote moerassige streken in
de omgeving droog.
Deze kaart van Walsingham werd aan M. Voshol gestuurd door P. v. d. Male in 1912.
De schietvereniging Prinses Juliana heeft
vrijdagavond in café Van Dijke haar alge
mene ledenvergadering gehouden en tevens
haar zestigjarig jubileum gevierd. Ere-lid N.
Overbeeke was er voor naar zijn oude ver
eniging gekomen, evenals twee oprichters
van zestig jaar gelden, de heren M. P. Ea-
nooij en Joh. Scherpenisse.
Van het gemeentebestuur was burgemeester
W. Baas en wethouder A. J .Scherpenisse
aanwezig. Wethouder Stola was er niet van
wege een vergadering van zijn varkenshond.
De heer J. v. d. Klooster, voorzitter van
de schietvereniging, was blij die mensen te
kunnen verwelkomen op deze bijzondere
vergadering. Hij las de notulen van de op
richtingsvergadering voor, die op ,17 janu
ari 1910 in de herberg van Joh. van Luijk
gehouden werd. Daaruit bleek dat er rond
1900 overal in het land weerbaarheidsver
enigingen werden opgericht. De Transvaalse
oorlog werd als voorbeeld genomen, terwijl
het broedervolk in Zuid-Afrika werd gepre
zen omdat zij het wereldrijk Engeland had
den weerstaan. In Scherpenisse en St Maar
tensdijk waren er al weerbaarheidsvereni
gingen, maar in Sint Annaland scheen men
er niet zo veel voor te voelen. Toch kwam
het ervan, op 17 januari 1910. De voorzit
ter van Koningin Wilhelmina uit Sint Maar
tensdijk, gaf een toelichting op het werk van
de weerbaarheidsvereniging. Evenals de St.
Annalandse inleider wees hij erop dat de
vereniging het Nederlandse volk uit haar ver
val moest opheffen.
De strijdbaarheid van elke Nederlander
moest opgevoerd worden zodat hij in het
uur der gevaar wist wat hij moest doen voor
zijn vaderland.
32 strijdbare Sint Annalanders gaven zich
als lid van Prinses Juliana op, onder wie de
heren Joh. Scherpenisse en M. P. Lanooij,
die op deze jubileumvergadering aanwezig
BOETESTELSEL
Aan de weerbaarheid wordt nu vanzelf
sprekend niet meer gedaan, maakte voor
zitter Van de Klooster duidelijk. In de oude
notulen had hij zelfs nog iets gelezen over
exercities, maar volgens de heer Lanooij was
het daar toch nooit van gekomen.
De discipline was streng, want men hield
er zelfs een boetestelsel op na voor degenen
die het kuilcorvee maar lieten sloffen en niet
voor een vervanger zorgden.
Dit beviel echter niet, want nadat een lid zijn
ontslag had gevraagd verdween het boete
stelsel.
De zwartste bladzij uit het notulenboek vond
voorzitter Van de Klooster het verslag van
de jaarvergadering van 25 april 1940. Toen
werd onder dwang van de Duitse fascistische
bezetters met algemene stemmen besloten
de naam te veranderen in Wilhelm Teil.
Daarna werd er geen jaarvergadering meer
gehouden en na de oorlog schrijft de toen
malige secretaris in zijn notulen gewoon
weer Prinses Juliana.
PISTOOLGROEP
De heer v. d. Klooster wees erop dat men
nu een goede buiten- en binnenbaan heeft.
De sporthal is een uitkomst voor ons, na
dat we vroeger in de school en in het koel
huis hebben geschoten.
Vorig jaar hebben twintig leden een pis-
toolgroep gevormd, maar ondanks de goede
instructie van wachtmeester Walhout, zijn
de resultaten nog niet Zo best.
Het bestuur doet er alles aan om de ver
eniging tot bloei te brengen en ik hoop dat
de leden daar aan blijven meewerken, besloot
de voorzitter.
Secretaris H. Keur las daarna de zeer uit
voerige notulen van de vorige jaarvergade
ring voor, waarna pennigmeester J. Kurvink
het financieel verslag gaf.
Daaruit bleek dat de vereniging met 39
leden en 15 donateurs f 2909,51 ontving en
f 2662,06 uitgaf in 1969. Een batig saldo dus
van f 247,45. Met het vorige batig saldo van
f 528,45 komt dit op een kasgeld van f 775,90
Tweede penningmeester A. van der Reest
deelde mee dat de pistoolgroep f 726,12
heeft ontvangen en f 655,10 heeft uitgegeven
zodat er een batig saldo van f 71,02 is. Het
nieuwe pistool hebben de 20 leden zelf be
taald.
Adr. Fase verzorgde het jaarverslag, waar
uit bleek dat de vereniging twee buksen en
een pistool bezit. Vorig jaar sloot men zich
aan bij de Koninklijke Nederlandse Schut
ters Associatie (KNSA), waardoor alle le
den WA verzekerd zijn. Prinses Juliana be
hoort tot het negende district van de KNSA.