Hoge
spaarrente
tot zelfs
7 °/o voor u
en...
Historie van de
(jemeente Poortvliet
de omweg
Oranje en Amsterdam cvid
de bank waar ook
zich thuis voelt
EENDRACHTBODE
Blijdschap over de Franse bevrijding
spoedig bekoeld
Bij het zoeken naar een stedelijke
bestuursvorm werd een wedstrijd
uitgeschreven
Dat is helemaal de NMB.
Meer rente, meer spaarvor-
men (kies uit 6 mogelijk
heden en bovendien ook
nog 7%% spaarbrieven). En
daarbij een service waar de
NMB ook beslist niet zuinig
mee is. Daarom isvoor ieder
een sparen zo aantrekkelijk
bij de NMB.
IV
door ir M. A. Geuze
Poortvliet had (en heeft) een haven
30 december 1969
5
Boven dit deel van de artikelen-serie 'Oranje
en Amsterdam' moet eigenlijk staan 'Amster
dam zonder Oranje'. Want dit gedeelte be
handelt de Franse tijd, 1795- 1813, een peri
ode, waarin Oranje niet over Nederland re
geerde. De band tussen Nederland en Oranje
ia echter nooit helemaal verbroken geweest.
Niet, dat er contact was tussen de Stadhou
der in ballingschap en het vaderland. Dat
contact ontbrak geheel. Maar Oranje was bij
velen in den lande nog een dierbare kleur
gebleven. Vooral bij het gewone volk. Ook
in Amsterdam.
Oranje zelf heeft herhaalde pogingen ge
daan om het „verloren vaderland" weer te
herwinnen. Daar echter in de eerste jaren
van de Franse tijd de „gegoede burgerij" -
regenten en middenstand - niets van Oranje
moest hebben, mislukten deze pogingen.
Door de loop der gebeurtenissen - steeds
verdere beknotting van de vrijheid en ver
dwijnen van elke volksinvloed tezamen met
economische achteruitgang - werd het echter
voor allen, van hoog tot laag, duidelijk,
dat Frankrijk een slechte bondgenoot was.
Men bleef wel vasthouden aan de Franse
Revolutie, maar men haatte het Franse juk.
Een tweede bevrijding werd noodzakelijk
geacht voor het volledig tot uitvoering bren
gen van de beginselen der Franse Revolutie
Een bevrijding van de Franse overheersing
en een terugkeer van Oranje.
BEVRIJDINGSVREUGDE
Met veel feestelijkheid werd in 1795, na
dat, met het heengaan van Stadhouder Wil
lem V, het stadhouderlijk tijdperk voorgoed
was afgesloten, het voorlopige stadsbestuur
van Amsterdam ingesteld. Met veel feeste
lijkheid, maar tevens in alle gematigdheid,
zonder een druppel bloed te vergieten. Een
revolutionaire daad in een allerminst revo
lutionaire sfeer. De voorzitter van het „Co
mité Révoluticnnair" deelde mee, dat de
oude stadsregering was ontbonden en dat
21 „provisionele representanten" voorlopig
zouden regeren, in afwachting van verkie
zingen.
Hiermee was officieel een einde gekomen,
aan de regentenregering, maar de nieuwe
overheid bestond nog steeds voor het meren
deel uit deftige koopliechn. Slechts enkele
middenstanders waren aan het nieuwe stads
bestuur teegevoegd.
Toch waren er veranderingen. De uitvoe
rende macht werd in handen gelegd van
comités. Zo werd de cude schepenbank
vervangen door het „comité voor rechts
pleging". Een „comité van algemene waak
zaamheid'' bemoeide zich met de handha
ving van de orde. De schout verdween,
twee functionarissen namen zijn taak over:
de procureur der gemeente en de burgemee
ster, die hoofd van de politie werd.
De eerste procureur was Mr. Maurits
Cornells van Hall. Burgemeester werd Mr.
Carel Wouter Visscher.
Verder werd een „comité van algemeen
welzijn" met regeringsbevoegdheid opge
richt. Een belangrijk comité was voorts dat
van „koophandel en zeevaart", dat tevens
de industrie en nijverheid beheerde. Ten
slotte was er nog een „comité van finan
ciën. In alle rust werd een en ander ge
regeld, zeer tegen de zin van de revolutio
nairen, die, o.a. door middel van het ont
bonden „Comité Revolutionnair" bleven
ageren. Ook de „wijkvergaderingen" werden
druk bezocht. Onder het genot van een
glaasje, in een zaal, waarin de tabaksrook
was te snijden, groepten zo'n kleine 200
personen bijeen om allerlei grieven, voor
stellen en nieuwe ideeën te bespreken.
Inmiddels deed het voorlopige bestuur een
poging cm de mening der burgers te weten
te komen inzake regeringsvorm, waaraan
Amsterdam definitief gebonden zou moeten
zijn. De inwoners werden daartoe uitgeno
digd om binnen 14 dagen voorstellen in te
dienen. Er kwamen 45 reacties binnen. Alle
inzendingen werden bestudeerd en op 1,1
april 1795 werd, na raadpleging van de
ingediende voorstellen, het eerste „Regle
ment ter Verkiezing van de Municipaliteit
der Stad Amsterdam" met trompetgeschal
afgekondigd.
Alle mannen boven de 25 jaar, die ben-
minste 3 jaren in Amsterdam woonden,
hadden stemrecht, tenminste wanneer
zij belasting betaalden. De stemgerechtig
den kozen voorstellers en deze gekozenen
kozen op hun beurt de leden van de raad.
Op 19 juni 1795 had op het Plein der
Revolutie - de Dam - het „Grote Alliantie-
feest" plaats. De eerste gekozen leden van
de raad werden geïnstalleerd. Was hier nu
sprake van werkelijke volksinvloed op de
stadsregering?
Zo op het cog wel, maar in feite niet.
Heel wat oud-regenten, alhoewel allen
patriots, zaten ook weer in deze regering.
De mindere man was niet vertegenwoor
digd, want hij betaalde geen belasting. Nu
was het gewone volk allerminst politiek ge
schoold en het waren dan ook enkele radi
calen, die probeerden de revolutie ,cp gang
te houden, terwijl de meerderheid een streep
onder de revolutie wilde zetten.
TELEURGESTELDE BURGERIJ
Al was dus de stadsregering gekozen,
aan de volkswil werd, volgens de extreme
revolutionairen, niet tegemoetgekomen. Het
kwam tot relletjes. Meer dan eens werd het
stadhuis bestormd. Maar de radicalen had
den de tijd niet mee. In Frankrijk was het
revolutie-tijdperk reeds lang afgesloten en
was de periede van consolidatie begonnen.
Toen dan ook in mei 1796 gewapende
de heer C. H. M. Mackaay,
Spaarvoorllchtlng,
Centraal Kantoor voor Amsterdam.
NEDERLANDSCHE
MIDDENSTANDSBANK
300 vestigingen in Nederland.
adv.ing.med.
In de tijd dat vrijwel elke gemeente in onze streek nog een eigen
haven had (vóór de ramp 1953) kon men op een verjaardagspartijtje
met daarbij een Poortvlieler, wel eens pogen lollig te zijn, door bij
voorkeur aan een jongere de zogenaamde strikvraag te stellen: „waar
ligt de haven van Poortvliet?"
En de niet-Poortvlieter kon als wat chauvinistisch en triomfantelijk
antwoord laten horen: Poortvliet heeft géén haven. Daarbij vergat men
dat het Strijense haventje ook bij Poortvliet hoort en wist men ook niet,
dat Poortvliet in de oude tijden inderdaad wel een eigen haven aan de
kom der gemeente had, zelfs een soort zeehaven.
Daarover en van nog meer zeer oude historie verhaalt deze vierde
aflevering van ir. Geuze.
In enige van de nu volgende vooral in het verre verleden gravende
afleveringen is stof verwerkt naar eigen keuze en bewoordingen, die ook
reeds door de heer A. J. Smits van Stavenisse in dit blad ten dele zijn
gepubliceerd, o.a. in mei 1959 over de haven van Poortvliet.
Wie de kroniek van Smallegange, in 1696 te Middelburg gedrukt, kent
of bezit, beeft daarin kunnen lezen, dat Poortvliet door hertog Filips
van Bourgondië, graaf van Zeeland, in 1462 onvreemdbaar van de grafe
lijkheid werd verklaard en wel omdat „onze lieve en getrouwe onderza
ten en inwoners van ons dorp en land van Poortvliet, gelegen in ons land
van Zeeland, van oude tijden en weleer, wanneer wij als Graaf van
Holland en van Zeeland gewapend te velde liggen, gewoonlijk en van
rechtswege gehouden zijn, voor onze tent te wezen als portiers en wach
ters van ons lijf".
Ik heb het Middeleeuws Nederlands vrij vertaald. Waar de hertog te
doen had met: zijn tentwachters (of wel portiers) te velde, had hij
„sonderlinge affectie ende begeerte" tot zijn onderzaten in Poortvliet.
Zij werden dan ook hecht aan de grafelijkheid gekluisterd, doch kregen
hierdoor ook voorrechten (privilegiën). Het waren, zou men tegenwoor
dig zeggen, lieverdjes van de Graaf.
De archivaris Staderman veronderstelt overigens dat een en ander nog
wel extra bekrachtigd zal zijn door betaling van een flinke geldsom
aan de hertog door die van Poortvliet.
In elk geval onthief de hertog Filips van Bourgondië Poortvliet in
1460 van de slaaflijke hofdienst en dienstbaarheid om jaarlijks de Graaf
te moeten leveren drie wagens schapekaas tot Koeken Ambagt. Dat ging
echter zo maar niet. De plicht werd afgekocht tegen 3 ponden vlaams per
jaar (1 pond vlaams was 6 gulden). Men hoeft niet te vragen of er ook
schapen gehouden werden.
Het raadsel is nu of de verplichting opgeheven werd omdat de schapen
stapel zo was teruggelopen of om andere reden.
AAN DE „VLIET"
Een ander historicus, Jacobus Ermerins somt dienaangaande in 1794
op, dat Poortvliet van graaf Foris V in 1290 al vrijheid kreeg van de
watertol van Yersekeoort. Door opvolgende landsheren werd het recht
niet minder dan vier keer bevestigd.
Ermerins geeft ook enkele speculaties over de naam Poortvliet. Hij
is niet voor de gedachte de naam met die portiers of poortwachters van
de Graaf in verband te brengen. Hij voelt meer voor de idee het verband
te leggen met een haven aan een stroom of vliet, in ieder geval aan
stromend water.
In het Frans is haven: port. Het Engels heeft precies hetzelfde woord.
Ik voel er evenmin voor Poirtvliet, zoals de oudheid de naam ook schreef,
in verband te brengen met poirters, poorters of burgers. Ik zie die
afleiding niet als voor de hand liggend.
Aan welke stroom de plaats dan gelegen was is een nog grotere specu
latie. Ik kom daar later waarschijnlijk wel eens op terug. Maar dat
Poortvliet vanouds een soort zeehaven was kan men Ermerins grif toege
ven. als hij aanvoert dat de Staten van Holland en Zeeland in het jaar
1438 besloten om hun vrije vaart en koophandel tegen de Oosterlingen
te beschermen en daartoe een vloot deden uitrusten, waartoe alle zee
steden en -plaatsen, naarmate hun handel en vermogen geschat werd, hel
hunne moesten opbrengen.
kanonniers van het burgercorps de stad
„zuiverden" van Oranjeklanten onder an
dere op Kattenburg en in de Jodenbuurt,
in de Kalverstraat en zelfs tot in het stadhuis,
waar ze alles kort en klein sloegen en de
raadsleden molesteerden, herstelden Franse
huzaren de orde. Een Frans garnizoen van
15000 man werd in de stad gelegd. Want
al had ons land zelfbestuur, Frankrijk was
de baas. Het revolutievuur werd op Frans
bevel gedcofd.
In 1802 werd de Vrijheidsboom in alle
stilte van de Dam verwijderd
NAAR
EEN NIEUWE SAMENWERKING
Door deze ontwikkeling vonden de ge-
De Heerlijkheid Poortvliet kreeg toen de last opgelegd een oorlogs
schip te leveren en wel een kogge of karveel. Dit was dus nog geen schip
voorzien van geschut, maar wel een zeewaardig bemand en gewapend
vaartuig, geschikt zowel voor aanval als verdediging. Het verhaal is dat
de stad Tholen de watertol in de middels een Cogghe, bemand met 31
man. Het zegel vertoont een half verbrande kogge. Jacoba van Beieren
kwam met „ene Cogghe" van Goes naar Sint-Maartensdijk overgestoken.
Toen door aandijken de eigen haven voor laden en afschepen van vruch
ten verloren ging moest men een heel eind uitwijken, namelijk naar het
poldertje Nieuw Strijen en dit had tot gevolg dat koning Filips II van
Spanje de 24ste april 1562 aan die van Poortvliet vergunde te mogen
leggen en maken een nieuwe straat tot aan de sluis van Nieuw-Strijen.
De Lange Zandweg waaraan ik woon moet dus thans ruim 400 jaar oud
zijn. Dat ging echter zo maar niet. Er kwam - en als men denkt aan de
straatbelasting van tegenwoordig, ziet men dat er niets nieuws onder
de zon is - een belasting voor zes jaar op ieder gemet grond van acht
„grooten" en bovendien ten eeuwigen dage op elke ton bier twee „grooten"
vlaams. Een „groote" was 2M cent. Filips II geloofde blijkbaar in regeren
ten eeuwige dage! Overigens hebben wij ook nu nog een bieraccijns!
Dat ik het verband met Filips II er niet met de haren heb bijgesleept,
bewijst een ervaring, die mijn vrouw en ik opdeden bij een bezoek enige
jaren geleden aan het Escorial, het Spaanse koningsslot in de omgeving
van Madrid. Hier leefde in de 80 jarige oorlog de Tyran der Nederlan
den en hier troffen we in één der grote zalen vol historische en krijgs
kundige zaken aan de muur onder vele andere, een kaart der Nederlan
den, zo gedetailleerd, dat niet alleen Poortvliet gemakkelijk te vinden
was, maar zelfs aan een weg naar het Zuiden op de plaats van de hui
dige „Zandhoeve" reeds een bebouwing was aangegeven.
DE WEEKMARKT
De watersnoden in Poortvliet waarover niet te veel bekend is en de
80 jarige oorlog zijn een verhaal apart. Ik wil daarentegen vermelden,
dat men al vanouds iedere woensdag een weekmarkt hield, hetgeen toen
men na de stilstand vanwege oorlog deze in 1596 hervatte, de jaloezie
van de inwoners van de stad Tholen opwekte. De Heerlijkheid had in
tussen niet meer zoveel in de melk te brokken - de stad Tholen onder-
Lussen als Staatslid wèl en Poortvliet werd naar Middelburg gedaagd.
Bovendien had de andere buur, Scherpenisse, ook al een klacht ingediend,
namelijk dat Cornelis Philipsen en Cornelis Theunissen, beide uit Poort
vliet graan naar Scherpenisse gevoerd en daar verkocht hadden. Het
rechtsgeding eindigde eindelijk onbeslist of liever er kwam geen conclu
sie en omdat men de weekmarkt tevoren al verboden had, lukte het Poort
vliet niet meer de tegenwerking van Tholen te doorbreken.
Men kreeg geen ongelijk, maar de Markt raakte wel degelijk in ver
getelheid. Het zou interessant zijn te weten of er toen een marktplaats
of -plein was. Waarschijnlijk wel en is die ruimte later steeds meer be
bouwd.
Overigens zal er wel meer achtergezeten hebben dan alleen concurren-
tienijd van de stad tegenover het dorp. Het was oorlog en er heerste ge
regeld gebrek aan levensmiddelen. Men wilde de levensmiddelen bij de
hand houden. Reimerswaal bijvoorbeeld verbood in 1565 uitvoer van le
vensmiddelen naar Tholen, waarop Tholen repressailemaatregelen nam
en zijnertijds uitvoer naar Reimerswaal verbood.
Zelfs werden zonder enige waarschuwing van Reimerswaalse poorters
melk en boter, die reeds gekocht waren, weer afgenomen. Een handels
oorlog in 't klein.
FEEST NA SLAG BIJ NIEUWPOORT
Beter ging het de parochie in 1600, toen men ten dienste van het leger
in Vlaanderen een wagen moest leveren. De blijdschap over de daarop
door Prins Maurits gewonnen slag van Nicuwpoort veroorzaakte in
Poortvliet de nodige blijdschap.
Op gemeene (gezamelijke- of gemeente) kosten werd een lustige dronk
gedaan en het deel, :t welk men in die overwinning nam, door het bran
den van teer- en piktonnen uitbundig bewezen.
Het bestraten van het dorp wordt voor 't eerst vermeld in 1596 en 1597.
Volgens Ermerins is dit vrij laat (In Oud Vossemeer was men al in 1504
met straten leggen bezig).
Men haalde de stenen weg in het verlaten Reimerswaal. Tot 1605 is men er
mee bezig geweest blijkt uit aantekeningen in het schepenregister. Emerins
verbaasde zich erover dat zo'n werk midden in het krijgsgewoel, terwijl
er toch al zoveel zware lasten drukten, gebeurde. Maar hij geeft dan de
volgende les: „een blijk wat een goede Regering vermag, want waar het
publiekbestuur alleen recht en gerechtigheid ten doel heeft, de geldmid
delen met dé vereiste eerlijkheid en zuinigheid behandeld, de eigen
dommen als heilig beschouwd, voortreffelijke daden en deugden beloond,
de ondeugd vervolgd en straft, is de Burger altoos gereed de Overheid te
ondersteunen."
Tenslotte schat hij het aantal inwoners zo tegen het jaar 1800 op
weinig minder dan 300 zielen. Buiten het dorp lagen 35 landhoven en
21 arbeidersbedrijven.
matigde partijen elkaar. Verstandige lieden,
zowel Patriotten ah Prinsgezinden, „Kezen"
en „Oranjeklanten", sloten zich aaneen en
deze mannen hebben steeds hun best ge
daan om de belangen van de stad Amster
dam en haar inwoners zoveel mogelijk te
dienen. Zij probeerden ervan te maken wat
ervan te maken viel, tijdens de Bataafse
Republiek, onder Koning Lodewijk Napoleon
en zelfs na de inlijving bij Frankrijk.
En een goede leiding had de stad cok
wel nodig, want de economische tostand
werd al slechter en slechter. Frankrijk be
handelde ons land als wingewest en was
alleen op eigen belang uit. De vierde En
gelse oorlog, waarin we door ons „verbond
met Frankrijk" waren meegesleept, had de
stad tot de rand van de afgrond gebracht.
De Britse vloot had alle handelswegen af
gesloten en de Amsterdamse havens ver
toonden geen activiteiten meer. Onze kolo
niën werden door Engeland „ingepikt".
Oost- en West-Indische Compagnie gingen
failliet. Wereldhandel werd vanuit Amster
dam niet meer gevoerd. Hamburg had deze
negotie overgenomen. Amsterdam werd een
beurtvaart-tation van goederen, die uit En
geland, via de neutrale havens, zoals Ham
burg, het continent bereikten. Handel via
de Rijn naar het Duitse achterland werd be
lemmerd door de Fransen, die deze belang
rijke rivier beheersten. De smokkelhandel
werd een nieuw en belangrijk bedrijf.
NIEUWE HOOP.
Op 25 maart 1802 werd de Vrede van
Amiens gesloten. rede met Engeland. Dat
betekende: Teruggave van de koloniën, weer
tcegang tot de zee voor Nederlandse sche
pen en weer aanknopen van oude handels
relaties.
Amsterdam kreeg nieuwe hoop. De oude'
tijden schenen te herleven. Ook wat het
stadsbestuur betreft. In 1803 bestond de ge
meenteraad weer, zoals vanouds, uit 36
leden; daarnaast waren er 5 wethouders en
6 thesaurieren, samen het „groot-besogne"
genoemd, allen benoemd door het de
partment bestuur van Holland. De raad
bestond uit Prinsgezinden en Patriotten, uit
(vervolg op pagina 6)
door
MAARTJE ZELDENRIJK
46
Ze keek hem aan. Er kwamen groeven in zijn voor
hoofd. Natuurlijk had hij zich al die weken zorgen ge
maakt om haar, wist ze. Bert heeft engelengeduld met
me. Hij houdt veel van me, dat merk ik toch iedere dag?
Welke man is zo zorgzaam voor z'n vrouw?
Lena strekte als in een impuls haar armen naar hem
uit. Het volgende ogenblik lagen ze in eikaars armen.
Hij kuste haar voorzichtig en Lena fluisterde: „Heb
nog wat geduld met me, Bert ik kan het nog steeds
niet allemaal verwerken waarom mocht ik mijn kindje
niet levend krijgen, Bert?"
Hij suste haar. „Stil maar, vrouwtje, probeer er niet
zoveel aan te denken. We zijn nog jong Natuurlijk
heb ik geduld. Ik houd toch van je? Maar je moet niet
de hele dag hier blijven zitten piekeren. Ga wat rijden.
Het is zo mooi weer. Rijd ergens heen, het doet er niet
toe waarheen. En drink dan koffie in een of ander res
taurant, he?"
Ze knikte. „Goed. Je zult wel gelijk hebben. Ik weet
niet, of ik met eten terug ben."
Hij zei alleen, op ernstige toon. „Ga niet al te ver,
Lena"
De vrouw drukte zijn arm. „Maak je geen zorgen. Ik
doe geen domme dingen. Ik houd teveel van je
In de wagen dacht ze. Hij heeft gelijk en ik laat moe
der maar werken. Morgen pak ik ook weer aan. Mis
schien vanmiddag al. Wat heeft het voor zin om maar
te denken over wat geweest is en wat had kunnen zijn?
Al had ik zo verschrikkelijk graag een levend kindje
gehad.
Met de lente keerde bij Lena de energie terug. Bart
en Griet zagen tot hun blijdschap, dat Lena er weer
zin in kreeg. Op een morgen, toen de beide dienstboden
in bed bleven vanwege de griep, die als een epidemie
door het land trok, was Lena er voor dag en dauw uit
en ging met haar man en moeder mee naar de koeien.
Het boerenbloed spreekt, constateerde Griet blij en te
vreden. Als er aangepakt of ingevallen moet worden, is
niets haar teveel.
,s Middags deed ze het nog kalm aan. Op advies van
de dokter. Maar ook omdat Bart het zo wilde. „Het is
mooi weer, Leen, profiteer ervan.
Als je soms eens naar huis rijdt, doe ze de groeten.
Soms was ze een paar uur bij haar schoonouders, die
altijd blij waren als ze kwam, temeer omdat er weer be
hoorlijk kleur op haar wangen kwam en haar ogen niet
meer zo dof stonden. Of ze reed zo maar wat rond,
meestal eindigde in Purmerend, waar ze thee dronk. Op
een middag had ze haar wagen op de Kaasmarkt gezet
en liep langs de etalages te kijken. Ze passeerde de win
kel van Jaap Witvliet, waar ze belangstellend rond-
speurde over de uitgestalde artikelen in de winkel. Ze
zag enkel een meisje. Blijkbaar was het niet druk.
Het schoot haar te binnen, dat haar strijkijzer tel
kens weigerde. Het ding is versleten. Ik kon eigenlijk
wel een nieuw kopen.
Resoluut deed ze de deur open en betrad de zaak. Het
meisje kwam op haar af. „Ik wou graag een paar strijk
ijzers zien".
„Heel graag, mevrouw. Wilt u even mee gaan deze
kant uit?"
Ze passeerde het kantoortje en zag hem gebogen zit
ten over allerlei paperassen. In een opwelling, van het
ogenblik gaf ze met haar ringvinger een tik op het glas.
Hij schrok op en keek, maar toen hij haar herkende,
kwam er een lach op zijn gezicht. Meteen stond hij op en
kwam naar haar toe.
Wel, Lena, dat is weer een poos geleden. Hoe gaat
het?"
„Dank je. Met jullie?"
„liitstekend."
„Ik moet een strijkijzer hebben."
„Juffrouw, ik help mevrouw wel even hoor."
Nadat ze haar keus had gemaakt en betaalde, zei hij:
„Kom even een paar minuten babbelen in m'n kantoor.
Of heb je geen tijd?"
Ze aarzelde. „En je vrouw?"
„Ze is er niet," antwoordde hij met gedempte stem.
„Naar familie in Overijssel. Wil je limonade?"
„Kan dat?"
„Natuurlijk. Een ogenblik."
Ze keek rond op zijn bureau. Waarschijnlijk kwam
er heel wat administratie te pas aan zo'n zaak. Hij zou
het wel goed maken. Z'n kostuum zag er keurig uit.
Kleermakerswerk, dat kon je zo zien.
Na een paar minuten kwam hij terug met een glas
limonade en zette dat voor haar neer, waarna hij weer
plaats nam achter zijn bureau. „Zo, dat zal wel smaken.
Het is tamelijk warm voor de tijd van het jaar."
„Maar wel behagelijk."
Hij bezag haar opmerkzaam. „Vergis ik me of je
ziet er niet zo best uit."
Lena nam een teug uit het glas. „Ik ben lange tijd
ziek geweest," antwoordde ze kalm.
„Toch niet erg?"
De bezoekster haalde haar schouders op. „Ik ben er
goeddeels overheen. Mijn vader is verleden jaar over
leden. Geheel onverwacht."
(wordt vervolgd)