Hoge spaarrente tot zelfs 7 °/o voor u en... Historie van de (jemeente Poortvliet de omweg Oranje en Amsterdam cvid de bank waar ook zich thuis voelt EENDRACHTBODE Blijdschap over de Franse bevrijding spoedig bekoeld Bij het zoeken naar een stedelijke bestuursvorm werd een wedstrijd uitgeschreven Dat is helemaal de NMB. Meer rente, meer spaarvor- men (kies uit 6 mogelijk heden en bovendien ook nog 7%% spaarbrieven). En daarbij een service waar de NMB ook beslist niet zuinig mee is. Daarom isvoor ieder een sparen zo aantrekkelijk bij de NMB. IV door ir M. A. Geuze Poortvliet had (en heeft) een haven 30 december 1969 5 Boven dit deel van de artikelen-serie 'Oranje en Amsterdam' moet eigenlijk staan 'Amster dam zonder Oranje'. Want dit gedeelte be handelt de Franse tijd, 1795- 1813, een peri ode, waarin Oranje niet over Nederland re geerde. De band tussen Nederland en Oranje ia echter nooit helemaal verbroken geweest. Niet, dat er contact was tussen de Stadhou der in ballingschap en het vaderland. Dat contact ontbrak geheel. Maar Oranje was bij velen in den lande nog een dierbare kleur gebleven. Vooral bij het gewone volk. Ook in Amsterdam. Oranje zelf heeft herhaalde pogingen ge daan om het „verloren vaderland" weer te herwinnen. Daar echter in de eerste jaren van de Franse tijd de „gegoede burgerij" - regenten en middenstand - niets van Oranje moest hebben, mislukten deze pogingen. Door de loop der gebeurtenissen - steeds verdere beknotting van de vrijheid en ver dwijnen van elke volksinvloed tezamen met economische achteruitgang - werd het echter voor allen, van hoog tot laag, duidelijk, dat Frankrijk een slechte bondgenoot was. Men bleef wel vasthouden aan de Franse Revolutie, maar men haatte het Franse juk. Een tweede bevrijding werd noodzakelijk geacht voor het volledig tot uitvoering bren gen van de beginselen der Franse Revolutie Een bevrijding van de Franse overheersing en een terugkeer van Oranje. BEVRIJDINGSVREUGDE Met veel feestelijkheid werd in 1795, na dat, met het heengaan van Stadhouder Wil lem V, het stadhouderlijk tijdperk voorgoed was afgesloten, het voorlopige stadsbestuur van Amsterdam ingesteld. Met veel feeste lijkheid, maar tevens in alle gematigdheid, zonder een druppel bloed te vergieten. Een revolutionaire daad in een allerminst revo lutionaire sfeer. De voorzitter van het „Co mité Révoluticnnair" deelde mee, dat de oude stadsregering was ontbonden en dat 21 „provisionele representanten" voorlopig zouden regeren, in afwachting van verkie zingen. Hiermee was officieel een einde gekomen, aan de regentenregering, maar de nieuwe overheid bestond nog steeds voor het meren deel uit deftige koopliechn. Slechts enkele middenstanders waren aan het nieuwe stads bestuur teegevoegd. Toch waren er veranderingen. De uitvoe rende macht werd in handen gelegd van comités. Zo werd de cude schepenbank vervangen door het „comité voor rechts pleging". Een „comité van algemene waak zaamheid'' bemoeide zich met de handha ving van de orde. De schout verdween, twee functionarissen namen zijn taak over: de procureur der gemeente en de burgemee ster, die hoofd van de politie werd. De eerste procureur was Mr. Maurits Cornells van Hall. Burgemeester werd Mr. Carel Wouter Visscher. Verder werd een „comité van algemeen welzijn" met regeringsbevoegdheid opge richt. Een belangrijk comité was voorts dat van „koophandel en zeevaart", dat tevens de industrie en nijverheid beheerde. Ten slotte was er nog een „comité van finan ciën. In alle rust werd een en ander ge regeld, zeer tegen de zin van de revolutio nairen, die, o.a. door middel van het ont bonden „Comité Revolutionnair" bleven ageren. Ook de „wijkvergaderingen" werden druk bezocht. Onder het genot van een glaasje, in een zaal, waarin de tabaksrook was te snijden, groepten zo'n kleine 200 personen bijeen om allerlei grieven, voor stellen en nieuwe ideeën te bespreken. Inmiddels deed het voorlopige bestuur een poging cm de mening der burgers te weten te komen inzake regeringsvorm, waaraan Amsterdam definitief gebonden zou moeten zijn. De inwoners werden daartoe uitgeno digd om binnen 14 dagen voorstellen in te dienen. Er kwamen 45 reacties binnen. Alle inzendingen werden bestudeerd en op 1,1 april 1795 werd, na raadpleging van de ingediende voorstellen, het eerste „Regle ment ter Verkiezing van de Municipaliteit der Stad Amsterdam" met trompetgeschal afgekondigd. Alle mannen boven de 25 jaar, die ben- minste 3 jaren in Amsterdam woonden, hadden stemrecht, tenminste wanneer zij belasting betaalden. De stemgerechtig den kozen voorstellers en deze gekozenen kozen op hun beurt de leden van de raad. Op 19 juni 1795 had op het Plein der Revolutie - de Dam - het „Grote Alliantie- feest" plaats. De eerste gekozen leden van de raad werden geïnstalleerd. Was hier nu sprake van werkelijke volksinvloed op de stadsregering? Zo op het cog wel, maar in feite niet. Heel wat oud-regenten, alhoewel allen patriots, zaten ook weer in deze regering. De mindere man was niet vertegenwoor digd, want hij betaalde geen belasting. Nu was het gewone volk allerminst politiek ge schoold en het waren dan ook enkele radi calen, die probeerden de revolutie ,cp gang te houden, terwijl de meerderheid een streep onder de revolutie wilde zetten. TELEURGESTELDE BURGERIJ Al was dus de stadsregering gekozen, aan de volkswil werd, volgens de extreme revolutionairen, niet tegemoetgekomen. Het kwam tot relletjes. Meer dan eens werd het stadhuis bestormd. Maar de radicalen had den de tijd niet mee. In Frankrijk was het revolutie-tijdperk reeds lang afgesloten en was de periede van consolidatie begonnen. Toen dan ook in mei 1796 gewapende de heer C. H. M. Mackaay, Spaarvoorllchtlng, Centraal Kantoor voor Amsterdam. NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK 300 vestigingen in Nederland. adv.ing.med. In de tijd dat vrijwel elke gemeente in onze streek nog een eigen haven had (vóór de ramp 1953) kon men op een verjaardagspartijtje met daarbij een Poortvlieler, wel eens pogen lollig te zijn, door bij voorkeur aan een jongere de zogenaamde strikvraag te stellen: „waar ligt de haven van Poortvliet?" En de niet-Poortvlieter kon als wat chauvinistisch en triomfantelijk antwoord laten horen: Poortvliet heeft géén haven. Daarbij vergat men dat het Strijense haventje ook bij Poortvliet hoort en wist men ook niet, dat Poortvliet in de oude tijden inderdaad wel een eigen haven aan de kom der gemeente had, zelfs een soort zeehaven. Daarover en van nog meer zeer oude historie verhaalt deze vierde aflevering van ir. Geuze. In enige van de nu volgende vooral in het verre verleden gravende afleveringen is stof verwerkt naar eigen keuze en bewoordingen, die ook reeds door de heer A. J. Smits van Stavenisse in dit blad ten dele zijn gepubliceerd, o.a. in mei 1959 over de haven van Poortvliet. Wie de kroniek van Smallegange, in 1696 te Middelburg gedrukt, kent of bezit, beeft daarin kunnen lezen, dat Poortvliet door hertog Filips van Bourgondië, graaf van Zeeland, in 1462 onvreemdbaar van de grafe lijkheid werd verklaard en wel omdat „onze lieve en getrouwe onderza ten en inwoners van ons dorp en land van Poortvliet, gelegen in ons land van Zeeland, van oude tijden en weleer, wanneer wij als Graaf van Holland en van Zeeland gewapend te velde liggen, gewoonlijk en van rechtswege gehouden zijn, voor onze tent te wezen als portiers en wach ters van ons lijf". Ik heb het Middeleeuws Nederlands vrij vertaald. Waar de hertog te doen had met: zijn tentwachters (of wel portiers) te velde, had hij „sonderlinge affectie ende begeerte" tot zijn onderzaten in Poortvliet. Zij werden dan ook hecht aan de grafelijkheid gekluisterd, doch kregen hierdoor ook voorrechten (privilegiën). Het waren, zou men tegenwoor dig zeggen, lieverdjes van de Graaf. De archivaris Staderman veronderstelt overigens dat een en ander nog wel extra bekrachtigd zal zijn door betaling van een flinke geldsom aan de hertog door die van Poortvliet. In elk geval onthief de hertog Filips van Bourgondië Poortvliet in 1460 van de slaaflijke hofdienst en dienstbaarheid om jaarlijks de Graaf te moeten leveren drie wagens schapekaas tot Koeken Ambagt. Dat ging echter zo maar niet. De plicht werd afgekocht tegen 3 ponden vlaams per jaar (1 pond vlaams was 6 gulden). Men hoeft niet te vragen of er ook schapen gehouden werden. Het raadsel is nu of de verplichting opgeheven werd omdat de schapen stapel zo was teruggelopen of om andere reden. AAN DE „VLIET" Een ander historicus, Jacobus Ermerins somt dienaangaande in 1794 op, dat Poortvliet van graaf Foris V in 1290 al vrijheid kreeg van de watertol van Yersekeoort. Door opvolgende landsheren werd het recht niet minder dan vier keer bevestigd. Ermerins geeft ook enkele speculaties over de naam Poortvliet. Hij is niet voor de gedachte de naam met die portiers of poortwachters van de Graaf in verband te brengen. Hij voelt meer voor de idee het verband te leggen met een haven aan een stroom of vliet, in ieder geval aan stromend water. In het Frans is haven: port. Het Engels heeft precies hetzelfde woord. Ik voel er evenmin voor Poirtvliet, zoals de oudheid de naam ook schreef, in verband te brengen met poirters, poorters of burgers. Ik zie die afleiding niet als voor de hand liggend. Aan welke stroom de plaats dan gelegen was is een nog grotere specu latie. Ik kom daar later waarschijnlijk wel eens op terug. Maar dat Poortvliet vanouds een soort zeehaven was kan men Ermerins grif toege ven. als hij aanvoert dat de Staten van Holland en Zeeland in het jaar 1438 besloten om hun vrije vaart en koophandel tegen de Oosterlingen te beschermen en daartoe een vloot deden uitrusten, waartoe alle zee steden en -plaatsen, naarmate hun handel en vermogen geschat werd, hel hunne moesten opbrengen. kanonniers van het burgercorps de stad „zuiverden" van Oranjeklanten onder an dere op Kattenburg en in de Jodenbuurt, in de Kalverstraat en zelfs tot in het stadhuis, waar ze alles kort en klein sloegen en de raadsleden molesteerden, herstelden Franse huzaren de orde. Een Frans garnizoen van 15000 man werd in de stad gelegd. Want al had ons land zelfbestuur, Frankrijk was de baas. Het revolutievuur werd op Frans bevel gedcofd. In 1802 werd de Vrijheidsboom in alle stilte van de Dam verwijderd NAAR EEN NIEUWE SAMENWERKING Door deze ontwikkeling vonden de ge- De Heerlijkheid Poortvliet kreeg toen de last opgelegd een oorlogs schip te leveren en wel een kogge of karveel. Dit was dus nog geen schip voorzien van geschut, maar wel een zeewaardig bemand en gewapend vaartuig, geschikt zowel voor aanval als verdediging. Het verhaal is dat de stad Tholen de watertol in de middels een Cogghe, bemand met 31 man. Het zegel vertoont een half verbrande kogge. Jacoba van Beieren kwam met „ene Cogghe" van Goes naar Sint-Maartensdijk overgestoken. Toen door aandijken de eigen haven voor laden en afschepen van vruch ten verloren ging moest men een heel eind uitwijken, namelijk naar het poldertje Nieuw Strijen en dit had tot gevolg dat koning Filips II van Spanje de 24ste april 1562 aan die van Poortvliet vergunde te mogen leggen en maken een nieuwe straat tot aan de sluis van Nieuw-Strijen. De Lange Zandweg waaraan ik woon moet dus thans ruim 400 jaar oud zijn. Dat ging echter zo maar niet. Er kwam - en als men denkt aan de straatbelasting van tegenwoordig, ziet men dat er niets nieuws onder de zon is - een belasting voor zes jaar op ieder gemet grond van acht „grooten" en bovendien ten eeuwigen dage op elke ton bier twee „grooten" vlaams. Een „groote" was 2M cent. Filips II geloofde blijkbaar in regeren ten eeuwige dage! Overigens hebben wij ook nu nog een bieraccijns! Dat ik het verband met Filips II er niet met de haren heb bijgesleept, bewijst een ervaring, die mijn vrouw en ik opdeden bij een bezoek enige jaren geleden aan het Escorial, het Spaanse koningsslot in de omgeving van Madrid. Hier leefde in de 80 jarige oorlog de Tyran der Nederlan den en hier troffen we in één der grote zalen vol historische en krijgs kundige zaken aan de muur onder vele andere, een kaart der Nederlan den, zo gedetailleerd, dat niet alleen Poortvliet gemakkelijk te vinden was, maar zelfs aan een weg naar het Zuiden op de plaats van de hui dige „Zandhoeve" reeds een bebouwing was aangegeven. DE WEEKMARKT De watersnoden in Poortvliet waarover niet te veel bekend is en de 80 jarige oorlog zijn een verhaal apart. Ik wil daarentegen vermelden, dat men al vanouds iedere woensdag een weekmarkt hield, hetgeen toen men na de stilstand vanwege oorlog deze in 1596 hervatte, de jaloezie van de inwoners van de stad Tholen opwekte. De Heerlijkheid had in tussen niet meer zoveel in de melk te brokken - de stad Tholen onder- Lussen als Staatslid wèl en Poortvliet werd naar Middelburg gedaagd. Bovendien had de andere buur, Scherpenisse, ook al een klacht ingediend, namelijk dat Cornelis Philipsen en Cornelis Theunissen, beide uit Poort vliet graan naar Scherpenisse gevoerd en daar verkocht hadden. Het rechtsgeding eindigde eindelijk onbeslist of liever er kwam geen conclu sie en omdat men de weekmarkt tevoren al verboden had, lukte het Poort vliet niet meer de tegenwerking van Tholen te doorbreken. Men kreeg geen ongelijk, maar de Markt raakte wel degelijk in ver getelheid. Het zou interessant zijn te weten of er toen een marktplaats of -plein was. Waarschijnlijk wel en is die ruimte later steeds meer be bouwd. Overigens zal er wel meer achtergezeten hebben dan alleen concurren- tienijd van de stad tegenover het dorp. Het was oorlog en er heerste ge regeld gebrek aan levensmiddelen. Men wilde de levensmiddelen bij de hand houden. Reimerswaal bijvoorbeeld verbood in 1565 uitvoer van le vensmiddelen naar Tholen, waarop Tholen repressailemaatregelen nam en zijnertijds uitvoer naar Reimerswaal verbood. Zelfs werden zonder enige waarschuwing van Reimerswaalse poorters melk en boter, die reeds gekocht waren, weer afgenomen. Een handels oorlog in 't klein. FEEST NA SLAG BIJ NIEUWPOORT Beter ging het de parochie in 1600, toen men ten dienste van het leger in Vlaanderen een wagen moest leveren. De blijdschap over de daarop door Prins Maurits gewonnen slag van Nicuwpoort veroorzaakte in Poortvliet de nodige blijdschap. Op gemeene (gezamelijke- of gemeente) kosten werd een lustige dronk gedaan en het deel, :t welk men in die overwinning nam, door het bran den van teer- en piktonnen uitbundig bewezen. Het bestraten van het dorp wordt voor 't eerst vermeld in 1596 en 1597. Volgens Ermerins is dit vrij laat (In Oud Vossemeer was men al in 1504 met straten leggen bezig). Men haalde de stenen weg in het verlaten Reimerswaal. Tot 1605 is men er mee bezig geweest blijkt uit aantekeningen in het schepenregister. Emerins verbaasde zich erover dat zo'n werk midden in het krijgsgewoel, terwijl er toch al zoveel zware lasten drukten, gebeurde. Maar hij geeft dan de volgende les: „een blijk wat een goede Regering vermag, want waar het publiekbestuur alleen recht en gerechtigheid ten doel heeft, de geldmid delen met dé vereiste eerlijkheid en zuinigheid behandeld, de eigen dommen als heilig beschouwd, voortreffelijke daden en deugden beloond, de ondeugd vervolgd en straft, is de Burger altoos gereed de Overheid te ondersteunen." Tenslotte schat hij het aantal inwoners zo tegen het jaar 1800 op weinig minder dan 300 zielen. Buiten het dorp lagen 35 landhoven en 21 arbeidersbedrijven. matigde partijen elkaar. Verstandige lieden, zowel Patriotten ah Prinsgezinden, „Kezen" en „Oranjeklanten", sloten zich aaneen en deze mannen hebben steeds hun best ge daan om de belangen van de stad Amster dam en haar inwoners zoveel mogelijk te dienen. Zij probeerden ervan te maken wat ervan te maken viel, tijdens de Bataafse Republiek, onder Koning Lodewijk Napoleon en zelfs na de inlijving bij Frankrijk. En een goede leiding had de stad cok wel nodig, want de economische tostand werd al slechter en slechter. Frankrijk be handelde ons land als wingewest en was alleen op eigen belang uit. De vierde En gelse oorlog, waarin we door ons „verbond met Frankrijk" waren meegesleept, had de stad tot de rand van de afgrond gebracht. De Britse vloot had alle handelswegen af gesloten en de Amsterdamse havens ver toonden geen activiteiten meer. Onze kolo niën werden door Engeland „ingepikt". Oost- en West-Indische Compagnie gingen failliet. Wereldhandel werd vanuit Amster dam niet meer gevoerd. Hamburg had deze negotie overgenomen. Amsterdam werd een beurtvaart-tation van goederen, die uit En geland, via de neutrale havens, zoals Ham burg, het continent bereikten. Handel via de Rijn naar het Duitse achterland werd be lemmerd door de Fransen, die deze belang rijke rivier beheersten. De smokkelhandel werd een nieuw en belangrijk bedrijf. NIEUWE HOOP. Op 25 maart 1802 werd de Vrede van Amiens gesloten. rede met Engeland. Dat betekende: Teruggave van de koloniën, weer tcegang tot de zee voor Nederlandse sche pen en weer aanknopen van oude handels relaties. Amsterdam kreeg nieuwe hoop. De oude' tijden schenen te herleven. Ook wat het stadsbestuur betreft. In 1803 bestond de ge meenteraad weer, zoals vanouds, uit 36 leden; daarnaast waren er 5 wethouders en 6 thesaurieren, samen het „groot-besogne" genoemd, allen benoemd door het de partment bestuur van Holland. De raad bestond uit Prinsgezinden en Patriotten, uit (vervolg op pagina 6) door MAARTJE ZELDENRIJK 46 Ze keek hem aan. Er kwamen groeven in zijn voor hoofd. Natuurlijk had hij zich al die weken zorgen ge maakt om haar, wist ze. Bert heeft engelengeduld met me. Hij houdt veel van me, dat merk ik toch iedere dag? Welke man is zo zorgzaam voor z'n vrouw? Lena strekte als in een impuls haar armen naar hem uit. Het volgende ogenblik lagen ze in eikaars armen. Hij kuste haar voorzichtig en Lena fluisterde: „Heb nog wat geduld met me, Bert ik kan het nog steeds niet allemaal verwerken waarom mocht ik mijn kindje niet levend krijgen, Bert?" Hij suste haar. „Stil maar, vrouwtje, probeer er niet zoveel aan te denken. We zijn nog jong Natuurlijk heb ik geduld. Ik houd toch van je? Maar je moet niet de hele dag hier blijven zitten piekeren. Ga wat rijden. Het is zo mooi weer. Rijd ergens heen, het doet er niet toe waarheen. En drink dan koffie in een of ander res taurant, he?" Ze knikte. „Goed. Je zult wel gelijk hebben. Ik weet niet, of ik met eten terug ben." Hij zei alleen, op ernstige toon. „Ga niet al te ver, Lena" De vrouw drukte zijn arm. „Maak je geen zorgen. Ik doe geen domme dingen. Ik houd teveel van je In de wagen dacht ze. Hij heeft gelijk en ik laat moe der maar werken. Morgen pak ik ook weer aan. Mis schien vanmiddag al. Wat heeft het voor zin om maar te denken over wat geweest is en wat had kunnen zijn? Al had ik zo verschrikkelijk graag een levend kindje gehad. Met de lente keerde bij Lena de energie terug. Bart en Griet zagen tot hun blijdschap, dat Lena er weer zin in kreeg. Op een morgen, toen de beide dienstboden in bed bleven vanwege de griep, die als een epidemie door het land trok, was Lena er voor dag en dauw uit en ging met haar man en moeder mee naar de koeien. Het boerenbloed spreekt, constateerde Griet blij en te vreden. Als er aangepakt of ingevallen moet worden, is niets haar teveel. ,s Middags deed ze het nog kalm aan. Op advies van de dokter. Maar ook omdat Bart het zo wilde. „Het is mooi weer, Leen, profiteer ervan. Als je soms eens naar huis rijdt, doe ze de groeten. Soms was ze een paar uur bij haar schoonouders, die altijd blij waren als ze kwam, temeer omdat er weer be hoorlijk kleur op haar wangen kwam en haar ogen niet meer zo dof stonden. Of ze reed zo maar wat rond, meestal eindigde in Purmerend, waar ze thee dronk. Op een middag had ze haar wagen op de Kaasmarkt gezet en liep langs de etalages te kijken. Ze passeerde de win kel van Jaap Witvliet, waar ze belangstellend rond- speurde over de uitgestalde artikelen in de winkel. Ze zag enkel een meisje. Blijkbaar was het niet druk. Het schoot haar te binnen, dat haar strijkijzer tel kens weigerde. Het ding is versleten. Ik kon eigenlijk wel een nieuw kopen. Resoluut deed ze de deur open en betrad de zaak. Het meisje kwam op haar af. „Ik wou graag een paar strijk ijzers zien". „Heel graag, mevrouw. Wilt u even mee gaan deze kant uit?" Ze passeerde het kantoortje en zag hem gebogen zit ten over allerlei paperassen. In een opwelling, van het ogenblik gaf ze met haar ringvinger een tik op het glas. Hij schrok op en keek, maar toen hij haar herkende, kwam er een lach op zijn gezicht. Meteen stond hij op en kwam naar haar toe. Wel, Lena, dat is weer een poos geleden. Hoe gaat het?" „Dank je. Met jullie?" „liitstekend." „Ik moet een strijkijzer hebben." „Juffrouw, ik help mevrouw wel even hoor." Nadat ze haar keus had gemaakt en betaalde, zei hij: „Kom even een paar minuten babbelen in m'n kantoor. Of heb je geen tijd?" Ze aarzelde. „En je vrouw?" „Ze is er niet," antwoordde hij met gedempte stem. „Naar familie in Overijssel. Wil je limonade?" „Kan dat?" „Natuurlijk. Een ogenblik." Ze keek rond op zijn bureau. Waarschijnlijk kwam er heel wat administratie te pas aan zo'n zaak. Hij zou het wel goed maken. Z'n kostuum zag er keurig uit. Kleermakerswerk, dat kon je zo zien. Na een paar minuten kwam hij terug met een glas limonade en zette dat voor haar neer, waarna hij weer plaats nam achter zijn bureau. „Zo, dat zal wel smaken. Het is tamelijk warm voor de tijd van het jaar." „Maar wel behagelijk." Hij bezag haar opmerkzaam. „Vergis ik me of je ziet er niet zo best uit." Lena nam een teug uit het glas. „Ik ben lange tijd ziek geweest," antwoordde ze kalm. „Toch niet erg?" De bezoekster haalde haar schouders op. „Ik ben er goeddeels overheen. Mijn vader is verleden jaar over leden. Geheel onverwacht." (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1969 | | pagina 5