EENDRACHTBODE Altyt bet groeijecle de omweg 25c JAARGANG N». 48 TWEEDE BLAD 23 OKTOBER 1969 SS ss XVI Een serie verledentijdse dorpsschetsen over de gemeenschap Sint-Annaland KNUSSE KRUI DEN IERSW1NKELTJES EN RIS/COLOPÈNDE SCHIPPERSKNECHTS. God schiep de mensen en die op him beurl de problemen. Als hel egoïsme der volken (of hun leiders!) centraal wordt gesteld, komt daar veelal oorlog van. Evenzo gaat hét in het handelsleven, wanneer commer ciële rivaliteit of ..neringziekte" de kop opsteken. Al zijn deze conflicten dan minder wereldschokkend, de betrokkenen denken daar anders over „Naar aanleiding van in verschillende bladen voorkomende advertenties, acht ik het nodig het publiek opmerkzaam te maken dat de OPRECHTE HAARLEMMER OLIE uitsluitend gefrabiceerd wordt door G. DE KONING TILLY, Achterstraat 13, Haarlem Verbolgen verklaart de heer De Koning Tilly in Boon's Geïllustreerd Magazijn: „dat allen die voorgeven van mijn naastbestaanden of in mijne fabriek werkzaam ge weest te zijn en zeggen echte Haarlemmer Olie te verkopen, dat deze allen leugenaars en bedriegers zijn!Sub sole nihil perfectum Zij, door wie het adverteren via de drukkunst mogelijk werd, ziLten zelf al eeuwen „in proces"; wie zal het nog eens winnen, Koster of Gutenberg? Ongetwijfeld was deze Haarlemmerolie het meest universele genees middel dat de wereld ooit te zien kreeg: mag in geen enkel huishou den of stal ontbreken Huisdokter en veearts, geassembleerd onder één roemruchte naam: „Men lette vooral op de Handteekcning in ROOD!" Sint-Annalanders kochten haar vaak bij Johannes Slager op de Voor straat (thans bloemist Moerland). De vooruitstrevendheid van deze win kelier/bakker was groot, en er waren afgunstige mensen die dat toch eigenlijk maar slecht konden verduwen. In de jaren twintig krijgt Slagers zaak als eerste op het dorp een grote spiegelruit. Terwijl zijn vrouw, pro per als altijd, het kostbare etalageglas een zeembeurt geeft, roept een vinnige voorbij gangster, die ook zo een beetje in de handel zit: „Pas maar op, dat je er niet doorheen valt!" Deze economische bedoelde be doelde „goede raad" is overdrachtelijk, maar wordt door een meeluiste rende heer Slager concreet gepareerd Ad rem en welgemeend advi seert hij, dat zij, alvorens zich met eens anders zaken te bemoeien, eerst de door haar te leveren petroleum, in 't vervolg eens wat minder moet „verwateren"Genoemde Slager, die later als drogist aan de Ring gaat x wonen, was behalve goedig, ook erg driftig, en op zekere Nieuwjaars morgen, is zijn humeur beslist niet best .-. Beurtschipper Abraham Theunisse, kortweg genaamd Bram-Teun, is van Bergen op Zoom op thuisreis, 'l Was een lastige vaart deze keer; een drenzerige motregen werkt zichtbelemmerd, en dan die drukte aan de pakhuizen Oudejaarsdag is 't vandaag, elkeen wil z'n goed nog resp. thuis- of weghebben, en vooral op deze datum schijnt hel, alsof ieder met de gedachte is bezet, dat nadien geen tijd meer komen zal De schipper en z'n knechts, de broers Witte en Dingenus van den Bogaart, hebben hard gewerkt. Het scheepsruim is gevuld met allerhande zaken, waar onder veel levensmiddelen, die destijds op deze wijze voor de winkeliers werden aangevoerd. Op hun schouders laadden de knechts dit alles in, om het daarna, in de bestemmingshaven, op dezelfde wijze weer aan wal te brengen. Daar werden de goederen, afhankelijk van de weersgesteld heid óf in het schipperspakhuis opgeslagen, of rechtstreeks per duwkar aan de betrokken adressen bezorgd. Eindelijk kan de kronkelige, Sint- Annalandse vaargeul worden ingestuurd, en terwijl Dingenus (of Dies) in een roodgedruppelde neusdoek een felle niesbui versmoort, duwt Witte met een lange vaarboom het schip de dorpskaai binnen. Door een ver trouwde omlijsting van havenwoningen, lijkt het alsof het dorp de armen zorgzaam uitbreidt, om zijn varende inwoners te verwelkomen en bescher ming te geven, t Is tegen vijf uur, de straatlantaarn bij café-veerhuis „Apollo knipoogt hen door de snel vallende duisternis vriendelijk legen, en nog even volhouden, denken onze schippers, dan zit het er weer op, lot twee januari ditmaal, edoch Nauwelijks is het beurtschip gemeerd, of wie staat aan de loopplank? Winkelier Johannes Slager. Hij zit verschrikkelijk om stroop verlegen, dat kan niet wachten lot overmorgen, dus Om Witte's woorden te gebruiken: „Ie stieng om z'n strope te smeken, as Elias om de regen, in ja, 't was een goeie klant, dus vooruit Een vat met honderd kilo stroop komL aan dek, wordt op de kar getild, en gezamenlijk gaat het naar heer Slagers schuur annex magazijn en varkenshok aan de Oost straat, waar het vat voor gebruik wordt opgesteld. Slager draait de kraan er in, om de kwaliteit te kunnen beoordelen, maar door de kou wil ze niet direct lopen, en voor hun service schenkt hij intussen de schippers een borrel, in het verwarmde achterhuis Oud en jong reppen zich 's morgens na de ochtendkerkdienst, deze eerste jaardag om elkaar „veel hei! en zegen" toe te wensen. De dorps straatjes zijn doorlopend bevolkt met (familie) groepjes mensen die „alle goeds wat maar wenselijk is" onder hun betrekkingen gaan verdelen. Opgewekte kindergezichtjes ziet men taxerend in een katoenen beursje turen, waarin een aantal centen, halfjes en vier duilstukken, gegarneerd met een enkel vierkant stuivertje, de honorering uitmaakt der nieuw jaarsattenties. Een blos van opwinding verschijnt, wanneer zij zojuist een „goed adres" hebben getroffen, en dit geldt ook voor ouderen, al heeft de tintverandering bij hen veelal een andere oorzaak Plechtig gestemd wachten grootouders op getrouwde kinderen met hun kroost, landbouwers en andere werkgevers op hun personeelsleden (met gezin), stichtingsbestuurders op maatschappelijk van hen afhankelijken, kredietgevers op hen die hun geld op lange termijn nodig hadden, zoals een burgelijke hiërarchie, een ongeschreven wet, een conventionele tra ditie dit reeds eeuwen geleden schijnt te hebben gedicteerd O]) tafel staat een keurig beschilderd, blikken dienblad. Het tableau is onzichtbaar Door Han Dekker geworden door een bezelling van smalle, hoge glaasjes en gevulde, fraai geslepen drankkruiken met puntige, glazen sierstop. In een hoek staat een oorloos kommetje met losse centen voor jeugdige huis-aan-huis „wensers"; grotere nieuwjaarsfooien zitten in een mooi gekleurde kraal- Ljesbeurs met zilveren knip, die op de vensterbank veelbelovend ligt te wachten 't Is een plichtsvervullende eerste januaridag, vol gezellige drukte en ook onze schippers, Witte en Dies, zijn in deze trouw op pad Bij sommige klanten zijn ze eveneens gewend „nieuwjaar te wensen"; zo stappen ze ook welgemoed binnen bij de heer J. Slager en echtgenote maar owee de reactie die hun verschijnen daar veroorzaakt, beleven zij als aan de grond genageld Het zien van deze mensen namelijk, brengt bij heer Slager flitsend de associatie tot stand met het vorige avond aangeboorde, maar totaal vergeten stroopvat: en als een kanons kogel schiet hij verbleekt de vredige huiskamer uit, naar z'n schuur, waar helaas het pnheil is geschied Minstens tachtig kilo stroop, keurig ge lijkmatig uitgevloeid die nacht, hebben de betonnen schuurvloer voor zien van een glanzend bruine „parketlaag", en bakker Johannes, die op kamerpantoffels er furieus middenin vliegt, begint in woedende drift met een houten graanschop de kleeftroep op te scheppen en in 't wilde weg bij de varkens te gooien, daarmee een nieuwe dimensie toevoegend aan de ellende Luid knorrend begroeten die beesten de onverwachte (nieuwjaars) traditie; ze hebben nog nooit zo gesmuld. Langzaam aan raken ze van binnen als van buiten bezet met stroop, blijven schier aan elkaar vastkleven en schuren zich de huid kapot tegen een ruwe, stenen muur Met terpentijn gewapend, kan hun arme, geplaagde baas der halve, al zuchtend aan z'n tweede taak beginnen Op een harmonium in de buurt speelt iemand wat stotterend het vooral vandaag zo toepasse lijke lied over 't schaduwachtig vervliegen van uren, dagen, enzovoort. Beverig dringen de geluiden door in Slagers schuur, en deze vindt, gramstorig varkens reinigend, dat dit maar kwalijk opgaat bij deze rot- karwei, want schijnbaar kruipt de tijd daarbij, zo traag en kleverig als stroop! „De toestand van den Kleinhandel laat te wenschen over schreef in 1854 reeds Sint Annalands gemeentesecretaris, en jaren later zal op 't dorp nog steeds het winkelaantal groter blijken dan de koopkracht. Als paddestoelen verrezen ze; zoals in België om de vier, vijf huizen een estaminet stond (en staat?), zo zag men hier toen winkelhuisjes, waarin de neringdoenden hun best deden geweven goederen, kruideniers- en koloniale waren, resp. per el, mud, half-pond, lood, maatje of vijfkop kwijt te raken, tegen betaling dan uiteraard. Knus en gezellig waren ze onge twijfeld, deze niet oorspronkelijk als winkel opgezette huisjes. Normale woninkjes, waarvan later op zeker moment een sLuk gang of zijkamer was gereserveerd geworden voor „de negotie". Vestigingspapicren waren niet nodig, vrijwel iedereen deed het, nou waarom zij dan niet? In elk geval hadden ze 't eigen levensmiddelengebruik tegen inkoopsprijs Ook kon de exploitatie van zo'n zaakje bittere noodzaak zijn, want voor we duwen en minder valide kostwinners, waren hoegenaamd geen sociale voorzieningen Erg doelmatig waren de vele, aldus geboren winkel- tjes niet, en het was er meestal een probleem de balen, blikken, vaten en kisten (verpakte levensmiddelen etc. per verbruikerseenheid kwamen nog weinig voor) te hanteren, verplaatst en opgeslagen te krijgen. Gammele zoldertjes, wankele ladders, die buiten gebruik met een haakje vastgezet, tegen de wand werden gekanteld, minuscule zolderluiken en eng smalle gangetjes, bemoeilijkten de aanvoer der resp. winkelvoorraden. Er waren eenheden van 50 en van 100 kg, en velen kozen het laatste anders moest men immers voor een zelfde hoeveelheid goederen het dubbele investeren aan statiegeld een gebruikelijke zuinigheid, die echter wel het werk der bezorgende beurtschippersknechts verzwaarde, en hun risico's deed toenemen Op zekere dag heeft schipper Witte het verbazend druk. Aan de Hoen- derweg is hij bijna klaar met bezorgen; nog één winkeltje moet hij daar hebben, en met honderd kilo gort op z'n schouders stapt hij op 't huis aan der familie Van O. Het zolderluik bevindt zich in de woonkamer, Witte bestijgt onder belangstellend toezicht der huisgenoten de ladder, en als hij bijna boven is, voltrekt zich plotseling het „drama". Witte kan de zware zak niet houden, hij probeert tot het uiterste, maar nee, dit gaat verkeerd en vlak na z'n waarschuwende roep: „Van onderen!legt een daverende gortlawine wreed beslag op het zo intiem-rustieke vertrek Gillend bezien moeder en dochters het gortverhagelde toneel, blazend schiet een „gewitte" doodsbenauwde kater de achterdeur uit, en ter af sluiting tinkelen devoot nog enkele verlate gortkorrels na, in gereedstaan de- gebloemde theekopjes. Die arme Witte van den Boogaart en nog lang niet is de dag voorbij Vol ongeduld wacht aan de Ring een winkelier (ster) op suiker. Eindelijk komt de duwkar aangedokkerd, en weer pakt onze schipper 100 kilo „bij de krop". Bukkend duikt hij de winkel van de fa milie H. binnen, en voorzichtig boegseert Witte de enorme baal langs ijzeren koffiemolenzwengel, koperen weegschaalgewichten, drankflessen en bundels met touw bijeengeregen puntzakken. Daar is het trapje, en aarzelend begint hij de beklimming, want het lijkt door het zware ge wicht thans harder te kreunen dan gewoonlijk „Gae ma' deur," roept de vrouw des huizes bemoedigend, „dat gekraak zei niks," maar juist als hij nog net de zak de rand van 't zoldergat weet op te schuiven, blijkt het „gekraek" wel degelijk kwaad te kunnen. Met een onheilspellende knal schiet Witte's linkerkuit dwars door 't beschot de naastgelegen bedstee in, en 't gegil der dames gaat door merg en been De juist van z'n akker thuisgekomen heer H. kruipt onverwijld met een zaag de echtelijke sponde in, om al splinterverwijderend, een tussen hemel en aarde hangende Witte te bevrijden en lachend drinkt men tot besluit straks een glas wijn! Een gemoedelijk stuk Pickwickiaans verleden, een vol tooid weleer, dat ondanks materiële zorgen, „risico's" en talloze mis standen, wèl een landelijk-romantieke sfeer inhield, een zeker algemeen aanwezig rust-element, dat ongetwijfeld heilzaam zou kunnen zijn, voor veler hedendaagse verhoogde bloeddruk (NADRUK VERBODEN) Volgende iveek: HEER VAN DEN IIEUVEL'S HOOGTIJDAG Witte van den Boogaart Abr. zoon, oudste Sint Annalander thans van deze naam en achterkleinzoon der reeds eerder gememo reerde Bram „moes", die na z'n roemruch te beurtvaartperiode vele jaren als eigen schipper zal varen op de „Familietrouw". De nu bijna 74-jarige oud-schipper Witte woont in H.I.-Ambacht, maar zijn hart is steeds bij ons, in de gemeenschap die toch de zijne blijft, en waar lief en leed hem niet onthouden bleven. lp ff „Door een vertrouwde omlijsting van ha venwoningen, lijkt het alsof het dorp de armen zorgzaam uitbreidt, om zijn varende inwoners te verwelkomen en bescherming te geven Dorpsromantiek, zoals zij nooit weer komen zal Een waarlijk uniek beeld, met oude gevels schipperswelvaart, agrarische aktiviteit, met links gezellig koutende ouderen, met midden in de werkende klasse en rechts de jeugd stijf poserend. Hoe kan men in één plaatje ooit nog meer volledig zijn. door MAARTJE ZELDENRIJK 37 „Dus Dientje kan alsnog als eerste invalster gaan fungeren. Merci, Jaap. Mag ik bedanken voor de eer?" „Dat mag je niet. Enfin, blijven we lekker samen ge zellig thuis. Hier kunnen we ook plezier hebben, of niet?" Ze keek hem enige tijd aan, waarna ze overeind kwam „We gaan naar de kamer," besloot ze gedecideerd. „Daar kunnen ze van de weg af zien, wat we doen." „O, waren we dan wat van plan?" vroeg hij ver baasd. Ze bleef voor hem staan, omdat hij zijn armen uit spreidde. „Jaap begon ze dreigend. „Zal ik een wagen huren?" Dientje schudde haar hoofd. „Veel te duur en zonde van het geld. Trouwens, ik ga toch niet mee." Z'n handen vielen neer, Mistroost keek hij voor zich uit. „Lena zei het onderlaatst al: eigenlijk heb jij maar weinig aantrekkelijks voor een vrouw, Jaap. Je bent helemaal niet knap, eerder lelijk „Die meid is gek". „Je hebt je figuur ook niet mee „Dat loopt wel los," hapte Dientje voor de tweede maal. „Je hebt flaporen „Alle Waar die griet al niet op lette!" „En altijd rouwrandjes om je nagels „Dat is waar. Dat hebben moeder en ik al honderd keer gezegd." Ze greep zijn handen en bekeek zijn na gels. „Zie je wel? Je bent gewoon te lui om ze goed schoon te maken." Bedrijvig liep ze om de tafel heen naar haar tasje en nam er een nagelgarnituur uit. Ter wijl ze op de rand van de tafel ging zitten, greep ze een hand en begon aan zijn nagels. „Mannen die op jouw leeftijd komen," ordeerde ze, „Hebben eigenlijk een vrouw nodig. Wees blij, dat je dit kosthuis hebt. Moeder let er altijd terdege op, dat je er goed uitziet en je kleren heel zijn". „Daarbij geholpen door twee schattige dochters." Ze keek hem met gefronste wenkbrauwen aan. „Be gin je weer?" „Het is de waarheid. Ik trek toch niemand van jullie tweeën voor? Ans is ook een schatje, net als jij." Bedankt. Wat ben ik nog meer?" „Een harde. Ik wil je een prettige zondagmiddag en -avond bezorgen en jij zegt nee. Zullen we naar Am sterdam? O nee, je gaat niet met me, dat is waar ook." „Je andere hand. Kijk nu het verschil eens? Moet je voortaan zelf doen, smeerpoetsje „Ja, zuster." „Plaag maar. Mannen kunnen blijkbaar niet anders." „Wees voorzichtig, jongedame. Je weet op geen stukken na, wat ik allemaal nog kan." „Moet ik nu bang worden?" „Natuurlijk niet." Doch opeens trok hij haar met een ruk op zijn schoot en drukte zijn lippen op de hare. Geheel overdonderd lag ze enkele ogenblikken in zijn armen. „Dientje, heerlijke meid, wat heb ik eigenlijk in Lena gezien, terwijl ik jou elke dag om me heen heb?" Toen ze wat tot zichzelf kwam, worstelde ze om los te komen, maar de jongen hield haar stevig vast. „Dientje, wat een fijne mond heb je Zullen we sa men uit gaan, vandaag?" Ze probeerde haar gezicht af te wenden. „Laat me los, Jaap Ik zal je toch een watjekouw geven voor je brutaliteit „Dientje, je bent lief, je bent verschrikkelijk lief m'n ogen zijn opeens wijd open. We gaan fijn uit, samen, jij en ik. Ja?" „Een optater kun je krijgen hijgde ze veront waardigd. Iets in haar stem waarschuwde de jongen. Hij liet haar los. Vrijwel onmiddellijk werkte ze zich bij hem vandaan er nadat ze met haar voeten op de grond hou vast had, sloeg ze hem twee keer hard in het gezicht. „Lammeling!" schold ze, vol woede en vernedering; „Wie denk je, dat je voor je hebt?" De strafoefening had een onverwacht gevolg. Het bloed spoot opeens uit Jaap's neus. Geschrokken keek hij haar aan en zocht zenuwachtig naar zijn zakdoek Het meisje zag het eveneens. Gelijk was haar boosheid weg. „Nee prevelde ze, Meteen liep ze naar de kraan pakte een washandje. „Achterover je hoofd," beval ze, het natte doekje op zijn neus drukkend. „Nog meer achterover zak wat onderuit Gedurende enige tijd hield ze het washandje op zijn neus, nog steeds ontzet door de gevolgen van haar klap pen. „Hoe gaat het?" „Betekent niks," antwoordde hij. ,,'t Is zo wel over." Na een poosje nam ze het washandje weg en keek. Voorzichtig veegde ze zijn gezicht schoon. Het bloe den had opgehouden. „Nog even zo blijven zitten," adviseerde ze, „O het zit ook op je jas en op je overhemd „Wat kun jij slaan, zeg „Doe dan ook niet zo gek. Je maakte me woest. Ik houd niet van een dergelijke overrompeling. Dat doe je dan maar met die Lena, maar ik ben er niet van ge diend." (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1969 | | pagina 5