EENDRACHTBODE Mosselen en mensen van en rond tholen de omweg j Uit de Thoolse historie Anno 1968 uitgemosseld 25c JAARGANG No. 27 TWEEDE BLAD 29 MEI 1969 VI (slot) Wat de eeuwen door met hoogte- en dieptepunten een bron van bestaan was in Tholen, ligt sinds 31 augustus 1968 plat. Terwijl al enkele jaren dreigende wolken boven de Eendracht uit waaierden in verband met het Deltaplan, waarin tenslotte ook zou zijn begrepen, de afsluiting van de Oosterschelde, heeft het noodlot van de oester- en mosselcultures zich nog enkele jaren voor die afsluiting, voltrokken. En evenals het verbod tot het mosselen in de 'Zwarte Hoek' komt de dreiging vanuit het zuiden: de afsluiting van het Schelde- Rijnkanaal. Dat werd het einde. Vorig jaar eind augustus werden officieel de laatste mosselen opgevist van wat eens een goede Thoolse cultuur was. De drie nog bestaande bedrijven hadden hun basis de Eendracht verloren. Hel mosselzaad moest plaats maken voor de zandzuiger, de mosselinleg-industrie buigt het hoofd voor een snelle vaarweg Antwerpen-Rotterdam. De tol is al betaald. Het voorrecht aan de oever van het nieuwe Schelde-Rijnkanaal te liggen, hield tegelijkertijd in de volkomen vernietiging van een oude bloeien de cultuur, die bedrijvigheid en welvaart heeft gebracht en die aan het schilderachtige stadje een eigen en typisch accent gaf. De mosselpercelen tussen Tholen en Oud-Vossemeer waren voor al geschikt voor de kweek van de zgn. halfwas-mosselen, die daarna voor de laatste groei in de Oosterschelde werden uitgezet. Bij de laatste verdeling van die percelen in 1967 werd de belang hebbenden duidelijk gemaakt, dat men 31 augustus 1968 zou moeten zijn ontruimd. Men heeft de bui dus wel kunnen zien aankomen, maar vissers hebben met boeren gemeen, dat zij een onverwoestbaar en hardnek kig vertrouwen stellen in de bodem, of die nu nat of droog is. Zolang een boer grond ziet zal hij willen zaaien en oogsten, zo lang een visser water ziet, zal hij willen kweken en vissen. Hel water van de Eendracht is er nog, zoals het er eeuwen gele den stroomde. Alleen is het nu beroerd door de mens van de twintig ste eeuw. Die het alleen om snelheid te doen is, want tijd is geld. En voor die moloch moet alles wijken. Zelfs de zo vaak 'kuit schie tende Eendracht' Ja, ook in 1968 nog. Een best jaar. Met prima mosselen, ook weer uitstekende Thoolse mosselen. Alleen het heimwee, alleen het water op de tong is er nog van over. Nog eer de Delta-slag werd geleverd, lag de Thoolse cultuur knock-out. De bedrijven staan hol en onbemand langs de Eendracht, de opvangboten liggen werkloos in de haven en de vrachtwagens, die het zilte spoor van de druipende mosselen tot in Bordeaux heb ben getrokken om daar de roem van het Zeeuwse zeebanket te ver kondigen, staan achter gesloten garagedeuren. De drie bedrijven kregen een Schelde-Rijnklapdie ze niet te bo ven kwamen. Ja, er werd nog weer elders water gevonden. Niet eens zover van de Eendracht af. In en bij Yerseke is er ogenschijnlijk nog niets aan de hand. En daar pogen jongeren uit die goede oude mosselwereld zich nog voor een deeltje staande te houden. Tot, ja misschien zolang tot de laatste caisson in de Oosterschelde op zijn plaats wordt gevaren. Verplaatsing kost enorme investering Terwijl zandzuiger en baggermolen, dragline en zandwagen alles rond en in de Eendracht overhoop halen, zag de bijna 75-jarige K. Deurloo in zijn woning op de Kaaij, uitkijkend op het gewriemel, in gedachten nog eens een andere bedrijvigheid waarbij hij de jaren door zo nauw was betrokken. Een levenswerk. De oudste firmant van de bekende mosselfirma P. J. Stoffels. Een firma die in 1875 in Tholen werd opgericht, maar het eeuwfeest niet kon halen, vanwege de Schelde-Rijnverbinding. De schoonzoon van wijlen P. J. Stoffels, de heer Deurloo bouwde het bedrijf uit en in zijn drie zoons had hij vele jaren volijverige on dernemers, die het ritme al spoedig te pakken kregen en dat naar mate reserve van de jeugd zich met ervaring van de grijsheid paarde nog verder wist op te voeren tot men kwam aan zon anderhalf mil joen gulden omzet per jaar. De tijd van Jacob de Leeuw die bij de firma per kruiwagen de mosselen naar de tram bracht om het zeebanket via de rails in België af te leveren werd verleden tijd en de kruiwagen moest plaats maken voor de transportband, de tram voor de vrachtwagen. Van de mossel in de schelp het lekkerst ging het stèecls meer naar conservering. In de schoonmachines met hun borstels en zeven, de stroomclrukketels en de sluit- en pelmachines. de kokerij en in- leggerij, bedrijvigheid in- en extern tot en met het etiket op de fles toe. Het levenswerk van de familie Deurloo en van nog een enkel an der bedrijf (de firma Truyens was al naar Yerseke verhuisd) werd, al had men de bui zien aankomen, toch plotseling afgebroken. 'Als aasgieren doken ze op hun prooi'vindt dhr. Deurloo. En denk nou niet te lichtvaardig over verplaatsing van een derge lijk bedrijf. Dat vergt zon enorme investering met alle daarbij ko mende risico's, dat er hoegenaamd geen beginnen aan is. De reclame van de firma Stoffels was de versheid van het produkt. Hoe dat voor elkaar te krijgen, wanneer je in de Wadden de mos selen moet halen? En dan hier nog eens verwerken? Schadevergoeding Het plat leggen van de mosselbedrijven op Tholen was een flinke douw voor de exploitanten. Ook, ja niet in het minst, was de schok, die de familie Deurloo incasseerde. Men voelde zich als het ware vleugellam. Wat bijna letterlijk in bloed, zweet en tranen was op gebouwd met zovele aktiviteiten, tegenslagen, aansporingen, waar dering en een vrijwel steeds gewilde afname van het produkt, werd in één ruk weggevaagd. Alsof een storm de Eendracht had opgepakt en op het land gesmeten. Waar men zich op het droge machteloos voelde spartelen. De tijd heelt alle wonden. Ook de bijna 75 jarige Deurloo kan er nu met dochter en zoons al rustiger over praten. Maar ondertussen is de geleden schade nog altijd niet vergoed. Men weet nog niet eens hoe groot die vergoeding zal zijn. In Den Haag is er het troostwoord, dat de oesterkwekers al zes jaar op hun vergoeding wachten. Een schrale troost bij al de narigheid van de als het ware failliete aanblik, dat van een bloeiende cultuur overbleef. Beweerd wordt, dat de mosselcultuur toch om zeep zou zijn ge bracht door de afsluiting van de Deltawerken. Maar men heeft toch op dit ogenblik alleen maar met de feiten te maken. Die Deltawerken hebben de Eendracht cultuur niet om hals gebracht. In artikel 20 van het Schelde-Rijntractaat staat dat in de kosten van werken ook zijn begrepen de kosten die voortvloeien 'wegens waarde-vermindering van niet benodigde percelengedeelten, snij- schade, gebouwenschade, inkomstenschade, aanpassing bij vervan ging van gebouwen, kosten van wederbelegging en dergelijke met dien verstande dat voor de zuivere verkoopwaarde van deze gronden geen verrekening zal plaatsvinden' In artikel 19 is een verdeling van de kosten gemaakt. En dan lezen we dat 'de kosten van de overige werken geheel voor rekening van België komen. Hieronder zou de verbetering van de Eendracht en van het tracé vallen. De kosten van de kunstwerken en hieronder valt de bouw van de nieuwe brug bij Tholen, worden volgens par. 2 onder a van het artikel, voor 85 procent door België en voor 15 procent door Neder land betaald. De bouw van de brug is eerder begonnen dan de verruiming van de rivier maar beide handelingen waren voldoende om alle mosselen van de slikken te jagen. Wie moet er nu voor opdraaien? Waarom nog steeds geen voorschotten voor de gedupeerden? Het merendeel van de werknemers in de mosselhandel kreeg in middels wel een 'onderdak'Het waren er in totaal 41, waaronder 27 mannen en 14 vrouwen. Maar aan een werkelijke schadevergoe ding voor de gedupeerde bedrijven lijkt men nog lang niet toe te zijn. Het gaat even langzaam, als destijds Jacob de Leeuw de mosse len per kruiwagen aanvoerde. Alleen zorgde hij en zijn kornuiten nog voor een bepaalde produktie. Maar wat tot dusver aan schadevergoeding in Den Haag of Brussel werd geproduceerd is nog altijd niet zichtbaar. Althans niet voor de slachtoffers zelf. En daarom te meer kan een zeker heimwee niet worden verbor gen naar wat eeuwen door voor de Thoolse mensen de mosselen hebben betekend. Een lange historie van die tijd, dat de Reimerswalers zich in 1633 uit hun door de zee bedreigde stedeke naar Tholen spoedden tot 31 augustus 1968, toen Deurloo en de zijnen de laatste échte THOOLSE MOSSELS uit de Eendracht ophaalden. Méér dan het ophalen van die rijke historie is er niet over. Ja. dat waren de echte Thoolse mosselen. Dit De Zuyvelmarkt bestond toen wellicht alleen uit een bakkerij. Anno 1625 werd octrooi verleend aan de bewoners van de Zuyvelraarkt. nog een plaatje uit de goeie ouwe tijd. Een viertal Tholennren kuieren via de Bo termarkt naar de haven om te zien of er mosselen zijn aan gevoerd. De Botermarkt had toen nog geen rechtstreekse verbinding met de Eendracht. Deze afdruk van een ansicht kaart droeg het poststempel 1911, dus 15 jaar voor de doorbraak naar de Eendrachts- weg. welke noodzakelijk was voor een verbinding met de brug van 1928. De huizen op het eind van de Botermarkt werden bewoond door de vroe gere burgemeester Deysenhorst en de dames De Lange. Duidelijk zichtbaar zijn nog de lindebomen voor het huis van de familie Cense, evenals de regenbakken, die al zo lang verdwenen zijn. Interessant zijn eveneens de uithangborden aan weerszijden van de straat. Daar moet vroeger ergens de scheerwinkel zijn geweest. Hoe de Botermarkt is ontstaan leert het volgende bericht: Döor het verbreden van de be staande en nog grotendeels on bebouwde straten werd de Zuyvel- of Botermarkt aange legd. Er kwamen voorschriften voor het bouwen van nieuwe woningen aan de Zuyvelmarkt en in het Bakkerstraatje. door j MAARTJE ZELDENRIJK 16 „Je kunt het tenminste beter dan de meesten hier." antwoordde ze. „Zeg Ze boog zich wat dieper naar hem toe „Dans ook eens met Trien, wil je? Het is ons buurmeisje en ze is werkelijk heel aardig, als ze los komt. Trien is alleen maar wat verlegen." „Om jou een plezier te doen, natuurlijk. Hoewel ik heb het niet erg op verlegen vrouwen." „Waarom niet?" „O, dat kan ik zo niet zeggen. Ik krijg doorgaans het idee, dat ze me voor de mal houden." „Dat doet Trien vast niet. Zo is ze niet." „Ik zal proberen, of ik haar een paar slagen rond kan krijgen." Lena proestte het uit. Maar ze zei: „Dat is niet aardig. Giep. Overigens, daar zul jij geen moeite mee hebben." Hij boog lachend, „Dank je, schone jonkvrouw." „Wat zeg je?" „Ik noemde je: schone jonkvrouw." „Giep, geen komplimentjes. Dat is zo flauw." „Maar ik meen het. Wees blij, dat de riddertijd al eeuwen achter ons ligt. Anders was je al lang geroofd." Ze glimlachte. „Ben je romantisch?" „Hangt van de omstandigheden af. Bijvoorbeeld niet, als ik met de gierwagen over het land rijd." Lena vond hem gevat. En kreeg steeds meer bewon dering voor z'n atletische gestalte. „Doe je aan sport?" vroeg ze. „Je ziet het toch? Ik dans." „Ik bedoel: echte sport." Hij knikte. „Voetbal, atletiek, zwemmen. En turnen. Is hier een turnvereniging?" „Ik weet het niet eens. Wel in de stad." „Van de winter zal ik wel zien. Ik houd van turnen." Nuvelder heet hij, dacht ze. Heb ik die naam wel eens gelezen? Komt me nu zo bekend voor. „Ik deed een paar keer mee om het kampioenschap van Nederland en werd de laatste keer derde." „Stond het in de krant?" „Zal wel. Ik heb een knipselboek van mezelf. Ik ben een tikkeltje ijdel. Als je het eens zien wilt? Ik heb 't meegenomen naar de Beemster." „Je maakt me nieuwsgierig." De dans was uit. Aan het tafeltje zat Trien met een flesje coca cola voor zich. „drink leeg," beval Giep, dan bestel ik er nog een voor je." „Datdat 's heel aardig van je." „O, maar ik ben aardig. Wil je straks eens een keer met mij dansen?" Trien zette grote ogen op. „Meen je het?" „Allicht. Anders vraag ik het niet." Lena keek toe, weigerde een paar cavaliers met de verontschuldiging „Ik moet eerst even uitblazen, jon gens." Intussen keek ze toe, zag Giep vertrouwelijk dicht bij het gezicht van het meisje, dat met een hoog rode kleur blijkbaar luisterde en af en toe lachte. Latei- danste hij nog enkele malen met het meisje, waardoor het ijs brak en ze wat vlotter werd. Lena knikte hem een keer vriendelijk toe. „Dat is heel lief van je, Giep," zei ze zacht. Hij boog weer even en antwoordde zacht: „Dank je, maar ik dans toch liever met jou." Hetgeen bij Lena een kleur veroorzaakte. Aan het eind van de avond zei Giep zo langs z'n neus weg tegen Lena: „Morgenmiddag zit ik hier in de buurt aan de Ringdijk. Ik neem m'n plakboek mee. Kun je het bekijken, als je wilt." Ze keek verbaasd. „Bedoel je, dat je op me rekent?" „Hoe wil je anders m'n plakboek zien? Thuis kan dat niet zo gemakkelijk, hè? Ik weet op de boerderij wel, waar m'n plaats is." Lena dacht enige tijd na. „Hoe laat?" Hij haalde z'n schouders op. „Ik ben er om een uur of twee. Je ziet maar." „Goed. Ik kom. Maar trek daaruit alsjeblieft geen verkeerde conclusies, wil je?" Ze keek hem doordrin gend aan. „Maak je geen zorgen, Lena. Ik weet drommels goed, dat er een onoverkomelijke scheidslijn is tussen de geen cent bezittende Giep Nuvelder en de dochter van een goed gesitueerde boer. Daar ben ik te nuchter voor." De zaal begon leeg te lopen en gedrieën stonden ze op. Terwijl Giep haar in de mantel hielp, vroeg ze zacht: „Speelt dat in deze moderne tijd nog een rol?" Hij antwoordde: „In Beemster heeft de tijd blijkbaar een poosje stil gestaan. Dat heb ik na drie dagen al be grepen. Overigens, bij ons in Gelderland bestaat ook nog standsverschil. Ik maak me in dat opzicht geen enkele illusie." Bij hun auto's aangekomen, greep ze zijn hand. „Dank je, Giep, voor de prettige avond." „En," voegde ze er zacht aan toe: „voor Trien" Hij keek haar met een eerlijke oogopslag aan. „Als jullie beiden plezier hebben gehad, is dat voor mij de beste beloning," antwoordde hij. Die nacht kon Lena Keesom moeilijk in slaap komen. (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1969 | | pagina 5