de omweg Vijl en dertig jaar Oud-Vossemeer's sympathieke burgervader Enkele beelden uit hoogtepunten van burgemeester mr J. J. Versluijs Dienstbaar aan onze streek 25e JAARGANG No. 12 EENDRACHTB OD E 13 FEBR 1969 DER DB BLAD Mr Jan Johannfs Versluijs (67 jaar) overleden wezen. verband met zijn ziekte overgenomen door wethouder A .M .van Engelen. De installatie coor wethou der A. C. Heijboer op 12 april 1934. In de raadszaal met zijn medebestuurders om Vossemeers belangen te behartigen. DIENSTBAAR Misschien mag het ten voorbeeld zijn. In dankbare herinnering aan een streekbewoner. die veel goeds deed in eigen gemeente, die vooral ook veel heeft gedaan - dat mag tenslotte dan toch nog wel met name worden genoemd voor de Stichting Maatschap pelijk Werk en Gezinsverzorging en voor de b.l.o. school ,,De Toetssteen' te Sint Maar tensdijk. Gisteren vond de begrafenis plaats. Na een rot>,vdienst in de Geref. Kerk Oud-Vosse meer èn de streek, waarin burgemeester mr. J. J. Versluijs leefde en werkte, heeft hem, zoals dat wordt genoemd, de laatste eer be- Hij mag posthuum ereburger van onze streek zijn en blijven. DE MENS VERSLUIJS Wanneer veel ruimte nodig is om alle functies te relev.'ren. die hij op maatschap pelijk en kerkelijk terrein heeft vervuld, dan nóg zou er veel meer ruimte gebruikt kun nen worden voor deze mede-mens Versluijs. Een veel scherpzinniger persoonlijkheid, dan uiterlijk werd geoordeeld. M?t veel ge voel voor humor (heel de streek las zijn speechjes bij openingen van bedrijven in zijn woonplaats of bij openbaar optreden elders). Met een ironie, meestal niet zonder zelfspot. Met enige liefde voor het oratisch:, maar ook met grote ernst bij zijn huwelijkstoespra ken als ambtenaar van de burgerlijke stand, met zijn meditatieve inslag bij medewerking tijdens kerstfeestvieringen van zondagsschool of zoals bij de interkerkelijke kerstwijdingen in het turngebouw in 1967, toen bij het begin van zijn ziekte, zijn zoon C. Versluijs de door zijn vader gemaakte toespraak voorlas. Ook bij zijn, naar ons beste weten, laatste officiële daad in het openbaar: de uitreiking van een koninklijke onderscheiding aan een landar beider. Wat kan er, zo maar opwellend, veel goeds van de mens Versluijs worden gezegd. Bescheiden van karakter, geen dynamische drordouwer, maar veeleer burgervader, die intens met ce bevolking meeleefde. Die niet zou verzuimen bij uitnodiging een begrafenis van een ingezetene, bij te wonen. Die bereid was zonder ophef, functies te aanvaarden, waaraan veel werk was verbonden en daar om ook meestal de taak van penningmeester of secretaris van een vereniging op zich nam. Integer. Voor burgemeester Versluijs was elke burger gelijk, nij hoede zich zelfs voor de schijn van het kwaad. Een burgemeester in een gemeente, waar van als enige in de streek een derde rooms kathzliek is. Die daar nochtans, die daar des ondanks algemeen bemind was. Die grote in vloed heeft gehad op de vrijgevigheid van zijn bevolking. Denk maar aan Rode Kruis- collecten of aan akties voor hongerende lan den. Die met zijn gezin een enorme hulde kreeg tijdens het zilveren ambtsjubileum op 11 april 1959. Die zo graag een welverdien de ambteloze levensavond temidden van de zijnen was gegund, die zich zo vaak met een persoonlijk woord tot de bevolking richtte. Er is verdriet om het heengaan van de mens Versluijs om het heengaan van burgemeester Versluijs, om het verscheiden van de streek bewoner Versluijs. BURGEMEESTE RVERSLIJS Geboren 13 augustus 1901 te Middelburq, volgde hij in Kampen het gymnasium. Koos aanvankelijk als studierichting het notariaat Zijn vader was te Middelburg notaris, ging later over naar de rechtenstudie, deed in 1927 zijn kandidaats en in 1930 zijn docto raal Nederlands recht Was daarna enige tijd volontair op de ge-, meente-secretarie van Rijnsburg .Een teken van die tijd. Een meester in de rechten werd onbezoldigd volontair. Werd met Ingang van 1 april 1934 benoemd tot burgemeester van Oud Vossemeer. als opvolgers van J. G. Ha- mer, die naar Genemuiden vertrok. Op 1 sep tember 1966, na het bereiken van de pen sioengerechtigde leeftijd wilde hij ,met grote I gemeentelijke veranderingen in het vooruit- zicht ,niet weigeren als waarnemend burge meester zijn gemeente te blijven dienen. Sinds voorjaar 1968 werden de werkzaamheden in Wel om het belanq van de medemens te dienen of om de nood van die medemens te lenigen Hij achtte het heel wat beter te geven dan te ontvannen .maar was blii tnen willen ihr. mr. de Casembroot hern in 1964 de versier selen onsnelde als Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Hij kreeg de bronzen me daille voor 10 jaar trouwe dienst Ned. Rc'e Kruis en de medaille van verdienste in zil ver van dezelfde instantie. Hij wist dit te waarderen ,maar zaq het vooral als een aansporing voor anderen. Welgemeende gelukwensen van Zeelands commissaris op Koninginnedag 1964, toen mr T. J. Versluijs werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau Van de doden niets dan goeds. Een spreekwoord» dat ook bij de openheid van deze tijd aan waarde, aan normbesef niet heeft ingeboet. Het is ook niet zo moeilijk, omdat ieder mens naast mogelijk vele openbaar gekomen ondeugden ergens ook altijd nog een aantal deugden herbergde. Maar bij het ,in memoriam" van burgemeester mr J. J. Versluijs van Oud-Vossemeer valt het helemaal niet moeilijk in alle op rechtheid, in alle open- en eerlijkheid van het goede van deze burgervader, van het goede van de mens Versluijs te gewagen. Na een maandenlang van nabij en intens of van verre en van een stil meeleven met Oud-Vossemeers burgemeester en zijn naaste familie, is vrijdagavond datgene bewaarheid, waarvan mr Versluijs in zijn leven bewuste overtuiging had: niemand heeft hier een blijvende stad. In hem is een goed man en vader, een bemind burgervader, een sympathiek streekbewoner heengegaan. Zoals wijlen jhr. mr A. F. C. de Casembroot in het Zeeuws ..één van ons" was, zo was mr. J. J. Versluijs in onze streek„één van ons". Dankbaarheid mag vervullen voor datgene wat hij inzonderheid voor Oud- Vossemeer, wat hij ook voor de gehele streek heeft mogen doen en willen zijn. Niet alleen als burgemeester was hij zijn gemeente dienstbaar, i .ij was ook ontvanger- Griffier van het voormalig waterschap Broek -en Rooland .lid algemeen bestuur Pro testants Chr .Ziekenhuis .secretaris van de vml krinqraad Zeeland van de Bescherming Bevolkinq, secretaris van de raad van Aan deelhouders van de Thoolse Waterleiding Maatschappij, penningmeester van de Stich ting Maatschappelijk werk en gezinsverzor ging on Tholen .oud lid van de commissie van Toedicht Centrale Dienst ..Noord Zee land". Hij was tot het laatst in functie als ouderling van de Geref. Kerk (praeses kerke- raad) was scriba van de classis Tholen van dit kerkaenootschan en verteoenwoordiqer op de provinciale kerkvemaderinn. Voorzitter chr. b.l.o.schcol ..De Toetssteen' 'te Sint Maartensdijk - opnieuw duidelijk de mens Versluiis - en tot voor kort voorat ter van de chr. b.l.o. Oranlerchool" te K1und«rt be stuurslid afdeling Tholen. Nederlandss Roo- de Kruis, bestuurslid ..Ten Anker". ]|d van de Commissie Werknelegenheld E'larH Tho len .secretaris pl. Groen? Kruis. Er zal bij deze opsomming nog wel wat verneten z'in Een onsomminn .niet a's menwerheer- liikinq. wel bedoeld als waardering voor wat gedaan is door mr Versluiis. die geen functie heeft aangenomen om verheerlijkt te worden. Hij was ere-vcorzitter van de „Eendracht- ruiters" en van de plaatselijke vo'tbalvereni- ging. Hij maakte jarenlann deel uit van de oud'rcommissie van de Solsleuteltjes", waar hij ook tot ere-lid werd benoemd. Voor een burgemeester Versluiis in leven hoefde dit alles niet oememoreerd .IiPenen- deel. Hij zou snedig hebben geantwoord: ge bruik je energie voor meer belangrijke zaken van onze streek In 1950 bracht mevrouw Roosevelt, de echtgenote van de Amerikaanse president met haar zoon een bezoek aan Oud Vossemeer. Met een wandeling door de straten, met een officieel welkomstwoord van de burgemeester in de raadszaal Mr. J. J. Versluijs overleden door MAARTJE ZELDENRIJK 1 Hoofdstuk 1 In de vroege morgen van de drie en twintigste januari werd in het kleine huisje aan het eind van het dorp Den Hoorn de eersteling geboren in het gezin van Jaap Wit vliet en Aaltje Wuis. De jongen zette enkele seconden nadat hij het levenslicht aanschouwde een keel op van jewelste. 'Dat is een goed teken', meende vrouw Roeper, die al jaren in deze hoek van het eiland de moeders hielp bij de bevalling. 'Hij heeft in elk geval gezonde longen'. Aaltje was de koning te rijk met haar zoon van bijna acht pond. Nadat ze verzorgd was kreeg ze de baby even in haar armen. Ze blikte op naar haar man, de lange, magere Jaap, die haar vriendelijk toeknikte, maar in ge dachten rekende, of er zoveel geld in het busje zou zit ten, dat hij de vroedvrouw kon betalen. Om nog maar te zwijgen van de baker. Want de winter was dit keer vroeg ingevallen en duurde nog steeds voort en dat betekende, dat er weinig verdiend werd. Dikwijls moest men het een week lang alleen doen met de rijksdaalder van de kerk, de brandstof en de melk van de overbuurman. Het aangeven in Den Burg vormde op zichzelf al een probleem. De sneeuw lag omtrent een halve meter hoog en de wegen op het eiland waren in die dagen zoals de natuur ze liet: droog en stoffig, of modderig, met veel kuilen en gaten. Sneeuwruimers kende men misschien alleen in het centrum van Den Burg, maar verder op het eiland geloofde men het wel. Gelukkig konden Jaap Wit vliet en vrouw Keijser, de baker, een eindje meerijden met Siem Langeveld, de melkrijder, zodat het slechtste stuk althans lopende kon worden overgeslagen. De jongen kreeg dezelfde naam als zijn vader: Jacob. Niet dat Aaltje zo gek was op die naam. Ze was op haar manier tamelijk kerks en wist uit de bijbel, dat Jacob be drieger betekende. Maar Jaap senior hechtte aan tradi ties. De jongens in het geslacht Witvliet hadden van vader op zoon altijd Jacob geheten en waarom zou je deze trits doorbreken? Hoewel Aaltje niet bepaald een doetje was en haar man best de waarheid durfde te zeggen, als dat zo te pas kwam, berustte ze in deze zaak. Ze was vier en twintig, toen ze Jaap ter wereld bracht, veertien maanden ge trouwd, dus er zouden er nog wel meer komen. In elk geval wilde ze ook een zoon noemen naar haar eigen vader, Piet Wuis, die met zijn kleine bootje op de Wad denzee viste en zo een karige boterham verdiende. Maar Piet Wuis was in elk geval eigen baas. Zijn schuitje mocht dan vast niet nieuw zijn, het was zijn onbelast eigendom en het kleine huisje aan de dijk bij Noorden was hypotheekvrij en werd goed onderhouden. Terwijl de spulletjes in het huisje weliswaar ouderwets aande den, maar glommen van reinheid. Piet Wuis was helemaal niet gelukkig geweest met de keuze van zijn enige dochter. Want wat was nou een los arbeider? Dat betekende 's winters altijd arremoei. Dat zei hij dan ook die eerste avond, nadat Aaltje had ver teld, dat ze omgang had gekregen aan een jongen uit Den Hoorn van de andere kant van het eiland, Jaap Wit vliet. Jaap was in die dagen een vlotte jongen, die in zijn vrije avonden graag over het eiland zwierf en als er het een of ander te doen was: een feestje, een uitvoering or zo, van de partij wilde zijn. Op zo'n feestje in Oosterend danste hij met een paar aardige meisjes, waaronder de mollige Aaltje Wuis, de vissersdochter uit 't Oost. Aaltje was lopende met een vriendin gekomen, maar de vriendin liep Inmiddels aan de arm van een boerenzoon uit de pol der, zodat Aaltje er zo'n beetje bijhing. Dus ontfermde Jaap zich over het meisje en zei, dat hij haar wel thuis zou brengen, Achter op zijn fiets. In eerste aanleg was Aaltje een beetje overdonderd. Ze vond hem brutaal en toen hij haar tijdens een dans stiekum een zoen wilde geven, mepte ze hem op zijn wang en zei, dat ze van dergelijke vrijpostigheden niet gediend was. Waarop Jaap lachend vroeg: 'van welke vrijpostigheden dan wel?' Maar omdat hij onverstoorbaar bleef lachen en zich nergens over opwond, vond ze hem wel een beet je aardig, temeer omdat Jaap met zichzelf best voor de dag kon komen. Dus zetelde Aaltje zo tegen twaalven achter Jaap op zijn fiets, hem stevig om zijn middel vast houdend. In het huisje sliepen de ouders al een paar uur, maar het was een warme zomernacht, zodat ze beiden nog een half uurtje onder aan de dijk gingen zitten. Al waar Aaltje opnieuw tegenstreefde, toen hij haar wilde zoenen, maar eigenlijk meer voor de show. Want ze vond zijn lippen op de hare ineens prettig. De zondag daarna fietste hij langs de dijk, toen Aaltje met haar vader en moeder aan de koffie zat. Toen de jon gen heen en weer bleef fietsen, vroeg Piet Wuis: 'Wat mot dat jong?' 'Ik ben er van de week mee uit geweest', verklaarde Aaltje. 'Ik zal hem wel aan 't verstand brengen, dat hij niet zo heen en weer mot draaie'. (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1969 | | pagina 9