Langs de schone Hennetrecht Het carillon van Tholen Onze vaderen beminden hei klokkenspel" 22e JAARGANG No. 43 DERDE BLAD EENDRACHTBODE HERDENKINGSNUMMER 8 SEPT. 1966 Huidige klokkenspel werd in 1627 van kerk- naar stadhuistoren overgebracht Gevorderd In 1943 door de bezetter werd het schip met de thoolse klokken getorpedeerd nabij Urlc, maar op 7 juni 1946 beierden ze opnieuw vanuit het thools stadhuis Ergens in ons hart verscholen is een plekje hier op aard. En dat is het stadje THOLEN heerlijk als met goud besnaard. Parel van het Zeeuwsche leven en historisch een juweel Tholen is met glans omgeven in het machtige geheel. Tholen komt op ieders lippen het bestaat 600 jaar toch wel iets om aan te stippen de Eeuwen door oprecht en waar. En een blik op de Historie schenkt ons reeds een machtig beeld. Als een teken van memorie wat zich hier heeft afgespeeld. - Het jaar 1296 Floris de Vijfde werd vermoord maar meer dan een jaar tevoren had hij Tholens' stem gehoord. En de kleine nederzetting langs de schone Hennetrecht kreeg van hem het privilege vrijdom van het tolhefrecht. 7 December, 1366 Tholen was realiteit en het stadsrecht haar geschonken was een imponerend feit. En men kan U nog vertellen 't was de edelman Jan van Bloois die de polsslag deed versnellen in zijn geste lag iets moois. Hij schonk stadsrecht aan ons Tholen en bezegeld door zij n woord vinden wij het beeld verscholen wat ons heden nog bekoort. Tholen lag bepaald strategisch op de kruising Eendracht - Scheld' en we worden haast pathetisch zo het uit de harten welt. Sprekend over 't zout der aarde Tholen had haar industrie die het zout voorons vergaarde in een rijke harmonie. 1452. -rampjaar Tholens' veste raakt in brand meer dan driekwart gaat verloren en ten prooi aan vlammenland. Tholen leed aan een dépressie en een stemming in mineur. Generaties in successie kwamen niet tot volle fleur. Ook toen klonken oorlogskreten in het Spaanse krijgsgeweld en de Tachtigjaar'ge oorlog hield ook toen de geest omkneld. Tholen hield zich wat afzijdig het was echt niet agressief maar men handelt niet voortijdig zelfs niet bij de hoogste grief. 1577 Tholen koos Oranje's zij en de Princen van Oranjen onderkende dit getij. - Na een jaar nadien verstreken slaan de stormen huizenhoog BEELDENSTORM was als een teken dat de strijd steeds zwaarder woog. En we mogen het betreuren als een broederstrijd ontbrandt resultaat van dit gebeuren was meer macht bij Protestant. 1928 bracht 't einde van 't eeuwenlang isolement met Brabants' wal door brug verbonden was de vreugd ongekend. En zo wortelt de Historie in een ongekend élan Tholen kwam steeds tot Victorie en hield allen in een ban. -- 't Nageslacht zal steeds gewagen van des Tholens' roem en eer Hoog de vlaggen dezer dagen Zes eeuw kijkt op Tholen neer. S. Cohen. Rotterdam van de eerste tram naar de eerste autobus over de Thoolse brug. Daar lag slechts een periode tussen van 6 jaar: 1928- 1934. Dit plaatje toont de eerste tram en de eerste vrachtwagen in 1928, die de brug passeerden. n Bij vreugde en bij droefheid hebben eeuwenlang de klokken over het oude Tholen gebeierd. Ge slachten zag het komen en gaan, gaan en komen. Voor elke overwinning op de Spanjaarden klonk het zware klokgebrom, voor de bevrijding op de Fransen, voor de geboorte van de Oranjes, voor dood en leven. Alleen toen Tholen 30 oktober 1944 werd bevrijd en toen 5 mei 1945 de nationale bevrijding werd aangekondigd, lag het thoolse carillon op de bodem van het IJsselmeer nabij Urk. Maar het werd teruggebracht op 7 juni 1946 en daarom kan op maandag 12 september a.s. Chris van den Boom uit Bergen op Zoom de beiaard in de stadhuistoren van Tholen bespelen, daarom zullen vrolijke caril lonklanken, voortgebracht uit eeuwenoude klokken het zeshonderd jarig bestaan van Tholen onder strepen. Iets van die bewogen carillongeschiedenis laten we hier volgen. Van het oudste of eerste klokkenspel van Tholen is zo goed als niets bekend. Niets daarvan bestaat meer. Alleen weet men, dat het werd aangetroffen in de kerktoren en op het einde van de 16e eeuw gebrekkig was. In 1590 besloot de Magistraat tot verbetering van het oude klokkenspel. Het genomen besluit hield in dat het voortaan zou bestaan uit 14 klokken, waarvan de grootste omtrent 900 pond zwaar moest wezen. Voor de verandering zou de stad zoveel klokken zenden aan de gieter, Mr. Thomas Booth te Utrecht, als voor de nieuwe „voorslach" nodig waren. Het stond hem vrij daarvan enige voor zich te houden, mits andere daarvoor in de plaats gesteld. Voor het vergieten der klokken zou betaald worden 2 Pond Vlaams voor elke honderd pond metaal, en voor het geval dat er meer „specie" verstrekt werd dan nodig was voor de nieuwe „voorslach" moest die overgenomen worden voor 4 Vis. de 100 pond. De aannemer-klokgieter beloofde de „voorslach en het ac- coord loffelijck ende eerlij ck te maecken, goet van accorde, gelijck een accort van veertien clokken behoort te wesen". Daartoe zouden behoren twee „halve thoonen" te weten A mol en B mol, en wanneer alles aan de eis voldeed, beloofde het stadsbestuur van zijn kant, behalve het bedongen loon aan hem, aan de knechts voor elke klok nog te zullen uitrei ken 5 schellingen als „drinckgelt". De vergieting der klokken was in goede handen. De in richting van Mr. Thomas Booth te Utrecht had als gieterij naam; zij werkte reeds met 90 gezellen, en had al menig blijk van vaardigheid in deze getoond. De oude klokken, in de waag gewogen, vertegenwoordigden een gewicht van 130 pond, en uit de verrekening der vergie ting blijkt, dat de nieuwe klokken gezamenlijk zwaar waren 4980 pond. Ook één der thoolse monumenten molen „De Hoop". Tot keuring van de nieuwe klokken toog de burgemeester Willem Jacobsz. de Boet, heer van Vrijberghe, in 1592 naar Utrecht met Pieter de Sluter en Cornelis de Wael uit Dor drecht als musisiens. Maar ook de „klockgieter" had van zijn kant gezorgd voor „sanghers en organisten" bij het onderzoek of het beoordelen van zijn werk. Slechts een enkele klok, de kleinste, vond bij de musisiens, de zangers en organisten geen goedkeuring; zij moest worden vergoten en tegelijk iets verzwaard. Daarna werden alle in ontvangst genomen en bij de opstelling van deze werd ook nog een grote klok uit de kerk aan het geheel toegevoegd. Tegelijk met de bestelling der te vergieten klokken was aan Hendrik Aernouts, horlogiemaker te Bergen op Zoom, aanbesteed het leveren en plaatsen van een nieuw uurwerk, en het ophangen en in verbinding stellen van de vergrote klokken met dit uurwerk, een en ander voor een bedrag van 500 Carolusguldens of 750.00. Betreffende de opgezonden klokken ter vergieting zij opge merkt, dat daaronder ook enige waren, afkomstig uit de to ren en de kerk van Schakerloo. Na de voltooiing der werken en leveringen droeg de Wet houderschap het onderhoud van het uurwerk met het klok kenspel op aan een horlogiemaker uit Zierikzee en stelde Cornelis Janse, alhier tot klokkensteller aan. Deze man was gehouden 's zaterdags en 's zondags van elf tot twaalf ure „te beieren", en daarvoor en voor „het bij den tijt houden van 't orloge", werd hem een beloning van 12 10, benevens zekere voorrechten toegestaan. Wat het loon van de kloksteller betreft, dit was voor die dagen vrij aanzienlijk; maar men verlieze ook niet uit het oog, dat veel bemoeienis aan die betrekking verbonden was. Voor elke overwinning op de Spanjaarden behaald, moest worden geluid en gebeierd; want het volk, hoe ook door de oorlog gedrukt, vierde bij elke overwinning feest. Bij een „overgangh" als die van Geertruidenberg, van Groningen, van Koevorden en van zo menig andere stad, kreeg men behalve het zware klokgebrom, de tonen van het carrillon te horen. Uitbundig was zelfs de vreugde, die ook hier aan de dag werd gelegd, bij een overwinning als die bij Turnhout en Nieuwpoort behaald, 't Was een aanhoudend klokgelui, slechts bij wijlen afgewisseld door het beieren op den „voorslach", en tot laat in de nacht flikkerden de vlammen van takkenbossen en pektonnen, die onder het knallen van geweerschoten, allerwege lustig stonden te branden. Menig uurtje beierden de klokken. Menig uurtje heeft onze klokkenist Cornelis Janse dus voor het klavier op die grijze kerktoren doorgebracht; want nu eens van deze, dan van gene zijde, ontving de Wet een „heuglijcke tijdinghe", en zelfs voor een „overgangh" als van bet kasteel Linge was in de Grafelijke stad gebeierd. Ook het inwendige van de kerktoren had bij de plaatsing van het nieuwe uurwerk en het verbeterde klokkenspel grote verandering ondergaan; de zolder, waarop het „bellefruyt" was opgesteld, was met „Brabantsch en Wezelsch" eiken ver nieuwd. En niet alleen het bovendeel, ook de lager gelegen zolderingen, de vaste ladders en de bindten, waaraan de klokken hingen, waren veranderd. Aanzienlijke geldelijke offers had men zich voor dit alles getroost, dat niettegenstaande het sluiten van de stadsrekenin gen met aanzienlijke tekorten en er voor het vernieuwen van de brug over de Vest voor de Verbrande poort zelfs door elk der raadsleden gelden moesten worden voorgeschoten. Maar onze vaderen beminden het klokkenspel. Naar het Stadhuis Menigwerf werd het neergedrukte gemoed door de ver schrikkingen van de oorlog er door opgewekt, en hoeveel leed men in die dagen ook te torsen, hoeveel lasten zich te getroosten, voor nieuwe uitgaven ten behoeve van het klok kenspel deinsde men niet terug. Zo dan was de stand van zaken van 1592 tot 1627. 't Was de burgemeester Marinus van Vrijberghe, een zoon van Willem Jacobsz. de Boet, heer van Vrijberghe, die weer op de noodzakelijkheid van verandering van het klokkenspel wees. Hij deelde mede dat vele klokken gescheurd en het gehele carillon „ontredderd en verloopen" was. Ook meende deze Magistraat dat het klokkenspel tot gerief" van de bur gers niet in de kerktoren als staande deze in de laagte, maar in de stadhuistoren, in het centrum der stad, diende te wor den aangebracht. Zijn voorstel ondervond de goedkeuring van de Wethouderschap, die onmiddellijk het besluit nam de bestaande klokken te doen vergieten en de nieuwe op te hangen in de toren van het stadhuis. De goudsmid. Pieter Marinusse, kreeg in last het ver vaardigen van twee gedreven stadswapens voor de nieuwe klokken, en de gieter Michiel Burgerhuis te Middelburg, was gehouden daarop het volgende gesublimeerde opschrift te stellen„Soli Deo Gloria. Michiel Burgerhuis me fecit. Anno Domini 1627, Domini mense majo consule Mr. Marino van Vrijberghe, syn dico. M. Cornelis Hugéns civitatis Tholenae'. De nieuwe klokken werden onderzocht of gekeurd door een organist uit Bergen op Zoomallen werden goedgekeurd en alleen voor de vergieting was over 1751,575 beschikt Aan Willem Pieterse werd nu ook opgedragen het maken en leveren van een nieuw uurwerk in de toren van het stadhuis en dit in verbinding te brengen met het klokkenspel voor 2000,terwijl nog 518,60 nodig was voor bet versteken van het klokkenspel en het vervangen der ijzer- draden door koperen, „voor al hetwelk de klokkenist van Middelburg, Johannes van Borsele, hier dagen achtereen was werkzaam geweest'. De overbrenging van het klokkenspel van de kerk- naar de stadhuistoren ondervond geen onverdeelde goedkeuring. „De stadhuistoren biedt daarvoor beperkte ruimte aan en bij diens spits en bovenbouw is nooit op eene belasting, als daarvoor noodig is, gerekend." Maar burgemeester en wethouderschap zetten door en zo verhuisde het gerestaureerde, vernieuwde en uitgebreide carillon van kerk- naar stadhuistoren, waar het vandaag de dag nog z'n vrolijke klanken over Tholen uitstrooit. Gevorderd, gezonken en weer terug. Vele jaren kon na 1627 het carillon ongemoeid worden gelaten, maar o.a. in 1881 was weer een grondige restauratie nodig o.a. van de „hamers", waaraan destijds ook de firma Asselbergs' Ijzergieterijen uit Bergen op Zoom te pas is gekomen. Donker zag het er voor Nederland uit in 1940, donker zou het er ook in de daarop volgende jaren gaan uitzien voor het thoolse carillon. Op 20 maart 1940 kreeg het gemeentebestuur van Tholen een schrijven van het minis terie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van het ministerie van Defensie, mede ondertekend door de inspecteur Kunstbezit, dat het carillon van vordering was vrijgesteld. Was dit een dokument met houvast onder Nederlands be wind, het betekende nauwelijks meer dan een vodje papier toen de duitse scepter 5 jaar lang zwaaide. Klokkenroof. In december 1942 kreeg het thools gemeentebestuur weer een brief uit Den Haag over het carillon, maar nu een heel wat minder prettige mededeling. Kort gezegd; de klokken werden gevorderd. Ze werden voorzien van de letter P.en in maart 1943 zakten 19 klokken uit thoolse torens via een schip naar Dordrecht. In een raadsvergadering van mei 1946 krijgt schipper J. van Dijk uit Dordrecht een toelage van 346.als vergoeding voor het niet, inderdaad het n.i.e.t vervoeren van de klokken. Deze schipper had namelijk geweigerd zijn schip voor gevorderde klokkenvervoer te laten gebruiken. Dat hem die weigering niet duur te staan is gekomen, is nog een raadsel. In elk geval werd zijn schip afgenomen en er werd een onbekwame vervoerder door de bezetter op geplaatst. Hij had weinig geluk, want nabij Urk werd dit schip met o.a. de Thoolse carillonklokken in de grond geboord en kwam terécht op de bodem van het IJsselmeer. De grote klokken uit de kerktoren kwamen in Groningen terecht, evenals de klokken uit de an dere kerken van de gemeente op Tholen en Sint-Philipsland. Het schip nabij Urk werd gelicht en alle klokken op één na onbeschadigd naar Amsterdam overgebracht. Dit gebeurde augustus 1945. Op 7 juni 1946 waren ze weer in Tholen terug en werden voor de tweede maal na 1627 in de stadhuistoren opgehangen. Zo beieren thans nog de klokken uit 1627, welis waar gerestaureerd, sommige vernieuwd, allen ge vorderd en teruggekeerd opnieuw over de Stad aan Ret Veer, over Tholen aan de Eendracht.

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1966 | | pagina 7