twee (keRSt)
r- vpouwen
Geen plaats
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
3^erótleeót ió méér
vol oveRqave en toewijöinq: „vReöe op aaRöe'
in öe mensen en welBehaqen
God heeft niets tegen kamers sieren
Met flonkering en dennegroen
Om straks het Kerstfeest weer te vieren
Er zo voor 't kind iets aan te doen.
Dit feest, dat roept gevoelens wakker
Heel schoon en teer en ook zo rein
Dat straks zelfs nog de stoutste rakker
Die avond stil en lief zal zijn.
En als je dan vertelt van 't Kindje,
(Vertellen hoort er immers bij
Van „stal" en „kribbe", „God bemint je"
En meer van die Kerst-,,Spielerei",
Dan zal de avond heus wel slagen,
Met heel veel aandacht en ook sfeer.
Nee hoor, dan mag je écht niet klagen
Maar is dat Kerstfeest voor de Heer
Moet Hij dan weer een vol jaar wachten
Eer dat het weer Zijn kansen krijgt
Het zijn voor uw kind vele nachten,
Dat dan de Zaligmaker zwijgt.
Dat is het Woord op afbetaling
In strijd ook met de aard van 't feest
Het is alleen een koersendaling,
Dat in Gods Boodschap is geweest.
Er „iets" aan doen, dat gaat toch echt niet.
Het is niets öf 't is het volle pond.
Want wie je straks in Bethlehems stal ziet,
Dat is de Zoon, die God ons zond.
Nee, niet een knecht die af kwam dalen
Uit medelijden met ons lot,
Om het een en ander te betalen.
't Was Jezus Zélf, de Zoon van God
Dan past het niet Hem „half" t'ontvangen
Het gaat niet enkel om het „groen".
Laat klinken ook uw schoonste zangen
En zeg uw kind, wat Hij kwam doen.
Maar doe dat daag'lijks door verhalen
Die ook uw kind zo prachtig vindt.
Nou ja, u moet ze wat vertalen
En zelf weer worden als een kind
Want kunt u als groot mens begrijpen
Dat God voor u Zijn Zoon ons zond
Wij moeten daartoe allen rijpen,
Het leven heeft ons zó verwond
Maar één dag kerst en 't huis versieren
Met flonkering en dennegroen,
Is niet het echte kerstfeest vieren
Dat zal Gods Zoon Zelf moeten doen.
22e jaargang No. 6
23 december 1965
Uitgevers C. J. ZACHARIASSE en G. HEIJBOER
Redaktie Ring 66 - St. Annaland - Telefoon 01665-375
Adm. Oudelandsestraat 34 - Tholen - Tel. 01660-589 - Giro 124407
franko p.p. 4.25 4- inkassokosten
Abonnementen 3.50 per half jaar
Prijs per nummer 16 cent
Advertenties 14 cent per mm - Spierinkjes t/m 20 woorden 1.50
Inzenden UITERLIJK DINSDAG bij onze agenten of aan
EENDRACHTBODE - Postbus 128 - Bergen op Zoom
De geschiedenissen van het Oude Testament brengen enkele
merkwaardige vrouwenfiguren op de voorgrond.
De ene is Rachab, inwoonster van Jericho. Zij is beslist geen
deugdzame vrouw in de ogen harer stadgenoten; zij beoefent
,,het oudste beroep ter wereld"
Wanneer de Israëlitische verkenners bij haar hun intrek nemen,
treft haar de geest, welke deze mannen bezielt en weet zij bij
intuitie, dat de God, die door deze mannen wordt vereerd, de
enige ware God is.
Zij helpt hen, met gevaar voor eigen leven, te ontvluchten.
Zij is het, die het beroemd geworden scharlaken snoer" uit haar
venster hangt, waardoor bij de bestorming van de stad haar huis
wordt gespaard.
Rachab, heidense vrouw-van-lichte-zeden is de enige, die uit
de stad ontkomt.
De andere figuur is die van Ruth. Ze komt vanuit de Bijbel
tot ons in een verhaal van zeldzame schoonheid. Ook zij is een
heidense vrouw uit het land Moab. Weduwe geworden, keert zij
met haar schoonmoeder Naomi naar Israël terug, waar land, volk
en godsdienst haar vreemd zijn. Maar van haar zijn de klassiek
geworden woorden: „Waar gij zult heen gaan, daar zal ik heen
gaan. Waar gij zult sterven, zal ik sterven en aldaar zal ik begraven
worden (want) uw volk is mijn volk en uw God is mijn God."
Deze geschiedenissen zijn op zichzelf reeds opmerkelijk en
boeiend genoeg; deze vrouwen zijn zeer bijzondere vrouwen. Doch
het is niet daarom alleen, dat zij in de Bijbel staan vermeld.
Want als men zich zet aan de bestudering van de geslacht
registers, die van de stamvader Juda heenwij zen naar Christus,
in Bethlehem geboren, dan komt men tot de conclusie, dat zowel
Rachab uit Jericho als Ruth uit Moab hebben behoord tot de stam
moeders van het koninklijk geslacht van David, waaruit de Messias,
volgens de profetie, zou worden geboren.
In de verschijning van deze vrouwenfiguren in de geschiede
nissen van het Oude Testament schuilt een heerlijke symboliek.
God was „de God van Israël"Zijn dienst de nationale gods
dienst, welke de Israëlieten als de gelovigen in de Enige Ware God
onderscheidde van de heidenen. Tussen hen was niet één enkele
band. Israël mocht zich niet met hen vermengen.
En toch loopt, in die tijd al, de gouden draad door de heils
geschiedenis, welke eindigt bij de engel, die aan de herders de
grote blijdschap boodschapt, „die alle volken wezen zal".
Daar eindigt de draad van de advent, maar begint het drie
voudig snoer van Gods voltooiing.
Alle volken
Dat begint niet in de velden van Bethlehem. Dat is allang
tevoren begonnen. Dat lag reeds vast in Gods eeuwig raadsbesluit
en het is alsof hij telkens weer, eerst bij Rachab, dan bij Ruth,
voor ons een tipje van het gordijn oplicht, waarachter dan nog
deze heerlijke boodschap, dit verlossend evangelie van heil voor
alle volken, schuil gaat.
Hoe zijn deze beide vrouwen gekomen tot de belijdenis van
hun geloof in een God, die voor hen altijd verborgen was geweest
Kan het anders, dan door de getuigenis van hen, die in Hem
geloofden
Rachab heeft wel bemerkt, dat de mannen, die bij haar hun
intrek namen, geen „klanten" waren in de zin, zoals zij dat verstond.
En Ruth heeft ondervonden, dat Naomi, van man en kinderen
beroofd in een vreemd land, verarmd en verouderd, zich vastklemde
aan haar God, als ziende de Onzienlijke.
Iemand heeft eens gezegd: „Ik zou in Christus kunnen ge
loven, als de Christenen er maar wat meer verlost uitzagen."
Wanneer de gelovige de blijdschap om het heil, in de Kerst
boodschap besloten, voor zichzelf houdt, dan voldoet hij of zij
daarom niet aan de eis, dat alle volken" dit heil deelachtig worden.
AUe volken! Dat is wat! Zullen we daaraan gaan tornen
van „ja maar ho eens even, dat is alleen voor Dan gelooft
men niet dat het Gods engel was, die verkondigde: Blijdschap die
alle volken wezen zal.
Niet alleen ver weg, op zendings- en missievelden. Ook daar!
Maar ook de mensen bij ons in de straat. En wij
Er was destijds geen plaats in Dallas voor President Kennedy
en men vermoordde hem. Er was geen plaats in Delft voor een
timmermansgezin in een bepaalde nette straat en men weerde hem.
Er is ergens in de wereld vaak geen plaats voor een neger en hij
wordt teruggestuurd.
Er is geen plaats in Bethlehem voor Jozef en Maria. En daarom
ook later geen andere plaats voor hun Zoon dan de stal.
Is er in negentienhonderd vijf en zestig jaar iets veranderd
Er zijn nog ontelbaar veel voorbeelden te noemen, waarbij er geen
plaats is voor de naaste.
Zou er kerstfeest 1965 plaats zijn wanneer nu de Zoon van
God neerdaalde
Denkt u zich dat eens in. Dat Jezus geboren zou worden op
dit ogenblik. Zo u wilt weer in Bethlehem, maar dan in het moderne
Bethlehem, niet in een stal dus, maar dan waarschijnlijk in een
garage.
De gang van het Evangelieverhaal behoeft niet zo ver uiteen
te lopen met de gang van zaken zoals deze nu zou kunnen zijn.
En het behoeft niet eens weer in Bethlehem te gebeuren, men kan
het in iedere stad of dorp van de wereld situeren. Misschien in uw
eigen woonplaats wellicht in uw eigen garage.
Veronderstel dat dit geschiedde. Wat zoudt u dan doen
Wat zoudt u er van denken? Hoe zoudt u handelen?
We nemen aan, dat u de boodschap krijgt, van mensen
waarin u wel moet geloven, dat Gods Zoon daar vlak bij u geboren
is. Dat als het ware God zelf daar dus is. Dan staat u onmiddellijk
voor de vraag: durft u naar Hem toe Durft u op dit ogenblik
de confrontatie met God aan
U vindt het niet nodig daarop thans een antwoord te geven
LI kunt het zich immers nauwelijks indenken.
Twee duizend jaar geleden waren er mensen, die voor dit
feit stonden en zich er ook bewust van waren. Dat lezen we in
de Bijbel.
Is het anders dan twee duizend jaar geleden Ook nu komt
de vraag tot u en ons: Zult u hem plaats bieden Die boodschap
is niet te ontlopen. Er blijven slechts twee mogelijkheden: vluchten
of naar Hem toe gaan.
Voor het durven gaan naar Hem is een volkomen ontluistering
van u zelf nodig. Een afstand doen van alle trots en zelfzuchtigheid,
van al het verworvene en van alle twijfel en lafheid, zó dat er
niets overblijft dan het naakte ik. Vlucht men, dan blijft er toch
de wetenschap, dat men aan Zijn aanwezigheid niet kan ontkomen,
dat die overal merkbaar zal zijn, waarheen men ook gaat of verblijft.
En het is o zo moeilijk het eigen verworvene, materieel en
geestelijk, van zich af te zetten en te zeggen: hier ben ik, met
niets en met niemand, alleen maar Uw schepsel. En dat is toch
de enige mogelijkheid.
Kan ook in 1965 niet ieder ogenblik het in de kerstnacht
gesitueerde wonder opnieuw persoonlijk beleefd worden en kunt
u niet ieder ogenblik geroepen worden
Het is een levensoproep en een eeuwige beslissing.
Kerstnummer