WEEKBLAD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLANO
Ploegenarbeid
niet
schadelijk?
Economische Zaken in
de Eerste Kamer
Plaatselijk Nieuws
DE BOERIN
WERKT NIET
MEER MEE!
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
VERSCHIJNT IEDERE DONDERDAG
Was vorstschade steeds onvermijdelijk?
Een enkele greep uit het betoog van
ir M. A. Geuze te Poortvliet bij de begrotings
behandeling Economische Zaken in de Eerste
Kamer der Staten Generaal
THOLEN
19e jaargang No. 17
7 maart 1963
Uitgevers C. J. ZAGHARIASSE en G. HEIJBOER
Redaktie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 01665-375
Adm. Oudelandsestr. 34, Tholen - Tel. 01660-589 b.g.g 531 - Giro 124407
Abonnementen 3.00 per halfjaar
franko p.p. 3.60 inkassokosten
Prijs per nummer 15 cent
Advertenties 12 cent per millimeter - Bij contract speciaal tarief
Spierinkjes t/m 20 woorden 1.50 - Advertenties worden tot
DINSDAGMIDDAG 1 uur in Tholen aangenomen
Ploegenarbeid is een vorm van arbeids
verdeling, die in onze samenleving - in
het bijzonder in de industriële sector
geen uitzondering vormt. Naar schatting
werken op het ogenblik 24 pet van de
arbeiders in de industrie in een of andere
vorm van ploegendienst. Uiteraard liggen
de cijfers voor de kolenmijnarbeiders het
hoogst. Sommige Nederlandse arbeiders wer
ken in twee ploegendienst, anderen doen
dienst in drie, vier of meer ploegen. Deze
afzonderlijk dan weer te scheiden in semi-
continu en continu. Bij volle continu-diensten
is ook de zondag inbegrepen.
Het verschijnsel van de ploegendienst is
in ons land op systematische wijze bena
derd en onderzocht door wetenschappelijk
specialisten van verschillende richting. Medi
ci, technici, sociologen, maatschappelijk
werkers, psychologen en economen hebben
hun medewerking verleend aan een lijvig
rapport over ploegendienst, dat onlangs
door de Contactgroep Opvoering Produk-
tiviteit is gepuliceerd.
De onderzoekers hebben zich een aantal
vragen gesteld, die in hoofdzaak betrekking
hebben op invloeden en gevolgen van de
ploegen arbeid op resp. de arbeider zelf,
zijn gezin, zijn vrijetijdsbesteding en derge
lijke. Dit kan tegen de achtergrond van
gewoonte" dagritme en „afwijkend" ploe-
genritme.
De samenstellers gaan uit van het stero-
type beeld dat men gewoonlijk zich om
trent de ploegenarbeid heeft gevormd, d.
w.z. ploegenarbeid zou schadelijk voor de
arbeider zijn, als ook voor zijn gezin en
zijn vrijetijdsbesteding. Maar in hoeverre
heeft dit beeld werkelijkheidswaarde? Zijn
het ook niet onze vooroordelen, die ons een
dergelijk weinig rooskleurig beeld omtrent
de ploegenarbeid hebben doen vormen? De
samenstellers van het rapport menen na-
drukelijk van wel. Volgens hen heeft ploe
genarbeid geen invloed op de gezondheid
van de mens. Evenmin is de invloed op het
gezinsleven negatief, ook wordt de huis
vrouw niet fysiek extra belast. Slechts de
vrijetijdsbesteding kan onder de invloed van
het ploegenritme wel eens in de verdruk
king komen, maar dit toch ook slechts in
bescheiden mate. De samenstellers menen,
dat alles hoofdzakelijk bij de ploegenarbeider
zelf ligt. Met andere woorden: het werken
in ploegen stelt andere eisen aan het aan
passingsvermogen van de individuele ploe-
genwerker.
Volgens de onderzoekers is het een feit,
dat de meeste ploegenarbeiders ploegenar
beid als negatief beleven. Zij gaan er bij
voorbaat al van uit dat het wel schadelijk
zal zijn. Zij gaan hier op den duur zo in
geloven, dat het de schijn wekt alsof zij
het bij he juiste eind hebben. De ploegen-
werker die zich echter rustig aan de omstan
digheden aanpast, laat nauwelijks een klacht
van betekenis horen. Hieruit kan men con
cluderen, dat ploegenarbeid op zich niet
schadelijk is, maar pas een probleem wordt
indien de ploegenarbeider zich niet kan
aanpassen. Deze conclusie is stellig van
groot gewicht. Immers, in brede kringen
heerste tot nog toe de mening, dat ploegen
arbeid bijzonder schadelijk voor de wer
ker en diens gezin zou zijn.
(Van onze landbouwk. medewerker)
Zoals ieder zich zal herinneren is er op
31 mei 1960 een (dertiende algemene)
volkstelling gehouden. De cijfers daarvan
heeft men thans vergeleken met die van
31 mei 1947, toen de twaalfde volkstelling
plaats vond: In de agrarische beroepsbe
volking blijken zich nu grote verschui
vingen te hebben voorgedaan. Het aantal
mannen (inclusief visserij) is gedaald van
558.789 of 19.1, pet. tot 406.146 of 12.5 pet.
Maar het aantal vrouwen dat in de land
bouw werkt is nog sterker gedaald, nl. van
168.909 of 17.9 pet. tot 40.549 of 4.4 pet.
Dat het aantal in de landbouw werkzame
vrouwen zo sterk terug liep, komt vooral
door de daling in het aantal medewerkende
echtgenotes en dochters, dat van 142.000
tot 31.000 terugliep, zoals onderstaande
tabel aantoont.
AGRARISCHE BEROEPSBEVOLKING
NAAR POSITIE IN HET BEDRIJF
mannen vrouwen
31-5-'47
Bedrijfshoofden
Medewerk, echtgenotes
Medewerk, kinderen
Knechten en meiden
Arbeiders (sters)
Tijdelijk niet werkenden
238.514
111.449
5.128
119.083
5.220
13.820
81.474
60.545
344
3.655
97
Totaal
558.789 168.909
mannen vrouwen
Bedrijfshoofden
Medewerk, echtgenotes
Medewerk kinderen
Knechten en meiden
Arbeiders sters
Tijdelijk niet werkenden
31-5-
218.892
61.796
4.822
119.083
1.553
'60
5.485
17.472
13.214
700
3.655,
23
406.146 40.549
Volledigheidshalve dient nog te worden
vermeld, dat het aantal landarbeiders met
79.000 terugliep en het aantal landarbeid-
sters met 9.000. Het laatste bedraagt nog
slechts een kwart van het aantal in 1947.
Intussen (onze landbouwstatistiek komt
altijd wat achteraan, zelfs in oficïële
landbouwnota's) is de geschetste ontwik
keling al weer verder gegaan. Dat wil zeg
gen, dat alle dalende tendensen uit boven
staande tabel zich hebben voortgezet. Was
dat niet zo dan zou er nog betrekkelijk
weinig gebeurd zijn in de landbouw, want
een daling van het aantal manlijke bedrijfs
hoofden van 238.514 tot 218.892 in 13
jaar is bepaald niet sensationeel. Doch na
31 mei 1960 is het harder gegaan dan daar
voor.
Het minst betrouwbaar zijn de cijfers over
medewerkende kinderen. Zoals vanzelf
spreekt is hier de bovenleerplichtige leeftijd
aangehouden, maar zoals bekend zijn er
nog wel leerplichtige kinderen die een handje
meehelpen soms zelfs meer dan goed voor
hen is. Ten slotte zijn deze cijfers ook daar
om nog niet volledig omdat er, vooral sinds
het invoeren van de vijfdaagse werkweek
tal van arbeiders zijn, die 's zaterdags ko
men werken bij de boer, evenals gepensio
neerden. Voorts is een flink deel van het
landarbeiderswerk overgenomen door het
loonbedrijf.
DE VROUW OP HET BEDRIJF
Dat alles neemt toch niet weg, dat tot 1947
een groot aantal vrouwen en meisjes op de
boerderij 'heeft meegewerkt. Dit was met
name het geval op de veehouderij en ge-
mengdebedrijven. Melken, vooral handmel-
ken, is een werk dat vele vrouwen goed
ligt. Maar de melkmachine maakte vrou
wenarbeid gedeeltelijk overbodig. Ook de
kaasmakerij op de boerderij liep terug, het
geen voor het grootste deel vrouwenarbeid
was en is.
Vrouwen en meisjes, die inderdaad man
nenwerk deden, waren en zijn gelukkig zeer
zeldzaam. Maar op gemengde bedrijven
waren er wel vrouwen, die de verzorging
van varkens en hoenders op zich namen.
Verder zijn er natuurlijk tuinbouwbedrijven
waar ten dele vrouwenarbeid mogelijk is.
In de teruggang van de vrouwenarbeid
op de boerderij zit ten dele iets wat onlo
gisch is. Allereerst is de arbeid veel duurder
der geworden (ongeveer dubbel zo duur
als in 1847 op basis van het bruto landar-
beidersloon) Ten tweede zijn de arbeids
krachten schaars geworden en ten slotte
zijn de bedrijfsuitkomsten, vooral in de
laatste jaren in vele gevallen bedroevend
Onder deze omstandigheden zou het logisch
zijn geweest dat de vrouw meer dan voor
heen meehielp in het bedrijf.
BOERIN WORDT „MEVROUW"
De verklaring van het raadsel is tweeërlei
Op de eerste plaats ontwikkelde de mecha
nisatie zich zeer sterk en tractoren en land
bouwwerktuigen zijn veelal ongeschikt voor
vrouwelijke bediening. Maar er was nog
iets anders. Het platteland kwam rqeer in
aanraking met de steden. De boerin zag,
dat zelfs arbeidersvrouwen in dorpen en
steden als „mevrouw" konden leven, dat wil
zeggen: zich beperken tot zuiver huishoude
lijke arbeid en het opvoeden der kinderen.
Het spreekt vanzelf dat dit meer „vrouwe
lijke" bestaan ook de boerin aantrok en dat
zij zich hierbij aansloot. De dochters volg
den, want in 1947 werkten er nog 60.545
meer en in 1.960 nog maar 13.214. Hierbij
speelt natuurlijk ook een rol, dat het aantal
boerenkinderen dat voortgezet onderwijs
volgt, sinds 1947 sterk gestegen is,. Maar
als moeder niet meer in de landbouw werkt,
vervalt ook de noodzakelijkheid voor de
dochter, zelfs al wil zij later met een boer
trouwen. Wij kunnen trouwens opmerken,
dat het aantal boerendochters dat per se
met een boerenzoon wil trouwen, sterk is
gedaald. De reden is, dat het boerenwerk
in sociaal opzicht niet medegeëvolueerd is
met de niet agrarische arbeid. Want noch
de vijfdaagse werkweek, noch de achturige
werkdag noch het schone boordje zijn voor
de boer bereikbaar geworden. Hij bleef
lange dagen maken, de weekeinden door
werken en zich vuil maken, zij het dan dat
dit alles in veel mindere mate het geval
is dan vroeger.
WIE WIL NOG BOER WORDEN
Om dat na te gaan berekenen wij de
„generatiedruk". Dat is het cijfer, hetwelk
weergeeft hoeveel mannelijke opvolgers
gereed staan om vaders bedrijf over te ne
men. Dat varieert uiteraard van streek tot
streek en dus geven wij kortheidshalve de
cijfers per bedrijfsgroep ingedeeld naar op
pervlakte.
tot 5 ha
5-10 ha
10-20 ha
boven 20 ho
0.77
1.—
1.55
1.64
0.4
0.7
1.2
1.9
Ofschoon deze cijfers te algemeen zijn
(wat voor bedrijven zijn dat, in de groepen
tot 10 ha?) tonen zij toch aan, dat er meer
belangstelling is .voor de overneming van
een groot bedrijf dan voor die van een (te)
klein. En inderdaad: wil men de agrarische
arbeid laten mede-evolueren, dan zullen
wij grotere en beter geoutileerde bedrijven
moeten hebben. Daar is werkverdeling en
specialisatie mogelijk daar komt de vrije
zaterdag en zondag in het verschiet en is
verkorting van de werktijd per persoon
mogelijk. Laten wij onszelf niets wijsmaken:
het familiebedrijf, in Frankrijk en Duitsland
zo hevig gepropageerd is uit de tijd. Het be
tekent een vuil slavenbestaan om het maar
eens grof te zeggen. En de jeugd bedankt
er voor, de vrouwelijke jeugd vooral. Zo
lang de conjunctuur gunstig blijft, zal dat
zelfs steeds meer het geval zijn. Dat de agra-
risch-sociale en sociaal-economische voor
lichting hier een grote taak heeft zal dui
delijk zijn.
Intussen heeft deze medaille ook een
keerzijde. Als wij er in slagen onze bedrij
ven te vergroten en te moderniseren dan is
daar ook plaats voor de jeugd, zelfs voor de
vrouwelijke jeugd. Het werken met de melk-
leiding is geen zwaar werk en er zijn meis
jes en vrouwen die graag met vee omgaan.
In de tuinbouw, vooral ook in de fruitteelt
is er werk dat door vrouwen kan worden
verricht. Dit is ook het geval in de moder
ne pluimveehouderij. Juist omdat de arbeids
voorziening ondanks de mechanisatie zorgen
blijft baren mogen wij dat niet vergeten.
Zeker, de idylle van het agrarische werk
is er voor een deel af juist door de mecha
nisatie. Wat echter gebleven is zijn: de le
vende planten en dieren waar wij mee om
gaan. Als wij er in slagen de jeugd ook
een deel van de niet-agrarische jeugd, daar
voor te interesseren zullen wij er als boeren
stand de vruchten van plukken. Daarom
dient te worden onderzocht in hoeverre op
leidingen mogelijk zijn voor een taak op het
moderne landbouwbedrijf waarbij we dan
de tuinderij vanzelfsprekend insluiten.
Dat behoeven geen strikt wetenschappelijke
opleidingen te zijn maar eerder volop prak
tische. Hiervan zouden ook onze instituten
en onderzoekinstellingen kunnen profiteren
Het wachten is op een initiatief door de
organisaties.
DE REDACTIE LEGT II VOOR:
Ploegenarbeid
Thoolse raad gaf vergunning aan Kerkelijk Leven
In St. Maartensdijk een nieuw verlichtingsplan
,,Rehoboth" kwam in discussie
Een weerpraatje bij de Z.L.M.
Nu het kampioenschap Tholen schoon- en
hardrijden.
Een Koninklijke onderscheiding na 60 jaar
dienstbetoon
Jan Overeenkam de winter is verganghen
Zelfs dit jaar in maart
Roert de kat zijn staart.
Mijnheer de President! Van zout water
naar vorst is een kleine stap: Ook hier is
gebleken hoe kwetsbaar de verzorgingsstaat
is geworden. Wij ondergaan thans een com
binatie van de winters van 1890 en 1929.
Misschien weet de Minister dat niet zo pre
cies. Ik kan mij voorstellen, dat hij geen tijd
heeft zich in metereologische gegevens te
verdiepen. Ik kan hem zeggen, dat de win
ter van 1890 is begonnen op 25 november
en dat die heeft geduurd tot 23 janari 1891.
In 1929 is de winter begonnen op 1 januari
en heeft geduurd tot 13 maart. Daarom
spreek ik van een combinatie. Deze vorst
periode heeft wel het een en ander ont
wricht en zal zonder twijfel ook van in
vloed zijn op de cijfers van het Centraal
Economisch Plan voor 1963. Heeft de Mi
nister enige notie van de economische scha
de van deze vorstperiode tot nog toe, zou
den wij willen vragen. En is deze schade
steeds onvermijdelijk geweest? Ik heb de
neiging daarbij enerzijds te zeggen, dat
„men" zelf beter dient te zorgen in meni
gerlei opzicht, iets, dat ongetwijfeld ook
kan, wanneer ik de toestand vergelijk met
die van vroeger, toen men met veel minder
financiële draagkracht vaak veel beter zorg
de. Ik sluit daarbij niet de ogen voor de
problemen van de krotbewoners en het ge
brek aan bergruimte van onze tegenwoordige
volkswoningen; deze zijn uit te zonderen.
Anderzijds hoeft de overheid niet alles weg
te wuiven, want ook hier blijkt men soms
slecht voorbereid en slecht uitgerust te zijn
voor wat extreme omstandigheden. Ik ben
niet van plan uit te weiden, maar het een
voudige voorbeeld van een spoedig gebrek
aan strooizand zegt toch genoeg.
De overheid moet inzien, dat in een zo
sterk gedifferentieerde maatschappij op rela
tief hoog niveau, als waarin wij thans leven,
de kwetsbaarheid op korte termijn groot
geworden is, terwijl bovendien dientengevol
ge de consequenties van streng winterweer,
misschien zelfs komende opdooi- en water
overlast tezamen, zij het tijdelijk, toch niet
onderschat mogen worden.
De Minister van Economische Zaken zal
dit alles met het oog op vertragingen van
transporten, het teruglopen van de produktie,
moeilijkheden met reparaties, moeilijkheden
met vernieuwingsinvesteringen, enz. nog eens
goed onder de loep moeten nemen en zijn
woordje in een eventueel kabinetsgesprek
duchtig moeten meespreken. Men zegt wei
eens, dat hij dit kan.
Wij mogen niet door het evenwichts
punt heenschieten. Ik denk hierbij aan het
aantal werklozen in Engeland. Ik zeg niet,
dat het een goede vergelijking is, of dat wij
in Nederland in dit geval het meest uitge
kozen zijn, vergelijkingen te maken. Integen
deel. mijnheer de Vooriztter, maar Engeland
lig zo dicht bij de deur. Wij kunnen ons
echter zodoende realiseren, dat onze nabuur
landen met een veel moeilijker verwerking
van evenwichten hebben te maken. Voor
ons ligt dan het gevaar het dichtst bij in
de sector van de investeringen, welke door
de dalende winstmarges dreigt te .worden
aangetast.
In het algemeen verband wekt het zorgen
daarbij te moeten constateren, dat de Staats
mijnen, de Nederlandse Spoorwegen en zelfs
de belangrijke afdelingen van de P.T.T.
thans met verlies werken, om van de K.L.M.,
een vraagstuk apart ik zou de vraag kun
nen stellen, of bekend is welke schade de
K.L.M. van de revaluatie heeft ondervonden
nog maar niet te spreken. Voor ons is
dus het belangrijkste bij de te houden dis
cussies de vraag, of wij ons nu kunnen
verenigen met het economisch beleid in
het verleden en met de visie van de bewinds
man omtrent zijn verwachtingen voor het
volgende jaar.
In het algemeen heb ik grote waardering
van het krachtige beleid, dat de Minister in
het verleden heeft gevoerd, met name voor
zijn prijzenbeleid, terwijl ik ook van me
ning ben, dat het prijs- en kartelbeleid eraan
heeft medegewerkt, in deze tijd van be
hoorlijke welvaart de hoogte van het werk
nemersaandeel te bevorderen. Immers, de
loonstijging ging in de laatste drie jaren
in totaal bijna 14 pet. uit boven de produk-
tiviteitsstijging. Er zit wel een keerzijde
aan deze medaille, maar het is dan toch
zo. Voor de gestalte, die 't prijsbeleid door
het toedoen van de Minister heeft verkre
gen, zijn wij ten volle erkentelijk, gelijk ook
voor de kracht en het doorzettingsvermogen,
dat de Minister heeft gekenmerkt. Evenwel
ben ik van mening, dat enige meerdere soe
pelheid in de eerstkomende tijd niet zal
kunnen uitblijven. Als voorbeeld noem ik
de tarievenkwestie van de N.S. en de ach
terstand van de landarbeid.
KANDIDAATS ECONOMIE
Aan de Economische Hogeschool te Rot
terdam slaagde voor het Kandidaatsexamen
in de Economische Wetenschappen onze
stadgenoot de heer Chr. Zachariasse.
GESLAAGD
Op 29 januari en 28 februari slaagde te
Tilburg voor het diploma A.V.V. 2e deel
mej. E. Bijl, alhier.
UITVOERING „CONCORDIA"
De Kon. Muziekvereniging „Concordia
gaf op vrijdag I maart in de zaal van „Hof
van Holland" een uitvoering. Het programma
bestond uit twee gedeelten, nl. voor de
pauze het optreden van „Tremolanda on
der leiding van de heer D. Burgers, welke
vijf nummers bracht en daarna „Concordia
onder leiding van haar nieuwe dirigent de
heer E. Witte met zes nummers. Voorzitter
A. F. Goedemondt had eerst wethouder H.
Jansen een welkom toe kunnen roepen en na
de pauze ook burgemeester en mevrouw
van der Hoeven alsmede het erelid de heer
A. Verswijveren. Jammer dat de goed uit
goed uitgevoerde muzieknummers voor een
niet groter aantal personen ten gehore ge
bracht konden worden, daar de opkomst
niet groot was. Mej. J. van Duivendijk
bracht op haar accordeon no geen solo,
terwijl na een dankwoord door de voor
zitter tot beide directeuren en alle mede
werkers nog een gezellig bal volgde.
SCHIETVERENIGING
EENDRACHT VERGADERDE
Door afwezigheid van voorzitter VLaban
moest de heer D. Melse donderdag 28 fe
bruari in de bovenzaal van Hotel Zeeland
de voorzittershamer hanteren. In zijn ope
ningswoord begon deze al direct met de
leden op te wekken nieuwe leden te werven
want het ledental is aan de lage kant.
Wanneer iemand op een oefenavond ge
weest is blijft hij komen door de gezellige
sfeer die er is en veel oud militairen zullen
toch graag weer wel eens een vuurwapen
willen hanteren. Zeker als er een prijsje mee
te verdienen valt.
Na notulen en verslag penningmeester
met een batig saldo wordt er overgegaan
tot het uitreiken van de prijzen der winter-
wedstrijden. Als no. I was de heer S. Jansen
aan bod welke afgelopen jaar nog 2 1ste
wisselprijzen in de wacht sleepte.
G. Hond
C. Overbeeke
J. Praat
J. Overbeeke
P. Janse
7 J. de Heer
8 A. Jeroense
DOKTERSDIENSTEN
OP ZONDAG
dr. A. A. Kugel, Poortvliet tel. 01662-400
dr. J. Vermet, Nw-Vossemeer tel. 01676-415
dr. A. C. J. Noteboom, St.-Annaland
tel. 01665-400
HOOGWATER
in de week van 10 t.e.m. 16 maart
Zondag
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
4.00 uun. en 16.20 uur
4.40 17.10
5.16 17.35
5.50 18.08
6.20 18.40
6.50 19.10
7.18 19.40
lo maart Volle Maan te 08.49 ur
De contributie blijft evenals vorig jaar f 2.50
per kwartaal. Ook zullen er deze zomer
weer wedstrijden gehouden worden op de
schietbaan verdeelt over een aantal weken.
Niets meer aan de orde zijnde sluit de
voorzitter deze gezellige vergadering
THOOLSE WANDELUNIE
De dooi is nog niet eens goed ingetre
den of andere sporten gaan van zich laten
horen zo ook de wandelsport. Deze heeft zijn
pragramma ook weer vastgesteld. Het be
gint in de maand maart met een film over
de avondvierdaagse.
Op 30 april zal er hoogstwaarschijnlijk
geen oranje feest zijn met het oog op de
komende onafhankelijkheidsfeesten. Toch zal
de unie die dag tochten organiseren van
5-10-15-25 km daar het toch een natio
nale feestdag is.
De avondvierdaagse zal gehouden worden
van 5 tot en met 8 juni. In afwijking van
andere jaren zal er enkel in Tholen op de
markt gestart worden. Dus krijgt men maar
één défilé en wel de laatste avond.
De oester- en mosseltocht zal gehouden
worden op 31, augustus. Hopende dat er dan
al mossels in het zuur verhandeld worden
want het afgelopen jaar hebben enkele han
delaren aan iedere leider een pakje mos-
seis gegeven wat buitengewoon in de smaak
is gevallen.
Schoonrijden paren op de ijsbaan te
Scherpenisse. De eerste prijs was voor
mevr. A. van Splunter-Vis en M. G.
Meerman uit Tholen. Zie elders in dit
nummer een uitvoerig verslag
Ook zal er weer veel naar buitenaf ge
gaan worden om deel te nemen aan diverse
tochten.
Nu is de bedoeling van de unie om
vaste groepen te vormen welke ook steeds
onder hun eigen leiders lopen. Dan krijgt
men meer verenigingsverband om zodoende
ook nog betre prijzen te winnen. De datum
van opgave zal nader bekend gemaakt wor
den.
EEN EIGEN REVUE
Een groepje thoolse jongelui had wat te
veel tijd over en ging naar de directeur
van de gymnastiekvereniging of deze wat
kon „versieren". Dat kon dhr. Piessens
wel en het gevolg is dat het cabaretgezel
schap M.P.D.E.W. Zoals het heet nog
deze maand een vrolijke avond kan brengen.
Er werd flink gestudeerd en geoefend en
een aardig programma samengesteld. Het
was louter liefhebberij en niet om winst te
doen. Daarom gaat men straks het program
ma uitvoeren en de baten zijn dan voor de
gymnastiekvereniging.
DAMMEN
Uitslag van de onderlinge Competitie ge
speeld op dinsdag 26 februari 1963
Adr. Quist C. Overbeeke 2-0
D. Soomers H. Baaij 2-0
J. v. d. Velde A. Tichem 1-1
D. v. d. Sande Jac. de Rijke 0-2
J. Hoogerheide -- M. Schot 0-2
Uitslag van 5 maart 1963
A. Tichem Adr. Quist 2-0
Jac. de Rijke H. Baaij 2-0
D. v. d. Sande J. v. d. Velde 0-2
D. Soomers C. Overbeeke 0-2
J. W. de Rijke -- C. J. de Korte 1-1
P. v. d. Velde D. de Vos 1-1
BEJAARDENAVOND
Op dinsdag 12 maart wordt in het Ver
enigingsgebouw in de Brugstraat een film
avond gehouden voor de bejaarden van
Tholen, aanvang 7 uur. Zij die gehaald
en thuisgebracht willen worden kunnen dit
laten weten bij mevr. v. d. Velde Markt 17
VERSLAG C.H.U. VERGADERING
Met de verkiezingen van de Tweede Ka
mer in zicht, had de C.H.U. kiesvereniging
enige spreker gevraagd om de politieke
situatie in ons land eens nader onder de
loupe te nemen.
De eerste spreker was dhr. C. F. v. d.
Peyl uit Kloeinge, Deze begon met te zeg-