WEEKBLAD VOOR HET EILAND THOLEN EN ST.FILIPSLANO Ploegenarbeid niet schadelijk? Economische Zaken in de Eerste Kamer Plaatselijk Nieuws DE BOERIN WERKT NIET MEER MEE! WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT VERSCHIJNT IEDERE DONDERDAG Was vorstschade steeds onvermijdelijk? Een enkele greep uit het betoog van ir M. A. Geuze te Poortvliet bij de begrotings behandeling Economische Zaken in de Eerste Kamer der Staten Generaal THOLEN 19e jaargang No. 17 7 maart 1963 Uitgevers C. J. ZAGHARIASSE en G. HEIJBOER Redaktie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 01665-375 Adm. Oudelandsestr. 34, Tholen - Tel. 01660-589 b.g.g 531 - Giro 124407 Abonnementen 3.00 per halfjaar franko p.p. 3.60 inkassokosten Prijs per nummer 15 cent Advertenties 12 cent per millimeter - Bij contract speciaal tarief Spierinkjes t/m 20 woorden 1.50 - Advertenties worden tot DINSDAGMIDDAG 1 uur in Tholen aangenomen Ploegenarbeid is een vorm van arbeids verdeling, die in onze samenleving - in het bijzonder in de industriële sector geen uitzondering vormt. Naar schatting werken op het ogenblik 24 pet van de arbeiders in de industrie in een of andere vorm van ploegendienst. Uiteraard liggen de cijfers voor de kolenmijnarbeiders het hoogst. Sommige Nederlandse arbeiders wer ken in twee ploegendienst, anderen doen dienst in drie, vier of meer ploegen. Deze afzonderlijk dan weer te scheiden in semi- continu en continu. Bij volle continu-diensten is ook de zondag inbegrepen. Het verschijnsel van de ploegendienst is in ons land op systematische wijze bena derd en onderzocht door wetenschappelijk specialisten van verschillende richting. Medi ci, technici, sociologen, maatschappelijk werkers, psychologen en economen hebben hun medewerking verleend aan een lijvig rapport over ploegendienst, dat onlangs door de Contactgroep Opvoering Produk- tiviteit is gepuliceerd. De onderzoekers hebben zich een aantal vragen gesteld, die in hoofdzaak betrekking hebben op invloeden en gevolgen van de ploegen arbeid op resp. de arbeider zelf, zijn gezin, zijn vrijetijdsbesteding en derge lijke. Dit kan tegen de achtergrond van gewoonte" dagritme en „afwijkend" ploe- genritme. De samenstellers gaan uit van het stero- type beeld dat men gewoonlijk zich om trent de ploegenarbeid heeft gevormd, d. w.z. ploegenarbeid zou schadelijk voor de arbeider zijn, als ook voor zijn gezin en zijn vrijetijdsbesteding. Maar in hoeverre heeft dit beeld werkelijkheidswaarde? Zijn het ook niet onze vooroordelen, die ons een dergelijk weinig rooskleurig beeld omtrent de ploegenarbeid hebben doen vormen? De samenstellers van het rapport menen na- drukelijk van wel. Volgens hen heeft ploe genarbeid geen invloed op de gezondheid van de mens. Evenmin is de invloed op het gezinsleven negatief, ook wordt de huis vrouw niet fysiek extra belast. Slechts de vrijetijdsbesteding kan onder de invloed van het ploegenritme wel eens in de verdruk king komen, maar dit toch ook slechts in bescheiden mate. De samenstellers menen, dat alles hoofdzakelijk bij de ploegenarbeider zelf ligt. Met andere woorden: het werken in ploegen stelt andere eisen aan het aan passingsvermogen van de individuele ploe- genwerker. Volgens de onderzoekers is het een feit, dat de meeste ploegenarbeiders ploegenar beid als negatief beleven. Zij gaan er bij voorbaat al van uit dat het wel schadelijk zal zijn. Zij gaan hier op den duur zo in geloven, dat het de schijn wekt alsof zij het bij he juiste eind hebben. De ploegen- werker die zich echter rustig aan de omstan digheden aanpast, laat nauwelijks een klacht van betekenis horen. Hieruit kan men con cluderen, dat ploegenarbeid op zich niet schadelijk is, maar pas een probleem wordt indien de ploegenarbeider zich niet kan aanpassen. Deze conclusie is stellig van groot gewicht. Immers, in brede kringen heerste tot nog toe de mening, dat ploegen arbeid bijzonder schadelijk voor de wer ker en diens gezin zou zijn. (Van onze landbouwk. medewerker) Zoals ieder zich zal herinneren is er op 31 mei 1960 een (dertiende algemene) volkstelling gehouden. De cijfers daarvan heeft men thans vergeleken met die van 31 mei 1947, toen de twaalfde volkstelling plaats vond: In de agrarische beroepsbe volking blijken zich nu grote verschui vingen te hebben voorgedaan. Het aantal mannen (inclusief visserij) is gedaald van 558.789 of 19.1, pet. tot 406.146 of 12.5 pet. Maar het aantal vrouwen dat in de land bouw werkt is nog sterker gedaald, nl. van 168.909 of 17.9 pet. tot 40.549 of 4.4 pet. Dat het aantal in de landbouw werkzame vrouwen zo sterk terug liep, komt vooral door de daling in het aantal medewerkende echtgenotes en dochters, dat van 142.000 tot 31.000 terugliep, zoals onderstaande tabel aantoont. AGRARISCHE BEROEPSBEVOLKING NAAR POSITIE IN HET BEDRIJF mannen vrouwen 31-5-'47 Bedrijfshoofden Medewerk, echtgenotes Medewerk, kinderen Knechten en meiden Arbeiders (sters) Tijdelijk niet werkenden 238.514 111.449 5.128 119.083 5.220 13.820 81.474 60.545 344 3.655 97 Totaal 558.789 168.909 mannen vrouwen Bedrijfshoofden Medewerk, echtgenotes Medewerk kinderen Knechten en meiden Arbeiders sters Tijdelijk niet werkenden 31-5- 218.892 61.796 4.822 119.083 1.553 '60 5.485 17.472 13.214 700 3.655, 23 406.146 40.549 Volledigheidshalve dient nog te worden vermeld, dat het aantal landarbeiders met 79.000 terugliep en het aantal landarbeid- sters met 9.000. Het laatste bedraagt nog slechts een kwart van het aantal in 1947. Intussen (onze landbouwstatistiek komt altijd wat achteraan, zelfs in oficïële landbouwnota's) is de geschetste ontwik keling al weer verder gegaan. Dat wil zeg gen, dat alle dalende tendensen uit boven staande tabel zich hebben voortgezet. Was dat niet zo dan zou er nog betrekkelijk weinig gebeurd zijn in de landbouw, want een daling van het aantal manlijke bedrijfs hoofden van 238.514 tot 218.892 in 13 jaar is bepaald niet sensationeel. Doch na 31 mei 1960 is het harder gegaan dan daar voor. Het minst betrouwbaar zijn de cijfers over medewerkende kinderen. Zoals vanzelf spreekt is hier de bovenleerplichtige leeftijd aangehouden, maar zoals bekend zijn er nog wel leerplichtige kinderen die een handje meehelpen soms zelfs meer dan goed voor hen is. Ten slotte zijn deze cijfers ook daar om nog niet volledig omdat er, vooral sinds het invoeren van de vijfdaagse werkweek tal van arbeiders zijn, die 's zaterdags ko men werken bij de boer, evenals gepensio neerden. Voorts is een flink deel van het landarbeiderswerk overgenomen door het loonbedrijf. DE VROUW OP HET BEDRIJF Dat alles neemt toch niet weg, dat tot 1947 een groot aantal vrouwen en meisjes op de boerderij 'heeft meegewerkt. Dit was met name het geval op de veehouderij en ge- mengdebedrijven. Melken, vooral handmel- ken, is een werk dat vele vrouwen goed ligt. Maar de melkmachine maakte vrou wenarbeid gedeeltelijk overbodig. Ook de kaasmakerij op de boerderij liep terug, het geen voor het grootste deel vrouwenarbeid was en is. Vrouwen en meisjes, die inderdaad man nenwerk deden, waren en zijn gelukkig zeer zeldzaam. Maar op gemengde bedrijven waren er wel vrouwen, die de verzorging van varkens en hoenders op zich namen. Verder zijn er natuurlijk tuinbouwbedrijven waar ten dele vrouwenarbeid mogelijk is. In de teruggang van de vrouwenarbeid op de boerderij zit ten dele iets wat onlo gisch is. Allereerst is de arbeid veel duurder der geworden (ongeveer dubbel zo duur als in 1847 op basis van het bruto landar- beidersloon) Ten tweede zijn de arbeids krachten schaars geworden en ten slotte zijn de bedrijfsuitkomsten, vooral in de laatste jaren in vele gevallen bedroevend Onder deze omstandigheden zou het logisch zijn geweest dat de vrouw meer dan voor heen meehielp in het bedrijf. BOERIN WORDT „MEVROUW" De verklaring van het raadsel is tweeërlei Op de eerste plaats ontwikkelde de mecha nisatie zich zeer sterk en tractoren en land bouwwerktuigen zijn veelal ongeschikt voor vrouwelijke bediening. Maar er was nog iets anders. Het platteland kwam rqeer in aanraking met de steden. De boerin zag, dat zelfs arbeidersvrouwen in dorpen en steden als „mevrouw" konden leven, dat wil zeggen: zich beperken tot zuiver huishoude lijke arbeid en het opvoeden der kinderen. Het spreekt vanzelf dat dit meer „vrouwe lijke" bestaan ook de boerin aantrok en dat zij zich hierbij aansloot. De dochters volg den, want in 1947 werkten er nog 60.545 meer en in 1.960 nog maar 13.214. Hierbij speelt natuurlijk ook een rol, dat het aantal boerenkinderen dat voortgezet onderwijs volgt, sinds 1947 sterk gestegen is,. Maar als moeder niet meer in de landbouw werkt, vervalt ook de noodzakelijkheid voor de dochter, zelfs al wil zij later met een boer trouwen. Wij kunnen trouwens opmerken, dat het aantal boerendochters dat per se met een boerenzoon wil trouwen, sterk is gedaald. De reden is, dat het boerenwerk in sociaal opzicht niet medegeëvolueerd is met de niet agrarische arbeid. Want noch de vijfdaagse werkweek, noch de achturige werkdag noch het schone boordje zijn voor de boer bereikbaar geworden. Hij bleef lange dagen maken, de weekeinden door werken en zich vuil maken, zij het dan dat dit alles in veel mindere mate het geval is dan vroeger. WIE WIL NOG BOER WORDEN Om dat na te gaan berekenen wij de „generatiedruk". Dat is het cijfer, hetwelk weergeeft hoeveel mannelijke opvolgers gereed staan om vaders bedrijf over te ne men. Dat varieert uiteraard van streek tot streek en dus geven wij kortheidshalve de cijfers per bedrijfsgroep ingedeeld naar op pervlakte. tot 5 ha 5-10 ha 10-20 ha boven 20 ho 0.77 1.— 1.55 1.64 0.4 0.7 1.2 1.9 Ofschoon deze cijfers te algemeen zijn (wat voor bedrijven zijn dat, in de groepen tot 10 ha?) tonen zij toch aan, dat er meer belangstelling is .voor de overneming van een groot bedrijf dan voor die van een (te) klein. En inderdaad: wil men de agrarische arbeid laten mede-evolueren, dan zullen wij grotere en beter geoutileerde bedrijven moeten hebben. Daar is werkverdeling en specialisatie mogelijk daar komt de vrije zaterdag en zondag in het verschiet en is verkorting van de werktijd per persoon mogelijk. Laten wij onszelf niets wijsmaken: het familiebedrijf, in Frankrijk en Duitsland zo hevig gepropageerd is uit de tijd. Het be tekent een vuil slavenbestaan om het maar eens grof te zeggen. En de jeugd bedankt er voor, de vrouwelijke jeugd vooral. Zo lang de conjunctuur gunstig blijft, zal dat zelfs steeds meer het geval zijn. Dat de agra- risch-sociale en sociaal-economische voor lichting hier een grote taak heeft zal dui delijk zijn. Intussen heeft deze medaille ook een keerzijde. Als wij er in slagen onze bedrij ven te vergroten en te moderniseren dan is daar ook plaats voor de jeugd, zelfs voor de vrouwelijke jeugd. Het werken met de melk- leiding is geen zwaar werk en er zijn meis jes en vrouwen die graag met vee omgaan. In de tuinbouw, vooral ook in de fruitteelt is er werk dat door vrouwen kan worden verricht. Dit is ook het geval in de moder ne pluimveehouderij. Juist omdat de arbeids voorziening ondanks de mechanisatie zorgen blijft baren mogen wij dat niet vergeten. Zeker, de idylle van het agrarische werk is er voor een deel af juist door de mecha nisatie. Wat echter gebleven is zijn: de le vende planten en dieren waar wij mee om gaan. Als wij er in slagen de jeugd ook een deel van de niet-agrarische jeugd, daar voor te interesseren zullen wij er als boeren stand de vruchten van plukken. Daarom dient te worden onderzocht in hoeverre op leidingen mogelijk zijn voor een taak op het moderne landbouwbedrijf waarbij we dan de tuinderij vanzelfsprekend insluiten. Dat behoeven geen strikt wetenschappelijke opleidingen te zijn maar eerder volop prak tische. Hiervan zouden ook onze instituten en onderzoekinstellingen kunnen profiteren Het wachten is op een initiatief door de organisaties. DE REDACTIE LEGT II VOOR: Ploegenarbeid Thoolse raad gaf vergunning aan Kerkelijk Leven In St. Maartensdijk een nieuw verlichtingsplan ,,Rehoboth" kwam in discussie Een weerpraatje bij de Z.L.M. Nu het kampioenschap Tholen schoon- en hardrijden. Een Koninklijke onderscheiding na 60 jaar dienstbetoon Jan Overeenkam de winter is verganghen Zelfs dit jaar in maart Roert de kat zijn staart. Mijnheer de President! Van zout water naar vorst is een kleine stap: Ook hier is gebleken hoe kwetsbaar de verzorgingsstaat is geworden. Wij ondergaan thans een com binatie van de winters van 1890 en 1929. Misschien weet de Minister dat niet zo pre cies. Ik kan mij voorstellen, dat hij geen tijd heeft zich in metereologische gegevens te verdiepen. Ik kan hem zeggen, dat de win ter van 1890 is begonnen op 25 november en dat die heeft geduurd tot 23 janari 1891. In 1929 is de winter begonnen op 1 januari en heeft geduurd tot 13 maart. Daarom spreek ik van een combinatie. Deze vorst periode heeft wel het een en ander ont wricht en zal zonder twijfel ook van in vloed zijn op de cijfers van het Centraal Economisch Plan voor 1963. Heeft de Mi nister enige notie van de economische scha de van deze vorstperiode tot nog toe, zou den wij willen vragen. En is deze schade steeds onvermijdelijk geweest? Ik heb de neiging daarbij enerzijds te zeggen, dat „men" zelf beter dient te zorgen in meni gerlei opzicht, iets, dat ongetwijfeld ook kan, wanneer ik de toestand vergelijk met die van vroeger, toen men met veel minder financiële draagkracht vaak veel beter zorg de. Ik sluit daarbij niet de ogen voor de problemen van de krotbewoners en het ge brek aan bergruimte van onze tegenwoordige volkswoningen; deze zijn uit te zonderen. Anderzijds hoeft de overheid niet alles weg te wuiven, want ook hier blijkt men soms slecht voorbereid en slecht uitgerust te zijn voor wat extreme omstandigheden. Ik ben niet van plan uit te weiden, maar het een voudige voorbeeld van een spoedig gebrek aan strooizand zegt toch genoeg. De overheid moet inzien, dat in een zo sterk gedifferentieerde maatschappij op rela tief hoog niveau, als waarin wij thans leven, de kwetsbaarheid op korte termijn groot geworden is, terwijl bovendien dientengevol ge de consequenties van streng winterweer, misschien zelfs komende opdooi- en water overlast tezamen, zij het tijdelijk, toch niet onderschat mogen worden. De Minister van Economische Zaken zal dit alles met het oog op vertragingen van transporten, het teruglopen van de produktie, moeilijkheden met reparaties, moeilijkheden met vernieuwingsinvesteringen, enz. nog eens goed onder de loep moeten nemen en zijn woordje in een eventueel kabinetsgesprek duchtig moeten meespreken. Men zegt wei eens, dat hij dit kan. Wij mogen niet door het evenwichts punt heenschieten. Ik denk hierbij aan het aantal werklozen in Engeland. Ik zeg niet, dat het een goede vergelijking is, of dat wij in Nederland in dit geval het meest uitge kozen zijn, vergelijkingen te maken. Integen deel. mijnheer de Vooriztter, maar Engeland lig zo dicht bij de deur. Wij kunnen ons echter zodoende realiseren, dat onze nabuur landen met een veel moeilijker verwerking van evenwichten hebben te maken. Voor ons ligt dan het gevaar het dichtst bij in de sector van de investeringen, welke door de dalende winstmarges dreigt te .worden aangetast. In het algemeen verband wekt het zorgen daarbij te moeten constateren, dat de Staats mijnen, de Nederlandse Spoorwegen en zelfs de belangrijke afdelingen van de P.T.T. thans met verlies werken, om van de K.L.M., een vraagstuk apart ik zou de vraag kun nen stellen, of bekend is welke schade de K.L.M. van de revaluatie heeft ondervonden nog maar niet te spreken. Voor ons is dus het belangrijkste bij de te houden dis cussies de vraag, of wij ons nu kunnen verenigen met het economisch beleid in het verleden en met de visie van de bewinds man omtrent zijn verwachtingen voor het volgende jaar. In het algemeen heb ik grote waardering van het krachtige beleid, dat de Minister in het verleden heeft gevoerd, met name voor zijn prijzenbeleid, terwijl ik ook van me ning ben, dat het prijs- en kartelbeleid eraan heeft medegewerkt, in deze tijd van be hoorlijke welvaart de hoogte van het werk nemersaandeel te bevorderen. Immers, de loonstijging ging in de laatste drie jaren in totaal bijna 14 pet. uit boven de produk- tiviteitsstijging. Er zit wel een keerzijde aan deze medaille, maar het is dan toch zo. Voor de gestalte, die 't prijsbeleid door het toedoen van de Minister heeft verkre gen, zijn wij ten volle erkentelijk, gelijk ook voor de kracht en het doorzettingsvermogen, dat de Minister heeft gekenmerkt. Evenwel ben ik van mening, dat enige meerdere soe pelheid in de eerstkomende tijd niet zal kunnen uitblijven. Als voorbeeld noem ik de tarievenkwestie van de N.S. en de ach terstand van de landarbeid. KANDIDAATS ECONOMIE Aan de Economische Hogeschool te Rot terdam slaagde voor het Kandidaatsexamen in de Economische Wetenschappen onze stadgenoot de heer Chr. Zachariasse. GESLAAGD Op 29 januari en 28 februari slaagde te Tilburg voor het diploma A.V.V. 2e deel mej. E. Bijl, alhier. UITVOERING „CONCORDIA" De Kon. Muziekvereniging „Concordia gaf op vrijdag I maart in de zaal van „Hof van Holland" een uitvoering. Het programma bestond uit twee gedeelten, nl. voor de pauze het optreden van „Tremolanda on der leiding van de heer D. Burgers, welke vijf nummers bracht en daarna „Concordia onder leiding van haar nieuwe dirigent de heer E. Witte met zes nummers. Voorzitter A. F. Goedemondt had eerst wethouder H. Jansen een welkom toe kunnen roepen en na de pauze ook burgemeester en mevrouw van der Hoeven alsmede het erelid de heer A. Verswijveren. Jammer dat de goed uit goed uitgevoerde muzieknummers voor een niet groter aantal personen ten gehore ge bracht konden worden, daar de opkomst niet groot was. Mej. J. van Duivendijk bracht op haar accordeon no geen solo, terwijl na een dankwoord door de voor zitter tot beide directeuren en alle mede werkers nog een gezellig bal volgde. SCHIETVERENIGING EENDRACHT VERGADERDE Door afwezigheid van voorzitter VLaban moest de heer D. Melse donderdag 28 fe bruari in de bovenzaal van Hotel Zeeland de voorzittershamer hanteren. In zijn ope ningswoord begon deze al direct met de leden op te wekken nieuwe leden te werven want het ledental is aan de lage kant. Wanneer iemand op een oefenavond ge weest is blijft hij komen door de gezellige sfeer die er is en veel oud militairen zullen toch graag weer wel eens een vuurwapen willen hanteren. Zeker als er een prijsje mee te verdienen valt. Na notulen en verslag penningmeester met een batig saldo wordt er overgegaan tot het uitreiken van de prijzen der winter- wedstrijden. Als no. I was de heer S. Jansen aan bod welke afgelopen jaar nog 2 1ste wisselprijzen in de wacht sleepte. G. Hond C. Overbeeke J. Praat J. Overbeeke P. Janse 7 J. de Heer 8 A. Jeroense DOKTERSDIENSTEN OP ZONDAG dr. A. A. Kugel, Poortvliet tel. 01662-400 dr. J. Vermet, Nw-Vossemeer tel. 01676-415 dr. A. C. J. Noteboom, St.-Annaland tel. 01665-400 HOOGWATER in de week van 10 t.e.m. 16 maart Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag 4.00 uun. en 16.20 uur 4.40 17.10 5.16 17.35 5.50 18.08 6.20 18.40 6.50 19.10 7.18 19.40 lo maart Volle Maan te 08.49 ur De contributie blijft evenals vorig jaar f 2.50 per kwartaal. Ook zullen er deze zomer weer wedstrijden gehouden worden op de schietbaan verdeelt over een aantal weken. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter deze gezellige vergadering THOOLSE WANDELUNIE De dooi is nog niet eens goed ingetre den of andere sporten gaan van zich laten horen zo ook de wandelsport. Deze heeft zijn pragramma ook weer vastgesteld. Het be gint in de maand maart met een film over de avondvierdaagse. Op 30 april zal er hoogstwaarschijnlijk geen oranje feest zijn met het oog op de komende onafhankelijkheidsfeesten. Toch zal de unie die dag tochten organiseren van 5-10-15-25 km daar het toch een natio nale feestdag is. De avondvierdaagse zal gehouden worden van 5 tot en met 8 juni. In afwijking van andere jaren zal er enkel in Tholen op de markt gestart worden. Dus krijgt men maar één défilé en wel de laatste avond. De oester- en mosseltocht zal gehouden worden op 31, augustus. Hopende dat er dan al mossels in het zuur verhandeld worden want het afgelopen jaar hebben enkele han delaren aan iedere leider een pakje mos- seis gegeven wat buitengewoon in de smaak is gevallen. Schoonrijden paren op de ijsbaan te Scherpenisse. De eerste prijs was voor mevr. A. van Splunter-Vis en M. G. Meerman uit Tholen. Zie elders in dit nummer een uitvoerig verslag Ook zal er weer veel naar buitenaf ge gaan worden om deel te nemen aan diverse tochten. Nu is de bedoeling van de unie om vaste groepen te vormen welke ook steeds onder hun eigen leiders lopen. Dan krijgt men meer verenigingsverband om zodoende ook nog betre prijzen te winnen. De datum van opgave zal nader bekend gemaakt wor den. EEN EIGEN REVUE Een groepje thoolse jongelui had wat te veel tijd over en ging naar de directeur van de gymnastiekvereniging of deze wat kon „versieren". Dat kon dhr. Piessens wel en het gevolg is dat het cabaretgezel schap M.P.D.E.W. Zoals het heet nog deze maand een vrolijke avond kan brengen. Er werd flink gestudeerd en geoefend en een aardig programma samengesteld. Het was louter liefhebberij en niet om winst te doen. Daarom gaat men straks het program ma uitvoeren en de baten zijn dan voor de gymnastiekvereniging. DAMMEN Uitslag van de onderlinge Competitie ge speeld op dinsdag 26 februari 1963 Adr. Quist C. Overbeeke 2-0 D. Soomers H. Baaij 2-0 J. v. d. Velde A. Tichem 1-1 D. v. d. Sande Jac. de Rijke 0-2 J. Hoogerheide -- M. Schot 0-2 Uitslag van 5 maart 1963 A. Tichem Adr. Quist 2-0 Jac. de Rijke H. Baaij 2-0 D. v. d. Sande J. v. d. Velde 0-2 D. Soomers C. Overbeeke 0-2 J. W. de Rijke -- C. J. de Korte 1-1 P. v. d. Velde D. de Vos 1-1 BEJAARDENAVOND Op dinsdag 12 maart wordt in het Ver enigingsgebouw in de Brugstraat een film avond gehouden voor de bejaarden van Tholen, aanvang 7 uur. Zij die gehaald en thuisgebracht willen worden kunnen dit laten weten bij mevr. v. d. Velde Markt 17 VERSLAG C.H.U. VERGADERING Met de verkiezingen van de Tweede Ka mer in zicht, had de C.H.U. kiesvereniging enige spreker gevraagd om de politieke situatie in ons land eens nader onder de loupe te nemen. De eerste spreker was dhr. C. F. v. d. Peyl uit Kloeinge, Deze begon met te zeg-

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1963 | | pagina 1