Meer bedrijfs-economisch inzicht is noodzakelijk voor een welvarend platteland. Loon- of zakgeld een probleem Financieringsmogelijkheden» Weer de beroepskeuze* Exkursie Ontwikkelingsgebied» 18e JAARGANG No. 36 EENDRACHTBODE - TWEEDE BLAD 19 JULI 1962 RedactieLandbouwcentrum Zeeland, Westsingel 58 Goes Nieuwsbrief st ree kve r bete ring Tholen Algemeen In West Europa zijn er de laatste 20 jaren grote veranderingen gekomen. De ontwikkeling van de techniek en de mogelijkheden van transport en verkeer zijn enorm toegenomen. De E.E.G. begint langzamerhand door te werken. Dit alles bij elkaar heeft een diep gaande invloed op het leven en werken van de boer en zijn gezin. Het boer zijn volgens traditie zal daarom moeten plaats maken voor het boer zijn met bedrijfsekonomisch inzicht en met een snel aanpassingsvermogen in zijn produktie. Ekonomischc veranderingen Bekijken we de kosten waarmee de boer te maken heeft bij zijn bedrijfsvoering dan zien we dat de laatste 10 jaren vooral de arbeidskosten per manuur bijzonder sterk zijn gestegen. Van alle produktie faktoren is het vooral de arbeid die duur is geworden en bovendien is er een tekort aan arbeidskrachten. Wel kan dit tekort van streek tot streek sterk uiteenlopen. Deze dure en schaarse arbeid leidt er toe dat men tracht de arbeid te vervangen door machines. De kapitaalbehoefte en de financiering zullen dus steeds meer de aandacht vragen. Tenslote bestaat er nog de mogelijkheid dat de grond meer mobiel wordt gemaakt nu de Wet op de Vervreemding van Landbouw gronden weer aan de orde is gesteld. De bedrijfsekonomische boekhouding Zoals een schip vaart op zijn kompas, zo zal de boer die een goed ondernemer is met deze boekhouding zijn bedrijf beter kunnen overzien en leiden. In de resultaten van een dergelijke boekhouding kunt u nagaan hoe hoog de kosten en de opbrengsten van uw bedrijf zijn en of er voldoende winst wordt gemaakt.^ Het vergelijken van uw bedrijf met dat van collega's en ook de vergelijking met vorige jaren geven een belangrijke aanwijzing over de ontwikkeling van de kosten en opbrengsten op uw bedrijf. Dit heeft als voordeel dat u door deze boekhouding beschikt over een vrij scherpe en kritische beoordeling van uw bedrijf en daar door de ontwikkeling hetzij gunstig of ongunstig direct kunt volgen. Een volgende stap is dan om zonodig wijzigingen in de organisatie of opzet van uw bedrijf aan te brengen. Zowel de bedrijfsvoorlinchting als de bedrijfsek. afdelingen van de Boekhoudbureaux van de standsorganisaties zullen u nader kun nen inlichten over de mogelijkheden van deze boekhoudingen. Daar naast kan ook de analysebegroting worden genoemd als een hulp middel om een bedrijf eens goed door te lichten en om het inzicht te verdiepen. Technische gevolgen Indien de. boer als ondernemer de beschikking heeft over de juiste cijfers van zijn bedrijf zal hij daardoor eerder, sneller, maar ook doelmatiger wijzigingen kunnen aanbrengen in zijn bedrijf.. Hij heeft door zijn beter inzicht de kans om een eventuele mechansatie op de juiste wijze door te voeren. Het kan zijn dat hij zijn bedrijf zal moeten intensiveren om voldoende werk te houden voor de beschikbare arbeidskrachten. Een andere mogelijk heid is het afstoten van arbeidskrachten omdat zij in het bedrijf een onvoldoende beloning kunnen vinden. In zijn boekhouding vindt hij mede aanleiding om eventueel verdere arbeidbesparende veranderingen door te voeren. We denken bijv. aan een goede bedrijfsindeling, de grootte en het aantal produk- tie-eenheden, de samenwerking van bedrijven onderling en/of het inschakelen van de loonwerker. Sociale aspecten Hoewel min of meer buiten het onderwerp is het vanzelfsprekend dat het bedrijfsek. inzicht van de boer invloed heeft op het tijdig de bakens verzetten als het getij verandert. Dit geldt uiteraard voor het hele gezin. Onderwerpen als; de bedrijfsopvolging, beroepskeuze voor de kin deren, afvloeiing naar andere beroepen, de arbeidstijdverkorting, de beloning voor meewerkende gezinsleden, de verhouding boer landarbeider en de mogelijkheden op het platteland worden alle uit een andere gezichtshoek benaderd indien men beschikt over een goede bedrijfsekonomische boekhouding van zijn bedrijf. Belangrijk is vooral de mentale invloed op de beslissingen die men neemt in bedrijf en gezin. Samenvatting 1. De veranderingen op velerlei gebied vragen van de boer een groot aanpassingsvermogen. 2. De stijging van de arbeidskosten zijn de oorzaak van de nood zakelijke wijzigingen in de bedrijfsvoering. 3. Een bedrijfsekonomische boekhouding is voor de boer een be trouwbaar kompas voor een doelmatig bedrijfsbeleid. 4. De invloed van een bedrijfsekonomische boekhouding werkt niet alleen door in het bedrijf maar is mede van belang bij de beslissingen in het gezin. R.L.V.D. Goes. R. Krijger. In de practijk van het dagelijks leven komen allerlei problemen voor. Eén van deze problemen wordt genoemd in de titel van dit artikeltje. Ik wil hierover eens enkele opmerkingen maken en een paar gedachten ter overdenking neerschrijven. In bedrijf hunner ouders meewerkende kinderen doen dit als regel zuiver op grond van familierechtelijke verhoudingen. Bij het verlaten van de school gaan de kinderen, als geen verdere studie hee doel is, als het ware vanzelfsprekend meewerken in het bedrijf. Er wordt geen loon bedongen en geen arbeidstijd afgesproken, noch iets van dien aard. Vader regelt dat. Deze situatie duurt veelal ook voort tijdens de periode van de meerderjarigheid, tot de zoon of dochter gaat trouwen. Op enkele problemen die zich meermalen voordoen wil ik hier de aandacht vestigen. 1. het meewerkende kind dat alleen kost en inwoning en zakgeld ontving, is volkomen afhankelijk van de ouders om „van huis" te worden geholpen. Geen bezwaar als, dank zij de medewerking van het kind, het bedrijf maar genoeg winst heeft opgeleverd, zodat vader de nodige financiële hulp verlenen kan. Een probleem echter als dit door allerlei omstandigheden niet het geval is. De vraag dringt zich dan op, waarom vader niet regelmatig een redelijk loon betaalde aan zijn in bedrijf meewerkende kin deren, daar mogelijk regelmatig betrekkelijk geringe bedragen wel te financieren waren geweest. Als deze mogelijkheid niet aanwezig was komt 2e het probleem dat de winstgevendheid van het bedrijf niet vol doende is, om voor twee personen een redelijk bestaan op te leveren. Zolang het meewerkende kind ongetrouwd en „thuis" was, liep de zaak nog door, maar nu er twee gezinnen moeten worden onderhouden kan het bedrijf dit niet opbrengen en moet de zoon wel ander werk zoeken, waarbij nu weer als no. 3. een moeilijkheid zich voordoet als b.v. door de medewerking van b.v. één zoon, vader in staat was een andere zoon te laten studeren. Als dan tenslotte de zoon die altijd meewerkte m bedrijf op minder gunstige voorwaarden moet gaan werken, dan de broer die studeerde, is geen der betrokken personen echt tevreden. Problemen, voor velen een degelijke overweging meer dan waard en van veel verdere strekking dan de eenvoudige titel boven het artikeltje. B. Meijers. Dir. Boekhoudbureau en Acc. dienst Z.L.M. Men hoort wel eens beweren dat de tuinbouw een dynamisch vak is, dat wil zeggen een vak waar steeds beweging in zit. Een beweging die o.a. wordt veroorzaakt door nieuwe vindingen op het gebied van teelt en verzorging van de gewassen. Om met succes te kunnen concurren tegen andere teeltgebieden en deze concurrentiepositie zo mogelijk nog te verbeteren, zal ook de Thoolse tuinder ten volle gebruik moeten kunnen maken van de technische ontwikkelingen, die zich de laatste jaren hebben voorgedaan en die zich in de toekomst nog zullen voordoen. Produktief werk in de winter door middel van kas of warenhuis Hierbij kan gedacht worden aan het vervangen van handenarbeid, door mechanische arbeid, door het aanschaffen van kostbare ma chines, voorts aan intensivering door gedeeltelijke overgang van vollegrondsteelt op de teelt onder glas, enz. Kortom, er kan en moet in menig bedrijf nog veel gedaan worden aan verbetering van de produktie en het produkt en het streven moet dus gericht zijn op een hogere en betere produktie tegen lagere kosten. Dit doel zal slechts bereikt kunnen worden als de teler gebruik weet te maken van nieuwe vindingen op technisch en wetenschap pelijk gebied, die hun deugdelijkheid hebben bewezen. Ook voor de tuinbouw geldt: „Slechts vernieuwing kan behouden, achter blijft wie stillestaat". O mechter moderne installaties en machines voor de teelt en verzorging van de gewassen te kunnen aanschaffen, dient de teler over aanzienlijke, soms zelfs hoge, geldsbedragen te beschikken. Het meegaan met de vooruitgang van de techniek ter verbetering van het bedrijf en verhoging van het inkomen, zal veelal zoveel geld vragen, dat de teler daarvoor niet over vol doende eigen middelen beschikt. Omdat men nu eenmaal niet verder kan springen dan zijn stok lang is, zal getracht moeten worden deze stok te verlengen. Met andere woorden, om de noodzakelijk geachte bedrijfsverbetering te kunnen uitvoeren, zal geld geleend moeten worden. Kredietvormen Tot voor kort waren de hypotheek onderpand van onroerende goederen), borgtocht (twee deugdelijke persoonlijke borgen), lening op schuldbekentenis (b.v. van familie of kennissen) en de eigen domsoverdracht tot zekerheid onderpand van roerende goederen als machines e.d.) vrijwel de enige mogelijkheden tot het verkrijgen van een geldlening op lange termijn. In de praktijk is, vooral in de laatste jaren gebleken, dat mede als gevolg van de hoger geworden investeringen, niet iedereen in staat is voldoende onderpand te kunnen stellen of borgen aan te trekken, m.a.w, dat deze reeds lang bestaande vormen van kre dietmogelijkheden onvoldoende zijn om in de kredietbehoefte te voorzien. De kredietgevers in de tuinbouw, met name vooral de Boerenleenbanken, hebben dit ingezien en zij hebben gezocht en zoeken nog naar verruiming van de kredietmogelijkheden. Van de regelingen die reeds tot stand zijn gekomen kunnen, als belangrijkste voor de kleinfruitteler en groenteteler, de volgende worden ge noemd a. Financiering van glasopstanden Deze kredietverruiming is vooral van belang voor de nieuwbouw van glasopstanden, (kas en warenhuis), met de daarbij behorende installaties, op gepachte grond. Hierop kunnen door de Boerenleen banken leningen verstrekt worden ten bedrage van 37)/£ van de stichtingskosten. Op een kas van b.v. 20.000,dus 7.500, Op reeds op het bedrijf aanwezige glasopstanden kan de bank een bedrag lenen van maximaal 50% van de taxatiewaarde van die opstanden. Als zekerheid dient het recht tot afbraak van de glasopstanden met installaties, met medegoedvinden van de ver pachter, aan de bank te worden overgedragen. Een dergelijke geld lening, waarover boven de normale geldende rente een extra rente van Yi per jaar verschuldigd is, moet in minstens 13 jaar worden afgelost. b. Extrahypotheek Normaal verstrekken de banken hypothecaire geldleningen tot hoogstens 662lz of ~k van de getaxeerde verkoopwaarde van het onroerend goed, als de in eigendom zijnde grond gebouwen e.d. Door het sluiten van een bepaalde verzekering, waarvan de zeer bescheiden premie door de kredietnemer moet worden betaald, kan de bank tot een hoger bedrag gaan, namelijk 90%, waarvan 30% de extra hypotheek wordt genoemd. Hiervoor geldt de bijzondere bepaling, dat het bedrag van de extra hypotheek in tien jaar moet worden afgelost. Hoewel het op zichzelf verheugend is dat deze kredietverruiming tot stand is gekomen, blijkt daaruit dat het toch nog altijd zo is dat wie geld wil lenen, behoorlijke onderpanden moet kunnen stellen. Voor degenen die dat niet of in onvoldoende mate kunnen, bestaan voorts nog de volgende mogelijkheden tot het aangaan van geld leningen. 1. Borgstellingsfonds voor de tuinbouw Dit fonds heeft ten doel kredietverlening door het geven van borgstelling mogelijk te maken, waar dit volgens het geldende hiervooromschreven stelsel van kredietverlening niet mogelijk is. Hierbij komt het element van vertrouwen in het object en de onder nemer op de voorgrond te staan, want voor het verkrijgen van deze borgstelling wordt niet in de eerste plaats de zakelijke of persoonlijke zekerheid gevorderd, die een bankinstelling of particu liere geldgever moet vragen. Aan vakbekwame telers kan de medewerking van het fonds worden gegeven voor het aanbrengen van die bedrijfsverbeteringen waarvan verwacht kan worden dat deze zullen leiden tot verbetering van praduktie en produkt en daarmee tot verbetering van het inkomen van de tuinder. Het fonds geeft geen subsidies en verstrekt ook zelf geen kre dieten, maar wil alleen garant zijn voor lenirgen die worden aan gegaan. Dit betekent dat over de gewoonlijk bij de Boerenleenbank aangegane lening de normale rente en aflossing betaald moet worden. Als regel garandeert het fonds geen groter bedrag dan 50%, van het bedrag dat voor de bedrijfsverbetering nodig is. De tuinder moet dus de andere helft van het benodigde bedrag langs andere weg zien te krijgen. Kan die andere weg niet gevonden worden, dan kan de volgende regeling uitkomst bieden. 2. Waarborginstituut voor de tuinbouw Omdat in talrijke gevallen de tuinder niet in staat is de boven bedoelde resterende 50% van de kosten van bedrijfsverbetering zelf te verschaffen, zijn in de meeste provincies de zgn. waarborg- instituten voor de tuinbouw opgericht. Voor Zeeland is het voorstel om tot stichting van een Waar borginstituut over te gaan reeds goedgekeurd door Provinciale Staten en bij andere medewerkende instanties, o.a. de veilingen, in be handeling. Gehoopt mag dus worden dat ook Zeeland vrij spoedig een waarborginstituut voor de tuinbouw rijk zal zijn. In een dergelijk instituut werken samen de provincie, de gemeente en de veiling waarbij de teler is aangesloten. Evenals het Borgstellingsfonds stelt het Waarborginstituut zich enkel maar borg. Een bank verschaft de nodige gelden. Bij aan vragen waarin de 50 van het Borgstellingsfonds niet toereikend is, zullen dit fonds en het waarborginstituut steeds samenwerken en samen garant staan voor dat deel dat de teler voor de financiering te kort komt. Het is daardoor mogelijk een bedrijfsverbetering te verkrijgen waarvoor het benodigde bedrag voor 90% met borg van Borg stellingsfonds (50%) en Waarborginstituut (40%) verkregen is. In deze gevallen neemt de betrokken bank ook 10 risico, zodat de teler zelf geen andere garanties behoeft te stellen. Voorbeeld Als voorbeeld van een gewenste bedrijfsverbetering wordt ten slotte gegeven het bouwen van een kas, groot 1000 m2, op gepachte grond, bestemd voor de teelt van aardbeien. De kosten van deze bedrijfsverbetering worden, inclusief regeninstallatie, geraamd op 20.000,—. Eerst zal nu worden nagegaan of deze investering rendabel kan worden geacht. Deze exploitatiebegroting zal er op grond van praktijkgegevens ongeveer als volgt uitzien. Opbrengst kas 150 kg aardbeien per are a 3,50 5.250, Opbrengst volle grond 120 kg aardbeien per are a 1,25 1.500, Te verwachten meeropbrengst 3.750, Aangenomen dat de arbeidsbezetting niet verandert, zullen de koeten als volgt veranderen: Afschrijving kas aflossing) in 15 jaar1.330, Gemiddeld jaarlijkse rente over 19.000,495, Onderhoud, verzekering enz500, Meer plantmateriaal e.d75, Totaal meerkosten 2.400, Een voordelig verschil, dus verbetering van het inkomen van 3.750,2.400,'1.300,zonder dat rekening is gehouden met de mogelijkheid van een nateelt van andere pro- dukten dan aardbeien. Ervan uitgaande dat uit eigen middelen slechts 1.000,be schikbaar zou zijn en ook op andere wijze, b.v. hypotheekver hoging, geen geldmiddelen kunnen worden aangetrokken, zou de financiering van deze kas als volgt kunnen plaats vinden: Eigen middelen1.000, Hypotheek op kas 37J^ van 20.000,7.500, Rest nog te financieren 20.000,— 8.500,— 11.500,— Lening onder garantie Borgstellingsfonds 50% van 11.500,— 5.750,— Lening onder garantie Waarborginstituut 40% van 11.500 4.600,— Lening onder garantie Boerenleenbank 10% van 11.500,—1.150,— Totaal 20.000, Uit dit voorbeeld, waarin vele variaties mogelijk zijn en dat met talrijke andere kan worden aangevuld, mag blijken, dat er, ook al beschikt men niet over voldoende eigen middelen, toch mogelijk heden zijn een bedrijfsverbetering uit te voeren. Voorts, dat het voor verantwoorde investeringen, die kunnen leiden tot een aan zienlijke inkomstenverbetering, geen bezwaar behoeft te zijn, daar voor gelden van derden aan te trekken. Zij die menen een of andere bedrijfsverbetering te moeten uit voeren en hebben geconstateerd dat de stok te kort is om verder te kunnen springen, zullen er goed aan doen zich in verbinding te stellen met de Boerenleenbank en/of het Rijkstuinbouwconsulent- schap. De kans is groot dat er voor hen een bevredigende op lossing gevonden kan worden. Bedenk dat de kost voor de baat uitgaat, dat wie kan sparen ook kan lenen en dat het aantrekken van vreemd vermogen voor het doen van verantwoorde inves teringen als een normale bedrijfshandeling te beschouwen is. M. J. NOORDHOEK, Hoofdass. A - R.T.C. „Goes". Goed voorbeeld doet goed volgen. Over beroepskeuze is in de Nieuwsbrief al vaak geschreven. Maar het blijft (helaas), nodig om dat te doen, want er worden in agrarische kring nog altijd veel vermijdbare fouten op dit terrein gemaakt. Hoofdzaak is: bezin op tijd, voor het te laat is. Wat is te laat bij de beroepskeuze? Te laat is bijvoorbeeld de zoon die ongeschoold uit militaire dienst komt en niet meer op het ouderlijk bedrijf kan en wil werken. En te laat is ook de zoon die volwassen wordt of trouwt en waarvoor geen normaal in komen uit de bedrijfsresultaten kan worden verkregen. Eigenlijk moeten we zelfs zeggen: te laat zijn alle ouders die hun kinderen niet het beroep hebben gegeven dat het best bij hen paste. Dat wil dus zeggen; op tijd is men alleen als men vroe gover de beroepskeuze nadenkt. Vroeg is: voor het verlaten van de lagere school! Voor een goede beroepskeuze is immers nodig het kiezen van het juiste voortgezette onderwijs. Gelukkig kunnen we constateren dat al meer dan 80 van de Zeeuwse jongens na de lagere school voortgezet onderwijs gaat volgen. Maar is dat ook altijd het juiste onderwijs? Men doet bij de keuze van dit onderwijs niet meteen ook de beroepskeuze, zeker niet als het om H.B.S of U.L.O gaat. Maar wel is de keuze van het onderwijs al bepalend voor de aard van de beroepen, die later nog gekozen kunnen worden. Welke keus is er nu in de beroepen? Algemeen gezegd: een te grote keus! Namelijk zo groot, dat U het niet zelf kunt overzien. Een goede voorlichting is onmisbaar. En dat is al zo direct na de lagere school (in de zesde klas dus). Men kan zeggen: maar het aantal onderwijsrichtingen is toch nog wel te overzien? Dat is zo, alleen: weet precies wat die verschillende scholen inhouden en welke eisen zij stellen? En wat nog belangrijker is: weet U precies welke mogelijkheden Uw zoon of dochter heeft? Het in winnen van adviezen is altijd gewenst. Er is de laatste jaren vooruitgang in de wijze van beroepskeuze te bespeuren. Maar in de agrarische sector overheerst toch nog te veel de traditie, het gewone vertrouwde of zelfs de weg van de minste weerstand. Door het Landbouw-Economisch Instituut is uit gezocht, dat in 1957 de helft van de boerenzoons die een niet- agrarisch beroep hadden toch eerst nog in de tuinbouw had gewerkt. In Zeeland was dat ook zo. We mogen wel aannemen, dat dit de laatste jaren wat beter is geworden, maar nog steeds is er een veel te groot aantal agrarische jongeren dat het (zonder fatsoenlijk loon) eerst maar eens een paar jaar thuis probeert. Natuurlijk zijn daarvoor soms redenen; men kan de toekomst ook niet precies voorzien. Maar erg vaak ook waren de „verrassingen" waar men later voor komt te staan al jaren van te voren te verwachten. Bedenkt U wel: het gaat om het leven, om het geluk van Uw kin deren. Wil dit nu zeggen dat er liever geen agrarisch beroep moet worden gekozen? Natuurlijk niet. Maar U moet ook dat beroep bewust kiezen en daarbij goed bezien of het bedrijf gezond is, of de omstandigheden goed zijn en of de zoon het ook kan en wil. Bovendien is er binnen de agrarische sector nog een ruime keuze buiten het eigen bedrijf: denkt U aan cultuurtechniek in de ruimste zin, aan bosbouw zuivelfabrieken, organisatiewezen en voorlichting Er is veel te doen. zo veel, dat het eigen bedrijf niet het enige of zelfs het belangrijkste mag worden genoemd. De hoofdzaak is: kiest bewust. Middelburg. C. de Galan. Verslag van de gehouden exkursie naar het ontwikkelingsgebied te Zaltbommel en omgeving van het kleine boerenbedrijf tot over schakeling op intensievere tuinbouw. Op vrijdagmorgen 22 juni vertrokken een honderdtal personen in hoofdzaak leden van de Z.L.M. en leerlingen van de tuinbouw- vakschool in drie bussen, van het eiland Tholen om eens kennis te maken met de nieuw gestichte tuinbouwbedrijven rond Zaltbom mel. In de morgen was het wat nevelig maar het beloofde toch prima reisweer te worden niet te warm en droog. Via Gorkum werd de Betuwe binnengereden en dat was voor de meesten van ons onbekend gebied. In de verte was het oude kasteel Loevestein zichtbaar, maar omdat Hugo de Groot toch niet aanwezig zou zijn, werd afgezien om daar een bezoek te brengen. In deze streek was het overwegend weidebedrijf met het M.R.IJ.veeslag. Deze weidebedrijven maakten toch wel een wat slordige indruk vanwege de vele boterbloemen en distels. Al vlug werd in de verte Zalt- bomel zichtbaar met zijn hoge stompe toren wat in tegenstelling is met het liedje: „wat is het toch een rommel met die torenspits van Bommel". Al wat men hoort of wat men ziet Wie leren wil, die leert er iet. Naast enkele goede waren er hier ook nogal wat boomgaarden die een wat betere oppas waard waren daar het dikwijls een nog betrekkelijk jonge inplant was. Na eerst nog ergens koffie te heben gedronken werd de oude vestingstad Zaltbommel bereikt. Door de reisleider werd gewezen dat op en buiten de oude stads wallen al van jaren her het hoveniersbedrijf werd uitgeoefend met prima resultaten, daar die grond er zich uitstekend voor leende. Al van 1870 af werden hier veel aardbeien geteeld en na de eerste wereldoorlog kwam er ook wat platglas. Daar de stad Zaltbommel na de tweede wereldoorlog uit zijn jasje groeide, dus noodwendig de tuinders „achter de wallen" van hun prima tuin grond beroofde moest er wat aan worden gedaan om de nijvere tuinders en kleine boeren hun zelfstandigheid te laten behouden. Er werd overgegaan tot een herverkaveling van een gebied van 12.000 ha rond Zaltbommel. Dit was wel een zeer nuttig werk daar de meeste bedrijven zodanig waren versnipperd en de binnen wegen en waterlopen van dien aard waren, dat van een economische bedrijfsvoering niet meer gesproken kon worden. De opzet was om 12 tuinbouwbedrijven van 1.20 ha te stichten waarop tuinders woning en bcdrijfsschuur werden gebouwd. Op de te bouwen kas sen en warenhuizen werd een subsidie in het vooruitzicht gesteld en dit alles werd op gunstige herverkavelingsvoorwaarden gefinan cierd op een dertigjarige rente en aflossingsperiode. Na lang aarze len melden zich 12 gegadigden hiervoor, waarvan er, toen het er op aankwam weer zeven afvielen, omdat ze het toch weer niet aandurfden. Na wat zoeken en praten kwam het twaalftal weer vol en kon worden gestart. Al die tuinders die deze stap hebben gedaan, hebben daar nooit geen spijt van gehad want hun neto in komen gingen jaarlijks met sprongen vooruit. Dit komt voornamelijk, door de lonende prijzen die gemaakt worden, maar tevens omdat die tuinders op hun bedrijven wonen. Vanzelfsprekend zijn dit ook wel doortastende lieden die met behulp van goede „tuinbouwvoor- lichting" nu helemaal zijn overgeschakeld op stookkassen en rol- kassen waarin veel aardbeien worden geteeld, zodat een plukperiode kan worden bereikt van half maart tot half juli. Dit geeft een

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1962 | | pagina 3