Meer bedrijfs-economisch inzicht is
noodzakelijk voor een
welvarend platteland.
Loon- of zakgeld een probleem
Financieringsmogelijkheden»
Weer de beroepskeuze*
Exkursie Ontwikkelingsgebied»
18e JAARGANG No. 36
EENDRACHTBODE - TWEEDE BLAD
19 JULI 1962
RedactieLandbouwcentrum Zeeland, Westsingel 58 Goes
Nieuwsbrief st ree kve r bete ring Tholen
Algemeen
In West Europa zijn er de laatste 20 jaren grote veranderingen
gekomen. De ontwikkeling van de techniek en de mogelijkheden
van transport en verkeer zijn enorm toegenomen. De E.E.G. begint
langzamerhand door te werken. Dit alles bij elkaar heeft een diep
gaande invloed op het leven en werken van de boer en zijn gezin.
Het boer zijn volgens traditie zal daarom moeten plaats maken
voor het boer zijn met bedrijfsekonomisch inzicht en met een snel
aanpassingsvermogen in zijn produktie.
Ekonomischc veranderingen
Bekijken we de kosten waarmee de boer te maken heeft bij zijn
bedrijfsvoering dan zien we dat de laatste 10 jaren vooral de
arbeidskosten per manuur bijzonder sterk zijn gestegen. Van alle
produktie faktoren is het vooral de arbeid die duur is geworden
en bovendien is er een tekort aan arbeidskrachten. Wel kan dit
tekort van streek tot streek sterk uiteenlopen.
Deze dure en schaarse arbeid leidt er toe dat men tracht de
arbeid te vervangen door machines. De kapitaalbehoefte en de
financiering zullen dus steeds meer de aandacht vragen.
Tenslote bestaat er nog de mogelijkheid dat de grond meer mobiel
wordt gemaakt nu de Wet op de Vervreemding van Landbouw
gronden weer aan de orde is gesteld.
De bedrijfsekonomische boekhouding
Zoals een schip vaart op zijn kompas, zo zal de boer die een
goed ondernemer is met deze boekhouding zijn bedrijf beter kunnen
overzien en leiden. In de resultaten van een dergelijke boekhouding
kunt u nagaan hoe hoog de kosten en de opbrengsten van uw
bedrijf zijn en of er voldoende winst wordt gemaakt.^
Het vergelijken van uw bedrijf met dat van collega's en ook de
vergelijking met vorige jaren geven een belangrijke aanwijzing over
de ontwikkeling van de kosten en opbrengsten op uw bedrijf.
Dit heeft als voordeel dat u door deze boekhouding beschikt over
een vrij scherpe en kritische beoordeling van uw bedrijf en daar
door de ontwikkeling hetzij gunstig of ongunstig direct kunt volgen.
Een volgende stap is dan om zonodig wijzigingen in de organisatie
of opzet van uw bedrijf aan te brengen.
Zowel de bedrijfsvoorlinchting als de bedrijfsek. afdelingen van
de Boekhoudbureaux van de standsorganisaties zullen u nader kun
nen inlichten over de mogelijkheden van deze boekhoudingen. Daar
naast kan ook de analysebegroting worden genoemd als een hulp
middel om een bedrijf eens goed door te lichten en om het inzicht
te verdiepen.
Technische gevolgen
Indien de. boer als ondernemer de beschikking heeft over de
juiste cijfers van zijn bedrijf zal hij daardoor eerder, sneller, maar
ook doelmatiger wijzigingen kunnen aanbrengen in zijn bedrijf..
Hij heeft door zijn beter inzicht de kans om een eventuele
mechansatie op de juiste wijze door te voeren. Het kan zijn dat
hij zijn bedrijf zal moeten intensiveren om voldoende werk te
houden voor de beschikbare arbeidskrachten. Een andere mogelijk
heid is het afstoten van arbeidskrachten omdat zij in het bedrijf
een onvoldoende beloning kunnen vinden.
In zijn boekhouding vindt hij mede aanleiding om eventueel
verdere arbeidbesparende veranderingen door te voeren. We denken
bijv. aan een goede bedrijfsindeling, de grootte en het aantal produk-
tie-eenheden, de samenwerking van bedrijven onderling en/of het
inschakelen van de loonwerker.
Sociale aspecten
Hoewel min of meer buiten het onderwerp is het vanzelfsprekend
dat het bedrijfsek. inzicht van de boer invloed heeft op het tijdig
de bakens verzetten als het getij verandert. Dit geldt uiteraard
voor het hele gezin.
Onderwerpen als; de bedrijfsopvolging, beroepskeuze voor de kin
deren, afvloeiing naar andere beroepen, de arbeidstijdverkorting,
de beloning voor meewerkende gezinsleden, de verhouding boer
landarbeider en de mogelijkheden op het platteland worden alle
uit een andere gezichtshoek benaderd indien men beschikt over een
goede bedrijfsekonomische boekhouding van zijn bedrijf.
Belangrijk is vooral de mentale invloed op de beslissingen die
men neemt in bedrijf en gezin.
Samenvatting
1. De veranderingen op velerlei gebied vragen van de boer een
groot aanpassingsvermogen.
2. De stijging van de arbeidskosten zijn de oorzaak van de nood
zakelijke wijzigingen in de bedrijfsvoering.
3. Een bedrijfsekonomische boekhouding is voor de boer een be
trouwbaar kompas voor een doelmatig bedrijfsbeleid.
4. De invloed van een bedrijfsekonomische boekhouding werkt
niet alleen door in het bedrijf maar is mede van belang bij de
beslissingen in het gezin.
R.L.V.D. Goes. R. Krijger.
In de practijk van het dagelijks leven komen allerlei problemen
voor. Eén van deze problemen wordt genoemd in de titel van dit
artikeltje.
Ik wil hierover eens enkele opmerkingen maken en een paar
gedachten ter overdenking neerschrijven.
In bedrijf hunner ouders meewerkende kinderen doen dit als
regel zuiver op grond van familierechtelijke verhoudingen. Bij het
verlaten van de school gaan de kinderen, als geen verdere studie
hee doel is, als het ware vanzelfsprekend meewerken in het bedrijf.
Er wordt geen loon bedongen en geen arbeidstijd afgesproken,
noch iets van dien aard. Vader regelt dat.
Deze situatie duurt veelal ook voort tijdens de periode van de
meerderjarigheid, tot de zoon of dochter gaat trouwen.
Op enkele problemen die zich meermalen voordoen wil ik hier
de aandacht vestigen.
1. het meewerkende kind dat alleen kost en inwoning en zakgeld
ontving, is volkomen afhankelijk van de ouders om „van huis"
te worden geholpen.
Geen bezwaar als, dank zij de medewerking van het kind, het
bedrijf maar genoeg winst heeft opgeleverd, zodat vader de
nodige financiële hulp verlenen kan. Een probleem echter als
dit door allerlei omstandigheden niet het geval is.
De vraag dringt zich dan op, waarom vader niet regelmatig
een redelijk loon betaalde aan zijn in bedrijf meewerkende kin
deren, daar mogelijk regelmatig betrekkelijk geringe bedragen
wel te financieren waren geweest.
Als deze mogelijkheid niet aanwezig was komt
2e het probleem dat de winstgevendheid van het bedrijf niet vol
doende is, om voor twee personen een redelijk bestaan op te
leveren.
Zolang het meewerkende kind ongetrouwd en „thuis" was, liep
de zaak nog door, maar nu er twee gezinnen moeten worden
onderhouden kan het bedrijf dit niet opbrengen en moet de
zoon wel ander werk zoeken, waarbij nu weer als no.
3. een moeilijkheid zich voordoet als b.v. door de medewerking
van b.v. één zoon, vader in staat was een andere zoon te
laten studeren. Als dan tenslotte de zoon die altijd meewerkte
m bedrijf op minder gunstige voorwaarden moet gaan werken,
dan de broer die studeerde, is geen der betrokken personen
echt tevreden.
Problemen, voor velen een degelijke overweging meer dan
waard en van veel verdere strekking dan de eenvoudige titel
boven het artikeltje.
B. Meijers.
Dir. Boekhoudbureau en Acc. dienst Z.L.M.
Men hoort wel eens beweren dat de tuinbouw een dynamisch
vak is, dat wil zeggen een vak waar steeds beweging in zit. Een
beweging die o.a. wordt veroorzaakt door nieuwe vindingen op
het gebied van teelt en verzorging van de gewassen. Om met
succes te kunnen concurren tegen andere teeltgebieden en deze
concurrentiepositie zo mogelijk nog te verbeteren, zal ook de Thoolse
tuinder ten volle gebruik moeten kunnen maken van de technische
ontwikkelingen, die zich de laatste jaren hebben voorgedaan en
die zich in de toekomst nog zullen voordoen.
Produktief werk in de winter door middel van kas of warenhuis
Hierbij kan gedacht worden aan het vervangen van handenarbeid,
door mechanische arbeid, door het aanschaffen van kostbare ma
chines, voorts aan intensivering door gedeeltelijke overgang van
vollegrondsteelt op de teelt onder glas, enz. Kortom, er kan en
moet in menig bedrijf nog veel gedaan worden aan verbetering van
de produktie en het produkt en het streven moet dus gericht zijn
op een hogere en betere produktie tegen lagere kosten.
Dit doel zal slechts bereikt kunnen worden als de teler gebruik
weet te maken van nieuwe vindingen op technisch en wetenschap
pelijk gebied, die hun deugdelijkheid hebben bewezen. Ook voor
de tuinbouw geldt: „Slechts vernieuwing kan behouden, achter
blijft wie stillestaat". O mechter moderne installaties en machines
voor de teelt en verzorging van de gewassen te kunnen aanschaffen,
dient de teler over aanzienlijke, soms zelfs hoge, geldsbedragen
te beschikken. Het meegaan met de vooruitgang van de techniek
ter verbetering van het bedrijf en verhoging van het inkomen, zal
veelal zoveel geld vragen, dat de teler daarvoor niet over vol
doende eigen middelen beschikt.
Omdat men nu eenmaal niet verder kan springen dan zijn stok
lang is, zal getracht moeten worden deze stok te verlengen. Met
andere woorden, om de noodzakelijk geachte bedrijfsverbetering
te kunnen uitvoeren, zal geld geleend moeten worden.
Kredietvormen
Tot voor kort waren de hypotheek onderpand van onroerende
goederen), borgtocht (twee deugdelijke persoonlijke borgen), lening
op schuldbekentenis (b.v. van familie of kennissen) en de eigen
domsoverdracht tot zekerheid onderpand van roerende goederen
als machines e.d.) vrijwel de enige mogelijkheden tot het verkrijgen
van een geldlening op lange termijn.
In de praktijk is, vooral in de laatste jaren gebleken, dat mede
als gevolg van de hoger geworden investeringen, niet iedereen
in staat is voldoende onderpand te kunnen stellen of borgen aan
te trekken, m.a.w, dat deze reeds lang bestaande vormen van kre
dietmogelijkheden onvoldoende zijn om in de kredietbehoefte te
voorzien. De kredietgevers in de tuinbouw, met name vooral de
Boerenleenbanken, hebben dit ingezien en zij hebben gezocht en
zoeken nog naar verruiming van de kredietmogelijkheden. Van de
regelingen die reeds tot stand zijn gekomen kunnen, als belangrijkste
voor de kleinfruitteler en groenteteler, de volgende worden ge
noemd
a. Financiering van glasopstanden
Deze kredietverruiming is vooral van belang voor de nieuwbouw
van glasopstanden, (kas en warenhuis), met de daarbij behorende
installaties, op gepachte grond. Hierop kunnen door de Boerenleen
banken leningen verstrekt worden ten bedrage van 37)/£ van
de stichtingskosten. Op een kas van b.v. 20.000,dus 7.500,
Op reeds op het bedrijf aanwezige glasopstanden kan de bank
een bedrag lenen van maximaal 50% van de taxatiewaarde van
die opstanden. Als zekerheid dient het recht tot afbraak van de
glasopstanden met installaties, met medegoedvinden van de ver
pachter, aan de bank te worden overgedragen. Een dergelijke geld
lening, waarover boven de normale geldende rente een extra rente
van Yi per jaar verschuldigd is, moet in minstens 13 jaar worden
afgelost.
b. Extrahypotheek
Normaal verstrekken de banken hypothecaire geldleningen tot
hoogstens 662lz of ~k van de getaxeerde verkoopwaarde van
het onroerend goed, als de in eigendom zijnde grond gebouwen e.d.
Door het sluiten van een bepaalde verzekering, waarvan de zeer
bescheiden premie door de kredietnemer moet worden betaald, kan
de bank tot een hoger bedrag gaan, namelijk 90%, waarvan 30%
de extra hypotheek wordt genoemd. Hiervoor geldt de bijzondere
bepaling, dat het bedrag van de extra hypotheek in tien jaar
moet worden afgelost.
Hoewel het op zichzelf verheugend is dat deze kredietverruiming
tot stand is gekomen, blijkt daaruit dat het toch nog altijd zo is
dat wie geld wil lenen, behoorlijke onderpanden moet kunnen stellen.
Voor degenen die dat niet of in onvoldoende mate kunnen, bestaan
voorts nog de volgende mogelijkheden tot het aangaan van geld
leningen.
1. Borgstellingsfonds voor de tuinbouw
Dit fonds heeft ten doel kredietverlening door het geven van
borgstelling mogelijk te maken, waar dit volgens het geldende
hiervooromschreven stelsel van kredietverlening niet mogelijk is.
Hierbij komt het element van vertrouwen in het object en de onder
nemer op de voorgrond te staan, want voor het verkrijgen van
deze borgstelling wordt niet in de eerste plaats de zakelijke of
persoonlijke zekerheid gevorderd, die een bankinstelling of particu
liere geldgever moet vragen. Aan vakbekwame telers kan de
medewerking van het fonds worden gegeven voor het aanbrengen
van die bedrijfsverbeteringen waarvan verwacht kan worden dat
deze zullen leiden tot verbetering van praduktie en produkt en
daarmee tot verbetering van het inkomen van de tuinder.
Het fonds geeft geen subsidies en verstrekt ook zelf geen kre
dieten, maar wil alleen garant zijn voor lenirgen die worden aan
gegaan. Dit betekent dat over de gewoonlijk bij de Boerenleenbank
aangegane lening de normale rente en aflossing betaald moet worden.
Als regel garandeert het fonds geen groter bedrag dan 50%,
van het bedrag dat voor de bedrijfsverbetering nodig is. De tuinder
moet dus de andere helft van het benodigde bedrag langs andere
weg zien te krijgen. Kan die andere weg niet gevonden worden,
dan kan de volgende regeling uitkomst bieden.
2. Waarborginstituut voor de tuinbouw
Omdat in talrijke gevallen de tuinder niet in staat is de boven
bedoelde resterende 50% van de kosten van bedrijfsverbetering
zelf te verschaffen, zijn in de meeste provincies de zgn. waarborg-
instituten voor de tuinbouw opgericht.
Voor Zeeland is het voorstel om tot stichting van een Waar
borginstituut over te gaan reeds goedgekeurd door Provinciale Staten
en bij andere medewerkende instanties, o.a. de veilingen, in be
handeling. Gehoopt mag dus worden dat ook Zeeland vrij spoedig
een waarborginstituut voor de tuinbouw rijk zal zijn. In een dergelijk
instituut werken samen de provincie, de gemeente en de veiling
waarbij de teler is aangesloten.
Evenals het Borgstellingsfonds stelt het Waarborginstituut zich
enkel maar borg. Een bank verschaft de nodige gelden. Bij aan
vragen waarin de 50 van het Borgstellingsfonds niet toereikend
is, zullen dit fonds en het waarborginstituut steeds samenwerken en
samen garant staan voor dat deel dat de teler voor de financiering
te kort komt.
Het is daardoor mogelijk een bedrijfsverbetering te verkrijgen
waarvoor het benodigde bedrag voor 90% met borg van Borg
stellingsfonds (50%) en Waarborginstituut (40%) verkregen is.
In deze gevallen neemt de betrokken bank ook 10 risico, zodat
de teler zelf geen andere garanties behoeft te stellen.
Voorbeeld
Als voorbeeld van een gewenste bedrijfsverbetering wordt ten
slotte gegeven het bouwen van een kas, groot 1000 m2, op gepachte
grond, bestemd voor de teelt van aardbeien. De kosten van deze
bedrijfsverbetering worden, inclusief regeninstallatie, geraamd op
20.000,—.
Eerst zal nu worden nagegaan of deze investering rendabel kan
worden geacht. Deze exploitatiebegroting zal er op grond van
praktijkgegevens ongeveer als volgt uitzien.
Opbrengst kas 150 kg aardbeien per are a 3,50 5.250,
Opbrengst volle grond 120 kg aardbeien per are a 1,25 1.500,
Te verwachten meeropbrengst 3.750,
Aangenomen dat de arbeidsbezetting niet verandert, zullen de
koeten als volgt veranderen:
Afschrijving kas aflossing) in 15 jaar1.330,
Gemiddeld jaarlijkse rente over 19.000,495,
Onderhoud, verzekering enz500,
Meer plantmateriaal e.d75,
Totaal meerkosten 2.400,
Een voordelig verschil, dus verbetering van het inkomen van
3.750,2.400,'1.300,zonder dat rekening is
gehouden met de mogelijkheid van een nateelt van andere pro-
dukten dan aardbeien.
Ervan uitgaande dat uit eigen middelen slechts 1.000,be
schikbaar zou zijn en ook op andere wijze, b.v. hypotheekver
hoging, geen geldmiddelen kunnen worden aangetrokken, zou de
financiering van deze kas als volgt kunnen plaats vinden:
Eigen middelen1.000,
Hypotheek op kas 37J^ van 20.000,7.500,
Rest nog te financieren
20.000,— 8.500,— 11.500,—
Lening onder garantie Borgstellingsfonds
50% van 11.500,— 5.750,—
Lening onder garantie Waarborginstituut
40% van 11.500 4.600,—
Lening onder garantie Boerenleenbank
10% van 11.500,—1.150,—
Totaal 20.000,
Uit dit voorbeeld, waarin vele variaties mogelijk zijn en dat met
talrijke andere kan worden aangevuld, mag blijken, dat er, ook
al beschikt men niet over voldoende eigen middelen, toch mogelijk
heden zijn een bedrijfsverbetering uit te voeren. Voorts, dat het
voor verantwoorde investeringen, die kunnen leiden tot een aan
zienlijke inkomstenverbetering, geen bezwaar behoeft te zijn, daar
voor gelden van derden aan te trekken.
Zij die menen een of andere bedrijfsverbetering te moeten uit
voeren en hebben geconstateerd dat de stok te kort is om verder
te kunnen springen, zullen er goed aan doen zich in verbinding te
stellen met de Boerenleenbank en/of het Rijkstuinbouwconsulent-
schap. De kans is groot dat er voor hen een bevredigende op
lossing gevonden kan worden. Bedenk dat de kost voor de baat
uitgaat, dat wie kan sparen ook kan lenen en dat het aantrekken
van vreemd vermogen voor het doen van verantwoorde inves
teringen als een normale bedrijfshandeling te beschouwen is.
M. J. NOORDHOEK,
Hoofdass. A - R.T.C. „Goes".
Goed voorbeeld doet goed volgen.
Over beroepskeuze is in de Nieuwsbrief al vaak geschreven.
Maar het blijft (helaas), nodig om dat te doen, want er worden
in agrarische kring nog altijd veel vermijdbare fouten op dit
terrein gemaakt. Hoofdzaak is: bezin op tijd, voor het te laat is.
Wat is te laat bij de beroepskeuze? Te laat is bijvoorbeeld de
zoon die ongeschoold uit militaire dienst komt en niet meer op
het ouderlijk bedrijf kan en wil werken. En te laat is ook de zoon
die volwassen wordt of trouwt en waarvoor geen normaal in
komen uit de bedrijfsresultaten kan worden verkregen. Eigenlijk
moeten we zelfs zeggen: te laat zijn alle ouders die hun kinderen
niet het beroep hebben gegeven dat het best bij hen paste.
Dat wil dus zeggen; op tijd is men alleen als men vroe gover
de beroepskeuze nadenkt. Vroeg is: voor het verlaten van de
lagere school! Voor een goede beroepskeuze is immers nodig het
kiezen van het juiste voortgezette onderwijs. Gelukkig kunnen we
constateren dat al meer dan 80 van de Zeeuwse jongens na
de lagere school voortgezet onderwijs gaat volgen. Maar is dat
ook altijd het juiste onderwijs? Men doet bij de keuze van dit
onderwijs niet meteen ook de beroepskeuze, zeker niet als het
om H.B.S of U.L.O gaat. Maar wel is de keuze van het onderwijs
al bepalend voor de aard van de beroepen, die later nog gekozen
kunnen worden.
Welke keus is er nu in de beroepen? Algemeen gezegd: een te
grote keus! Namelijk zo groot, dat U het niet zelf kunt overzien.
Een goede voorlichting is onmisbaar. En dat is al zo direct na
de lagere school (in de zesde klas dus). Men kan zeggen: maar
het aantal onderwijsrichtingen is toch nog wel te overzien? Dat
is zo, alleen: weet precies wat die verschillende scholen inhouden
en welke eisen zij stellen? En wat nog belangrijker is: weet U
precies welke mogelijkheden Uw zoon of dochter heeft? Het in
winnen van adviezen is altijd gewenst.
Er is de laatste jaren vooruitgang in de wijze van beroepskeuze
te bespeuren. Maar in de agrarische sector overheerst toch nog te
veel de traditie, het gewone vertrouwde of zelfs de weg van de
minste weerstand. Door het Landbouw-Economisch Instituut is uit
gezocht, dat in 1957 de helft van de boerenzoons die een niet-
agrarisch beroep hadden toch eerst nog in de tuinbouw had gewerkt.
In Zeeland was dat ook zo. We mogen wel aannemen, dat dit
de laatste jaren wat beter is geworden, maar nog steeds is er een
veel te groot aantal agrarische jongeren dat het (zonder fatsoenlijk
loon) eerst maar eens een paar jaar thuis probeert. Natuurlijk zijn
daarvoor soms redenen; men kan de toekomst ook niet precies
voorzien. Maar erg vaak ook waren de „verrassingen" waar men
later voor komt te staan al jaren van te voren te verwachten.
Bedenkt U wel: het gaat om het leven, om het geluk van Uw kin
deren.
Wil dit nu zeggen dat er liever geen agrarisch beroep moet
worden gekozen? Natuurlijk niet. Maar U moet ook dat beroep
bewust kiezen en daarbij goed bezien of het bedrijf gezond is, of
de omstandigheden goed zijn en of de zoon het ook kan en wil.
Bovendien is er binnen de agrarische sector nog een ruime keuze
buiten het eigen bedrijf: denkt U aan cultuurtechniek in de ruimste
zin, aan bosbouw zuivelfabrieken, organisatiewezen en voorlichting
Er is veel te doen. zo veel, dat het eigen bedrijf niet het enige of
zelfs het belangrijkste mag worden genoemd.
De hoofdzaak is: kiest bewust.
Middelburg.
C. de Galan.
Verslag van de gehouden exkursie naar het ontwikkelingsgebied
te Zaltbommel en omgeving van het kleine boerenbedrijf tot over
schakeling op intensievere tuinbouw.
Op vrijdagmorgen 22 juni vertrokken een honderdtal personen
in hoofdzaak leden van de Z.L.M. en leerlingen van de tuinbouw-
vakschool in drie bussen, van het eiland Tholen om eens kennis
te maken met de nieuw gestichte tuinbouwbedrijven rond Zaltbom
mel. In de morgen was het wat nevelig maar het beloofde toch
prima reisweer te worden niet te warm en droog. Via Gorkum
werd de Betuwe binnengereden en dat was voor de meesten van
ons onbekend gebied. In de verte was het oude kasteel Loevestein
zichtbaar, maar omdat Hugo de Groot toch niet aanwezig zou
zijn, werd afgezien om daar een bezoek te brengen. In deze streek
was het overwegend weidebedrijf met het M.R.IJ.veeslag. Deze
weidebedrijven maakten toch wel een wat slordige indruk vanwege
de vele boterbloemen en distels. Al vlug werd in de verte Zalt-
bomel zichtbaar met zijn hoge stompe toren wat in tegenstelling is
met het liedje: „wat is het toch een rommel met die torenspits van
Bommel".
Al wat men hoort of wat men ziet
Wie leren wil, die leert er iet.
Naast enkele goede waren er hier ook nogal wat boomgaarden
die een wat betere oppas waard waren daar het dikwijls een nog
betrekkelijk jonge inplant was. Na eerst nog ergens koffie te
heben gedronken werd de oude vestingstad Zaltbommel bereikt.
Door de reisleider werd gewezen dat op en buiten de oude stads
wallen al van jaren her het hoveniersbedrijf werd uitgeoefend met
prima resultaten, daar die grond er zich uitstekend voor leende.
Al van 1870 af werden hier veel aardbeien geteeld en na de
eerste wereldoorlog kwam er ook wat platglas. Daar de stad
Zaltbommel na de tweede wereldoorlog uit zijn jasje groeide, dus
noodwendig de tuinders „achter de wallen" van hun prima tuin
grond beroofde moest er wat aan worden gedaan om de nijvere
tuinders en kleine boeren hun zelfstandigheid te laten behouden.
Er werd overgegaan tot een herverkaveling van een gebied van
12.000 ha rond Zaltbommel. Dit was wel een zeer nuttig werk
daar de meeste bedrijven zodanig waren versnipperd en de binnen
wegen en waterlopen van dien aard waren, dat van een economische
bedrijfsvoering niet meer gesproken kon worden. De opzet was om
12 tuinbouwbedrijven van 1.20 ha te stichten waarop tuinders
woning en bcdrijfsschuur werden gebouwd. Op de te bouwen kas
sen en warenhuizen werd een subsidie in het vooruitzicht gesteld en
dit alles werd op gunstige herverkavelingsvoorwaarden gefinan
cierd op een dertigjarige rente en aflossingsperiode. Na lang aarze
len melden zich 12 gegadigden hiervoor, waarvan er, toen het er
op aankwam weer zeven afvielen, omdat ze het toch weer niet
aandurfden. Na wat zoeken en praten kwam het twaalftal weer
vol en kon worden gestart. Al die tuinders die deze stap hebben
gedaan, hebben daar nooit geen spijt van gehad want hun neto in
komen gingen jaarlijks met sprongen vooruit. Dit komt voornamelijk,
door de lonende prijzen die gemaakt worden, maar tevens omdat
die tuinders op hun bedrijven wonen. Vanzelfsprekend zijn dit ook
wel doortastende lieden die met behulp van goede „tuinbouwvoor-
lichting" nu helemaal zijn overgeschakeld op stookkassen en rol-
kassen waarin veel aardbeien worden geteeld, zodat een plukperiode
kan worden bereikt van half maart tot half juli. Dit geeft een