EENDRACHTBODE
Piet van Tilburg
De laatste grens
Wil ons helpen in onze strijd voor behoud van
het oude Scherpenisse
Poortvliet's Ondersteuningsfonds
vijf en zestig jaar
18c JAARGANG No5
15 DECEMBER 1961
TWEEDE BLAD
Raadsleden van Scherpenisse tot collega's op het eiland
@§CRUSIO
De grootste keuze...
De beste service...
Eén of twee Rennies
Het blijft U gelijk.
Van nood tot traditie
BOEKENNIEUWS
Dc zeven raadsleden van de gemeente Scherpenisse hebben zich
deze week in een uitvoerig schrijven gericht tot de burgemeesters
en tot hun collega's van de andere eilandgemeenten, waarin kritiek
wordt geleverd op de argumentatie van Gedeputeerde Staten van
Zeeland met betrekking tot de samenvoeging van de gemeenten
St. Maartensdijk en Scherpenisse.
Niet steekhoudend wordt daarin genoemd de mening van g.s., dat
het verschil in karakter tussen beide gemeenten geringer zou zijn
dan die tussen de andere eilandgemeenten, gevaarlijk ook voor
de andere gemeenten het motief van de geringe afstand. De
functiecombinatie van burgemeester is door ons nooit gevraagd
en gewild, wordt voorts betoogd. Het recreatie-argument is
gemakkelijk te ontzenuwen door een eenvoudige grenscorrectie en
het „kern"-motief is een fundamentloze redenering.
Voor het grootste deel volgt hieronder
het schrijven van de Scherpenisse raads
leden:
I. LOKALE STRUCTUUR
Wanneer Gedeputeerde Staten zeggen,
dat de overige gemeenten op het eiland Tho-
len een zodanig eigen karakter hebben of
de kernen zo ver van elkaar zijn verwijderd,
dat zij naar hun mening niet in een gemeete-
lijk herindelingsplan voor het eiland Tholen
zouden passen, wordt voorzover het
eigen karakter hierbij wordt bertokken
implicite te kennen gegeven, dat het verschil
in eigen karakter tussen de gemeenten Sint
Maartensdijk en Scherpenisse minder zou
zijn dan die tussen deze en de andere ge
meenten en tussen de andere gemeenten on
derling. Verderop in het schrijven van Ge
deputeerde Staten wordt dit oordeel nog eens
onderstreept, waar geschreven wordt, dat
„de godsdienstige- en politieke gezindheid
van de inwoners van beiden gemeenten ten
slotte, naar de mening van ons college, wel
enige verschillen vertonen, doch deze ver
schillen niet zodanig zijn, dat deze een
samenvoeging in de weg zouden behoeven
te staan."
Daargelaten, dat Gedeputeerde Staten zich
beperken tot de politieke- en godsdienstige
gezindheid, een o.i. willekeurige beperking
vragen wij ons af, op welke gegevens of
inlichtingen de zienswijze van genoemd col
lege is gebaseerd.
Het is toch een ieder, die enigszins op
de hoogte is met de economische, sociale
en culturele structuur van het eiland Tholen,
bekend, dat juist tussen de gemeenschappen
Sint Maartensdijk en Scherpenisse, opmer
kelijke verschillen bestaan.
Sint Maartensdijk is een gemeente met
overwegend grote landbouwbedrijven, vnl.
met akkerbouw; Scherpenisse is typisch de
gemeente van het kleine agrarische bedrijf,
waarin het veeteelt-element niet zonder1
betekenis is. Zulks heeft zijn onmiskenbare
weerslag in het sociale - en het cultuurpa
troon, zomede in het politieke vlak.
De cultuerele en sociale gemeenschap te
Scherpenise ligt „open", praktisch geen af
bakening van de overigens kleine maatschap
pelijke verschillen. In Sint Maartensdijk
meer gesloten verbanden, een grotere af
stand tussen de bevolkingsgroepen, verband
houdend met de economische en sociale dif
ferentiatie. In politiek opzicht menen wij de
cijfers hun eigen taal te laten spreken en
het blijkt dan, dat bij de laatste Tweede
Kamerverkiezingen de verhoudingen procen
tueel als volgt lagen:
niveau het zoeklicht nog terdege op het ei
land Tholen zal worden gericht bij de be
oordeling der wijzigingsvoorstellen.
II.
DE AFSTANDEN TUSSEN DE
DORPSKERNEN.
Partij van de Arbeid
Staatk. G^ref. Partij
Christ. Hist. Unit
Anti Rev. Partij
V.V.D.
St. Mdijk
49
27
10
7
7
100
Scherp.
33
42
12
6
7,
100
Naar het bekende spraakgebruik is de ge
meente Sint Maartensdijk dus overwegend
„links" georiënteerd en de gemeente Scher
penisse overwegend „rechts".
Het bovenstaande in aanmerking genomen,
menen wij de stelling van Gedeputeerde Sta
ten, dat de verschillen tussen de beide ge
meenten van weinig belang zijn, als onhoud
baar te moeten kwalificeren.
Deze verschillen zijn ook beslist niet klei
ner dan die t.o.v. de andere gemeenten op
het eiland Tholen.
Indien Gedeputeerde Staten dit argument,
hetwelk dus o.i. de toets der critiek niet kan
doorstaan, niettemin bezigen, betekent zulks
naar onze stellige overtuiging een poten
tieel gevaar voor het voortbestaan der zelf
standigheid van alle Thoolse gemeenten.
Het lijdt imers geen twijfel, dat op hoger
Gedeputeerde Staten brengen ook in het
geding de onderlinge afstanden tussen de
dorpskernen op het eiland Tholen. De af
stand tussen St. Maartensdijk en Scherpenis
se bedraagt 2 km, schrijven zij en stellen hier
tegenover, zonder tot detaillering over te
gaan de grotere afstanden van genoemde
gemeenten en de andere Thoolse gemeenten
en tussen deze laatste gemeenten onderling.
Wanneer wij wel concreet op de afstan
den ingaan, dan blijkt deze tussen Poortvliet
en Scherpenise nog geen 3 km te bedragen,
tussen Tholen en Oud Vossemeer nog geen
6 km en de overige afstanden variërend
van 6 tot 8 km.
Het komt ons voor, dat wanneer de voor
genomen herindeling op hoger niveau aan
een critische beoordeling wordt onderworpen
het afstandselement daarin zeker zal worden
betrokken. Indien dan een parallel wordt ge
trokken bijvoorbeeld met de Noord-Oostpol
der (7>Y2 maal de oppervlakte van het eiland
Tholen en ongeveer 25.000 inwoners tel
lend), ook de grootste afstanden op Tholen
betrekkelijk klein zullen lijken. Er zijn meer
parallellen te trekken.
Des
kundige
antenne-
aanleg
AN7WERPSESTR. 14 GROTEMARKT36
TEL.0UN0-N350 BERGEN OP ZOOM
Wij! cancluderen derhalve, dat indien
Gedeputeerde Staten het afstandsargument
gebruiken, zij zich op glad ijs begeven m.b.t.
de handhaving van de zelfstandigheid van
alle Thoolse gemeenten, m.a.w.:
dat zij in het licht van het bovenstaande
het potentieel gevaar voor het voortbestaan
van alle Thoolse gemeenten met deze argu
mentatie vergroten.
III. FUNCTIECOMBINATIE
In de brief van Gedeputeerde Staten wordt
terloops, maar daarom niet minder duide
lijk opgemerkt, dat Sint Maartensdijk en
Scherpenisse dezelfde burgemeester hebben.
Wanneer wij hierover iets zeggen, dan staat
de persoon van onze burgemeester hier ge
heel buiten om alle misverstand te voorko
men.
Het gaat om het functionele argument
en dan moeten wij stellen, dat Scherpenisse
nimmer functie-combinatie heeft gewenst, in
tegendeel. Deze is ons opgelegd sind 1946.
Het is ons niet duidelijk, hoe men dan ook
deze combinatie thans als argument voor
gemeentelijke samenvoeging kan gebruiken.
Het gaat, dunkt ons, toch om zakelijke mo
tieven. Zoals het nu door Gedeputeerde Sta
ten wordt gesteld, heeft hun betoog gelijke
nis met het geval, waarin iemand op grond
van onbevoegd wapenbezit wordt gearres
teerd, nadat men hem eerst een wapen in
de hand heeft gedrukt.
IV. DE RECREATIE
Gedeputeerde Staten schhrijven, dat de grens
tussen de gemeenten Sint Maartensdijk en
Scherpenisse in het Pluimpotgebied grillig
loopt. Wij onderschrijven zulks er zijn
trouwens meer grillig lopende grenzen op
het eiland Tholen en handhaving van
deze grillige grens zou inderdaad bij de
verwezelijking van recreatiedoeleinden grote
bezwaren opleveren, omdat recreatiegebied
georiënteerd op de gemeente Sint Maartens
dijk ligt op grondgebied van Scherpenisse en
omgekeerd.
gesmolten op Uw tong
en overtollig maagzuur
is geneutraliseerd.
Weg pijn - en geen angst meer voor de
gevolgen van een stevig maal. Met Rennies
bij de hand kunt U zonder zorgen eten,,
waarnaar een grage maag vraagt. Komt de
nood aan de man, breekt zuurbrandt uit,
met Rennies blust U afdoende, in een wip,
onopvallend.
Om dit euvel op te heffen zou evenwel een
in wederzijdse overeenstemming der gemeen
ten tot stand te brengen eenvoudige grens
wijziging voldoende zijn. Indien het Pluim
potgebied vanaf de Oostelijke grens van het
industrieterrein van Sint Maartensdijk tot de
Oosterschelde geheel bij Sint Maartensdijk
zou behoren en het resterende Pluimpotge
bied geheel aan Scherpenisse, zou het Pluim-
potdeel dat speciaal bestemd is voor recrea
tiedoeleinden in meer algemene zin, geheel
op het grondgebied van Sint Maartensdijk
komen te liggen en dus door die gemeente
tot ontwikkeling kunnen worden gebracht.
Wanneer deze grenswijziging dan bovendien
gepaard ging met een grenscorrectie in de
Slabbecoornpolder zou een volkomen logi
sche grens tussen de beide gemeenten tot
stand zijn gekomen.
Wij concluderen, dat het recreatie-argu
ment geen wezenlijke betekenis heeft als
motief voor samenvoeging van Sint Maar
tensdijk en Scherpenisse.
V. HET „KERN,, ARGUMENT
Dit argument weegt blijkbaar erg zwaar,
Letterlijk wordt door Gedeputeerde Staten
geschreven: „Versterking van deze kern
gemeente (Sint Maartensdijk dus) moet, in
verband met de verwachte ontwikkeling van
deze gemeente, naar de mening van ons col
lege zeer wenselijk worden geacht. Door
samenvoeging van deze gemeenten zal het
inwonertal en de oppervlakte van deze ont
wikkelingskern een uitbreiding ondergaan,
waardoor zij een, zo wenselijk, breder draag
vlak zal krijgen."
Ondanks herhalde lezing is het ons niet
gelukt, in bovenstaande redenering enig
rationeel motief te ontdekken. Want hoe is
het nu? De Minister van Economische Za
ken heeft Sint Maartensdijk aangewezen als
ontwikkelingskern, blijkbaar vormde het
„draagvlak" daarvoor geen beletsel. Gede
puteerde Staten achten het draagvlak te
„klein". Hoet komt dit college tot deze con
clusie, hoe komt men er toe, vragen wij
met nadruk, juist de samen te voegen ge
meenten Sint Maartensdijk en Scherpenisse
als het gewenste draagvlak te beschouwen
niet te groot, niet te klein, precies goed
Ligt aan deze opvatting een zorvuldige
sociaal-economische analyse ten grondslag?
Is er i.e. sprake van een zelfstandig advies
van de Provinciale Planologische Dienst, van
de Stichting Zeeland voor Maatschappelijk
en Cultureel Werk, van het Economisch
Technoligisch Instituut? In het schrijven
wordt er in elk geval niet over gerept.
Zolang ons geen gefundeerde argumenta
tie wordt voorgelegd, menen wij het „kern"
argument alle waarde te moeten ontzeggen
Wel willen wij dan op enige aspecten van
vergroting van het „draagvlak" ingaan en
dan vragen wij ons af, welke gunstige ge
volgen Gedeputeerde Staten van de vergro
ting van het draagvlak verwachten.
Worden de faciliteiten voor industrieves
tiging gunstiger? O.i. is hier geen sprake
van. Deze veranderen geen haaromdat
een gemeente van ruim 2600 inwoners ver
enigd zou worden met een andere gemeente
tot een nieuwe gemeente met bijna 4000
inwoners. De doprskernen blijven wat zij
zijn, waarom zouden de administratief sa
mengevoegde kernen een grotere aantrek
kingskracht krijgen voor industiëlen?
Het culturele en het onderwijsaspect blij
ven ongewijzigd. Wij zien nog geen schouw
burg- of concertzaal verrijzen in de ont
wikkelingskern, noch een lyceum bijvoor
beeld tot stand komen.
De bevolkingsconcentraties op Tholen
zijn en blijven nu eenmaal klein en het is
een waandenkbeeld om te geloven dat een
bestuursconcentratie hierin wezenlijke veran
dering zou brengen.
VI. SAMENVATTING EN
EINDCONCLUSIE
In het voorgaande hebben wij o.a. in het
licht gesteld de potentiële dreiging van
opheffing van alle Thoolse gemeenten, sa
mengevoegd tot één Thoolse gemeente, wel
ke in de argumentatie van Gedeputeerde
Staten ligt verscholen, voorzover zij gericht
is op de samenvoeging van Sint Maartens
dijk en Scherpenisse.
Wij zouden de laatsten zijn om dit te
wensen.
Het is niet de bedreiging voor onze zelf
standigheid, dat wij dit aspect naar voren
brengen bij wijze van spreken „als Scherpe
nisse Zijn zelfstandigheid verliest, dan de
andere gemeenten ook maar". Dit is beslist
niet 't geval, maar wel zijn en blijven wij van
oordeel, dat met enige variatie en nuance
ring de door Gedeputeerde Staten gebezigde
motieven ook hun toepassing zouden kunnen
vinden voor het bepleiten van grotere com
binaties dan Sint Maartensdijk - Scherpe
nisse.
Wij zeggen tot alle gemeentebesturen: „Let
op Uw saeck!" En laat Scherpenisse niet
schieten met de gedachte: „wij zijn buiten
schot gebleven". Bedenk „heden ik, morgen
gij
Wij wijzen hierop nadrukkelijk, omdat door
Gedeputeerde Staten voorgelegde plannen
voor het eiland Tholen niet getuigen van
een logisch opgebouwde reconstructie van
de gemeentelijke gebiedsindeling. Het plan
komt ons opportunistisch voor. Alles wordt
vrijwel in de oude toestand gehandhaafd,
maar alleen Scherpenisse moet het loodje
leggen.
Wij doen een beroep op u, de colleges
waarin u zitting hebt te bewegen, zich soli-
En het voordeel is, dat we voor betere afwerking
kunnen zorgen. Daarom de advertenties voor het
KERST- enlof OUDE]AARSNUMMER zo tijdig
mogelijk. Wat is tijdig! Wel voor het kerstnummer
uiterlijk maandag 18 december. Voor het oudejaars-
nummer: uiterlijk vrijdag 22 december.
Slechts voor familieberichten (rouwadvertenties) kan
een uitzondering worden gemaakt. Overigens durven
we u na die data niets meer te garanderen.
dair te verklaren met ons verlangen naar
behoud van zelfstandigheid der gemeente
Scherpenisse. Wij vragen u, zich niet alleen
te beperken tot de aspecten, welke het plan
van herindeling voor uw gemeente heeft,
maar vooral de voorgestelde samenvoeging
Sint Maartensdijk - Scherpenisse in uw be
schouwingen te betrekken, hetgeen niet in
strijd is met de strekking van het schrijven
van Gedeputeerde Staten.
WIL ONS HELPEN IN ONZE STRIJD
VOOR BEHOUD VAN HET OUDE
SCHERPENISSE
De leden van de raad der gemeente
Scherpenisse
J. van der Jagt
D. Kleppe
L. Bijnagte
A. Hage
J. Joppe
L. A. Polderman
M. J. IJzerman
De huidige Poortvlietse varkensstapel kan best geringer zijn, dan
het aantal personen, dat maandagavond jl. in café „Tolrust" het
vijf en zestig jarig bestaan vierde van „Het Ondersteuningsfonds".
Nu moge dit akelig dubbelzinnig klinken, zó is het echt niet
bedoeld. Immers, in vergelijking met vijf en zestig jaar geleden
worden er heel wat minder varkens gehouden en de toen in nood
geboren vereniging heeft nu weinig meer dan traditionele waarde.
Wanneer er hier aan dit jubileum dan toch aandacht wordt ge
schonken, dan wordt dit slechts gedaan om de gewijzigde tijds
omstandigheden nog eens te onderstrepen en ook wel, omdat vijf
en zestig jaar voor een vereniging een vermeldenswaardige leeftijd
is, zelfs al is het dan maar de varkenshond.
Over dat laatste „maar" moet men terug
denkend aan de oprichtingsperiode niet zo
geringschattend oordelen. Afgaande op wat
de voorzitter van „Het Ondersteunings-,
fonds" te Poortvliet, de heer J. M. Deurloo
maandagavond in zijn historisch overzicht
memoreerde, was er in het jaar 1896 een
bittere noodzaak om te komen tot oprichting
van de bond van varkenshouders. Was het
niet zo geweest, dat in 1895 alle varkens
te Poortvliet aan de vlekziekte stierven.
In onze tijd betekent het doodgaan van een
varken altijd nog een zekere teleurstelling,
als is het dan vaak zeker niet wanneer
men lid is van een ondersteuningsfonds
maar een geringe financiële strop. In die
tijd, toen de arbeider voor f 3.60 een hele
week lang moest werken en dan met droog
VOOR IEDERE KAMER
DE JUISTE MEUBELEN
Bosstraat - hoek Lindebaan - tel. 5467
Bergen op Zoom
brood te eten, evenals vrouw en kinderen
wat opzij moest leggen om het genot te
smaken voor enkele guldens een big te ko
pen, ook droog brood moest eten om dat
varkentje te mesten, ja in die tijd betekende
het heel wat anders, wanneer men een put
moest graven en daarin het gemeste varken
zag verdwijnen. Daarom ook werd Het On
dersteuningsfonds op U dêcemeber 1896
uit de nood geboren. De twee „varkenskerk
hoven" aan weerszijden van de Paasdijk-
weg, ontstaan in het jaar daarvoor, waren
de roepstem van die nood en vormden de
drang tot oprichting. Het was Cornelis Ge
braad en „meester" W. J. Boogerd, die de
stoot gaven. Burgemeester P. J. Dane-van
Stapele liet de omroeper verkondigen, dat
er een oprichtingsbijeenkomst zou worden
gehouden en ver over de honderd personen
waren aanwezig. Ja gaven zich ook op als
lid. Zestien beter gesitueerde inwoners ver
leende hieraan hun medewerking door een
donatie. Vijf cent per week contributie was
niet gering, maar het betekende een uitkomst
bij varkensverlies. En dat verlies was in die
tijd dikwijls hoog. De annalen van dit On
dersteuningsfonds leren bijvoorbeeld, hoe
er in 1913 niet minder dan 37 varkens van
de leden stierven, waarvoor bijna f 1000.
werd uitbetaald. Vooraanstaande ingeze
tenen verleenden hun medewerking want
de Poortvlietse varkenshond kende „presi
denten" als mr. Carels van 1925 -1933,
van meester Blaas van 1940 -1945, van
hoofdonderwijzer Krijger van 1947 - 1949 en
sinds die tijd tot heden in de aktieve persoon
van de heer J. M. Deurloo. Ja, het is zelfs
zo geweest, dat één voorzitter van de Poort
vlietse Varkenshond het tot burgemeester
heeft weten te „schoppen", maar dat was
dan ook in de „schoptijd", tussen 1940-
1945.
Vele namen werden door dhr. Deurloo
genoemd van leden, die zich op bizondere
wijze verdienstelijk hebben gemaakt, ook die
van het bij dit jubileum nog aanwezige
erelid, de 92 jarige P. M. Geuze, achttien
jaar lang secretaris van de vereniging en
nu op dit feest, gedachtig aan de „bestseller"
dat een matig mens zijn vrijheid waard is,
een cognacje nemend op de zo zeer verbe
terde tijdsomstandigheden.
Die verbeterde tijdsomstandigheden heeft
de nood van het lidmaatschap weggeno
men. Eerstens zijn de verliezen veel gerin
ger, tweedens de financiële omstandigheden
oneindig veel beter en tenslotte is het aan
tal varkenshouders zoveel minder dan 65
jaar terug.
„Blijf niettemin onze vereniging trouw",
zo besloot dhr, Deurloo zijn kernachtige
speech, „omdat ze zoveel nuttig werk deed
en omdat het nog altijd een band betekent in
een kleine gemeenschap".
Dit laatste vond burgemeester Van Doorn
ook, die er even was uitgeglipt om namens
het gemeentebestuur de jubilerende vereni
ging te komen gelukwensen. Men kan ook
in dit opzicht Gode wel dankbaar zijn, dat
er zo enorm veel is verbeterd, vond Poort
vliet's eerste burger. Toén een bittere nood
zaak met een noodlijdende kas, nu een ruim
financieel bezit met weinig meer dan een
traditie. Niettemin is het goed de vereniging
in stand te houden, al was het maar om bij
elk lustrum te gedenken, wat een voorrech
ten er tegenwoordig zijn in vergelijking bij
vroeger.
Namens de Kolenbond werd nog gefeli
citeerd door de boekhouder van die vereni
ging, de heer M. P. Geuze, die tevens be
stuurslid is van Het Ondersteuningsfonds.
Men was verder gezellig bijeen, terwijl
de heer J. P. Blaas variatie bracht door op
verzoek zijn mooie dia's te vertonen.
Nog altijd luidt artikel 1 van „Het On
dersteuningsfonds" te Poortvliet! „Het doel
der vereniging is, een kas te vormen, waar
uit de leden bij het sterven hunner varkens
tengevolge van ziekte of om andere, buiten
hun schuld ontstane ongevallen, tegemoet
koming te ontvangen in de schade daardoor
veroorzaakt."
Nog steeds betalen de leden hun vijf cent
contributie per week. Al is het maar om elk
lustrum die tijd weer in herinnering te bren
gen, dat de vereniging zo zeer nodig was.
UITGESTELD GELUK
Onder deze wel niet zo originele, maar
dan toch wel aantrekkelijke titel heeft
mevrouw Rijstenbil-Schejffer uit Scherpe
nisse onder haar meisjesnaam: Jo Scheffer
een boek geschreven, dat door J. M. Voor
hoeve in Den Haag werd uitgegegven. Wan
neer we hier allereerst willen opmerken, dat
de lezer niet moeten uitgaan van de gedachte
met een bestseller te maken te hebben, bete
kent dit anderzijds niet, dat het geen lezens
waardige streakroman is, Keniielijk heeft de
schrijfster met een gave trant er een
belevenis uit haar jeugd in neergelegd, mo
gelijk niet door persoonlijke ondervinding,
baar in de naaste buurt.
Het verhaal speelt zich af in een
Zeeuws dorp. Aanvankelijk in het ouderlijk
huis van de hoofdpersoon: Lijntje. Haar
moeder, die weduwe is, heeft een kruide
nierswinkel en om het hoofd boven water te
houden, verdient Lijntje zelf nog wat door
bij een boer te werken. Hoewel ze van het
buitenleven houdt, vindt ze alles te bekrom
pen van levenswijze en trekt naar de stad.
Bij veel andere dingen leert ze een knappe
beurtschipper kennen en het schijnt, dat
Lijntje er klaar voor is. Het loopt heel
anders uit. De beurtschipper laat haar uit
eindelijk in de steek en heel wat rijker in
ervaring, maar armer in geluk, komt Lijntje
weer bij moeder terug, waar haar dochtertje
wordt geboren. „Geertje" krijgt weinig aan
hankelijkheid van de teleurgestelde moeder
Lijntje. Ook al door de tweede wereldoorlog
komt er nog meer narigheid en wanneer deze
ten einde is, staat plotseling Geert de
beurtschipper weer voor zijn oude liefde.
Na getrouwd te zijn met een in de oorlog
omgekomen vrouw, kwam bij de beurtschip
per het verlangen naar Lijntje weer boven.
De middelbare leeftijd draagt er toe bij, dat
het toch nog een harmonisch huwelijk wordt
tussen Lijntje en Geert. Zo is de titel van
dit eenvoudige verhaal, hier en daar door-
spect met niet altijd goed weergegeven
Zeeuws dialect, wel goed gekozen.
De illustraties naar richtlijnen van de
schrijfster zelf werden verzorgd door Kees
Lente. Gebonden 5.75. Een behoorlijke
uitvoering. Die van een streekroman houdt,
kan er enkele prettige uren aan beleven.
40
ALISTAIR MACLEAN
„Is dat alles wat u te zeggen heeft vroeg Julia. Boos staarde
ze naar Jansci en de graaf, maar de vijandige uitdrukking in haar
ogen verdween toen ze haar blikken op de stuk geslagen mond
van Reijnolds vestigde. „Na alles wat u heeft moeten meemaken
„Wat moet ik anders doen?" vroeg Reynolds goedmoedig.
„Proberen enkele tanden uit de mond van de graaf te slaan? In
zijn plaats zou ik precies eender gehandeld hebben."
„Mensen met hetzelfde beroep begrijpen elkaar, liefje," mompelde
Jansci sussend. „Niettemin spijt het ons natuurlijk verschrikkelijk
dat het allemaal zo gelopen is. En nu die bandrecorder de grootste
mensenjacht sinds maanden tot gevolg zal hebben, mijnheer
Reynolds wat is de volgende stap De Oostenrijkse grens,
neem ik aan, en zo vlug mogelijk
„Inderdaad, de Oostenrijkse grens 1 Maar zo vlug mogelijk
ehik weeet het niet."
Reynolds keek naar de twee mannen tegenover hem. Hij dacht
aan de bijna niet te geloven verhalen die Julia over hen verteld
had en wist dat er op de vraag van Jansci maar één antwoord
mogelijk kon zijn. Hij trok aan de tweede losse tand, zuchtte van
opluchting toen deze er ook uit was en keek naar Jansci.
„Het hangt er helemaal vanaf hoelang het zal duren voor ik
professor Jennings gevonden heb."
Tien, twintig, dertig seconden gingen voorbij en in die tijd was
alleen het snorren van de sneeuwbanden over de weg hoorbaar,
het gemompel van de stemmen van Imre en Sandor in de cabine,
het regelmatig geronk van de motor en dan opeens strekte het
meisje haar hand uit en draaide ze Reynolds' gezicht naar zich toe,
waarbij haar vingertoppen voorzichtig op zijn gewond en gezwollen
gelaat bleven rusten.
„Je bent gekOngelovig staarde ze hem aan. „Je moet stapel
gek zijn 1"
„Buiten kijfDe graaf ontkurkte zijn zakflacon, nam een flinke
slok en maakte de flacon weer dicht. „Hij heeft vannacht ook heel
•#at meegemaakt 1"
„Krankzinnig was Jansci het ermee eens. Hij staarde naar
zijn verminkte handen en voegde er heel zacht aan toe: „Ik ken
geen enkele ziekte, die zó besmettelijk is."
„Het heeft je te pakken voor je het weet 1" Triest keek de graaf
naar zijn zakflacon. „Het middeltje tegen alle kwalen, maar dit
maal ben ik er te laat mee."
Heel lang staarde het meisje de drie mannen aan. Er lag een ver
wilderde uitdrukking van niet begrijpen op haar gezicht, maar
toen ineens werd het haar duidelijk en trokken een bang voorgevoel
en een onheilspellend visioen alle kleur uit haar wangen. Opnieuw
werden haar blauwe ogen donker en ditmaal glinsterden er tranen
in. Ze protesteerde niet en trachtte geen moment de mannen een
ander besluit op te dringen, alsof het voorgevoel haar gewaar
schuwd had dat het toch nutteloos geweest zou zijn. Toen de
eerste tranen over haar wangen rolden, wendde ze vlug het gezicht
af, zodat niemand het kon zien.
Reynolds strekte een hand uit om haar te troosten, aarzelde,
zag de bezorgde blik in Jansci's ogen en het langzaam schudden
van het spierwitte hoofd, knikte en trok zijn hand terug. Hij haalde
een pakje sigaretten uit zijn zak, duwde een sigaret tussen zijn
gekneusde lippen en stak haar aan. De sigaret smaakte naar ver
brand papier.
ZEVENDE HOOFDSTUK
Het was nog donker toen Reynolds wakker werd, maar de eerste
grijze tinten van de nieuwe dag werden zichtbaar door een klein
raam dat op het oosten lag. Reynolds had geweten dat er een
raam in de kamer was, doch niet waar het zich precies bevond.
Diep in de nacht dat wil zeggen vroeg in de morgen, tegen
twee uur hadden ze na een koude wandeling van meer dan
een kilometer door de sneeuw de verlaten boerderij bereikt en
Jansci had verboden licht op te steken in de kamers die geen
luiken voor de ramen hadden. De kamer van Reynolds behoorde
daar ook toe. Zonder zelfs zijn hoofd te bewegen, kon hij de
kamer in zijn geheel overzien en dat was niet moeilijk omdat de
oppervlakte van de vloer niet groter leek dan tweemaal die van
het bed en het bed was alleen maar een smalle krib. Het meubilair
bestond uit een stoel, een wastafel, een spiegel met het weer erin
en meer niet; er was trouwens geen plaats voor meer. Door het
kleine raam boven de wastafel begon nu meer en meer daglicht
te gloren en in de verte, op een afstand van misschien driehonderd
meter, zag Reynolds de zwaar besneeuwde takken van grove dennen
die klaarblijkelijk op een helling groeiden, want de witte toppen
leken ongeveer op de hoogte van zijn ogen te komen. De lucht
was zó helder dat hij elk klein onderdeeltje van de takken kon
onderscheiden. De grijs geworden hemel begon te verandereg in
een heel lichtblauw. Het sneeuwde niet en er waren ook geen
wolken. Het was het eerste stuk blauwe lucht dat Reynolds sinds
zijn komst in Hongarije gezien had. Misschien was het een goed
voorteken en hij had alle goede voortekens nodig, die hij kon
krijgen. De wind was gaan liggen en zelfs geen koeltje beroerde
de uitgestrekte vlakten. Het was stil: een diepe, koude stilte die
kenmerkend is voor het begin van een vriesdag en het met een
dikke laag sneeuw bedekte land.
Even werd die stilte onderbroken door een korte, droge knal,
als van een ver verwijderd geweerschot. Dan werd het opnieuw
stil. Reynolds herinnerde zich dat hij door zo'n knal wakker was
geworden. Hij wachtte en luisterde en wat later hoorde hij de
knal opnieuw, ditmaal dichterbij. Na een korte pauze volgde er
een derde knal en besloot Reynolds op onderzoek uit te gaan. Hij
wierp de dekens van zich af en zwaaide zijn benen over de rand
van de krib. Enkele seconden daarna overwoog hij toch maar
niet op onderzoek uit te gaan en realiseerde hij zich dat benen
zwaaien over de bedrand, zonder gepast overleg, niet aan te bevelen
was: door de onverwachte beweging kreeg hij namelijk het gevoel
dat iemand een reusachtige vishaak in zijn rug sloeg, die er meteen
weer met kracht werd uitgetrokken. Voorzichtig en langzaam trok
hij zijn benen weer terug in bed en met een zucht ging hij achter
over liggen. Vermoedelijk was de pijn te wijten aan een stijfheid
die tot in zijn schouderbladen doorliep en het plotseling bewegen
van verstijfde spieren was nu eenmaal een pijn, die niet voor
andere pijnen onderdeed. Het onderzoek naar die knallen kon
wachten. Niemand in de boerderij scheen zich er bezorgd om te
maken en ook het eerste contact met de temperatuur van de
kamer - Reynolds droeg alleen maar een geleende pyamabroek
bracht hem tot de overtuiging dat een speurtocht maar zo lang
mogelijk uitgesteld moest worden; er bleek geen enkele verwarming
in het vertrek te zijn, zodat het er bitter koud was.
Reynolds staarde naar de zoldering en was benieuwd of de
graaf en Imre veilig in Boedapest waren aangekomen, nadat ze de
anderen in de buurt van de boerderij hadden afgezet. Het was
volstrekt noodzakelijk geweest dat de vrachtwagen werd achter
gelaten in de anonimiteit van de stad en niet op een landweggetje
in de omgeving van de boerderij, want dat zou een catastrofe uit
gelokt kunnen hebben. Volgens Jansci zou er namelijk meteen
die morgen al in heel westelijk Hongarije naar de truck gezocht
worden en geen betere plaats voor de auto dan een stil straatje
in een grote stad. Dat de graaf naar Boedapest terugging, was
trouwens ook noodzakelijk geweest. Hij voelde zich er zeker van
geen argwaan opgewekt te hebben en als ze te weten wilden komen
waar Dr. Jennings heen was gebracht, moest de graaf terug naar
de AVO, waar hij na de lunch dienst had. Het was in dit verband
niet waarschijnlijk dat de Russen het risico hadden genomen om
de professor zelfs zwaar bewaakt in het hotel te laten. Natuurlijk
liep de graaf risico wanneer hij terug naar de AVO ging, maar
risico was er per slot van rekening altijd geweest en een andere
mogelijkheid om Jennings te vinden bestond er niet.
[(.wordt vervolgd)]