EENDRACHTBODE Piet van Tilburg De laatste grens Wil ons helpen in onze strijd voor behoud van het oude Scherpenisse Poortvliet's Ondersteuningsfonds vijf en zestig jaar 18c JAARGANG No5 15 DECEMBER 1961 TWEEDE BLAD Raadsleden van Scherpenisse tot collega's op het eiland @§CRUSIO De grootste keuze... De beste service... Eén of twee Rennies Het blijft U gelijk. Van nood tot traditie BOEKENNIEUWS Dc zeven raadsleden van de gemeente Scherpenisse hebben zich deze week in een uitvoerig schrijven gericht tot de burgemeesters en tot hun collega's van de andere eilandgemeenten, waarin kritiek wordt geleverd op de argumentatie van Gedeputeerde Staten van Zeeland met betrekking tot de samenvoeging van de gemeenten St. Maartensdijk en Scherpenisse. Niet steekhoudend wordt daarin genoemd de mening van g.s., dat het verschil in karakter tussen beide gemeenten geringer zou zijn dan die tussen de andere eilandgemeenten, gevaarlijk ook voor de andere gemeenten het motief van de geringe afstand. De functiecombinatie van burgemeester is door ons nooit gevraagd en gewild, wordt voorts betoogd. Het recreatie-argument is gemakkelijk te ontzenuwen door een eenvoudige grenscorrectie en het „kern"-motief is een fundamentloze redenering. Voor het grootste deel volgt hieronder het schrijven van de Scherpenisse raads leden: I. LOKALE STRUCTUUR Wanneer Gedeputeerde Staten zeggen, dat de overige gemeenten op het eiland Tho- len een zodanig eigen karakter hebben of de kernen zo ver van elkaar zijn verwijderd, dat zij naar hun mening niet in een gemeete- lijk herindelingsplan voor het eiland Tholen zouden passen, wordt voorzover het eigen karakter hierbij wordt bertokken implicite te kennen gegeven, dat het verschil in eigen karakter tussen de gemeenten Sint Maartensdijk en Scherpenisse minder zou zijn dan die tussen deze en de andere ge meenten en tussen de andere gemeenten on derling. Verderop in het schrijven van Ge deputeerde Staten wordt dit oordeel nog eens onderstreept, waar geschreven wordt, dat „de godsdienstige- en politieke gezindheid van de inwoners van beiden gemeenten ten slotte, naar de mening van ons college, wel enige verschillen vertonen, doch deze ver schillen niet zodanig zijn, dat deze een samenvoeging in de weg zouden behoeven te staan." Daargelaten, dat Gedeputeerde Staten zich beperken tot de politieke- en godsdienstige gezindheid, een o.i. willekeurige beperking vragen wij ons af, op welke gegevens of inlichtingen de zienswijze van genoemd col lege is gebaseerd. Het is toch een ieder, die enigszins op de hoogte is met de economische, sociale en culturele structuur van het eiland Tholen, bekend, dat juist tussen de gemeenschappen Sint Maartensdijk en Scherpenisse, opmer kelijke verschillen bestaan. Sint Maartensdijk is een gemeente met overwegend grote landbouwbedrijven, vnl. met akkerbouw; Scherpenisse is typisch de gemeente van het kleine agrarische bedrijf, waarin het veeteelt-element niet zonder1 betekenis is. Zulks heeft zijn onmiskenbare weerslag in het sociale - en het cultuurpa troon, zomede in het politieke vlak. De cultuerele en sociale gemeenschap te Scherpenise ligt „open", praktisch geen af bakening van de overigens kleine maatschap pelijke verschillen. In Sint Maartensdijk meer gesloten verbanden, een grotere af stand tussen de bevolkingsgroepen, verband houdend met de economische en sociale dif ferentiatie. In politiek opzicht menen wij de cijfers hun eigen taal te laten spreken en het blijkt dan, dat bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen de verhoudingen procen tueel als volgt lagen: niveau het zoeklicht nog terdege op het ei land Tholen zal worden gericht bij de be oordeling der wijzigingsvoorstellen. II. DE AFSTANDEN TUSSEN DE DORPSKERNEN. Partij van de Arbeid Staatk. G^ref. Partij Christ. Hist. Unit Anti Rev. Partij V.V.D. St. Mdijk 49 27 10 7 7 100 Scherp. 33 42 12 6 7, 100 Naar het bekende spraakgebruik is de ge meente Sint Maartensdijk dus overwegend „links" georiënteerd en de gemeente Scher penisse overwegend „rechts". Het bovenstaande in aanmerking genomen, menen wij de stelling van Gedeputeerde Sta ten, dat de verschillen tussen de beide ge meenten van weinig belang zijn, als onhoud baar te moeten kwalificeren. Deze verschillen zijn ook beslist niet klei ner dan die t.o.v. de andere gemeenten op het eiland Tholen. Indien Gedeputeerde Staten dit argument, hetwelk dus o.i. de toets der critiek niet kan doorstaan, niettemin bezigen, betekent zulks naar onze stellige overtuiging een poten tieel gevaar voor het voortbestaan der zelf standigheid van alle Thoolse gemeenten. Het lijdt imers geen twijfel, dat op hoger Gedeputeerde Staten brengen ook in het geding de onderlinge afstanden tussen de dorpskernen op het eiland Tholen. De af stand tussen St. Maartensdijk en Scherpenis se bedraagt 2 km, schrijven zij en stellen hier tegenover, zonder tot detaillering over te gaan de grotere afstanden van genoemde gemeenten en de andere Thoolse gemeenten en tussen deze laatste gemeenten onderling. Wanneer wij wel concreet op de afstan den ingaan, dan blijkt deze tussen Poortvliet en Scherpenise nog geen 3 km te bedragen, tussen Tholen en Oud Vossemeer nog geen 6 km en de overige afstanden variërend van 6 tot 8 km. Het komt ons voor, dat wanneer de voor genomen herindeling op hoger niveau aan een critische beoordeling wordt onderworpen het afstandselement daarin zeker zal worden betrokken. Indien dan een parallel wordt ge trokken bijvoorbeeld met de Noord-Oostpol der (7>Y2 maal de oppervlakte van het eiland Tholen en ongeveer 25.000 inwoners tel lend), ook de grootste afstanden op Tholen betrekkelijk klein zullen lijken. Er zijn meer parallellen te trekken. Des kundige antenne- aanleg AN7WERPSESTR. 14 GROTEMARKT36 TEL.0UN0-N350 BERGEN OP ZOOM Wij! cancluderen derhalve, dat indien Gedeputeerde Staten het afstandsargument gebruiken, zij zich op glad ijs begeven m.b.t. de handhaving van de zelfstandigheid van alle Thoolse gemeenten, m.a.w.: dat zij in het licht van het bovenstaande het potentieel gevaar voor het voortbestaan van alle Thoolse gemeenten met deze argu mentatie vergroten. III. FUNCTIECOMBINATIE In de brief van Gedeputeerde Staten wordt terloops, maar daarom niet minder duide lijk opgemerkt, dat Sint Maartensdijk en Scherpenisse dezelfde burgemeester hebben. Wanneer wij hierover iets zeggen, dan staat de persoon van onze burgemeester hier ge heel buiten om alle misverstand te voorko men. Het gaat om het functionele argument en dan moeten wij stellen, dat Scherpenisse nimmer functie-combinatie heeft gewenst, in tegendeel. Deze is ons opgelegd sind 1946. Het is ons niet duidelijk, hoe men dan ook deze combinatie thans als argument voor gemeentelijke samenvoeging kan gebruiken. Het gaat, dunkt ons, toch om zakelijke mo tieven. Zoals het nu door Gedeputeerde Sta ten wordt gesteld, heeft hun betoog gelijke nis met het geval, waarin iemand op grond van onbevoegd wapenbezit wordt gearres teerd, nadat men hem eerst een wapen in de hand heeft gedrukt. IV. DE RECREATIE Gedeputeerde Staten schhrijven, dat de grens tussen de gemeenten Sint Maartensdijk en Scherpenisse in het Pluimpotgebied grillig loopt. Wij onderschrijven zulks er zijn trouwens meer grillig lopende grenzen op het eiland Tholen en handhaving van deze grillige grens zou inderdaad bij de verwezelijking van recreatiedoeleinden grote bezwaren opleveren, omdat recreatiegebied georiënteerd op de gemeente Sint Maartens dijk ligt op grondgebied van Scherpenisse en omgekeerd. gesmolten op Uw tong en overtollig maagzuur is geneutraliseerd. Weg pijn - en geen angst meer voor de gevolgen van een stevig maal. Met Rennies bij de hand kunt U zonder zorgen eten,, waarnaar een grage maag vraagt. Komt de nood aan de man, breekt zuurbrandt uit, met Rennies blust U afdoende, in een wip, onopvallend. Om dit euvel op te heffen zou evenwel een in wederzijdse overeenstemming der gemeen ten tot stand te brengen eenvoudige grens wijziging voldoende zijn. Indien het Pluim potgebied vanaf de Oostelijke grens van het industrieterrein van Sint Maartensdijk tot de Oosterschelde geheel bij Sint Maartensdijk zou behoren en het resterende Pluimpotge bied geheel aan Scherpenisse, zou het Pluim- potdeel dat speciaal bestemd is voor recrea tiedoeleinden in meer algemene zin, geheel op het grondgebied van Sint Maartensdijk komen te liggen en dus door die gemeente tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. Wanneer deze grenswijziging dan bovendien gepaard ging met een grenscorrectie in de Slabbecoornpolder zou een volkomen logi sche grens tussen de beide gemeenten tot stand zijn gekomen. Wij concluderen, dat het recreatie-argu ment geen wezenlijke betekenis heeft als motief voor samenvoeging van Sint Maar tensdijk en Scherpenisse. V. HET „KERN,, ARGUMENT Dit argument weegt blijkbaar erg zwaar, Letterlijk wordt door Gedeputeerde Staten geschreven: „Versterking van deze kern gemeente (Sint Maartensdijk dus) moet, in verband met de verwachte ontwikkeling van deze gemeente, naar de mening van ons col lege zeer wenselijk worden geacht. Door samenvoeging van deze gemeenten zal het inwonertal en de oppervlakte van deze ont wikkelingskern een uitbreiding ondergaan, waardoor zij een, zo wenselijk, breder draag vlak zal krijgen." Ondanks herhalde lezing is het ons niet gelukt, in bovenstaande redenering enig rationeel motief te ontdekken. Want hoe is het nu? De Minister van Economische Za ken heeft Sint Maartensdijk aangewezen als ontwikkelingskern, blijkbaar vormde het „draagvlak" daarvoor geen beletsel. Gede puteerde Staten achten het draagvlak te „klein". Hoet komt dit college tot deze con clusie, hoe komt men er toe, vragen wij met nadruk, juist de samen te voegen ge meenten Sint Maartensdijk en Scherpenisse als het gewenste draagvlak te beschouwen niet te groot, niet te klein, precies goed Ligt aan deze opvatting een zorvuldige sociaal-economische analyse ten grondslag? Is er i.e. sprake van een zelfstandig advies van de Provinciale Planologische Dienst, van de Stichting Zeeland voor Maatschappelijk en Cultureel Werk, van het Economisch Technoligisch Instituut? In het schrijven wordt er in elk geval niet over gerept. Zolang ons geen gefundeerde argumenta tie wordt voorgelegd, menen wij het „kern" argument alle waarde te moeten ontzeggen Wel willen wij dan op enige aspecten van vergroting van het „draagvlak" ingaan en dan vragen wij ons af, welke gunstige ge volgen Gedeputeerde Staten van de vergro ting van het draagvlak verwachten. Worden de faciliteiten voor industrieves tiging gunstiger? O.i. is hier geen sprake van. Deze veranderen geen haaromdat een gemeente van ruim 2600 inwoners ver enigd zou worden met een andere gemeente tot een nieuwe gemeente met bijna 4000 inwoners. De doprskernen blijven wat zij zijn, waarom zouden de administratief sa mengevoegde kernen een grotere aantrek kingskracht krijgen voor industiëlen? Het culturele en het onderwijsaspect blij ven ongewijzigd. Wij zien nog geen schouw burg- of concertzaal verrijzen in de ont wikkelingskern, noch een lyceum bijvoor beeld tot stand komen. De bevolkingsconcentraties op Tholen zijn en blijven nu eenmaal klein en het is een waandenkbeeld om te geloven dat een bestuursconcentratie hierin wezenlijke veran dering zou brengen. VI. SAMENVATTING EN EINDCONCLUSIE In het voorgaande hebben wij o.a. in het licht gesteld de potentiële dreiging van opheffing van alle Thoolse gemeenten, sa mengevoegd tot één Thoolse gemeente, wel ke in de argumentatie van Gedeputeerde Staten ligt verscholen, voorzover zij gericht is op de samenvoeging van Sint Maartens dijk en Scherpenisse. Wij zouden de laatsten zijn om dit te wensen. Het is niet de bedreiging voor onze zelf standigheid, dat wij dit aspect naar voren brengen bij wijze van spreken „als Scherpe nisse Zijn zelfstandigheid verliest, dan de andere gemeenten ook maar". Dit is beslist niet 't geval, maar wel zijn en blijven wij van oordeel, dat met enige variatie en nuance ring de door Gedeputeerde Staten gebezigde motieven ook hun toepassing zouden kunnen vinden voor het bepleiten van grotere com binaties dan Sint Maartensdijk - Scherpe nisse. Wij zeggen tot alle gemeentebesturen: „Let op Uw saeck!" En laat Scherpenisse niet schieten met de gedachte: „wij zijn buiten schot gebleven". Bedenk „heden ik, morgen gij Wij wijzen hierop nadrukkelijk, omdat door Gedeputeerde Staten voorgelegde plannen voor het eiland Tholen niet getuigen van een logisch opgebouwde reconstructie van de gemeentelijke gebiedsindeling. Het plan komt ons opportunistisch voor. Alles wordt vrijwel in de oude toestand gehandhaafd, maar alleen Scherpenisse moet het loodje leggen. Wij doen een beroep op u, de colleges waarin u zitting hebt te bewegen, zich soli- En het voordeel is, dat we voor betere afwerking kunnen zorgen. Daarom de advertenties voor het KERST- enlof OUDE]AARSNUMMER zo tijdig mogelijk. Wat is tijdig! Wel voor het kerstnummer uiterlijk maandag 18 december. Voor het oudejaars- nummer: uiterlijk vrijdag 22 december. Slechts voor familieberichten (rouwadvertenties) kan een uitzondering worden gemaakt. Overigens durven we u na die data niets meer te garanderen. dair te verklaren met ons verlangen naar behoud van zelfstandigheid der gemeente Scherpenisse. Wij vragen u, zich niet alleen te beperken tot de aspecten, welke het plan van herindeling voor uw gemeente heeft, maar vooral de voorgestelde samenvoeging Sint Maartensdijk - Scherpenisse in uw be schouwingen te betrekken, hetgeen niet in strijd is met de strekking van het schrijven van Gedeputeerde Staten. WIL ONS HELPEN IN ONZE STRIJD VOOR BEHOUD VAN HET OUDE SCHERPENISSE De leden van de raad der gemeente Scherpenisse J. van der Jagt D. Kleppe L. Bijnagte A. Hage J. Joppe L. A. Polderman M. J. IJzerman De huidige Poortvlietse varkensstapel kan best geringer zijn, dan het aantal personen, dat maandagavond jl. in café „Tolrust" het vijf en zestig jarig bestaan vierde van „Het Ondersteuningsfonds". Nu moge dit akelig dubbelzinnig klinken, zó is het echt niet bedoeld. Immers, in vergelijking met vijf en zestig jaar geleden worden er heel wat minder varkens gehouden en de toen in nood geboren vereniging heeft nu weinig meer dan traditionele waarde. Wanneer er hier aan dit jubileum dan toch aandacht wordt ge schonken, dan wordt dit slechts gedaan om de gewijzigde tijds omstandigheden nog eens te onderstrepen en ook wel, omdat vijf en zestig jaar voor een vereniging een vermeldenswaardige leeftijd is, zelfs al is het dan maar de varkenshond. Over dat laatste „maar" moet men terug denkend aan de oprichtingsperiode niet zo geringschattend oordelen. Afgaande op wat de voorzitter van „Het Ondersteunings-, fonds" te Poortvliet, de heer J. M. Deurloo maandagavond in zijn historisch overzicht memoreerde, was er in het jaar 1896 een bittere noodzaak om te komen tot oprichting van de bond van varkenshouders. Was het niet zo geweest, dat in 1895 alle varkens te Poortvliet aan de vlekziekte stierven. In onze tijd betekent het doodgaan van een varken altijd nog een zekere teleurstelling, als is het dan vaak zeker niet wanneer men lid is van een ondersteuningsfonds maar een geringe financiële strop. In die tijd, toen de arbeider voor f 3.60 een hele week lang moest werken en dan met droog VOOR IEDERE KAMER DE JUISTE MEUBELEN Bosstraat - hoek Lindebaan - tel. 5467 Bergen op Zoom brood te eten, evenals vrouw en kinderen wat opzij moest leggen om het genot te smaken voor enkele guldens een big te ko pen, ook droog brood moest eten om dat varkentje te mesten, ja in die tijd betekende het heel wat anders, wanneer men een put moest graven en daarin het gemeste varken zag verdwijnen. Daarom ook werd Het On dersteuningsfonds op U dêcemeber 1896 uit de nood geboren. De twee „varkenskerk hoven" aan weerszijden van de Paasdijk- weg, ontstaan in het jaar daarvoor, waren de roepstem van die nood en vormden de drang tot oprichting. Het was Cornelis Ge braad en „meester" W. J. Boogerd, die de stoot gaven. Burgemeester P. J. Dane-van Stapele liet de omroeper verkondigen, dat er een oprichtingsbijeenkomst zou worden gehouden en ver over de honderd personen waren aanwezig. Ja gaven zich ook op als lid. Zestien beter gesitueerde inwoners ver leende hieraan hun medewerking door een donatie. Vijf cent per week contributie was niet gering, maar het betekende een uitkomst bij varkensverlies. En dat verlies was in die tijd dikwijls hoog. De annalen van dit On dersteuningsfonds leren bijvoorbeeld, hoe er in 1913 niet minder dan 37 varkens van de leden stierven, waarvoor bijna f 1000. werd uitbetaald. Vooraanstaande ingeze tenen verleenden hun medewerking want de Poortvlietse varkenshond kende „presi denten" als mr. Carels van 1925 -1933, van meester Blaas van 1940 -1945, van hoofdonderwijzer Krijger van 1947 - 1949 en sinds die tijd tot heden in de aktieve persoon van de heer J. M. Deurloo. Ja, het is zelfs zo geweest, dat één voorzitter van de Poort vlietse Varkenshond het tot burgemeester heeft weten te „schoppen", maar dat was dan ook in de „schoptijd", tussen 1940- 1945. Vele namen werden door dhr. Deurloo genoemd van leden, die zich op bizondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt, ook die van het bij dit jubileum nog aanwezige erelid, de 92 jarige P. M. Geuze, achttien jaar lang secretaris van de vereniging en nu op dit feest, gedachtig aan de „bestseller" dat een matig mens zijn vrijheid waard is, een cognacje nemend op de zo zeer verbe terde tijdsomstandigheden. Die verbeterde tijdsomstandigheden heeft de nood van het lidmaatschap weggeno men. Eerstens zijn de verliezen veel gerin ger, tweedens de financiële omstandigheden oneindig veel beter en tenslotte is het aan tal varkenshouders zoveel minder dan 65 jaar terug. „Blijf niettemin onze vereniging trouw", zo besloot dhr, Deurloo zijn kernachtige speech, „omdat ze zoveel nuttig werk deed en omdat het nog altijd een band betekent in een kleine gemeenschap". Dit laatste vond burgemeester Van Doorn ook, die er even was uitgeglipt om namens het gemeentebestuur de jubilerende vereni ging te komen gelukwensen. Men kan ook in dit opzicht Gode wel dankbaar zijn, dat er zo enorm veel is verbeterd, vond Poort vliet's eerste burger. Toén een bittere nood zaak met een noodlijdende kas, nu een ruim financieel bezit met weinig meer dan een traditie. Niettemin is het goed de vereniging in stand te houden, al was het maar om bij elk lustrum te gedenken, wat een voorrech ten er tegenwoordig zijn in vergelijking bij vroeger. Namens de Kolenbond werd nog gefeli citeerd door de boekhouder van die vereni ging, de heer M. P. Geuze, die tevens be stuurslid is van Het Ondersteuningsfonds. Men was verder gezellig bijeen, terwijl de heer J. P. Blaas variatie bracht door op verzoek zijn mooie dia's te vertonen. Nog altijd luidt artikel 1 van „Het On dersteuningsfonds" te Poortvliet! „Het doel der vereniging is, een kas te vormen, waar uit de leden bij het sterven hunner varkens tengevolge van ziekte of om andere, buiten hun schuld ontstane ongevallen, tegemoet koming te ontvangen in de schade daardoor veroorzaakt." Nog steeds betalen de leden hun vijf cent contributie per week. Al is het maar om elk lustrum die tijd weer in herinnering te bren gen, dat de vereniging zo zeer nodig was. UITGESTELD GELUK Onder deze wel niet zo originele, maar dan toch wel aantrekkelijke titel heeft mevrouw Rijstenbil-Schejffer uit Scherpe nisse onder haar meisjesnaam: Jo Scheffer een boek geschreven, dat door J. M. Voor hoeve in Den Haag werd uitgegegven. Wan neer we hier allereerst willen opmerken, dat de lezer niet moeten uitgaan van de gedachte met een bestseller te maken te hebben, bete kent dit anderzijds niet, dat het geen lezens waardige streakroman is, Keniielijk heeft de schrijfster met een gave trant er een belevenis uit haar jeugd in neergelegd, mo gelijk niet door persoonlijke ondervinding, baar in de naaste buurt. Het verhaal speelt zich af in een Zeeuws dorp. Aanvankelijk in het ouderlijk huis van de hoofdpersoon: Lijntje. Haar moeder, die weduwe is, heeft een kruide nierswinkel en om het hoofd boven water te houden, verdient Lijntje zelf nog wat door bij een boer te werken. Hoewel ze van het buitenleven houdt, vindt ze alles te bekrom pen van levenswijze en trekt naar de stad. Bij veel andere dingen leert ze een knappe beurtschipper kennen en het schijnt, dat Lijntje er klaar voor is. Het loopt heel anders uit. De beurtschipper laat haar uit eindelijk in de steek en heel wat rijker in ervaring, maar armer in geluk, komt Lijntje weer bij moeder terug, waar haar dochtertje wordt geboren. „Geertje" krijgt weinig aan hankelijkheid van de teleurgestelde moeder Lijntje. Ook al door de tweede wereldoorlog komt er nog meer narigheid en wanneer deze ten einde is, staat plotseling Geert de beurtschipper weer voor zijn oude liefde. Na getrouwd te zijn met een in de oorlog omgekomen vrouw, kwam bij de beurtschip per het verlangen naar Lijntje weer boven. De middelbare leeftijd draagt er toe bij, dat het toch nog een harmonisch huwelijk wordt tussen Lijntje en Geert. Zo is de titel van dit eenvoudige verhaal, hier en daar door- spect met niet altijd goed weergegeven Zeeuws dialect, wel goed gekozen. De illustraties naar richtlijnen van de schrijfster zelf werden verzorgd door Kees Lente. Gebonden 5.75. Een behoorlijke uitvoering. Die van een streekroman houdt, kan er enkele prettige uren aan beleven. 40 ALISTAIR MACLEAN „Is dat alles wat u te zeggen heeft vroeg Julia. Boos staarde ze naar Jansci en de graaf, maar de vijandige uitdrukking in haar ogen verdween toen ze haar blikken op de stuk geslagen mond van Reijnolds vestigde. „Na alles wat u heeft moeten meemaken „Wat moet ik anders doen?" vroeg Reynolds goedmoedig. „Proberen enkele tanden uit de mond van de graaf te slaan? In zijn plaats zou ik precies eender gehandeld hebben." „Mensen met hetzelfde beroep begrijpen elkaar, liefje," mompelde Jansci sussend. „Niettemin spijt het ons natuurlijk verschrikkelijk dat het allemaal zo gelopen is. En nu die bandrecorder de grootste mensenjacht sinds maanden tot gevolg zal hebben, mijnheer Reynolds wat is de volgende stap De Oostenrijkse grens, neem ik aan, en zo vlug mogelijk „Inderdaad, de Oostenrijkse grens 1 Maar zo vlug mogelijk ehik weeet het niet." Reynolds keek naar de twee mannen tegenover hem. Hij dacht aan de bijna niet te geloven verhalen die Julia over hen verteld had en wist dat er op de vraag van Jansci maar één antwoord mogelijk kon zijn. Hij trok aan de tweede losse tand, zuchtte van opluchting toen deze er ook uit was en keek naar Jansci. „Het hangt er helemaal vanaf hoelang het zal duren voor ik professor Jennings gevonden heb." Tien, twintig, dertig seconden gingen voorbij en in die tijd was alleen het snorren van de sneeuwbanden over de weg hoorbaar, het gemompel van de stemmen van Imre en Sandor in de cabine, het regelmatig geronk van de motor en dan opeens strekte het meisje haar hand uit en draaide ze Reynolds' gezicht naar zich toe, waarbij haar vingertoppen voorzichtig op zijn gewond en gezwollen gelaat bleven rusten. „Je bent gekOngelovig staarde ze hem aan. „Je moet stapel gek zijn 1" „Buiten kijfDe graaf ontkurkte zijn zakflacon, nam een flinke slok en maakte de flacon weer dicht. „Hij heeft vannacht ook heel •#at meegemaakt 1" „Krankzinnig was Jansci het ermee eens. Hij staarde naar zijn verminkte handen en voegde er heel zacht aan toe: „Ik ken geen enkele ziekte, die zó besmettelijk is." „Het heeft je te pakken voor je het weet 1" Triest keek de graaf naar zijn zakflacon. „Het middeltje tegen alle kwalen, maar dit maal ben ik er te laat mee." Heel lang staarde het meisje de drie mannen aan. Er lag een ver wilderde uitdrukking van niet begrijpen op haar gezicht, maar toen ineens werd het haar duidelijk en trokken een bang voorgevoel en een onheilspellend visioen alle kleur uit haar wangen. Opnieuw werden haar blauwe ogen donker en ditmaal glinsterden er tranen in. Ze protesteerde niet en trachtte geen moment de mannen een ander besluit op te dringen, alsof het voorgevoel haar gewaar schuwd had dat het toch nutteloos geweest zou zijn. Toen de eerste tranen over haar wangen rolden, wendde ze vlug het gezicht af, zodat niemand het kon zien. Reynolds strekte een hand uit om haar te troosten, aarzelde, zag de bezorgde blik in Jansci's ogen en het langzaam schudden van het spierwitte hoofd, knikte en trok zijn hand terug. Hij haalde een pakje sigaretten uit zijn zak, duwde een sigaret tussen zijn gekneusde lippen en stak haar aan. De sigaret smaakte naar ver brand papier. ZEVENDE HOOFDSTUK Het was nog donker toen Reynolds wakker werd, maar de eerste grijze tinten van de nieuwe dag werden zichtbaar door een klein raam dat op het oosten lag. Reynolds had geweten dat er een raam in de kamer was, doch niet waar het zich precies bevond. Diep in de nacht dat wil zeggen vroeg in de morgen, tegen twee uur hadden ze na een koude wandeling van meer dan een kilometer door de sneeuw de verlaten boerderij bereikt en Jansci had verboden licht op te steken in de kamers die geen luiken voor de ramen hadden. De kamer van Reynolds behoorde daar ook toe. Zonder zelfs zijn hoofd te bewegen, kon hij de kamer in zijn geheel overzien en dat was niet moeilijk omdat de oppervlakte van de vloer niet groter leek dan tweemaal die van het bed en het bed was alleen maar een smalle krib. Het meubilair bestond uit een stoel, een wastafel, een spiegel met het weer erin en meer niet; er was trouwens geen plaats voor meer. Door het kleine raam boven de wastafel begon nu meer en meer daglicht te gloren en in de verte, op een afstand van misschien driehonderd meter, zag Reynolds de zwaar besneeuwde takken van grove dennen die klaarblijkelijk op een helling groeiden, want de witte toppen leken ongeveer op de hoogte van zijn ogen te komen. De lucht was zó helder dat hij elk klein onderdeeltje van de takken kon onderscheiden. De grijs geworden hemel begon te verandereg in een heel lichtblauw. Het sneeuwde niet en er waren ook geen wolken. Het was het eerste stuk blauwe lucht dat Reynolds sinds zijn komst in Hongarije gezien had. Misschien was het een goed voorteken en hij had alle goede voortekens nodig, die hij kon krijgen. De wind was gaan liggen en zelfs geen koeltje beroerde de uitgestrekte vlakten. Het was stil: een diepe, koude stilte die kenmerkend is voor het begin van een vriesdag en het met een dikke laag sneeuw bedekte land. Even werd die stilte onderbroken door een korte, droge knal, als van een ver verwijderd geweerschot. Dan werd het opnieuw stil. Reynolds herinnerde zich dat hij door zo'n knal wakker was geworden. Hij wachtte en luisterde en wat later hoorde hij de knal opnieuw, ditmaal dichterbij. Na een korte pauze volgde er een derde knal en besloot Reynolds op onderzoek uit te gaan. Hij wierp de dekens van zich af en zwaaide zijn benen over de rand van de krib. Enkele seconden daarna overwoog hij toch maar niet op onderzoek uit te gaan en realiseerde hij zich dat benen zwaaien over de bedrand, zonder gepast overleg, niet aan te bevelen was: door de onverwachte beweging kreeg hij namelijk het gevoel dat iemand een reusachtige vishaak in zijn rug sloeg, die er meteen weer met kracht werd uitgetrokken. Voorzichtig en langzaam trok hij zijn benen weer terug in bed en met een zucht ging hij achter over liggen. Vermoedelijk was de pijn te wijten aan een stijfheid die tot in zijn schouderbladen doorliep en het plotseling bewegen van verstijfde spieren was nu eenmaal een pijn, die niet voor andere pijnen onderdeed. Het onderzoek naar die knallen kon wachten. Niemand in de boerderij scheen zich er bezorgd om te maken en ook het eerste contact met de temperatuur van de kamer - Reynolds droeg alleen maar een geleende pyamabroek bracht hem tot de overtuiging dat een speurtocht maar zo lang mogelijk uitgesteld moest worden; er bleek geen enkele verwarming in het vertrek te zijn, zodat het er bitter koud was. Reynolds staarde naar de zoldering en was benieuwd of de graaf en Imre veilig in Boedapest waren aangekomen, nadat ze de anderen in de buurt van de boerderij hadden afgezet. Het was volstrekt noodzakelijk geweest dat de vrachtwagen werd achter gelaten in de anonimiteit van de stad en niet op een landweggetje in de omgeving van de boerderij, want dat zou een catastrofe uit gelokt kunnen hebben. Volgens Jansci zou er namelijk meteen die morgen al in heel westelijk Hongarije naar de truck gezocht worden en geen betere plaats voor de auto dan een stil straatje in een grote stad. Dat de graaf naar Boedapest terugging, was trouwens ook noodzakelijk geweest. Hij voelde zich er zeker van geen argwaan opgewekt te hebben en als ze te weten wilden komen waar Dr. Jennings heen was gebracht, moest de graaf terug naar de AVO, waar hij na de lunch dienst had. Het was in dit verband niet waarschijnlijk dat de Russen het risico hadden genomen om de professor zelfs zwaar bewaakt in het hotel te laten. Natuurlijk liep de graaf risico wanneer hij terug naar de AVO ging, maar risico was er per slot van rekening altijd geweest en een andere mogelijkheid om Jennings te vinden bestond er niet. [(.wordt vervolgd)]

Krantenbank Zeeland

Eendrachtbode /Mededeelingenblad voor het eiland Tholen | 1961 | | pagina 5