Machines veroveren de landbouw 2
Reacties opTholen en zijn toekomst'
WAARIN OPGENOMEN DE THOOLSE COURANT
Vakkennis eerste vereiste in de landbouwmechanisatie
De redactie legt U deze week voort
13e jaargang No. 40
23 augustus 1957
Uitgevers C. J. ZACHARIASSE en G. HEIJBOER
Redactie Ring 66, St. Annaland - Telefoon 47
Administratie Oudelandsestr. 34, Tholen - Tel. 57 - Giro 124407
Abonnementen 1.35 per kwartaal
franko p.p. 1.85 inkassokosten
Prijs per nummer 15 cent
Advertenties 12 cent per millimeter - Bij contract speciaal tarief
Spierinkjes t/m 20 woorden 1.25
Advertenties worden tot WOENSDAGAVOND aangenomen
DE VIJFTIGDUIZEND LANDBOUWTREKKERS, die
op het ogenblik in ons land in bedrijf zijn, hebben een ge
zamenlijke waarde van ongeveer 400 miljoen gulden. Men
heeft becijferd, dat de waarde van de werktuigen en
wagens, die bij de trekkers gebruikt worden, ongeveer 1500
miljoen gulden bedraagt. Dat betekent dus, dat er op het
ogenblik in de landbouwmechanisatie door de boeren een
gezamenlijk kapitaal van ongeveer 2 miljard gulden is
geïnvesteerd
Men mag aannemen, dat er ieder jaar 1/10 deel van dat
machinepark vernieuwd moet worden. Dat wil dan zeggen,
dat de landbouwers per jaar voor vernieuwing ongeveer
200 miljoen gulden uitgeven. Als de landbouwmechanisatie-
bedrijven er door deskundig onderhoud in slagen de trekkers
en de werktuigen één jaar langer in goede conditie te houden,
dan levert dat per jaar dus een besparing op van niet minder
dan 20 miljoen gulden
„Een goede vakkennis is de basis voor
een goede service aan de landbouwers
zeggen de smedenpatroonsorganisaties. En
zij laten het niet bij de woorden alleen,
maar doen ook veel voor goede vakoplei
dingen. De stichting vakopleiding „Sme-
coma" (een afkorting van smeden-, con
structie- en machinebedrijven) verricht op
dit gebied baanbrekend werk.
In 1947 werd het eerste Smecomadiploma
„Landbouwwerktuigen" uitgereikt. Sedert
dien zijn in allerlei plaatsen door het gehele
land verspreid ongeveer 200 cursussen in
landbouwwerktuigenkennis gehouden en ont
vingen reeds 2100 geslaagden het diploma-
Deze cursus heeft, zoals de naam al aangeeft
vooral de werktuigen van paardenploeg
tot en met maaidorser tot onderwerp.
Met cursussen „tractoren" werd enkele
jaren later een begin gemaakt. Deze cur
sussen, die overal gegeven kunnen worden
waar voldoende belangstelling bestaat, wor
den besloten met een praktijk opleiding van
een week op de „Praktijkschool voor land
bouwmechanisatie" in Slootdorp, in de
Wieringermeer. Op deze school wordt het
slot-examen afgenomen; juist enkele weken
geleden werd er het duizendste diploma
„Tractoren" uitgereikt.
PRAKTIJKCURSUSSEN
VOOR LANDBOUWERS
Deze cursussen zijn in de eerste plaats
bedoeld voor landbouwsmeden en voor het
personeel van landbouwmechanisatiebedrij-
ven. Maar ook voor de landbouwers zelf
en hun personeel worden cursussen gegeven
op de Praktijkschool, die ruim drie jaar be
staat en haar bestaansrecht al dubbel en
dwars bewezen heeft. De jonge landbouwers
en het landbouwpersoneel kunnen kiezen uit
twee cursussen, die allebei een week duren
en die allebei op de praktijk zijn gericht.
De cursus „landbouwwerktuigen en land-
bouwmotoren" is bedoeld voor hen, die op
een landbouwschool of een cursus al onder
richt op dit terrein hebben gehad. De lessen
op de praktijkschool sluiten dan aan. Er
wordt geoefend met verschillende typen
werktuigen en motoren en men leert er de
eenvoudigste storingen zelf opheffen.
De tweede cursus „Trekkerbestuurder" is
toegankelijk voor hen die het theoretische
gedeelte van de opleiding voor „trekkerbe
stuurder le klas" met goed resultaat heb
ben gevolgd. De belangrijkste onderdelen
van de trekker en hun afstelling worden
grondig behandeld en bovendien wordt er
geoefend met het aanspannen en afstellen
van de meest voorkomende werktuigen en
in het zelf verhelpen van niet al te ernstige
mankementen.
Aan de Praktijkschool is een internaat
verbonden met slaapplaatsen voor 30 perso
nen. De cursisten tot nu toe werden er
ongeveer 3000 „afgeleverd" zijn er dus
een week intern.
VOLLEDIGE VAKOPLEIDING
Zo wordt er dus door de smedenpatroons,
in nauwe samenwerking met de werkgevers-
en werknemers-organisaties, veel gedaan om
zowel de landbouwsmid als de landbouwer
de overgang naar de mechanisatie in zijn
bedrijf gemakkelijker te maken. Er is in
tussen ook een volledig opleidingsplan ge
reed gekomen voor een nieuwe generatie,
die zich in de landbouwmechanisatie wil
bekwamen.
Op steeds meer lagere technische scho
len (ambachtscholen) in de landbouwstre
ken van ons land is er na de 2- of 3-jarige
cursus een z.g. „kopklas" ingevoerd, die de
leerlingen een eerste opleiding bijbrengt
voor landbouwmecanicien. Deze kopklas
duurt een jaar en wordt besloten met een
examen „leerling landbouwmecanicien". De
jongen kan dan in een landbouwmechanisa-
tiebedrijf gaan werken volgens een z.g. leer
lingstelsel en 1 dag per week of op een
avondcursus aanvullend theoretisch onder
wijs ontvangen, waardoor hij opgeleid wordt
voor het diploma „adspirant landbouwmeca
nicien.
De opleiding wordt dan gesplitst: de jon
geman kan kiezen uit een leerlingstelsel
opleiding voor 2e landbouwmecanicien of
voor 2e trekkermecanicien.Hij kan ook beide
cursussen volgen en ontvangt dan het diplo
ma 2e veldmecanicien dat hem de weg opent
naar een zelfstandige vestiging als onder
nemer in het landbouwmechanisatiebedrijf,
na het volgen van een patroonsopleiding.
Tenslotte is er nog de mogelijkheid om
verder te studeren voor de diploma's le
landbouwmecanicien of le trekkermecani
cien. Deze twee diploma's samen geven
recht op het diploma le veldmecanicien, de
hoogste top, die op dit gebied thans te be
reiken valt.
NIEUWE TOEKOMST
MOGELIJKHEDEN
De landbouwmechanisatie heeft niet al
leen grote veranderingen gebracht in het
werk van de boer en van de landbouwsmid.
Er is door de mechanisatie op het platte
land ook een behoefte ontstaan aan bekwa
me vakmensen op mechanisatiegebied. Voor
jongens van het platteland, die zelf geen
boer kunnen of willen worden, en die toch
niets voelen voor de „vlucht naar de grote
stad", biedt deze ontwikkeling de mogelijk
heid voor een goede toekomst als vakman
in het landbouwmechanisatiebedrijf, hetzij
als werknemer, hetzij als zelfstandig patroon
en misschien als leraar!
(nadruk verboden)
ANTWOORD VAN Ds. A. BREURE
Het spijt mij, dat ik door mijn vacantie
niet eerder heb kunnen antwoorden op de
reacties naar aanleiding van mijn artikel:
„Kerk en industrie Gedachtig aan het
spreekwoord: „beter laat dan nooit", wil
ik dan alsnog even antwoorden.
Wat mij trof is dit, dat beide schijvers
ingehaakt hebben op één en dezelfde ge
dachte, nl. dat te weinig kerkleden oog heb
ben voor het bewarende en het behouden
de van de Christelijke organisaties.
De heer Bazen heeft hierin aanleiding ge
vonden een beschermend gordijn te hangen
rondom het N.V.V., terwijl de heer Aar-
noudse mij naar aanleiding hiervan vraagt,
hoe ik denk over de invloed van het Chr.
onderwijs in deze en of een lidmaat van
de kerk tevens lid kan zijn van een neu
trale organisatie.
Ik zou hier heel uitvoerig op kunnen ant
woorden, met het gevolg dat het ene inge
zonden stuk zou volgen op het andere en
de artikelenreeks: „Tholen en zijn toe
komst" zou ontaarden in een polemiek tus
sen voorstanders van Chr. onderwijs, chr.
organisaties, enz en tegenstanders hiervan.
Ik meende dat dit de bedoeling niet is.
Ik zou kunnen antwoorden met één zin,
een woord van Christus: „Wie niet voor
Mij is, is tegen Mij." Als wij gedachtig
zijn aan dit Woord, dan weten wij, hoe
onze levenshouding zal zijn. Want dit
Woord zegt ons, dat niemand „neutraal"
kan zijn. Wie het te doen is om de erken
ning van het Koningschap van Jezus Chris
tus, onze Here op alle terreinen des levens,
die zoekt de middelen, die er zijn, om dit
te kunnen bereiken. En als zodanig mogen
wij dankbaar zijn voor de Christelijke or
ganisaties, alsmede voor het Christelijk on
derwijs. Niet als doel, maar als middel.
Niet omdat wij het dan zo goed hebben in
het eigen kringetje, want dan zolden wij
schandelijk onze roeping verzaken, want wij
zijn er voor de ander: „Gij zult Mijn getuige
zijn."
En wanneer na de oorlog de roep gehoord
is: „dat men midden in de wereld moet
staan, dat men solidair met de wereld moet
zijn, dat men meer moet kunnen en durven
doen met de wereld, dan vraag ik: „Wat is
het resultaat hiervan na 12 jaar?" Immers
in een neutrale organisatie heeft men eer
bied voor de Chr. levensovertuiging, maar
ook eerbied voor de overtuiging van de hu
manist, ja die 2 worden volkomen gelijk
waardig naast elkaar gesteld. En dat kan
nooit! Want Christus en Zijn Woord wil
len alleen erkend worden. De zogenaamde
„doorbraakgedachte" zal uiteindelijk voor de
kerk betekenen „de dood in de pot", de we
reld in de kerk een plaats van de kerk in de
wereld.
En een Christen die in gehoorzaamheid
aan het Woord des Heeren zich aansluit
bij een Chr. organisatie of kiest voor het
Chr. onderwijs, is niet bang zijn geloof te
verliezen, als hij dit niet zou doen, want
de Heere zal hem ook hierin, als het moet,
bewaren, maar hij doet dit, omdat hij niet
anders kan. omdat het Woord hem als een
lamp voor de voet is en 'n licht op zijn pad.
En moet hij dan de wereld maar wereld
laten? Neen natuurlijk niet. Ik zou het wil
len zeggen met een voorbeeld: Wanneer
wij een kolenvuur hebben en wij halen er
een gloeiende kool uit en leggen die in
de ene hoek, en een andere kool in een an
dere hoek, ja al die gloeiende kolen overal
heen verspreid, ach, dan is het spoedig ge
daan met hun warmte.
Alleen als die kolen één vuur zijn, dan
is het aangenaam er bij te zitten, dan straalt
er warmte uit. In gebondenheid aan het
Woord des Heeren zijn de Christenen één
en waar zij met dat Woord en vanuit dit
Woord eendrachtelijk, ook als organisatie,
hun opdracht ten opzichte van de onkerke-
lijken en neutralen vervullen, alleen dan is
zegen te verwachten.
Daarom onderstreep ik nog eens, wat ik
in mijn artikel schreef: „Zijn onze gezinnen
werkelijk Christelijke gezinnen? Want het
gezin is de cel, waaruit de gehele samen
leving is opgebouwd." Dit is het punt, waar
het op aankomt. En dit zal dan zijn ge
volgtrekkingen met zich brengen voor het
gehele leven, want het Woord des Heeren
is nooit „ja en neen", maar het is „ja of
neen". En dat de kerk wel degelijk de nood
van de arbeiders gezien heeft, ook in de vo
rige eeuw, blijkt wel uit dit feit, dat de
meeste sociale wetten voortgekomen zijn
uit de pen van een predikant, nl. dominee
Minister A. S. Talma.
Ik meen dat ik hiermede voldoende heb
geantwoord op de ingezonden reacties.
ds. A. Breure
GEACHTE REDACTIE
Graag zou ik mijn mening willen schrij
ven over een gedeelte van het artikel van
mevr. Laban en wel over wat zij noemt:
een nijpend vraagstuk. Zij schrijft daarin,
dat het tegenwoordig moeilijk geworden is,
hulp te krijgen. Ik begrijp hieruit dat zij met
hulp huispersoneel bedoelt. Mijns inziens is
de benaming „hulp" niet goed en wekt de
indruk dat men op een koopje uit is. Te
genwoordig echter zijn de toestanden heel
anders dan enkele jaren geleden toen de
werknemer blij moest zijn met hetgeen de
werkgever beliefde te betalen. Er was im
mers toch een overschot aan personeel.
Heden ten dage kan men in verschillende in-
dustriën in de naaste omgeving voldoende
en goed betaald werk vinden.
Zoals mevrouw Laban opmerkt wordt het
welvaartspeil hierdoor niet onbelangrijk op
gevoerd. Het kan niet anders dan dat dit
zeer aantrekkelijk is voor ieder die hiervan
kan profiteren. Vooruitgang is toch het stre
ven van ieder normaal mens. Niemand zal
dan ook tegen kunnen houden dat men het
best betaalde werk zoekt. Ieder die in deze
tijd huishoudelijke hulp nodig heeft, is hier
door gedwongen hogere lonen te betalen
of het zonder dienstbode te doen. Men kan
van mening verschillen of deze toestand
wel of niet ideaal is. maar wanneer men
eens heel eerlijk is, zal men tot de conclu
sie moeten komen dat de toestand zoals
die vroeger was ook verre van ideaal was.
Zonder de goeden onder hen te kort te
doen, mag ik toch wel zeggen, dat, als men
vroeger dienstbode (meid) was, men genoe
gen moest nemen met een loon en behande
ling die alleen maar aanvaard werd omdat
er geen andere mogelijkheid was. Ik denk
hierbij aan te lange werktijden, te zwaar
werk en verschillende andere wantoestanden
welke soms nogal grof waren. Men vergat
nog al eens dat men een mens in dienst
had met hetzelfde recht op een redelijk be
staan als zijn werkgever.
Uit het voorgaande kan men conclude
ren dat niet alle schuld op de industrie ge
schoven kan worden.
De industrie biedt alleen maar de moge
lijkheid de maatschappelijke toestand waarin
men verkeert, te verbeteren en juist hierin
ligt de oplossing van het probleem.
Het is buiten kijf dat men niet tegen
een fabriek op kan betalen, waarin men
kost wat kost de productie op peil moet
houden of opvoeren. Maar het staat boven
dien vast dat niet ieder meisje op een fa
briek wil werken, b.v. om zoveel moge
lijk te leren wat er in de huishouding te
koop is en zich zodoende voor te bereiden
op het huwelijk en een zo goed mogelijk
huisvrouw te worden. Ik zou zo door kun
nen gaan en nog verschillende andere be
weegredenen na kunnen gaan. Ik voor mij
geloof dan ook stellig, dat men het niet
zonder dienstbode behoeft te doen als men
redelijk loon betaald en de dienstbode als
mens behandelt.
A. A, Joppe-v. d. Werff
secretaresse N.V.V Vrouwenbond
afd Scherpenisse
Hartogsweg 471
Geachte redactie
Blijkens Van Dale's Handwoordenboek
der Nederlandse Taal, heeft „hulp" de be
tekenis van le: de daad van helpen en 2e:
helper of helpster. Ter verduidelijking wordt
dan nog gesproken van „hulp in de huis
houding". Als zodanig heb ik dit woord ook
gekozen, vertrouwend daarmee in goed ge
zelschap te zijn. Als mevrouw Joppe daar
naast nog een derde uitleg heeft en er
bovendien een tendentie in legt, die ik er
niet mee bedoeld heb, laat ik de conse
quentie daarvan geheel voor haar rekening.
,De arbeidsmarkt, ook voor huishoudelijk-
personeel, wordt m.i. beheerst door „vraag
en aanbod". In de tijd waarop schrijfster
doelt, was er veel aanbod, met het noodza
kelijk gevolg, dat de „hulpen" goedkoop
waren. Nu er alom vraag naar arbeids
krachten is, ook vrouwelijke, brengt deze
situatie mee, dat de „hulpen" duur zijn.
Het is ieders goed recht, zijn arbeidskracht
zo hoog mogelijk te verhuren; ik maak
daarop geen aanmerking. Wèl herhaal ik,
het buitengewoon hard te vinden als men
op hulp aangewezen is en men kan die niet
krijgen of betalen. In zover is de toestand
thans evenmin ideaal als vroeger.
Dat mevrouw Joppe mij toedicht, de in
dustrie daarvan de schuld te geven, is
eveneens een conclusie die voor haar reke
ning ligt. Wel is het vraagstuk der hulpen
in de huishouding door de industrialisatie
toegespitst, nijpender geworden. Maar dit
is iets anders,
Dat men met een redelijk loon (wat is
redelijk?) en een menselijke behandeling
in enkele gevallen hulp kan krijgen, ak
koord. Maar, dat deze beide voorwaarden
het recept zouden vormen om het „hulpen
probleem" op te lossen, getuigt m.i. van een
te groot vertrouwen in de onbaatzuchtig
heid en naastenliefde van de evenmens.
Het stellig vertrouwen van mevrouw Jop
pe kan ik dan ook helaas niet delen.
G. Laban-Wolfensberger
MOET HET
KLEINBEDRIJF DAN WEG?
Aan drs. Paape.
Het was mij een waar genoegen dat u
mij na het ingezonden stukje in de Een-
drachtbode niet in de kou liet staan. Het
spijt me evenwel dat uw antwoord mij verre
van bevredigt. Uw bedoelingen zijn ook
wel goed, maar het was voor mij toch
vreemd, dat zowel bij u, als bij de hogere
instanties, hei kleinbedrijf in de weg schijnt
te staan. Uw opmerking, dat de vrouwen
van de kleine boer, evenals hun kinderen
zich haast kapot moeten werken om de kop
boven water te houden is naar mijn mening
beslist niet juist. U zou in dit verband
een kijkje moeten kunnen nemen op de
plaatselijke spaarbanken, zoals Boerenleen
bank en Middenstands-spaarbank. Ik denk
dat u tot de ontdekking zou komen, hoe
verkeerd uw opvatting was met betrekking
tot de kleine boer. Maar ik begrijp u wel
(of begrijp ik het niet goed?) het kleinbe
drijf staat in de weg. De kleine boeren heb
ben de laatste jaren deze bittere uitdruk
king in de dagbladen meer dan eens kun
nen lezen.
En wat de vrouwen- en kinderarbeid
betreft, heer Paape, dat loopt wel af hoor.
Zeker, vroeger was dat anders, maar u
moet niet vergeten dat toen onze vrouwen
's morgens om half vier de kinderen weg
brachten naar een oppasster voor 15 cent
per dag en daarna op het land gingen wer
ken, maar dat niet alleen in het kleinbedrijf.
Ze stonden ook in de rij bij het groot be
drijf. En de boer had ze maar wat graag.
Dat behoort tot het verleden. Wij vragen
niet meer of dat asjeblieft terug mag komen,
vere van dat.
Inpoldering? Het zal niet de totale oplos
sing brengen, wanneer een groot schor
wordt ingedijkt en we zetten er 1 of 2 grote
bedrijven, dan hebben we van het overschot
aan werkkrachten niets ingelost. Maar wan
neer wij duizend gemeten bouwland in cul
tuur brengen, dan ligt er voor minstens 100
gezinnen een bestaansmogelijkheid, de voor
beelden hiervan zijn er al van jaren her:
een bestaansmogelijkheid op 10 gemeten
land is er. Men zou wellicht in 't begin ge
holpen moeten worden met het zaai en
plantgoed, maar dat moet ook, wanneer
onze arbeiders werkloos zijn en in de W.W.
enz. zitten. En dit komt jaarlijks, soms ge
durende lange perioden terug.
Door inpoldering en vestiging kleinbe
drijf zou er een oplossing komen. Of moet
het anders? Het kleinbedrijf weg, nog veel
grotere bedrijven en een arme bevolking,
want dat zou het resultaat zijn. Dat was
dan Tholens toekomst. Grote bedrijven,
minder arbeiders, geen werk, dat was het
slot. De kleine baasjes weg, de grote voor
zien tot in de top van allerhande machines,
handenarbeid weg. En als er dan een regen
periode komt ligt alles stil. alles machteloos
want met een tractor kun je dan niets uit
voeren. Of dan even wat werkvolk zoeken?
Zou dat een gezonde toestand zijn.
Dat u niet kunt begrijpen, dat er op ver
schillende bedrijven veel onkruid groeit,
neem ik u niet kwalijk, ik ga daarop maai»
niet verder in. Dit wil ik er nog van zeggen
nl. dat ik het op een heel soepele manier
naar voren heb gebracht, het is beter dat
wij daarover de totale waarheid maar ach
terhouden. Wij hopen dat hierin verbetering
komt, dat zou voor vele arbeiders werk
betekenen.
En dus drs. Paape, blijf ik bij mijn vorig
Smeden passen zich aan bij de mechanisatie
Reacties op „Tholens toekomst"
a. Antwoord van ds. Breure
b. Voor redelijk loon en goede behandeling nog
dienstboden
c. Moet het kleinbedrijf weg
d. Een „thoolse wijk" bij industrie centra
Gemeente van St. Annaland heeft nog een
sluitende begroting
Voorzichtig met bestrijdingsmiddelen
Tevredenheid gaat boven rijkdom
schrijven: meer kleinbedrijf, opbouw con-
sérvenfabriek, industrie: werk voor allen.
F. J. Stols, St. Annaland
naschrift redactie:
Drs. Paape, die reeds kennis nam van
bovenstaande, is van mening zijn gedachten
in het vorig nummer voldoende te hebben
uiteengezet en wenst hierop niet nader in
te gaan.
Gedachten waarbij ook volgens onze me
ning niet tot uitdrukking werd gebracht
dan het kleinbedrijf moet ruimen, maar
wel dat dit zo (groot) moet zijn, dat het
levensvatbaar is, dat er een bestaansmoge
lijkheid voor haar is, ook in de toekomst.
Blijkt dat niet mogelijk, dan is het kleinbe
drijf op dezelfde grootte te handhaven.
Dan zou het een economische zwakke
schakel zijn in een tijd, waarin zelfs ieder
land- en fabrieksarbeider, die het hele jaar
door werkt, alléén voldoende verdient
voor een redelijk bestaan van zijn gezin.
De heer Stols heeft de economische kant
van het kleinbedrijf in de toekomst buiten
beschouwing gelaten en zich beperkt tot
enkele voorbeelden in zijn omgeving.
RAADSVERSLAG VAN DE
GEMEENTERAAD
VAN THONDEREN
Heden kwam de gemeenteraad van Thon-
deren in spoedzitting been.
Na de vergadering op passende wijze
geopend te hebben deelde de voorz., burg.
Klaets, mee dat hij het als zijn droeve
plicht gevoeld had, de gemeenteraad in
spoedzitting bijeen te roepen ter behandeling
van het probleem Thonderen.
Talingboord (a.r.): Waar komt het ge
sticht?
Grutters (midd.): En wie krijgt de leve
ranties?
Voorz.: Watte? Welk gesticht en welke
leveranties?
Talingboord (a.r.): Het gesticht voor de
Thondenaren.
Voorz.: Ik begrijp u niet.
Grutters (midd.): Nou moe. U had het
toch over het probleem Thonderen
Talingboord (a.r.): En laatst hadden we
het probleem Pietje, minderjarige zoon van
Jan van Teun. Het probleem Pietje ging
toch ook naar een gesticht?
Voorz.: O. bedoelt u het zo. Nee, zo be
doel ik het niet.
Govart (c.p.n.): Nou, zeg dat dan.
(Algemene opluchting van de vergade
ring)
Voorz.: Ik wilde dus behandelen het
probleem Thonderen.
Govart (c.p.n): Laat 't me niet merken.
(Gejoel van de vergadering)
Voorz.: Het probleem Thonderen dus.
Zoals u misschien bekend is, dreigt onze
geliefde stad Thonderen ontvolkt te wor
den, als gevolg van onvoldoende werkgele
genheid hier ter plaatse. Zwermen van de
noeststen van onze inwoners, zwermen uit
naar de binnenlanden van ons zo geliefde
vaderland om daar opgeslokt te worden door
de begerige kaken van de daar in volle gang
zijnde agrarisatie. Onze mensen worden
daar blootgesteld aan velerlei gevaren en
verleidingen, waarmee het platteland zo
ontstellend rijk vergiftigd is. Ik noem u
slechts het koppensnellen en het gemengde
werk op afgelegen akkers, hetwelk dik
wijls reeds voor dag en dauw begint en
meermalen voortgang vindt tot laat in de
avond, wanneer duisternis reeds begint ne
der te dalen op eerdergenoemde akkeren.
(Na geneeskundige bijstand van twee
geneesheren, wordt de korte schorsing van
de vergadering opgeheven en vervolgt de
voorz., nu weer met beheerste stem, echter
niet dan na diep in zijn waterglas gekeken
te hebben:)
Zoals u bekend, zijn andere steden ons
luttele tientallen jaren voorgegaan met de
oplossing van hetzelfde probleem.
Grutters (midd.): Wat 'n leveranties. O
nee, da's waar ook.
Zwarhoet (s.g.p.): Ik ben tegen.
Modersloe (c.h.u.): Waartegen?
Zwarhoet (s.g.pGaat je niet an.
(Algemene blijdschap van de vergadering)
Schops (gemeentebelangen): Thonderen
is conservatief.
(Enige verontwaardiging)
Talingboord (a.r.): Weet u het verschil
tussen conservatief en principieel?
Schops (gemeentebelangen): Het een is
nog erger dan het ander.
(Menige verontwaardiging)
Voorz.: Andere steden dus, hebben het
probleem opgelost door zelf te agrariseren.
Ook wij, ja wij, kunnen dat. Hebt u, geachte
leden, zich weieens gerealiseerd welke moge
lijkheden wij hier, middenin Thonderen, heb
ben voor agrarisatie? Hebt u weieens uw
voet gestoten aan de oppervlakten goede
grond welke hier eigenlijk nutteloos braak
liggen? Denk slechts aan de hoeveelheid
singels die hier, in onze geliefde stad hun
tijd maar een beetje liggen te verdoen. Ik
noem bv. de Dwerg-, de Moord- en Géén-
raadsingel. Met een kleine subsidie van
slechts enkele tonnen kunnen deze singels
omgetoverd worden tot prachtige landouwen
waarvoor ongetwijfeld een vooruitstrevende
boer gevonden zal worden om deze ver
volgens te voorzien van ruisend graan en
werk voor de inwoners van onze stad.
(Na stemming wordt met 8 stemmen voor,
1 geheelonthouding (c.h.u) en 1 tegen
(c.p.n.) de gevraagde subsidie verleend.)
Nadat de nestor van de gemeenteraad
nog de gevoelens van zijn collega's vertolkt
heeft, door het geniale inzicht van de voorz.
te prijzen sluit de voorz. ontroerd de ver
gadering.)
P.S. De gelijkenis met ons bekende per
sonen en toestanden is wel-heel toevallig.
Op ongeregelde tijden verschijnt in „El
sevier s Weekblad een gemeenteraadsver-
slag van een denkbeeldige stad Zwinderen.
In deze gemeenteraad worden gewoonlijk
rariteiten behandeld, welke, zij het meestal
in iets gewijzigde vorm, her en der, werke
lijk in Nederland plaatsgevonden hebben,
ons aldus een spiegelbeeld voorhoudend
waarin we dikwijls onszelf herkennen.
Indien de schrijver van deze raadsversla-
gen bekend zou zijn met wat men is gaan
betitelen met het modewoord „probleem"
Tholen, dan zou wellicht een raadsverslag
uit zijn pen gevloeid zijn, in de trant van
bovenstaande.
Tien schrijvers hebben „het probleem
Tholen behandeld. De conclusie van deze
schrijvers (met slechts heel enkele uitzon
deringen in het bijzonder mej. Paling) is,
dat de berg naar Mohammed moet komen.
Deze, enigszins revolutionaire stelling, is
in bedoelde uitvoerige artikelen wel gepo
neerd, echter niet bewezen.
Het lijkt mij van belang alsnog te pro
beren deze stelling te bewijzen. Indien dit
zou lukken zou dit stellig het vreemdelingen
vekeer zeer ten goede komen. Hele pel
grimstochten zouden georganiseerd worden
naar Tholen, de bakermat van deze stel
ling.
Tegenwoordig is men nl. algemeen van
opvatting dat het eenvoudiger is om Mo
hammed 'n paar nieuwe schoenen te geven
en omgekeerd, Mohammed naar de berg te
laten wandelen.
Men wil industrievestiging op Tholen.
Veel vragen i.v. hiermee zijn echter nog
onbeantwoord gebleven, o.a.
Wat kan Tholen de industrie bieden dat
andere gebieden niet evenzeer of zelfs nog
in meerdere mate kunnen bieden? Is het de
ligging aan een spoorwegknooppunt? Is het
de gemakkelijke, centrale ligging aan goede
toe- en afvoerwegen? Is het de beschikbaar
heid van goede havens, grotendeels onaf
hankelijk van eb en vloed? Is het de beschik
baarheid van voor land- of tuinbouw toch
onbruikbare grond?
M.i. het enige dat Tholen de industrie
te bieden heeft, waarin het zich momen
teel voor de industrie nog gunstig onder
scheidt van enkele andere gebieden, is een
overschot aan mensen.
Terecht is opgemerkt dat het z,g. pende
len een ongezonde toestand is, o.a. met het
oog op tijden van een evt. laagconjunctuur.
In tijden van laagconjunctuur zullen diver
se fabrieken hun productie moeten inkrim
pen of zelfs hun poorten sluiten. Dit zal
men doen door in de eerste plaats de duurste
dus de pendelende arbeiders te ontslaan.
Welke fabrieken zullen echter hun produc
tie het eerst moeten verminderen of stop
zetten? Ook hier is het antwoord niet moei
lijk. Het zullen die fabrieken zijn die het
onvoordeligst produceren, bv. doordat hun
transportkosten te hoog zijn vanwege on
gunstige ligging, etc.
Mijn conclusie kan derhalve niet anders
zijn dan dat in minder goede tijden Tholen,
in het algemeen overal waar Tholen van
industrie afhankelijk zal zijn, het eerst en
het meest het haasje zal zijn.